SCHETSEN UIT EMELAftD. N°. 3713. Zaterdag A». 1872. 16 Maart. STADS-BERICHTEN. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". LEID8CH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden.ƒ3.00. Franco per post3.85 Afionderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DBR ADVKRTBNTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere lettera naar de plaatsruimte die zy beslaan. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Ge- üeente LEIDEN, gezien de artt. 10, 8! en 35 der Wet van 4 Julij 1850 (Staatsblad N°. 37); doen te «eten, dat de lijsten der personen, die tot het verkiezen tan leden der Tweede Kamer van de Staten-Generaal, Jer Provinciale Staten en van den Gemeenteraad bevoegd zijn, op heden vastgesteld en gedurende de eerstkomende veertien dagen voor een ieder ter lezing nedergelegd zijn op de plaatselijkr Secretarie, terwijl een exemplaar van ieder is aangeplakt op de kleine Pers van het Raadhuis voorts dat van die lijsten zijn afgelaten de navolgende personen, die een of meer der voor het kiesrecht gevor derde vereischten verloren hebben of overleden zijn, als P. Blaauw, mr. J. T. Bodel Nijcnhuys, E. J. Brill, J. Busé, H. van Cazant, L. J. Doove, J. C. Emeis, C. van den Ende, A. Francken, J. J. Hartman, mr. H. C. J. Hoog, C. Hoogendoorn, P. J. Knaap, C. van Lommel, H. Lus, C. D. Sala, A. G. Ballego, F. Booy, G. Daalhuizen, H. Deelen, L. G. Dirks, H. van de Graaf, W. F. van Hartrop Sr., prof. C. Pruys van der Hoeven, A. Hoorn, J. H. Karpesleyn, ds. A. J. Mole- naar, J.Planjer, J. Platteel, G. P. ten Sande, C. Spoorman, L. Springer, P. van Tol, N. van Veen, D. van der Veen, II. Veis Heyn en C. van den Wijngaard, die overleden zijn 1. Benier, dr. J. T. van der Chijs, Mr. J. J. Del- oaere, A. L. J. Hotz, mr. 11. Keer, mr. F. B. Coninck liefsting, P. C. Maks, J. Prins, dr. K. A. Rombach, P. J. Roozendaal, mr. J. de Wal, C. Wendel, Z. Beyl, P. J. Broekhof!, J. P. van Dorp, B. van Dorsten, P. Faber, W. Holswilder, P. Kooreman Jr., W. Labree, L. A. Leenders, N. J. van der Mandele, M. P. Meer burg, S. A. Meerburg, W. A. Mulder, J. P. Perrin en dr. N. W. P. Rauwenhoff, die in den loop des jaars de gemeente hebben verlaten J. Gabes, W. F. van der Heyden, J. van Loo, C. Looten en N. P. Velthuys, die een hunner burgerschaps. regten missen; B. P. van Berkel, A. J. Binnendijk, F. C. van Bijle- veld, H. J. Carlier, J. W. Carton, W. Ëpskamp, P. M. van Gelderen, A. van Gessel, J. de Ilaay, II. den Ilar- tog, C. Lambooy, D. Nieboer, A. Nooteboom, J. Ouds hoorn, H. G. Reynders, M. van Reyn, C. C. W. Scbna- bel, C. J. Tbijssens, H. E. J. Utermarck, L-. O. de Vries, V. de Bolster, A. J. Boom, N. Brummclkamp, C. Buys, A. J. vau Nieuw Casteel, I. du Croix, D. Dirkse, J. Does burg Lannooy, A. van den Dop, P. van Duuren, Wr. F. Engels, C. Gans; P. Guillot, C. van Hoeken, W. F. van Aw Hom, F. J. van Kempen, H. J. van Kerkhoff, R. Kool, A. Kors, A. Lamau, J. Oosterink, W. P. Osinga, J. T. H. Paling, M. Durieux, C. Roobol, L. Rosdorf, W. Schneider, D. Sol, L. Steenhuizen, D. van Waalwijk, J. Wallaart, J. Weerlee en J. H. van WenseD, die niet lot den bepaalden census zijn aangeslagen voor de keuze van leden voor den Gemeenteraad; J. W. C. Albert, J. F. R. de Balbian, N. Boekkooi, IV. Bosman, J. Brevee, P. Buitendijk, J. van den Burg, F. A. Dee, Z. A. E. vau Eldik, C. A. Emeis, B. van Es, J. C. J. van Ewijk, W. G. la Garde, J. van Gessel, G. Japikse, W. F. Jongbloed, R. Koekkoek, O. A. La bree, A. de Mare, C. Rodenburg, J. L. G. Ie Rutte, ds. G. D. J. Schotel, J. J. Taverne, D. Visser, H. J. Wanna en W. van Weeren, die niet tot den bepaalden cmsus lijn aangeslagen voor de keuze van leden voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal en voor de Provin ciale Stalen. