Dinsdag
9 April.
N°. 3731.
A0. 1872.
STADS-BERICHTEN.
stbe-
door
1.40,
0.60.
Zober
50:
ret 13
50.
nen 8
7.50.
ioeiei
'32.{k
?5. -
«tot.
00
LEIDSC1
DAGBLAD.
PRIJ8 DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden. 7i /3.00.
Franco per post.9 3.85
Aiionderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdag®, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIE!.
Voor iederen regelt.7.0.15.
Grootere letter» naar do plaatsrnimte die zij beslaan.
burgemeester en wethouders van
Ileiden,
In aanmerking nemende dat zich in deze gemeente
[een geval van hondsdolheid heelt voorgedaan, en het
daarom van hunnen pligt achtende die middelen aan
[te wenden welke onder hnn bereik liggen om het
gevaar, daaruit some te duchten, zooveel mogelijk
Lte keerenj
Gezien artt. 124 en volg. der Algemeene Policie-
Kerordening van 24 October 1867 (Gem.blad n°. 12);
li Bepalen dat, van heden tot nadere aankondiging,
l tonden niet anders dan behoorlijk gemuil
band op straat mogen worden gelaten.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Cou-
frant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. n. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 8 April 1872.
De Brielsehe Feestviering.
Brielle, 7 April 1872.
Voor de laatste maal wenscht thans uw cor
respondent over dit onderwerp u te schrijven.
Nog heeft hij niet gewaagd van de wanklanken,
die te midden van de feestviering zich deden
hooren. Verwacht echter niet van mij, dat ik
daaromtrent zeer uitvoerig zal zijn. Uw lezers
lebben het in de verschillende couranten kun
nen zien, hoe op vele plaatsen, waar de ultra-
montanen den boventoon voerden, het tot eene
botsing gekomen is. Te Breda, Ouderkerk a/d.
IJsel, Amersfoort, Nijkerk, IJselstein, Wagenin-
gen, Groenlo, Oldebroek, Nijmegen, Oosterhout,
Rozendaal, Venlo, 's-Heerenberg, Monster, Loos
duinen, Edam, IJselstein, Vianen, Wageningen,
Uithoorn, Amersfoort, Rozendaal, Hulst, Grave
en Maasland onze lezers zien, het aantal is
groot hebben de ultramontanen zich niet ontzien,
openlijk in verzet te komen tegen de nationale
feestviering. Zij hebben het gewaagd, op sommige
plaatsen „Oranje onder, Pius boven!" te roepen;
zij hebben te 's-Hertogenbosch eene buste van
den onvergetelijken Zwijger met slijk bespat!
Wij zoeken te vergeefs naar woorden, om de da
den dier ellendelingen naar waarde te brand
merken. Het Vaderland en de N. R. C. verdienen
lof om,hunne houding tegen de ultramontanen,
hoewel wij tot onze groote bevreemding gezien
hebben, dat de laatstgenoemde courant de be
lichten van enkele dier onlusten in zijne Ge
mengde Berichten heeft opgenomen Wij zagen ook
tot onze verwondering, dat de ultramontanen nog
met zooveel toegeeflijkheid worden bestreden.
Wanneer een burgemeester te flauw is, om
krachtige maatregelen tegen hen te nemen, dan
wordt zijne „waardige houding" geprezen, althans
door sommige organen. Het Dagblad zeide dat
de reden der onlusten ook te zoeken was in de
uittartende houding der Protestantsche feestvier
ders. Maar zoo dit al 't geval mocht zijn wat
wij betwijfelen is het dan te verwonderen?
Wie zijn het, die sedert eenige jaren de schoonste
bladen uit onze geschied boeken scheurden en de
helden van onzen opstand tegen Spanje schan
delijk miskenden? Doch keeren wij ons af van
die verschrikkelijke tooueelen, waar een gedeelte
van 't volk den paus boven zijn vorst durft stel
len, en laat ons toch voortdurend op onze hoede
zijn tegen de partij van Rome!
