l| - h *iü r. 3688. A°. 1872. 16 Februari. STADS-BERICHTEN. THEATRE DE LEIDE. H M ten gde lid- ijd. tri ii eeo che I dadelijt iche U DAGBLAD PRIJ8 DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenUnƒ3.00. Franco per post3.85 Alzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijk», met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DM! ADVERTENTIEN. Voor iederen regeliƒ0.15. Grootere letter» naar de plaatsruimte die zg beslaan. HER-IJK. BURGEMEESTER EN -WETHOUDERS VAN LEIDEN, Geziep het besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, van den 9den January 11., n°. 11"* Prov'metaalblad n°. 3), houdende bepaling van de tijdstippen van den her-ijk der maten eu ge- wigten in de verschillende gemeenten in deze pro vincie, voor het jaar 1872; Herinneren den ingezetenen dezer gemeente hunne verpligtmg, overeenkomstig art. 15, lett. a, der Wet van den 7den April 1869 Staatsblad n°. 57), tot het doen her-ijken van alle reeds in gebruik zijnde maten, gewigten en weegwerktuigen, onder mededeeling dat daartoe door den ijker zitting wordt gehouden in het lokaal van den ijk, op de Aalmarkt, naast de Gemeente- Apotheek, en wel: voor wijk VI, op 16, 20, 21, 22 en 23 Eebruarij, telken dage van des morgens 9 tot des namiddags 3 uren; Eindelijk wordt ter kennis van de belanghebbenden gebragt, - :dat volgens besluit van den Minister van Staat en van Eiunenlandsche Zaken, van den 6den December 1871, 20T (12de afd.), de letter Din den gewonen drukvoïln^ schuin gesteld, bestemd is tot jaarletter zoowel van den ijk als van den her-ijk. Eu geschiedt hiervan openbare kennisgeving door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. Leiden, 17 January 1872. Lelden, 15 Februari. De 'Volgende klacht over een welbekend en hatelijk misbruik werd ons gisteren weder toe- TEXOBEDI, 16 Fevrler 1872, On pourra sa réserver des places Mercredi 14, Jeudi 15 et VencLredi 16 Février. .Dat moet ik zien," zei 'k bij mijzelf, „maar 't zal wel druk bezocht worden, laat 'k r.us ma ken er vroeg bij te zijn." Ziedaar de reden waarotn ik mij reeds Woensdagmorgen te halfnegen voor de deur van 't théktre bevond. Toen ik de deur, welke op een kiertje stond, opende, zag ik daar binnen 6 kinderen, waarvan een paar zoo klein, dat wanneer ze hun armpje9 in de hoogte staken, ze maar eventjes een pa piertje op 't plankje konden leggen, benevens een drietal volwassen personen. Nu dacht ikziezoo, nu krijg ik zeker 5 goede plaatsen in de Baignoires; 'k had al ge hoord, dat niemand meer dan 5 plaatsen tegelijk mocht nemen en rekende dus dat, neem aan dat die kinderen tot de kleinste toe ook ieder 5 plaatsen zouden bespreken, er met de plaatsen voor de commissie mede, hoogstens een 60tal zou den kunneu besproken zijn in de geheele comedie. Langzamerhand kwamen er nog meer personen achter mij en eindelijk sloeg de klok 10. Daar ging, 't bureau open. Toen ik aan de beurt kwam, nadat dus 9 personen (groot eu klein) plaatsen genomen hadden, vroeg ik 5 plaatsen .in de Baign oires, maar wat stood ik verwonderd te kijken, toen -t antwoord luidde: //Allen bezet mijnheer." Ik begon te gelooveu dat er geknoeid was eu vroeg, ten einde mij bij de commissie te kunnen beklagen, daar 'k meende verongelijkt te zijn, een -.bewijs, waaruit zou blijken dat, nadat pas 9 personen plaatsen hadden genomen, er reeds zooveel plaatsen vergeven waren dat er in de /-| Baignoires geeue en in de Loges nog maar een ut» stuk of 25 plaatsen te krijgen waren (natuurlijk de Loge, welke voor Z. H. den Prins wordt open gehouden, niet medegerekend); maar jawel, daar bedankte meo voor. I, Nu schijnt de bureaulist te denken dat wan- neen de bureaulisten van de Haagsche, Rotter- 16, daaische of eenige andere opera onbillijk en wederrechtelijk handelen, hij daardoor gemachtigd is, zulks ook te doen, ten minste men voegde mij van het bureau toe: „Dan mot je in den Haag j.c komen, daar geven re wel 6 dagen te voren de plaatsen al weg." Hoe dit zij, ik kreeg geen plaatsen indeBaig- r,f hoires en werd dus door eene wederrechtelijke flfr en, onbillijke handelwijze van een bureaulist (of