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. D. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 15 Maart 1872. JACI EN TI9SCHERIJ. De BURGEMEESTER van LEIDEN brengt ter kennis van hen, die zich voor het aanstaande saizoen 1872/3 in het bezit wenschen te zien van Jagt- of Viscliacten, of wel van eene kostelooze vergunning tot uiloefening der visscherij, dat de blanco verzoek schriften ter bekoming daarvan gratis verkrijgbaar zijn ter Gemeente-Secretarie, alwaar zij, behoorlijk ingevuld en onderteekend, vóór den 15den April dezes jaars moeten terug bezorgd zijn, ten einde alsdan aan den Commissaris des Konings in deze provincie te worden ingezonden. Tevens wordt ter kennis van belanghebbenden ge- bragt, dat blanco verzoekschriften tot het bekomen van buitengewone magtiging tot het verdrijven van schadelijk gevogelte, het schieten van konijnen en ander schadelijk gedierte, het visschen als hel water met ijs bedekt is en het scheppen van kleinen visch als aas voor de dobbers, van heden af, mede gratis ter Gemeente- Secretarie ter invulling verkrijgbaar zijn gesteld. De Burgemeester voornoemd, v. d. BRANDELER. Lelden, 15 Maart 1872. Lelden, 15 Maart. Het Voorloopig Verslag omtrent het onderzoek in de afdeelingen van het wetsontwerp tot vast stelling der tarieven van in-, uit-en doorvoer in Nederlandseh Indië is verschenen. Wij haasten ons daaruit het volgend zakelijk overzicht mede te deelen De daarbij voorgestelde dadelijke afschaffing van de thans in Indië gehevene differentieele invoer rechten vond bij verscheiden leden ernstige bestrij ding. De nijverheid kon die bescherming nog niet missen. Tegenover dat in het verslag zeer breed voerig ontwikkeld gevoelen stond dat van ver scheidene andere leden die de hoofdgedachte van het ontwerp dadelijke afschaffing toejuichten, omdat protectie in zichzelf een verkeerd en ont zenuwend beginsel en in deze niet eens meer noodig was, daar het blijkt dat de uitvoer van Nederlandsehe katoenen stoffen (waar het hier voornamelijk op aankomt) naar vreemde, geheel onbeschermde markten in de laatste acht jareu gestadig is toegenomen. Afgescheiden daarvan, pleitten ook politieke beweegredenen voor de afschaffing, waardoor wij ons voor moeielijkbeden met vreemde mogendheden zullen vrijwaren, die zich thans van tijd tot tijd voordoen. Intusschen zagen vele leden er ernstig bezwaar in, dat het inkomend recht op de meeste der in het tarief genoemde artikelen op 10 pCt. van de waarde zou bepaald blijven, en dat derhalve, terwijl de buitenlandsclie voortbrenger begunstigd werd, de Nederlandsehe fabrikant, bij de opheffing der hem tot nu toe verleende bescherming, geenerlei tegemoetkoming zou erlangen. Zooals de zaken thans staan, scheen verlaging van het normaal recht van 10 op 6 pCt. even wenschelijk en even raadzaam als in 1865, toen de tegenwoordige Minister van Koloniën zelf een amendement heeft ingesteld dat de strekking had om het normaal invoerrecht tot op 6 pCt. te verminderen. De afschaffing der tot nu toe bestaande diffe rentieele uitvoerrechten voor enkele tot gebruik buiten den Indischen Archipel bestemde goederen werd door eenige leden zeer afgekeurd, doch de meerderheid was liet integendeel met de regeering eens, dat het betrekkelijk gering