Nog het een en ander deel ik u hier mede tot
aanvulling van mijn verslag. Over de 1 April-
literatuur zal ik hier niet sprekeneen bekwaam
bibliograaf, de heer J. L. Beijers te Utrecht, heeft
eene oproeping gedaan naar al de prodocten dier
literatuur. Vermoedelijk wil hij er een lijst van
uitgeven: aan hem is dat uitstekend toevertrouwd.
In de eerste plaats wil ik spreken over de col
lectie Ver Huell, die in 't Weeshuis te zien was.
Het is eene fraaie collectie, met zeer veel zorg
bijeengebracht. Er waren vele portretten bij van
Willem I; verder van Anna van Saksen, Char
lotte van Bourbon, Maurits, Frederik Hendrik,
Piet Hein, Magdalena Moons en Isabella Clara
Eugenia. Prachtig mooi vond ik „het sterfbed
van Maurits" en vooral „Erederik Hendrik leert
van Cats de groote daden van 't voorgeslacht."
Ook deze waren zeer merkwaardig: de pilaren
van 't schavot van Egmond; Hoorne gehaald,
om naar 't schavot gebracht te worden. Behalve
deze platen merkte men er op verschillende geu
zenpenningen, een geuzennap, enkele autografen
en een model in gips van de waternimf. Dat
ziende, rees ons dadelijk het ontwerp van La-
comblé voor den geest, waarvan wij den vorigen
dag eene afbeelding gezien hadden; en eene ver
gelijking valt voorzeker niet, vooral wat stout
heid van gedachte aangaat, in 't voordeel des
heeren Koelman uit.
Thans zijn wij in de gelegenheid ook de toe
spraak van den heer H. de Jager, tot de gedele
geerden der subcommissie, in haar geheel mede
te deelen. Tot nog toe is zij alleen in de Provin
ciale Groninger Courant (die een verslag over de
feestviering heeft, dat verreweg beter is dan de
meeste andere verslagen) opgenomen en toch ver
dient zij aller aandacht om haar krachtigen inhoud
„De hoofdcommissie voor de feestelijke viering
van den gedenkwaardigen dag, die thans is aan
gelicht, heeft haar bestuurslid, dat de eer heeft
tot u te sprekeo, opgedragen, haren welgemeen-
den welkomstgroet te brengen aan de leden der
Utrechtsche commissie van het asyl en aan de
afgevaardigden der verschillende subcommissiën,
en thans het voorrecht mogende smaken van u
allen op dezen klassieken bodem in dit feestlokaal
vereenigd te zien, kwijt ik mij met geestdrift van
de mij opgedragene eervolle taak en beet u uit
naam der hoofdcommissie op dezen schoonen,
roemrijken herinneringsdag hartelijk welkom.
Ik noemde daar dezen dag een schoonen, roem
rijken herinneringsdag en niemand uwer mijne
heeren, die dezen eersten April niet met mij zoo
noemt. Geen indrukwekkender schouwspel bij
kans op aarde dan dat van een volk, dat te fier,
om zich te laten vertrappen, tegen den dwinge
land die het verpletteren wil, zich verheft en met
mannenmoed en volharding zich de vrijheid ver
overt. Met dankbaarheid mogen wij heden her
denken, dat Nederland dat verheven en verheffend
schouwspel aan de wereld te zien heeft gegeven.
Geen slaven maar vrije mannen willende zijn,
stonden onze wakkere vaderen op tegen den
Spaanschen overheerscher, die de rechtmatigste
beden, de aandoenlijkste en billijkste klachten
beantwoordde met de zending van eenen beul
en wij weten het van onze jonkheid af de
strijd, die zoo kloek werd aanvaard, droeg de
heerlijkste vruchten. Gelijk altijd, zoo bleek ook
in de zestiende eeuw, dat een vrijheidminnend
volk machtiger is dan de machtigste tyran. In
den aanvang werd bet streven onzer vaderen niet
met den gewenschten uitslag bekroond, maar
met de onverwachte inneming van den Briel door
de Watergeuzen op den lsten April 1572 begon
de victorie en werd God zij dank de grondslag
gelegd van ons vrij, zelfstandig volksbestaan
en van onze godsdienstige vrijheid onder het ge
liefde huis van Oranje.
