nomen, kan de Mnister niet toestemmen. Voor een klein deel slechts van die zorg, en wel hetgeen enkel voorziening tegen besmettelijke ziekten betreft, en nog slechts tegen sommige daarvan worden de maatregelen aangewezen, die deels zullen moeten, deels zullen kunnen genomen worden. Voor het overige blijft het gansche ge bied der gezoudheidspolitie aan den provincialen en gemeeutewetgever overgelaten, en deze bevoegd tot het maken van alle bepalingen, waarin niet door deze wet voorzien is. Een wijd veld voor de autonomie der gemeen tebesturen inzonderheid. Voor zooveel echter de te nemen maatregelen niet van individueele plaat selijke gesteldheid afhangen, of de autonomie zelfs, bij niets doen of verkeerd doen, andere gemeenten en het gansche land aan gevaar blootstelt, is de algemeene wetgever gehouden, het recht in werking te brengen, ook bij art. 161 der gemeentewet erkend. Regeling der zoogenaamde quarantaine is een anüer onderwerp, dan iu deze voordracht wordt behandeld. Het toezicht op de buiteulandscbe scheepvaart ligt buiten het plan dezer wet. Of wellicht later bij afzonderlijke wet daarin te voorzien zij, zal de Minister gaarne overwegen. Waren iu deze voordracht al de onderwerpen opgenomen, waarvan in deze paragraaf regeling wordt gewenscht, men zou, naar de meeuiug vun den Minister, met meer grond, dan thans, dit ontwerp als een sterken greep in de autonomie der gemeentebesturen kuunen voorstellen. Deze wet wil geene alomvattende regeling wezen; zij voorziet enkel in zekere bepaalde omstandigheden en is tegen zekere bepaalde gevaren gericht. in het denkbeeld, in eeue aldeeling geuit, „om in de plaats van bet tegenwoordig ontwerp eene algemeene wet op de gezoudheidspolitie te stellen," kan de Minister niet treden. Zulk eene wet eischt langdurige vo-rbereiding en zal 'Jehkelija eerst 11a meer dan ééne partieele regeliug tot stand te brengen zijn. Thans is er dringend behoefte het Verslag erkent het aan afdoende voorschriften ter wering van sommige besmettelijke ziekten, niet enkel van cholera. Daaraan is dit ontwerp bestemd ie voldoen. Ver der wenscht de Minister voor het oogenblik niet te gaan. Het ontwerp „grijpt iu de persoonlijke vrijheid der ingezetenen en druisebt in menig opzicht aau tegen heerschende volksmeeniugen iu vele deelen van het land". Ongetwijfeld wanneer de „heerschende volksmeeningen" ge heel iu overeenstemming waren met de bepalin gen van deze wet, dan ware zij ounoodig. Zeker: „zij grijpt in de persoonlijke vrijheid der in gezetenen", zij grijpt in de vrijheid, waarvan, blijkens de ervaring in de epidemiën der laatste jaicn, veieu een zoo ruitn gebruik maken datzij roekeloos besmetting op anderen overbrengen; zij grijpt iu de viijheid der gemeentebesturen om ziekten te laten voortwoeden zouder de hand tot stuiting uit ie strekken. Waarom? liet Verslag zelf geeft het antwoord: „Waar het de bevorde ring der gezondheid of het waken tegen besmet ting betreft, is het groote publiek zeer zorgeloos en onverschillig, zelfs roekeloos." Juist om die onverschilligheid en roekeloosheid is het plicht van den wetgever tusschen beide te komen; zijn plicht de gezondheid en het leven der ingezetenen zooveel het kan, tegen de roekeloozen te be schermen. Gaat het ontwerp inderdaad te ver? /rVerder dan zelfs door deskundigen noodig wordt geacht?" De Minister meeui te mogen opmerken, dat eene minder geteuiperae voorziening, dan het ontwerp bevat, reeds in lS6s door de vergadering der genees kundige inspecteurs