differentieel uitvoerrecht op enkele artikelen zich niet door het belang van den Nederlandscben handel ge noegzaam liet verdedigen, en dat het hoog tijd wordt, ook wat deze soort van bescherming be treft, tot de goede beginselen van handelswetge ving terug te keeren. Diezelfde meerderheid kon echter het denkbeeld der regeering geenszins be amen, om bij voortduring uitvoerrechten van eenige der voornaamste voortbrenselen van Ned. Indië te heffen, en zelfs de suiker, die tot nu toe, voor zoover zij naar Nederland werd uitgevoerd, geheel vrij was, met een uitgaand recht van /(KSO per 100 kilogram te belasten. Het zou nadeelig op onze koloniale markt werken. Wat de koffie betrof, was de zaak der moeite niet waard, daar de gouvernements-koflie vrij is en de 50-of 60,000 picols, die door bijzondere personen worden voort gebracht, insgelijks lichtelijk geheel vrij kunnen worden gelaten, zonder dat de schatkist een groot verlies lijde. Voor de suikerfabrikanten op Java, die eerst onlaugs nieuwe contracten met de regee ring hebben aangegaan, is het belasten van het voortbrengsel hunner nijverheid, zij het ook met een betrekkelijk klein bedrag, een stuitende on rechtvaardigheid, vooral ook in verband met de nadeelige werking van de internationale suiker- conventie. Eindelijk had naar het oordeel der meeste le den, die zich daarover uitlieten, de Regeering wel gedaan met als maatstaf van het recht voor de meeste artikelen de waarde aan te nemen in plaats van de maat of het gewicht, doch men vestigde daarbij de aandacht der Regeering op de noodzakelijkheid van een goed stelsel van benadering, dat in Indië niet bestaat. Door éen lid in éene afdeeliug, den heer Bredius, is eene nota ingediend, om niet dan voor enkele attikelen gedurende een bepaald overgangstijd perk nog in- en uitvoerrechten op Java te hef ten, doch na dat tijdstip het geheele Ned.-Indiscb gebied tot éene groote vrijhaven te maken Gelijk de lezer bemerkt zal hebben, blijkt uit iietgeen in het verslag nopens de afschaffing der differentieele invoerrechten is opgenomen, niet van eene bepaalde meerderheid, althans der aanwe zige leden. Verscheidene zijn voor, verscheidene zijn tegen, terwijl zelfs de voorstanders zich aansluiten bij de tegenstanders, in zoo ver ook zij van hun standpunt het uniformrecht ad 10 pCt. te hoog achten. Hoeveel leden aan het onderzoek hebben deel genomen, blijkt evenmin, zoodat alles, gelijk men het noemt, een blinde spiegel is en in de verte niet laat voorzien welke de uitslag eener hoofdelijke stemming bij de openbare beraadsla ging zal zijn. In dat opzicht zal wellicht het thans in behan deling zijnde nieuwe Reglement van Orde, in zoover het op verbetering van het voorbereidend onderzoek bedacht is, eene gunstige verandering kunnen teweegbrengen, zoodat het afdeelings- verslag, waarvoor de algemeene rapporteur ver antwoordelijk wordt, eene andere inrichting zal kunnen erlangen dan de opsomming van argu menten voor en tegen, door velen, eenigen, sommigen, weinigen en verscheidenen. Maar aan den anderen kant zal ook om het sectie-onderzoek meer dan tot dusver vruchten te doen dragen, bij uitnemendheid kuuneu bijdragen een gisteren naar hei fransch van ■I. T AI m E. IV. De opvoeding:. (Vervolg.) Nu ben ik te Oxford, terwijl een fellow (leeraar) tnet de meeste bereidwilligheid mijne vragen beantwoordt. Wij bevinden ons in een grooten bloementuin, die door een muur van een fraaien moestuin is afgescheidenbeide behooren bij de woning van een der professoren. Men