Nu de driehonderdjarige herdenking van het
in zijne gevolgen zoo gewichtige feit der inne
ming van den Briel door de Watergeuzen is aan
gebroken, viert Nederland met zijnen geëerbie-
digden en geliefden Koning aan het hoofd feest
en voor de mannen, uit wier naam ik thans
spreken mag, is het eene streelende gedachte, dat
de eerste roepstem tot de feestelijke viering van
dezen eersten April van hen is uitgegaan. Koes
terden zij bij hun optreden de verwachting, dat
hunne roepstem weerklank zou vinden bij allen
die zich Nederlanders gevoelen en met de vrijheid
naar buiten de vrijheid naar binnen waardeeren,
op schitterende wijze is die verwachting vervuld.
De hoofdcommissie acht zich gelukkig dat te
kunnen en te mogen getuigen en zoo levendig
hare vreugde is over de klimmende mate an
geestdrift, waarmede het denkbeeld om dezen
dag feestelijk te herdenken begroet is, zoo groot
is ook hare dankbaarheid voor den krachtigen
bijstand, dien zij eerst alleen en vervolgens in
vereeuiging met de Utrechtsche commissie - welke
overeenkomstig het verlangen des Konings zich
bij haar aansloot - ter volvoering harer plannen
heeft mogen vinden. Ten gevolge van den zoo
welwillend verleenden steun zal straks door onzen
beminden Koning, ter eeuwige gedachtenis aan
het derde eeuwfeest vau Neerland's bevrijding
van het Spaansche juk, de eerste steen kunnen
worden gelegd van een nationaal gedenkteeken,
bestaande in een allegorisch monument en een
gesticht voor oude en verminkte Nederlandsche
zeelieden. Vóór wij ons opmaken om van die
plechtigheid getuigen te zijn, vervul ik een aan
genomen plicht, mijne Heeren 1 met u bij onze
eerste persoonlijke ontmoeting, namens de com
missie, dank, hartelijk dank te zeggen voor het
geen door u in vereeniging met zoo vele
landgenooten met de meeste bereidvaardigheid
gpdaan is, opdat deze dag op de waardigste
ai luisterrijkste wijze binnen deze veste zou
kinnen worden gevierd. Komt die dank inzon-
dïrheid toe aan Z. M. den Koning en de konink-
l(ke familie, het verblijdt mij, dat hij ook aan
eb broeders uit het Zuiden kaD toegebracht wor-
dio. Eu wanneer ik thans met erkentelijkheid
vin die broeders gewaag en zeg het zeer te waar
deeren dat eenigen hunner hier aanwezig zijn
om het nationale feest, waarop wij ons verheu-
gpn over de heerlijke vruchten van den Geuzen-
slrijd, die ook zooveel edel Vlaamsch bloed heeft
gekost, met ons te vieren: ik houd mij verzekerd,
medebroeders uit het Noorden, dat ik dan spreek
uit naam van u allen en dat gij mijn welge
meend woord met warmte toejuicht.
Na u allen, mijne heerenwelkom geheeten en
den dank der Hoofdcommissie gebracht te hebben,
blijft mij overig u namens diezelfde commissie
deu eerewijn aan te bieden. Het is mij een on
uitsprekelijk genoegen, dat te mogen doen, aan
zoovele landgenooten van verschillende oorden
hier te zamen gekomen. Met dezelfde gevoelens
die mij onder mijn spreken hebben bezield hef
ik thans het glas omhoog, en overtuigd, dat gij
met mij den vurigen wensch koestert, dat het
schoone feest, dat thans aangelicht is, zich ken
merken moge door eendracht, en de waarachtige
uitdrukking zij van de vurige gehechtheid van
vorst en volk aan het behoud ouzer zoo duur ge
kochte vrijheid en onafhankelijkheid, begroet ik
u allen, mijne heeren! nog eens met de woorden:
„Leve de KoniDg! Leve het vrije Nederland!"
