r N0. 3694. Vrijdag A°. 1872. 23 Februari. [SCHETSEN DIT ENGELAND. STADS-BERICHTEN. .EIIISCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT-. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PBIJB DEK ADVKRTKKTIKN. Voor iederen regelƒ0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die xij beslaan. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden doen te weten, dat door den Raad dier ge meente in zijne vergadering van den 28aten December 1871, is vastgesteld het volgende RAADSBESLUIT regelende de heffing eener plaatselijke belasting op de honden te Leiden. ■t [De RAAD der gemeente Leiden Gezien artt. 240, 253 en artt. 232 en 233 der wet yan 29 Junij 1851 Staatsblad n°. 85); Heeft besloten: Art. 1. •Er zal, binnen deze gemeente, voor eiken hond, dien men houdt, eene belasting geheven worden van f 3 in het jaar. .Deze belasting bedraagt slechts f 1.50 voor honden, uitsluitend gehouden a. ten dienste van den landbouw of eenig bedrijf van nijverheid, bi ter bewaking van gebouwen, erven of vaartuigen, c.- door jagers, welke de jagt als beroep uitoefenen. Art. 2. Van deze belasting zijn vrijgesteld: a. gepatenteerde kooplieden in honden, doch alleen voor die welke het voorwerp zijn van hunnen handel, b. blinden, doch uitsluitend voor een hond, dienende om hen te leiden. Art. 3. Het belastingjaar vangt aan met 1 Januarij. Art. 4. Wanneer men in den loop van het belasting jaar houder wordt van een of meer honden, waar voor nog geene aangifte is gedaan en de belasting dus ook niet is betaald, is de belasting verschuldigd ten vollewanneer dit plaats heeft in de eerste zes maanden van het jaar, en voor de helftwanneer dit plaats heeft in de laatste zes maanden. Art. 5. «■Voor de heffiug dezer belasting wordt als belas tingschuldige aangemerkt het hoofd van het huisgezin, }<fóor eeu van welks leden de hond gehouden wordt. Zij die bij anderen inwonen, zijn persoonlijk de belasting verschuldigd. Gedaan te Leidenter openbare raadsvergadering van den 28sten December 1871. De Burgemeester, v. d. BRANDELER. De Secretaris, v. PUTTKAMMER. j Zijnde de heffing dezer belasting goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 3den Pebruarij 1872. n°. 7, waarbij tevens is aangehaald de verordening rege lende de invordering dier belasting, van 28 Decem ber 1871 (Gemeenteblad n°. 4 van 1872). En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 22sten Pebruarij 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden doen te weten, dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den 28sten De cember 1871, is vastgesteld de volgende TERORDENIICr regelende de invordering der plaatselijke belasting op de honden te Leiden. lx-, De invordering der belasting op de honden geBchiedt door den gemeente-ontvanger, overeenkomstig de artt, 258 tot 262 der gemeentewet en art. 11 der wet van 7 .Tulij 1865 (Staatsblad n". 79). Art. 2. Ieder houder van een of meer bonden, die aan de belasting onderhevig zijn, is verpligt daarvan jaarlijks voor of op den 31sten Januarij bij den ontvanger aangifte te doen. Die aangifte geschiedt door de inle vering van een behoorlijk ingevuld en door den aan gever onderteekend billet, van den 15den December des vorigen jaars af kosteloos ten kantore van den ontvanger verkrijgbaar. De betaling der belasting geschiedt dadelijk bij de aangifte, tegen quitantie, onverminderd bet regt om, zoo de aangifte later onjuist bevonden wordt, daarvan herziening en aanslag te doen plaats hebben. Art. 3. De aangifte en betaling wegens honden, na den I31sten Januarij verkregen, geschiedt binnen acht dagen 'na het verkrijgen. Art. 4. Bij de betaling wordt door den ontvanger, koste loos, voor eiken hond een kenteeken uitgereikt, vol gens een model door Burgemeester en Wethouders vast te stellen. Daarop wordt het jaar, waarvoor het uitgereikt wordt, en een doorloopend volgnommer uitgedrukt. Dit kenteeken wordt