mag hij doen wat hij wil?) gedwongen, om, wilde ik Vrijdag de Mignon zien, in de Loge plaats te nemen. ii h !t. S ivy iws: eb. tt' Dat ik deze letteren in uw geacht blad ver zoek op te uemeu is, oindat de bureaulist mij, toen ik mijne verwondering lucht gaf, toevoegde: //Schrijf het maar in de courant; en daar 'k nu niet kan gelooven dat de commissie in eenig opzicht met bovengenoemde handelwijze van bureaulist c. s. instemt verzoek ik dezelve hierop te letten." //Schrijf het uiaar in de courant", sprak de bureaulist tol onzen inzender, en de mau wist wel wat hij zeide. Schrijf het in de courant, laat het desuoods op de straat uitroepen, geef er zooveel mogelijk publiciteit aan, en het zal u toch niet helpeD. Dit alles had de man er volgens zijne opgedane oudervinding gerust bij kunnen voegen,, want zoo iemand, dan weet hij het, dat er sinds de verbouwing van de comédie op de ergerlijkste wijze met het Deinen der plaatsen gesmokkeld en geknoeid is, zonder dat mondeling of schriftelijk beklag ooit tot eeu afdoende verbetering heeft ;eleid. Het gezegde (waarvan wij de onbeschoftheid in het midden laten) is dus iD den mond van een in de oude praktijkeu dourkneedeo bureaulist begrijpelijk. Maar is het ook tevens niet'allertreu rigst en ontmoedigend voor hen, die verlangen de billijkheid over dat knoeien en smöfekelBn te zien zegevieren? Dat een ondergeschikt aiiibte- naar, wanneer men zich tegen hem over eene onrechtmatige behandeling durft beklagen, zege vierend en in het gevoel zijner macht kan uit roepen: //Beproef maar eens er iets aan te ver anderen", dat is waarlijk wel het grootste bewijs van een ellendigeD, rotten toestand. Wij onderstellen voor een oogenblik, dat de commissie van den Schouwburg voor een groot gedeelte van de misbruiken, die gepleegd wor den, geen kennis draagt, hoewel de aanhoudende klachten deze onderstelling wel eenigszins on waarschijnlijk maken. Maar zeker is het, dat zij met een weinig moeite er kennis van zou kunnen dragen. Ën in dat geval zou zij het, duokt ons, alleen reeds aan zich zelve verplicht zijn, te zorgen dat hare voorschriften beter opgevolgd en niet op allerlei wijzeo teD nadeele van het groote publiek outdokeD werdeD. Het door onzen inzender ge Doemde voorbeeld is slechts de herhaling eener klacht, die ons voortdurend ter oore gekomen is, sedert de commissie met een goede bedoeling, een welbekenden opkooper van plaatsen in zijne industrie beeft gestoord, door te bepalen dat slechts vijf plaatsen tegelijk door éen persoon mogen besproken worden. Wat hebben bedoelde opkoo per en andere personen er toen op gevonden? Zij zijn er een legio kleine kinderen op nagaan houden, die door den concierge (waarschijnlijk voor eeD gedeelte der win8t) door een zijdeur in zijn huis worden gelaten en bij de opening van het bureau als uit de luebt gevallen reeds in deD houten doorgang staan geschaard, waardoor de plaatsnemers éen voor éen moeten passeereu. Deze praktijk op zich zelf is reeds ongeoorloofde ontduiking vau het reglement. Terwijl daar buiten personen sedert eenige uren staan te wachten, vinden zij, wanneer eindelijk het lang geweuschle tijdstip gekomen is, de beste plaatsen door de lieve kinderhandjes reeds weggenomeu. Maar ge heel onverklaarbaar is de verzekering van onzen inzender (die bij ons persoonlijk nog bekrachtigd heelt) dat die zes kindertjes en drie andere per- soneu, waarvan hij spreekt, te zamen alle baig noires en bijna alle logeplaatsen hadden besproken. Hier zijn óf aan ieder der onschuldige schepseltjes meer dan vijf plaatsen afgestaan, óf er zijn eene menigte plaatsen vooruitgenomen, natuurlijk met medeweten van den bureaubst. Nu is het wel beel grappig dal deze heer na zulk eene hande ling uitroept: „Zei het maar in de courant", maar op den duur begint dat toch de meDScben, die reeds vroeg bij de hand zijn geweest om eeu goede plaats te krijgen, wel eenigszins te vervelen. Komt u dit eenigszins begrijpelijk voor, mijnheer de bureaulist? Maar, zal men vragen, welk recht hebt gij om te klagen over iets, dat wel is waar onbillijk is, maar waarmede eigenlijk