Aan 't déjeuner dinatoire stelde te halfzeven de
Koning den laatsten toast in, die nagenoeg aidu9
luidde:
„Mijne Heeren 1 Er is een ongelukkig uur, vooral
op dezen driehonderdjarigen gedenkdaghet uur
van scheiden; maar laten wij ons allen verbin
den, om éen te zijn, ook in leed, en éen van ge
voelen, en daarin een eeretitel te zoeken, die ons
allen verbindt, zoo als wij hier vergaderd zijn.
En deze woorden zijn niet de mijnen, maar ze
zijn ontleend aan een ander geacht redenaar, nu
wijlen prof. des Amerie van der Hoeven, bij de
feestrede, gehouden in het paleis in den Haag,
bij het standbeeld van onzen aan velen onverge
telijken Willem I; een woord, een eeretitel, die
ons aller hart doet trillen, die van Nederlander.
Mijne Heeren! het doet het hart vervullen met
trots, en 't zal zeer zeker zijn zooals de begaafde
feestredenaar van heden zoo hartgrondig uitdrukt:
„deze dag zal nooit vergeten worden." Gij kunt
overtuigd ziju, dat het huis van Oranje dien dag
ten eeuwigen dage tot eere verstrekken zal. Moge
onze hernieuwde verbintenis strekken tot vrede
en toenemenden bloei van Nederland 1 Ik betuig
u daarvoor mijnen dank, ook mede namens den
Kroonprins en de Koningin I"
De heer A. A. Gysberti Hodenpijl bracht den
volgenden toast uit op Prins Alexander
Doorluchtige Prins 1
Ik zeg üwe Kon. Hoogheid dank voor uwe
komst naar den Briel op dezen heuglijken ge-
denkdag. Deze stad is klein en telt niet veel
zielen, maar binnen hare wallen heerscht eens
gezindheid en de harten harer bewoners kloppen
warm voor Oraüje. Neem, Koninklijke Hoogheid,
de overtuiging mede, dat hetonze hartelijke wensch
is, dat U. K. H. lang gespaard moge blijven tot
geluk en vreugde vau onzen gelietden Koning en
tot welzijn van het Nederlandsche volk!
Leve Prins Alexander!
Onder 't déjeuner kwam 't volgende telegram
van Prins Hendrik
„Uit den grond van mijn hart in gedachten
met u feestvierende op dezen heuglijken dag,
roep ikLeve de Koning I Leve Nederland I"
Eindelijk wijs ik op de N. R. C. van heden,
waarin nog eenige bijzonderheden voorkomen.
En hiermede meent uwe correspondent zijne
wekelijksche overzichten te kunnen eindigen.
Mocht ik echter in de gelegenheid zijo, u nog
eenigen toast mee te deelen, ot iets aangaande
monument of asyl, dan zal ik niet nalaten, dit
zoo spoedig mogelijk te doen.
Leiden, 8 April.
Gelijk reeds uit ons nummer van Maandag
was op te maken, zal het Dagblad van 's-Graven-
hage ook nu wel tot de wetenschap zijn geko
men, dat de Uitgever van de feestrede van Pro
fessor de Vries ook eene klachte wegens nadruk
van het grootste gedeelte dier rede, tegen dat
Dagblad heeft ingesteld, in welks feestverslag
die rede schier in haar geheel is overgedrukt.
Op straffe van het verwijt wegens gemis aan
liberaliteit, is de heer Sijihoff van oordeel, dat
de liberaliteit van het Dagblad speciaal in deze
zaak wat al te ver ging.
De 4Sste verjaardag vau 's Konings beminde
zuster, de Groothertogin van Saxen-Weiraar
Eisenach, geb. Prinses Sophia der Nederlanden,
werd heden alhier op de gebruikelijke wijze
herdacht.