vastgemaakt en gedragen aan een halsband, waarvan elke hond behoort voor zien te zijn. Art. 5. Het bij het vorig artikel bedoeld kenteeken wordt ieder jaar, bij de betaling der belasting, verwisseld. Tot op dat tijdstip blijft dat van het vorige jaar in waarde. Art. 6. Indien het uitgereikte kenteeken vóór het einde van het jaar verloren of onbruikbaar geworden is, wordt door den ontvanger op aanvrage van den belastingschuldige, tegen teruggave van het onbruik bare en betaling van 25 cent, een nieuw afgegeven. .Art. 7. Honden, door ingezetenen gehouden en op de openbare straat of weg losloopende, zonder dat op den bepaalden termijn de belasting is voldaan, worden ter beschikking van de politie gesteld, welke vorpltgt is die honden drie dagen op kosten van den houder tot diens be schikking te houden. Art. 8. Honden, waarvan sprake is bij de letters a, b en c van art. 1, en in art. 2 van het raadsbesluit van den 28sten December 1871, regelende de heffing eener plaatselijke belasting op de honden, moeten, op de openbare straat of weg komende, worden geleid en vastgehouden aan een touw of ketting, of vastge maakt aan het voertuig dat zij trekken. Art. 9. Van alle overtredingen van deze verordening zal door plaatselijke ambtenaren proces verbaal worden opge maakt, op de wijze, zooals bij art. 275 der gemeente wet is omschreven. Art. 10. De ontvanger houdt een register, waarin de gedane aangiften, met de namen en woonplaatsen van de houders der honden, de volgnommers der uitgereikte kenteekenen, zooveel mogelijk de Boort der honden waarvoor die uitgereikt zijn, 6n het bedrag der be taalde belasting opgeteekend worden. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Lei den, in zijne openbare vergadering van den 28sten December 1871. De Burgemeester, v. d. BEANDELER. De Secretaris, v. PUTTKAMMER. Zijnde deze verordening aangehaald bij Koninklijk besluit van den 3den Februari) 1872, n°. 7. En is hiervan afkondiging geschied waar bet behoort, den 22sten Februari) 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. Leiden, 22 Februari. Aan den Inspecteur van Politie J. Kroon is op diens verzoek eervol ontslag uit de dienst der Gemeente verleend. Wij wijzen er op, dat blijkéDS achterstaande advertentie, ook te dezer stede de gelegenheid thans is opengesteld om voor het op te richten nationaal gedenkteeken en het asyl voor oude en verminkte zeelieden te Brielle zijne bijdrage te leveren, en twijfelen niet of ook in deze zal het zijn: goed voorbeeld doet goed volgen. Daar de hoofdcommissie en de Utrechtscbe thans samen werken, kan niemand meer teruggehouden worden om zijne deelneming in deze nationale zaak te betoonen. Een bij het Departement van Koloniën ontvan gen telegram van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indië behelst het bericht, dat de radja van Goenoeng Tinggi op Sumatra, tegeD wien onlangs eene expeditie is agezonden, in onderwerping is gekomen. Nadere bijzonderheden betreffende den afloop der expeditie waren der Indische regeering nog niet bekend geworden. (St. Ct.) Bij de verkiezing; van een lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland, in plaats van wijlen den heer R. J. C. Metelerkamp, voor het hoofd- kiesdisirict Vlaardingen, heeft niemand de vol strekte meerderheid van stemmen verkregeD. Er moet alzoo eene herslemming plaats hebben tus- schen de heeren J. A. van der Goes, burgemeester van Naaldwijk, en H. C. Waldeck, burgemeester van Loosduinen, die de meeste stemmen op zich vereenigden. Volgens ontvangen telegram, is het stoomschip Prins van Oranje, kapitein Braat, in twee dagen het Suezkanaal gepasseerd, en den 21sten Fe bruari te 5 uren 's namiddags van Suez naar Batavia gestoomd. Dezer dagen hield het departement Utrecht der Ned. vereen, tot afschaffing van sterken drank zijne tweede openbare vergadering in dit jaar. De \oorzitter, de heer E. baron van Lynden opende