nieuiaDd te maken heeft dan de aandeelhouders der comédie, de commissie die hen vertegenwoordigt, kortom de geldelijk belanghebbenden Wij hebben op deze interjectie een dubbel antwoord gereed. Ten eerste is het in het belang der stad (wier bloei ons uit den aard der zaak ter harte gaat) wanneer de gelegenheden tot kunstbeoefening, nuttige uitspanning, ontwikke ling van smaak en kennis, voor ieder zooveel mogelijk toegankelijk en aanlokkelijk gemaakt worden. Reeds om die reden alleen achten wij ons gerechtigd, over de onbillijke begunstiging van den eenen burger boven den anderen een ernstig woord in het midden te breugeu. Want wij zou den verscheidene voorbeelden kunnen opnoemen van inenschen, die, hetzij in de overtuiging van toch geen goede plaats machtig ie kunnen worden, hetzij uit af keer voor bet gesmokke! en geknoei, aan hun plan om den schouwburg te bezoeken geen gevolg hebben gegeven. Maar vindt meo deze eerste reden somtijds te hoogdravend, trekt men soms bij die woorden kunstbeoefening, ontwikkeling, billijkheid enz. onder een ironiscben glimlach de schouders op, welnu het zij zoo. Wij verlangen het geloof aan onze goede bedoeling niemand op te dringen. Wij hebben dan een tweede reden om ons met de zaak in te laten, die wellicht op dergelijke praktische personen meer indruk zal maken. Uit de gemeentekas namelijk wordt jaarlijks eeD vrij aanzienlijke subsidie (wij meenen 1500, doch hebben op het oogenblik de gemeeute-begrooting niet vóór ons) verstrekt aan den schouwburg. Die subsidie wordt betaald van het door alle burgers gemeenschappelijk opgebracht geld. Behoeft het nog betoog, dat dan ook alle burgers reebt heb ben op eene gelijke behandeling van de vennoot-1 schap, aan wie zij gezamenlijk de tegemoetkoming verstrekken? Of denkt men, dat onze gemeente raad hier zoo maar eigendunkelijk met het geld der burgers heeft omgesprongen, en de subsidie onvoorwaardelijk aan de vennootschap heeft toegekend om er verder naar believen mede te mogen bandelen? Een dergelijke meening zou reeds voldoende wederlegd worden door het karakter der mannen, aan wie de zorg voor onze stadsbelaDgen is toevertrouwd. Maar wil men een bewijs? Volgaarne. Id den eersten tijd na de vernieuwing vaD den schouwburg bestoud een dergelijk misbruik als het tegenwoordige, namelijk dat de eeiste dag der plaatsbespreking uitsluitend was bestemd voor de aandeelhouders. De raad heeft toen het geven der subsidie afhankelijk gesteld van de opheffing vbd dezen maatregel en daardoor het goede beginsel gehuldigd, dat de ondersteuning niet moet strekken tot speciale bevoordeeling der aandeelhouders, maar tot instandhouding van een nuttige inrichting, waarvan alle burgers gelijkelijk genot moeten kunnen hebben. Wij hebben dunkt ods voldoende aangetoond, dat het dan ook de plicht van de schouwburg-com missie is, volgeus dat beginsel te bandelen. Wij erkennen volgaarne, dat zij daarvoor, hetzij door den gemeenteraad, hetzij door de publieke opinie gedrongen, hetzij uit eigen beweging, nu eu dan pogingen heeft iu het werk gesteld. Maar een feit is het, dat die pogingen de zaak weinig of niet hebben verbeterd. Zij mogen derhalve voor den goeden wil der commissie pleiten de bur gers zijn er niet door geholpeD. De commissie zou zicb zonder twijfel eenige opofferingen moeten getroostenzij zou niet al leen reglementen moeten maken maar ook zor gen dal deze behoorlijk worden uitgevoerd, dat wil zeggen de ondergeschikte beambten, bureau listen, concierges, enz. conlroleeren. Maar tot die opofferingen is zij dan ook door de billijkheid in het algemeeD, door de gemeeDtesubsidie in het bijzonder bepaald verplicht. De grappige bureaulist heelt noch ons noch onzen inzender door zijn bijtend sarcasme afge schrikt, de zaak „iu de courant te zetten." Doch verbetering van den bestaanden toestand verwach ten wij, evemnin als die aardige heer, van een couranten-arlikel, maar van de rechtschapenheid der schouwburg-commissie. Uns doel is dan reeds bereikt, wanneer het ons mag gelukken, de ern stige aandacht der belanghebbenden eu vooral van die commissie er op te