Hedeumorgeu om kwartier voor zessen werd
buiten de voormalige Wittepoort alhier, aan den
kant van den weg, zwaar gewond gevonden A. B.,
arbeider, 42 jaar, wonende onder de gemeente
Voorschoten, die, voordat men nog geneeskundige
hulp had kunnen verleenen, reeds aan de gevol
gen overleed. De oorzaak van het gebeurde is nog
onbekend, doch de justitie doet ijverig onderzoek;
waarschijnlijk is misbruik van sterken drank de
hoofdoorzaak. Genoemde A. B. is, onder toezicht
der politie, naar het Elisabeths-gasthuis vervoerd.
In de maand December zijn aan het postkan
toor alhier de volgende brieven gezonden, die
wegens onbekendheid der adressanten in het
buitenland niet bezorgd zijn kunnen worden:
C. van Herwerden te Brooklyn; D. A. Rutgers
van der Loeff, te New-YorkM. Gianoni, te San
Francisco; Mej. Trinnet Muylle, te Antwerpen
N. Fockema, te Munchen; D. O. Corner, te Liver
pool en de Ribaucourt, te Parijs.
Aangaande de Langenbachsche Kapel, die zich
morgenavond ook hier zal doen hooren, meldt
men uit Arnhem het volgende:
Het concert der Langenbachsche Kapel heeft
de groote verwachtingen die het Arnhemsche
publiek blijkeDS zijne buitengewoon talrijke op
komst koesterde, beantwoord, ja die zoo moge
lijk nog overtroffen. Het is wellicht niet zoo heel
moeielijk om 40 artisten bij elkander te brengen
die elk afzonderlijk zoo goed musicus zijn, als
die der genoemde Kapel, doch muziek uitvoeren
zooals die dat doen, zal altijd wel eene groote
zeldzaamheid blijven. Hiertoe behoort eene geni
ale leiding en langdurige samenwerking, twee
zaken, die zeer weinig gevonden worden, doch
die de groote waarde der Langenbachsche Kapel
uitmaken. Zonder blijk van eenige inspanning
bezweert zij de stormachtige passages in de ou-
vertare Tannhüuser, speelt schertsende de vlugge
geestige thema's van Mozart, droomt de melodi-
euse melancholische wals van Strauss, poëtiseert
het Wiegelied van Vogt en het Liebeslied van
Taubert, fantaseert bet Marchen van BohnemanD,
alles met de grootste virtuositeit, de fijnste nuan
ceering en het volmaakste ensemble.
Op de aanbevelingslijst voor lid van het Pro
vinciaal Gerechtshof van Zuid-Holland, ter voor
ziening in de vacature, ontstaan door de benoe
ming van Mr. J. W. Schuurman tot lid van den
Hoogen Raad, zijn geplaatst: Mrs. H. W. de
Graaf, rechter te Rotterdam; Jhr. A. T. de Sa-
vornin Lohmau, rechter te 's-Hertogenbosch;
P. van Bemmelen, rechter te Leiden; J. W. Th.
Swaters van Scbaumburg, officier van justitie
te Middelburg; M. A. Eekhout, rechter te Dor
drecht; eu J. van Brahee Schimmel, raadsheer
in Drenthe.
Bij de te 's-Gravenhage, op 6 dezer gehouden
acte-examens door de provinciale commissie voor
het lager ouderwijs, zijn geëxamineerdvoor de
gymnastiek 6 candidatenafgewezen 8, toegelaten
de heeren F. Beukelman, J. J. Groeuewoud en
J. G. D. Mulder. Voor de wiskunde 10 candidaten;
afgewezen 5, toegelaten de heeren W. Beck, H.
J. Hobbel, W. G. Kemna, V. H. van Leeuwen,
S. A. Spaarwater en P. J. Teebaal. En voor hulp
onderwijzer 18 candidaten; afgewezen 12, toege
laten de heeren H. Bollekamp C. L. Hoogeveen,
A. Rademaker, P. fl. Roon, H. Schuddebeurs en
J. W. Schootemeijer.
Bij het afdeelingsonderzoek in de Eerste Ka
mer nopens het ontwerp tot het verleenen van
tijdelijke hulp aan de Amsterdamsche Kanaal
maatschappij, heeft verreweg de groote meerder
heid zich geneigd betoond die tijdelijke hulp te
yerleenen, op grond van het algemeen belang tot