rotes- l0f waarlijk de aansluiting van alle monar- orde ;en zoo innig is als de legitimisten het willen ewa- J gdooven. Immers de regeering hecht zeer ^en 1 waarde aan de aanneming en wel de onver- mige |er(je aanneming van het ontwerp. Juist omdat igen. tegenpartij het als een politieke maatregel )uwl' jmerkt, en bovendien omdat het de mogelijkheid smet! )r ,je regeering beoogt om zich te doen respec- inval ireQ en te handhaven, mag het voor den pre- ,ent en de ministers beide als een kabinets- ijkste aestie aangemerkt worden. 1 aan jje Nationale Vergadering gaat intusschen voort, aietl!eX dei behandeling der wet op de benoeming ""fsiijr rechterlijke macht en heeft daarvan het eerste !u "-tikel (aangenomen, waarbij het principe van ;endejn0eming door het uitvoerend gezag wordt vast- jsteld, en waardoor derhalve zoowel het verkie- t ver- ingflysteem van Emmanuel Arago,als het examen- nw~ fieem van Berenger verworpen is. auvir. ^^5 reet B TEI iüC»KA.AiAIK.\. rerkt g0penhagcn, 24 Februari. De Minister van ;uniB inanciën heeft in de zitting van de Landsthing iedegedeeld, dat hij zijn ontslag heeft ingediend DDe laar Jvoorloopig in functie zal blijven. uvei' Antwerpen, 24 Februari. Aan de muren dezer llc t;;ad zijn biljetten aangeplakt, waarin de inwoners pgerdepen worden tot het houden eener meeting i nar.l hedenavond. In die biljetten wordt gezegd agenjjwe rechten, burgers, zijn gisteren op eene (t da.,handelijke wijze miskend. De eerlijke burgers aaes-erden niet door de politie verdedigd. De graaf )ssen,in Chambord, een vreemdeling, die de Belgische ihteLastvrijheid schendt, heeft de bescherming ont- in dingen der politie. Indien gij uwe rechten wilt lives erdedigen, komt dan in massa op de meeting.' chat De aartsbisschop van Mechelen heeft den graaf neel>en bezoek gebracht. Deze heeft besloten vooreerst e eiier te blijven. Hij heeft achttien vertrekken mofgehuurd voor de personen, die hij aanstaanden ir ÜMaandag verwacht, rdig: Het Gemeentebestuur heeft eene verordening t tciitgevaardigd, waarbij elke samenscholing van i vameer dan vijf personen verboden wordt, mde: In weerwil van een aanhoudenden regen dijft er een talrijke menigte volks voor het hotel :man;U. Anloine staan. Men hoort van alle kanten gesis emeit,in gelluit; ook ontbreekt het niet aan uitjouvvin ifgen en kreten. Hetdagelijkscb bestuur is vergaderd, etdieim te overwegen of men de burgergarde onder iar is de wapens zal roepen. ogen- (10 uren des avonds). De circulatie is ver rdenï boden in de straat, waar het hotel St.-Antoine drie staal Een talrijke bende, waaronder vele nieuws b*.u gierigen, doorloopt de naburige straten, schreeu- a wende en jouwende iu verschillenden zinde eera kreten, die den graaf van Chambord vijandig 01 lijn, zijn echter het talrijkst. Er hebben eenige (mei .wisten plaats gehad, maar niet van ernstigen ia te lard. De regen verstrooit de lieden. Alles ïuweialm. gen! Antwerpen, 25 Februari (5 uren). De dag is ■zijdekalm geweest. Een menschengroep, die zich be- ij zet daar d hield, stond voor het hotel St.-Antoine. De snige graaf van Chambord heeft de deputatie uit Rijssel t den ontvangen. ,egen Er worden 250 personen, uitmakende deputation 3n ol <nt andere steden, verwacht, lucli De directeur-generaal der Belgische politie is aangekomen. v0, Men verzekert opnieuw en uit goede bron, dat de graaf van Chambord zeer spoedig deze )nar, stad zal verlaten. varj Brussel, 24 Februari. Uit authentieke berich jjjjjl; ten mag men opmaken, dat noch de ex-Koning van jeze Hannover, noch de heer Windhorst te Antwer- epu- Pen JS> jjgjDe heer Couvreur heeft heden in de Kamer van afgevaardigden verklaard, dat hij, met het 'ieDS 00S °P ongeregeldheden te Antwerpen, zich ma, voorbehoudt Dinsdag a. s. eene interpellatie tot de men ^eeriDg te richten. 