haar met eene welkomst aan het vrij talrijk op gekomen publiek, wekte de hoorders, naar aan leiding van den zachten winter en het vernieuwde leven m de natuur, op tot nieuwen ijver in het belang der vereenigiug, en om door opwekking en voorbeeld anderen aan te moedigen zich aan te sluiten aan eene vereeniging, die tot zegen der maatschappij werkt, door het bestrijden eener volksgewoonte, die voor velen zoo noodlottig is. Hierna trad de heer Deminers uit Rotterdam op; 15 jaren had hij als hoofdonderwijzer aan de kust van Guinea gearbeid, en aldaar de er varing opgedaan, dat men er zonder het gebruik van sterken drank het gezondste leeft. Ten spijt van alle waarschuwingen en opwekkingen, om dé gevolgen van het beete klimaat door het ge bruik van ruin te voorkomeü, was hij getrouw gebleven aan zijne belofte, en plukte er de vruch ten van door eene nu nog vaste gezondheid en door frissche levenskracht. Zijne ervaringen, door tal van voorbeelden be vestigd, waren, dat de sterke drank onder de negerbevolking de grootste hinderpaal was voor het aanbrengen van beschaving en de uitbreiding van het Christendom. Verder noemde hij als zoo danig het tropisch klimaat, dat zoo licht den werklust dooft en onverschilligheid aankweekt, vervolgëns de gemakkelijkheid, waarmede de negerS zich het uöodige voedsel verschaffen, en de weinige behoefte aan kleeding. Hun grootste ge not was zingeb, danseö en schieten met het ge weer, en bij dat alles gaven zij zich over aan de groolste ongebóndenheid en de grofste zinnelijk heid, terwijl de hoofden der stammen en de priesters hen steeds afkeerig hiëlden van het Christendom. Bij die negers is ook de sterke drank een ware kanker, en de rum, hun geliefkoosde drank, wordt er met verbazende hoeveelheden iogevoerd; voor geld werken ze niet, omdat ze er zoo weinig be hoefte aan hebben, doch voor eene tlesch rum doen ze alles, en verpanden niet zelden zich zeiven, hunne vrouwen en kinderen en daarom was het zijne innige overtuiging, dat zoolang de sterke drank op die kusten wordt ingevoerd, er aan geene ontwikkeling in beschaving of aan verbreiding van het Christendom te denken valt. Na nog eenige zijner denkbeelden over den afstand der Kust te hebben medegedeeld en zijne verwachting te hebben geuit, dat Engeland door vermeerdering van scholen en door een krachtig optreden der zending beter zou slagen, om het negerras te beschaven, volgde eene korte pauze, on hierna nog de voordracht van een dichtstuk „de jeueverstroom," hetwelk hij naar aanleiding van het bericht eener overstrooming in Nederland had vervaardigd. Met een hartelijk woord van dank aan den spreker, werd de vergadering door den Voorzitter gesloten. De afde'eling vóór Wis- en Natuurk. Weten schappen der Kon. Academie van Wetenschappen zal een gewone vergadering houden op Zaterdag 24 Febr. e. k., des Dainiddags te 12 uren 15 min., in het gebouw der Academie (Trippenhuis) te Am sterdam. Bij Gebr. Binger te Amsterdam zal met 1 April a. s. een nieuw weekblad verschijnen, dat den haam zal voeren van Elzevier. Het weekblad zal gewijd zijn aan de belangen der boek- eD steen- drukkunst en aanverwante vakken in Nederland en België. N1.AU HET FUANSCH VAN ■I. TAIKE. III. Zeden en huiaeljjk leven. {Vervolg.) Bijna altijd wordt de huwelijksgift der vrouw ter bewaring gegeven aan een fidei-commissaris pastee), die deze gelden beheert, er voor verant- oordelijk is en de rente er van voor het huis ouden ter hand stelt. Gemeenlijk is die rente et zakgeld van de vrouw, waarvan zij zich en are kinderen moet kleeden. Haar vermogen ivordt op die wijs een dotaal- of paraphernaal- ;oed, dat niet it blootgesteld aan de ongevallen 'e dat van den man kunnen treffen. Men neemt deze voorzorg omdat de wet al de bezittingen der 'rouw met die van den man vereenzelvigtbe- roudens dit eene geval. Anders zou zij een hu welijk aangaan zonder iets te bezitten, want zij mag