kan zich geen gelukkiger gekozen, en dichterlijker verblijf voor een man van studie uitdenken. Maar daar kom ik later op terug, ik zal eerst melden wat mij van het gesprek is bijgebleven. Oxford is een vereeniging van vierentwintig colleges of afzonderlijke, van elkaar onafhanke lijke inrichtingen, elk met eene gemiddelde rente van 1500 pond. Magdalen-College heeft eene rente van ruim 40,000 pond. Bovendien is er nog eene universiteit, waaraan professoren verbonden zijn en die tot middelpunt van de colleges dient. Een college bestaat uit het volgende personeel 1°. de directeur (head), 1000 k 3000 pond sterling 's jaars. 2'. leeraars (fellows), 200 a 300 pond. 3°. tutors, een soort van repetitors-surveillanten, die deels van de opbrengst van het college, deels door de leerlingen betaald worden, 400 500 pond. 4'. scholars, studenten die door buitengewone verdiensten beurzen hebben verkregen van 30 pond en meer. 5*. de eigenlijke studenten, 40 a 80 in getal, die betalen. De Universiteit bestaat uit een korps profes soren gelijkstaande met ons „College de France." De student behoeft hun cursus niet te volgen. De meeste professoren hebben 500 a 600 pond tractement; twee of drie leerstoeleu zijn er be neden de 200 pond, daarentegen zijn er ook van 1000 en hebben enkele professoren in de godgeleerd heid 1600 pond. Somtijds is daaraan nog het domheer- of dekenschap van eene kerk aan verbonden, dat 1000 a 3000 pond opbrengt, en daarenboven een groot buis en een tuin. Maar zij moeten ook op een goeden voet leven, veel gasten ontvangen, lid zijn van een aantal genoot schappen voor weldadigheid, enz., zoodat z(j evenals de bisschoppen en de hooggeplaatste ambtenareu, toch hun tractement verteeren. Er zijn ongeveer 1000 studenten te Oxford (tegenwoordig 1300), 1100 te Cambridge; ook heeft men er nog in Londen. Over het geheel genomen is dit hooger onder wijs alleen voor de aristocratie, voor de rijken, voor het kleinste getal te genieten; vooreerstom de kusten (200 a 300 pond 's jaars en dan de zucht om verteringen te maken), ten tweede omdat de studie (zuivere wiskunde, Grieksch, Latijn) eerst zeer laat geldelijke vruchten afwerpt. De studenten hebben ieder twee of drie ka mers in een collegie, en vormen dus ploegen. Zij moeten om acht uur in de kapel zijn, om vijf uur aan het middagmaal in de hall (zaal) en om negen uur thuis komen, en in den regel 's morgens bij den tutor op conferentie en 's na. middags naar een cursus gaan. Elk verzuim wordt opgeteekend en gestraft, vooral wanneer het zich her haalt. Komt men over negenen thuis, dan wordt dit voor een font gerekend, na middernacht voor een groote fout, en den nacht uitblijven voor een zeer groote fout. De straffen zijn in sommige colle ges eene boete van vijf shillings tot een pond; in andere strafwerk, verwijtingen van den di recteur, het verbod om 's avonds uit te gaan, tij- voorgesteld sub-amendement van den heer de Roo v. Alderwerelt, strekkende om bij het afdee- lingsverslag eene lijst te voegen van de namen der leden, die niet tegenwoordig waren bij het onderzoek in de afdeelingen. De zitting der Tweede Kamer van gisteren was uitsluitend gewijd aan de beraadslaging over de herziening van het Reglement van orde, een onderwerp, sedert langen tijd aan de orde en waaromtrent vele Commissoriale onderzoekingen en voorstellen bestaan. De Kamer heeft een door slaand bewijs van zelfbeperking gegeven door geene algemeene beraadslagingen te voeren, ter wijl de eerste 21 artikelen schier zonder