2g Brussel, 25 Februari. Men verzekert uit eene a stellige bron, dat Millière, Raoul Rigault en Clu serat zich te Genève bevinden en een opstand in SrlD: 1 r jjjj. net'Zuiden van Frankrijk voorbereiden. ïarijs, 25 Februari. De Uuion behelst eene dépêche uit Antwerpen, waarin gezegd wordt dat de graaf van Chambord niet wil dat zijne la?| tegenwoordigheid langer eene aanleiding tot eregeldheden en een voorwendsel voor vijan (lelijkheden tegen de Belgische Regeering zij en rom zijne vrienden in Frankrijk heeft ver- bt hunne overgenomen bezoeken uit te stellen Versailles, 25 Februari. De Commissie tot Ioóderzoek van het wetsvoorstel van den Ministe: van Binnenlandsche Zaken, strekkende om de gedurende den burgeroorlog toegebracht, insge lijks aan het scheidsrechterlijke Hof te Genève te onderwerpen. Het antwoord van het Kabinet te Washington aan Engeland zal in beleefde ter men zijn, maar het zal weigeren zijn Memorie te wijzigen. Posen, 25 Februari. De redacteur van de Ostdeutsche Ztg. ontving een schrijven van von Bis marck, waarin deze bedankt voor het hem door dien redacteur en zijne medeonderteekenaars, na mens de volksvergadering, den 13den Februari te Posen gehouden, gezonden adres van vertrou wen en instemming. Von Bismarck zegt o. a. dat het streven der in dat adres vermelde partij, wier doel niet de gemeenschappelijke welvaart der beide in Posen te huis behoorende nationa liteiten, maar de onderdrukking van het Duitsche element is, het der regeering tot plicht maakt, om de wetsoverschnjdingen tegen te gaan. De regeering is zich bewust, dat de Poolsehe bevolking en dc katholieke kerk niet tegen haar kunnen zijn, want beider recht heeft zij op het gebied der burgerlijke wetgeving en der gods dienstvrijheid steeds beschermd en geëerbiedigd en zal zij blijven beschermen en eerbiedigen. Maar, van dit bewustzijn doordrongen, zal zij de wet doen eerbiedigen, onder welker bescher ming zich Polen en Duitschers in rechtszeker heid en vooruitgang verheugen, zooals het land, voordat het Pruisisch was, nooit gekend had. Londen, 26 Februari. Graaf von Beust is Zater dag hier aangekomen. Antwerpen, 26 Februari. Op de liberale mee ting is besloten een protest aan den president der Fransche republiek te zenden tegen het verblijf van den graaf van Chambord te Antwerpen. Gisterenavond hielden de manifestatiën aan. Bij den president der katholieke arbeidersver eeniging werden de ruiten ingeslagen. Daarna had er een oploop plaats op het plein Meirenin de straat, waar in een koffiehuis liberalen ver gaderden. Daarmede schijnt het afgeloopen te zijn ■ecb' f n 16 nten ani- ver- L i be- jrdt, kter het, aire jan- lere rek- ïpu- als (aar gen teu- het ilij- Sgeering en de Vergadering tegen aanvallen te beschermen, bestaat uit zes leden, die er voor en negen die er tegen zijn, of het willen wijzigen Dë zes eerstgenoemde zijn met 308 en de negen ltjnstgenoemden met 285 stemmen gekozen. pfew-Tork, 24 Februari. De heer Adams heeft gisteren een Ministerraad bijgewoond. /De te Washington gevestigde correspondenten van de New-York Times, de Herald, de Tribune en de World melden, dat het Gouvernement zal voor stellen, om de quaestie betreffende het al dan niet toelaten van den eisch omtrent de indirecte SChade aan de Amerikaansclie handelsmarine STATJEN-GENEBAAL. TWEEDE KAMER. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft thans inlichtingen gegeven op het adres van D. Koudijs, en andere ingelanden van ambachten ln Rijnland, omtrent de wijze van overdracht der werken van die ambachten, over welk on derwerp ook in deze courant meermalen in be- schouwing is getreden. De brief des Ministers luidt als volgt: 's-Gravenhage, 16 Februari 1870. Blijkens uwe missieve van 26 April jl., wensebt de Tweede Kamer der Staten-Generaal inlich tingen omtrent een adres van D. Koudijs en 87 andere ingelanden van ambachten in Rijnland, betreffende de wijze van overdracht der werken van die ambachten. Ten einde aan dit verzoek zoo volledig moge- lijk te voldoen, moesten, daar de bezwaren van adressanten uit eene provinciale regeling voort sproten, de gemeenschappelijke consideration van de Gedeputeerde Staten van Zuid- en van Noord- Holland gevraagd worden. Eerst onlangs zijn die consideratiën, nadat de ondergeteekende op afdoening had aangehouden medegedeeld; overleg met Rijnlands bestuur had het antwoord vertraagd. Ambachten noemde men zekere districten van het platte land, uit vroegere instellingen van burgerlijk bestuur overgebleven, met afzonder lijke administratiën, nu enkel nog, in de groote waterschappen, met het beheer van sluizen, kaden wegen en andere werken, binnen het district gelegen, en met invordering der omslagen van de onderhoudsplichtigen belast. Na de nieuwe regeling onzer burgerlijke ge meenten en waterschappen schenen de ambachts besturen een noodelooze, hinderlijke, kostbare omslag, voor zooveel hunne taak aan de besturen der gemeenten of polders waarbinnen de werken lagen, kon opgedragen worden. De vereenigde vergadering van Rijnland be sloot dien ten gevolge in Mei 1862 de opheffing der ambachten voor te stellen, met volledige re geling tevens der wijze waarop, en der voor waarden waaronder de ambachtswerken door Rijnland en later door andere corporatiën zou den worden overgenomen. Het hoofddenkbeeld dezer regeling was over brenging van de ambachtswerken, goederen en rechten naar het hoogheemraadschap, met bevoegd heid voor Rijnland om zich te dier zake scha- deloos te stellen dor het heffen van buitengewo- nen omslag van de landen, tot dusver met bin- nenlandsche of ambachtskosten bezwaard, en tevens met het doel, dat het hoogheemraadschap later, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten zulke werken, als geacht konden worden meer eigenaardig tot het beheer van eenige gemeente of andere administratie te behooren, aan deze zou overdoen tegen afstand van een geêvenredigd deel in de schadeloosstelling, krachtens de buiten gewone omslagheffing door het hoogheemraad schap ontvangen of te ontvangen. Het voorstel der vereenigde vergadering, voor zoo ver het strekte om de opheffing der ambach ten in beginsel te bepalen, werd door de beide Statenvergaderingen aangenomen, doch regeling oer gevolgen van de opheffing oordeelden de Staten vooralsnog niet raadzaam. Bij hun gemeenschappelijk besluit van 7 Juli 1864, in September daaraanvolgende door den Koning bekrachtigd, bepaalden zij, dat de am bachten in het hoogheemraadschap van Rijn land zouden worden opgeheven, en dat het tijd stip dezer opheffing en hare gevolgen voar elk ambacht afzonderlijk door Gedeputeerde Staten in overleg met de belanghebbenden zouden ge regeld, en, bij gemis van overeenstemming, door de Staten van het gewest, waarin elk ambacht gelegen was, vastgesteld worden. Verder, dat, wanneer bij de regeling de nood zakelijkheid mocht blijken, om aan het bestuur van Rijnland verplichtingen op te leggen, hetzij tot het onderhouden van werken, die vanwege hunnen aard of oorsprong ten algemeenen laste van het hoogheemraadschap behoorden te zijn hetzij tot het doen van heffingen of het verrich ten van werkzaamheden, uit de opheffing der ambachten voortvloeiende, daaromtrent eene nadere gemeenschappelijke voordracht door de de beide collegiën van Gedeputeerde Staten aan de Staten der beide provinciën zou geschieden. Krachtens dit besluit werd de opheffing van onderscheidene ambachten bij vergelijk met de belanghebbenden door Gedeputeerden Staten geregelddoch ten aanzien der opheffing van an dere ambaohten, alle in Zuid-Holland gelegen, was geene minnelijke schikking te treffen, ten gevolge waarvan de Staten van Zuid-Holland, in hunne najaarsvergadering van 1866, een besluit namen betrekkelijk de opheffing van die am bachten in het Zuid-Hollandsche gedeelte van het hoogheemraadschap van Rijnland, waarvan de opheffing bij minnelijke regeling niet was gelukt. De toenmalige Miuister van Binnenlandsche Zaken vond bezwaar, dat besluit aan de goed keuring des Konings te onderwerpen, en gaf bi de mededeelingen zijner bedenkingen in een brief van 12 Juli 1867, n°. 