vestigen. En mocht soms iemand van oordeel zijn, dat het bespottelijk is, van betrekkelijk kleine onbillijkheden zooveel notitie te uemeu, dan beklagen wij dien persoon hij toch die kleine verongelijkingen pleegt of zelfs hij die ze, terwijl het in zijn macht staat, ni t bestrijdt, zondigt tegen den eersten plicht in een welgeordende samenleving: het mum cuique tribucre. Met genoegen vernemen wij, dat de verwach ting, die omtrent den gunstjgen uitslag van het gieten van Boerhaves standbeeld is gekoesterd, geheel is verwezenlijkt. De kleivorm heeft het bronzen beeld gaaf en ongeschonden teruggegeven. Wij lezen iu het Zondagsblad voor Dordrecht: Wie had ooit het „Glöckchen von Inisphere" ge hoord, wie kende zelfs de namen van Hebbel of Halm (Vrijheer van Miinch-Beliinghansen) vóórdat hun lied door de spreekster van Dinsdag-avond ons werd vóorgezongeu? Vrij waarschijnlijk slechts enkelen. Voor velen moge vooral de laatste na deze introductie eeu goede bekende worden 1 Het gigantischevan den eerste (dat zich zelf dreigt voorbijtestreven) en bet liefelijk, slechts, volgens de spreekster, nu en dan weekelijk, lied van deu ander, vormden een contrast, dat in ver schillende proeven van beide werd aangewezen. Eeu meesterschap van voordracht, van actie, die u al dat liefelijke in des dichters lied te geuieten gaf en dan ook aller aaudacht gespannen hield en hel gansche gehoor in verrukking bracht. Daar komt nog iets bij: daar zijn liederen, daar is een poëzy, als voor vrouwen geschreven, die eerst in deu mond der vrouw haar volle kracht, haar volle uitdrukkiug erlangt en dit was't bijzon der geuot van deie eerste Buitengewonevergade ring van Diverse Sed Una, vau dit optreden eener vrouw, Mevrouw Lina Schneifler-Weller. Of deuk aan het Hochieitlied, aan den Er Honig van Göthe: „Ich liebe dich, mich reilt deine schóne Gestalt, Und bist du nicht willig, so brauch' ich Gewalt." Mein Va ter, mein Valer, jetit fasst er mich an! Erlkunig had mir ein Leids gelhan! aan Gretchen's vertwijfelend afscheid vau Faust in den kerker, aan het liedje van Halm vooral W A.SJ.ST LLEBE? Mein Herz, ioh will dich frageu Was ist deun Liebe? sag! „Zwei Seelen, und ein Gedanke Zwei Herzen, und eind Schlag!" Und spricb, woher kornuit Liebe? „Sie kornuit und sie ist da!" Und sprich, wie schwindet Liebe? „Die weiss nicht, der's geschah 1" Und wann ist Lieb' am reinsten? „Die ihrer selbst vergisst 1 Und wann ist Lieb' am Liebsteu „Wenn sie am stilisten ist. Und wanu ist Lieb' am reichsteu? „Dat ist sie wenn sie gibtl" Und sprich, Wie redet Liebe? „Sie redet nicht, sie liebt." 1 Mein Herz, ich will dich frageu: Was ist nuu Liebe? sag! „Zwei Seelen, und ein Gedanke Zwei Herzen, und ein Schlag!" aan het „Lied von der Glocke," dat, eeuwig schoon, eeu nieuwe schoonheid ontleent aan dat levende woord, dat het lot u brengt. Wilden we een verslag doen van den avond, we zouden moeten beginnen met een woord over aofcgescbiedeuisseu,over 't volksdicht en de eiscben des volksdichters. Schiller was en is geen volks- dichter, die door 't volk verstaan, en geheel ge waardeerd wordt. Wel is het Göthe, en is het Burger (u. v. met zijne Lenore, die prachtig werd voorgedragen.) Een inleiding mocht die beschou wing heeten tot wat verder volgde: de voordracht van zoo menig schoon lied als we boven noemden. Die voordracht, dat genot vaD den avond, deed ons hopen op meer. Naar wij vernemen, denken de heer en mevrouw Schneider eerlaDg hun tegenwoordige woooplaats, Rotterdam, te ver wisselen voor Keulen. Wij hopen van harte dat die verwijdering geen verhindering zal blijken voor eeu Dog meer dan éénmaal optreden der gevierde spreekster iu ons midden. De telegraaf heelt ons beden bet heuglijke bericht gebracht dal de samenkomst der Briel- sche hoofdcommissie met de Utrechlsohe com missie voor het asyl tot dit gelukkige resultaat beeft geleid dat er overeenstemming is ontstaan. Vad.) De stichting eener Zeevaartkundige school te Terschelling, heeft ingevolge een vereerend schrij ven vanwege Z. K. H. prins Hendrik der Neder-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1