discussie werden aangenomen, waarin dan ook trouwens weinig verandering in het bestaande wordt gebracht. Over art. 22 outstond echter het begin van een principieel debat. Het bevat het beginsel van splitsing der wetsontwerpen in kleine en in van grooten omvang, terwijl de Kamer bij het ver zenden van een voorstel naar de afdeelingen, op voorstel der centrale afdeeling of van een lid der Kamer, kan beslissen, dat het niet op de ge wone wijze maar als een voorstel van grooten omvang of van wijde strekking zal worden be handeld. De heer Tak zegt dat de amendementen, die hij met de heeren Godefrot en Jonckbloet heeft voorgedragen, uilgaan van de veronderstelling dat art. 22 zal worden verworpen. Na al het geen in de stukken is gezegd, zal hij niet in 't breede herhalen, maar verzoekt hij alleen stem ming over 't art. dat na verdedigd te zijn door de heereu Heemskerk Azn. en v. d. Linden, in het belang van tijdwinst en betere voorbereiding der algemeene beraadslaging, en bestreden o. a. door den heer Tak, die veeleer in het voorge stelde eene aanleiding tot nog meer tijdverlies ziet, verworpen wordt met 49 tegen 10 stemmen. Het hoofdmoment van het debat concentreerde zich evenwel bij art. 30 en 31 omdat daarbij, in verband met de voorgestelde amendementen van de heeren Godel'roi, Tak en Jonckbloet het stelsel der zelfstandige rapporteurs op den voorgrond trad. Niet dat die amendementen dat stelsel zui ver uitdrukten, maar zij schiepen toch een meer zelfstandigen werkkring voor de rapporteurs die meer dan thans, verantwoordelijk zouden wor den voor het afdeelingsverslag. Ziehier den loop en afloop van het debat over de beide artikelen Art. 30 der commissie van redactie luidt: De commissie benoemt een van hare leden of wel den griflier tot algemeenen rapporteur. Hierop is een amendement van den heer Godefroi c. s., om de woorden „of wel den griffier" weg te laten. Dit amendement, het eerste der reeks door hem met de heeren Tak en Jonckbloet voorge steld, staat in nauw verband met de behoorlijke voorbereiding van het debat en met de taak der rapporteurs waaromtrent ook een amendement op art. 31 en volgg. door hen is voorgesteld. delijke verwijdering, en eindelijk verwijdering voor altijd. Deze bijzonderheden zijn van belang, want men ziet er uit, dat hier de schooljongen vrijer, de student minder vrij is dan bij ons. De jongen, tot jongeling opgeschoten, gaat niet van eene kloosterachtige tucht tot eene votkomene onafhankelijkheid ovêr. Heeft hij op school in menig opzicht eigendun kelijk inogen handelen,aandeuniversiteitisdat niet het geval. Die voorzorg is uitnemend: tegen het mis bruiken der vrijheid is het gewoon zijn aan vrijheid een zedelijke, het toezicht een zinnelijke waar borg. Een tweede breidel: Oxford en Cambridge zijn kleine steden. De jongeling wordt er niet eensklaps te midden van de verleidingen eener hoofdstad geplaatst; hij behoeft niet, om afleiding te hebben voor zijn zittend leven en de inspan ning der hersenen, naar den schouwburg, het koffiehuis, de boulevards te gaan, of deel te ne men aan al te zinnelijke gesprekken en verma ken, hij vindt zijn tegenwicht in lichaamsoefe ningen. Er hebben geen uitspattingen te Oxford plaats; de beambten van de Universiteit doen na negen uur de ronde door de straten en mo gen elke kroeg of openbare plaats onderzoeken. De losbollen gaan naar Londen of naar de na burige dorpen; mijn vriend zegt, dat dehelftder studenten ingetogen leeft. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1