265, de wijze van regeling die naar zijn oordeel behoorde te worden gevolgd aan de hand. Dat denkbeeld volgende, hebben de Staten van Zuid- en van Noord-Holland in November 1869 het sedert goedgekeurd besluit betreffende de op heffing der ambachten in Rijnland vastgesteld rustende op het beginsel, dat de ambachtswerken in beheer en onderhoud aan het hoogheemraad schap van Rijnland overgaan, en dat dit moet trachten die werken over te dragen aan de cor poratiën, tot wier beheer zij uit hunnen aard schijnen te behooren, tegen schadeloosstelling voor het onderhoud. Eene schadeloosstelling, te vinden door kapitalisatie der jaarlijksche onder- houdskosten, welke door verhoogde omslagheffing van de oude onderhoudsplichtigen gedurende een bepaald aantal jaren zou verkregen worden. Het is tegen deze regeling en meer bepaald tegen de verplichte kapitalisatie of gedwongen afkoop der jaarlijksche onderhoudskosten, dat adressanten bezwaren hebben ingebracht, eerst vóór de goedkeuring van het besluit der Staten, later, na het in werking treden van dat besluit, bij den Koning, thans bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Op het adres aan den Koning, houdende klacht over de heffing van verhoogd bundergeld door Rijnlands bestuur en verzoek, dat het besluit der Staten herzien en inmiddels aan Rijnlands bestuur gelast mocht worden, met de invordering van het verhoogde bundergeld niet voort te gaan, is onder dagteekening van 15 September 1870 afwijzend beschikt, op grond: dat de door adressanten verlangde herziening van het besluit tot opheffing der ambachten in Rijnland, ingevolge art. 138 der provinciale wet, onder 's Konings goedkeuring, tot den werkkring der Provinciale Staten van Zuid- en van Noord- Holland behoort; dat tegen de heffing zelve van verhoogd bun dergeld, welke ingevolge dat besluit door Rijn- lands bestuur geschiedt, niet anders kan worden opgekomen, dan op de wijze en naar de onder scheidingen, in de artt. 13 en 15 der wet van 9 October 1841 Staatsblad N°. 42) aangegeven. Adressanten trachten thans op het besluit der Staten tot opheffing der ambachten in Rijnland toepassing van art. 167 der provinciale wet uit te lokken. Het gekozen middel, om een wenschelijk doel te bereiken, kan de ondergeteekende niet goed keuren. Toch moet hij het tegenwoordig verzoek der adressanten niet voor inwilliging vatbaar achten. De nieuwe regeling heeft haar beslag gekregen en de vestiging van nieuwe toestanden, rechten en verplichtingen ten gevolge gehad, waarop thans niet wel kan worden teruggekomen. Volgens art. 1 van het besluit der Staten zijn de ambachten sedert 1 Januari 1870 opgeheven en volgens art. 8 zijn hunne besturen ontslagen. Met uitzondering van zeer enkele werken, welke meer eigenaardig tot het hoogheemraadschaps- bestuur schenen te behooren, zijn alle de aau Rijnland krachtens de artt. 2 eu 4 overge- dragene werken, rechten en verplichtingen der ambachten volgens de artt. 9 en 10 overeenkom stig contracten, door Gedeputeerde Staten goed gekeurd, reeds naar de gemeenten of, in enkele gevallen, naar de polders overgegaan, zoodat die werken reeds sedert geruimen tijd in onderhoud zijn bij de corporatiën, welke zich tot voortdu rend onderhoud hebben verbonden. Ook de eigen dommen en