niets haar eigendom noemen, zij is voor haar als 't ware een kind. Dat is een van de redenen, waarom de heer Stuart Mill zoo ijverde tegen de onderdrukking der vrouw. Zij worden inderdaad onderdrukt door de wet, den godsdienst, de zeden eD wel veel meer dan bij ons. De man is haar heer {lord) en zeer dikwijls laat hij dien titel gelden. Daar de vrouw geen geld aanbrengt en baar spaarpenninkje afzonderlijk gehouden wordt, acht hij zich gerechtigd hatir niets over zijne zaken te zeggen. Dikwijls weet zij niet wat hij doet; hoe hij het geld verdient; hij geeft zooveel per maand voor het huishouden en legt overigens geen rekenschap af. Hij moge speculeeren, bou wen, verkoopen, koopen, dat gaat haar niet aan; dikwijls is hij geruïneerd zonder dat zij ér iets van heeft kannen vermoeden. Zij heeft alleen het beheer over het huishouden en de kinderen. In de meeste geval len onderwerpt zij zich aan die rol, omdat zij c Joor karakter en opvoeding zachtmoedig en lijd zaam is. Die ongelijkheid' heeft veelal een groc ite schaduwzijde; is de man'- een despoot dan is zijne vrouw, haar geheele le ven onwetend en afhankelijk gehouden zijnde, bij zijn sterven, niet zooals bij ons' in staat om de zaken te ontwa rren, de kinderen te be sturen, het hoofd van het gezin te vervangen. Voor het huwelijk heeft meD allen eerbied en in dat opzicht geeft de publieke meening niets toe. Men behoeft daarover slechts de boeken en couranten te lezen en vooral die geschriften, waarin onze schrijvers het meest den teugel laten vieren, de romans, de journals amusants. Echtbreuk vindt nooit verontschuldiging. Zelfs in het meest ongedwongen gesprek van man Den wordt zij 'altijd als een misdaad voorgesteld. Voorbeelden er van, waarvan ik later zal spre ken, vindt men slechts bij den handelsstand of bij een zekeren adel van den tweeden rang, die door veel reizen de gebruiken van het vasteland is gaan volgen. Maar bij het gros der natie, bij de welopgevoeden en in de groote wereld ziju de vrouwen bijDa alle getrouw. O.... zegt mij, dat ik wel achttien maanden achtereen de salons zou kunnen bezoeken zonder eene uitzondering te ontmoeten: van eene enkele slechts in den hoogsten stand hebikhooren gewagen. Vijftig jaren geleden ten tijde van Byron en Alfieri moet het meer voorgekomen zijn, na dien tijd werd men strenger van zeden en is, vooral de koningin in de eerste plaats door haar voorbeeld en verder' door haar invloed, io die richting werkzaam ge weest. Zij weerde de dames van twijfelachtige reputatie van haar hof en het was wel uit' dringende noodzakelijkheid en onder den druk der omstandigheden gedurende den Krim-oorlog, dat zij een al3 pro/ligate bekend staatsman te Windsor onder hetzelfde dak duldde. Onze te dien opzichte luchthartige of onwel- voegelijke uitdrukkingen ergeren hem ten zeerste. Cvertelt mij dat hij in een gezelschap te Parijs iemand tot zijn buurmau hoorde zeggen: „Wel zoo, heeft uwe vrouw een minnaar." Zulk een gezegde is hem een gruwel, en terecht. Een boek zooals dat van Balzac: la Physiologie du mariage zou veel schandaal veroorzaken; misschien zou bet blootstaan aan de vervolging van de Maat schappij tot beteugeling der ondeugd, en waarschijnlijk geen uitgever gevonden hebben. Wat onze gewone romaDS betreft: eeneliberale revue, de National review, viDdt bijna geene uit drukkingen sterk genoeg om ze te brandmerken -. «Schandelijkheid waaraan men geen naam kan geven, moraal van oplichters en lorettes." Zij ver geten drie punten. Vooreerst vindt men die ze deloosheid bij ons in den regel alleen bij de parvenu's, zelden bij den gegoeden burgerstand, die familie-overleveringen bezit. Bovendien is men in de provincie te veel met elkanders doen en laten bekend en doen de stadspraatjes er dienst als gendarme. Eiudeiijk: de Franschman stalt uit wat de vreemdeling verbergt; hij heeft een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1