inschrijvingen op het grootboek zijn van de ambachten reeds op die corporatiën over geschreven. Rijnland heeft de geldsommen, tegen ontvangst waarvan die corporatiën bereid zijn bevonden de werken van het hoogheemraadschap over te nemen, voor het meerendeel uitbetaald of zich tot betaling daarvan verbonden, en de uitgekeerde geldsommen zijn, volgens het verlangen van Ge deputeerde Staten van Zuid-Holland, reeds in in schrijvingen op het grootboek ten name der nieuwe onderhoudsplichtige corporatiën geconverteerd. De omslagen, tot wier heffing Rijnland bij de artt. 5 en 6 van het besluit gerechtigd is, zijn over de jaren 1870 en 1871 geïnd en hebben gestrekt, deels tot goedmaking der uitgaven van het hoogheemraadschap voor onderhoud van voor malige ambachtswerken, deels tot uitkeering aan de nieuwe onderhoudsplichtigen. Eindelijk heeft Rijnland in September 1870, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, eene leening van f 150.000 gesloten, ten einde de af doening der uitkeeringen te bespoedigen. De om slagen, welke Rijnland krachtens de artt. 5 en 6 van het besluit nog gerechtigd is over verdere jaren te heffen, moeten tot rentebetaling en af lossing van die leening strekken, dus tot betaling en delging eener schuld, welke Rijnland, op dat recht van omslagheffing vertrouwend, ter rich- tige uitvoering van het besluit der Staten heeft aangegaan. De Minister van Staat en van Binnenl. Zaken, THORBECKE. Marktberichten. Amsterdam, 26 Februari. N. Galatz 203, 204; Odessa 190; Petersburg 185, 190; Maart 182, 181; Mei 188; Oct. 192. Raapolie 6/w. 49j vliegend 47%; Mei 47%; Sept., Oct., Nov., Dec. .44%. Lijnolie 6/w. 40%; vliegend 39; Maart 38%, 38%; April, Mei 39; Sept., Oct., Nov., Dec. 39%. Hennepolie 6)w 44% vliegend 43. Raapkoeken 103, 109. Lijnkoeken 13, 16. I .A^VTSTE BEaiCHTBN. 's-Gravenhage, 26 Februari. Bij arresten van het Provinciaal Gerechtshof in Zuid-Holland (burg. kamer) van heden zijn bevestigd: 1°. een voDnis der arrond.-rechtbank te Dordrecht gewezen tus- schen de heeren J. B. Bouvy te Dordrecht c. s, en de handelsvennootschap, onder de firma Post Uiterweer en C°. te Amsterdam, waarbij het de vragen gold of het ten dezen gelegd beslag al dan niet iu strijd is met de artt. 563 en 564 Wetb. van Burg. Rechtsv. en of de nietigheid gedekt door de nietinroeping daarvan bij het exploit van verzet is overeenkomstig art. 93 Burg. Rechtsv.; en 2°. een vonDis van de rechtbank te 's-Hage in zake den Burgemeester van Amsterdam tegen T. Hallo en cons, en tegen de algemeene commissie van liquidatie van zaken der voormalige Wees- en Momboirkamer6 te 's-Gravenhage. Ten deze is toestemmend beslist, dat de appellant bij het vonnis a quo te recht in zijn verzoek tot interventie niet ontvankelijk is verklaard. Daarna nam de procureur-generaal Mr. van Galen, conclusie in de zaak van den Burgemeester der gemeente Rotterdam qq. app., tegen denaam- looze vennootschap: The Great Eastern Railway- Company te LondeD, geïnt. Zooals wij vroeger meldden is bij het nu bestreden vonnis der recht- bank van Rotterdam de appellant veroordeeld om aan de geïnt. te betalen de som van 36827.16 voor geheven, doch on verschuldigd betaalde haven gelden over de jaren 1863—1869. Procureur-gene raal oordeelde dat het vonnis juist was gewezen en dat het moest worden bevestgd. HUWELIJKEN, GEBOORTEN EN STERFGEVALLEN. Eerste Huwelijks-Afkondiging te Leiden van den 25stcn Februari 1872. J. Stikkelorum jm. 28 j. en E. Wijling jd. 31 j A. de Koning wedr. 44 j. en M. J. Peter jd. 32 j. THERMOMETER VAN -FAHRENHEIT. morg. morg. aam. nam. nam. avond avond 5 n. 8 lü Q. 4 5 n. 8 u. 10 n. Zaterd. 46' 43' 40" Zond. 39» 42° 53* 53' 51' 48» 45° Maand. 43° 45° 47» 44° Wind: Maandag-middag 5 u. N. O.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 3