aanbevolen, en later door de geneeskundige raden bijna algemeen toegejuicht en ondersteund werd. Denkelijk zou, indien de nood drong, deze wet niet streng genoeg schijnen; nu men voor het oogen blik geen gevaar ziet, vindt men honderd beden kingen, en tracht men aan alle kanten af te diDgen. Naar sommiger oordeel wordt „te groote macht aan de geneeskundige ambtenaren" toegekend. Intusschen bestaat hetgeen men macht noemt en kel in de verplichting, bij art. 2 (thans 22) op gelegd, om den burgemeester kennis te geven, zoodra hun de epidemische verschijning van eene besmettelijke ziekte in eene gemeente bleek. Wien anders dan den geneeskundigen ambtenaar kan worden opgedragen, te bepalen of eene ziekte epidemische uitbreiding heeft verkregen? Is het mogelijk, dat de wet groote en kleine gemeenten onderscheideï Gemeenten met dicht aaneenwonende en verspreide bevolking Gesteld, de onderscheiding ware te maken, dan zou hier toch, waar het niet enkel maatregelen in 't be lang der gemeenten zelve geldt, maar ook in 't belang van andere gemeenten, en nalatigheid van de eene tot groot nadeel kan strekken van de andere, voor, uitzondering van sommige sommige gemeenten geen grond zijn. Verliezen zij, die in de kosten, aan de uitvoe ring der wet verbonden, zoo groot bezwaar zien, het doel niet uit bet oog? Zal het niet altijd minder kostbaar zijn, ziekten te voorkomen en hare uitbreiding tegen te gaan, dan haar te laten voortwoekeren? Gaat het aan, waar het behoud van leven eu gezondheid van velen op het spel staat, met angst valligheid vooraf de kosten te berekenen en uit te zuinigen Meu stelle zich de kosten ook niet overdreven voor, en vergete niet, wat dikwij s thans de epi demiën kosten. Daarna gaat de Memorie over tot beantwoording der aanmerkingen op de artikelen zelve of tot toelichting van aangebrachte wijzigingen. H. M. de Koningin heeft voor f 500 ingetee- kend ten behoeve der op te richten ambachts school te 's-Gravenhage. Door de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Schoonhoven zijn onderhandelingen geopend ter verkrijging van eene verbinding aan den Rijnspoorweg. Er is sprake van een lijn van Gouda, over Schoonhoven en Gorkum, met aan sluiting aan een der meest geschikte punten in Noord-Brabant. In de week van 12 tot 17 Februari zal te Amsterdam voor het eerst een proef worden genomen met het rioolstelsel volgens het systeem van Liernur, aan de gedempte Looierssloot. Tal van belangstellenden zijn hierbij uitgenoodigd. Ook in het buitenland vergeten de vrienden en vereerders van wijlen onzen landgenoot A. Berlijn den meester niet. De Netherlands Choral Society te Londen, gaf den 27sten Januari, ver jaardag van 't overlijden des heeren Berlijn, een Concert aan zijne nagedachtenis gewijd, bij welke gelegenheid verscheidene zijner composities ten gehoore werden gebracht. Den lOden Februari zal het 26 jaar geleden zijn dat de heer C. H. Susan jr. zijn boekdruk kerszaak te 's-Gravenhage is begonnen. Wat de waarde van dien feestdag niet weinig verhoogt is de omstandigheid dat het feest juist samenvalt met den dag, waarop de grootvader van den heer Susan in den jare 1792 zijne drukkerij aldaar vestigde. De firma Susan is hier zoo goed bekend, dat wij niet zonder grond mogen verwachten dat velen onzer stadgenoolen van de dour den heer Susan aangeboden gelegenheid zullen gebruik maken om zijn werkplaats, die dien dag van 1 uur af geopend zal zijn, te gaan bezichtigen. Een bezoek aan die werkplaats zal tegelijkertijd een hulde zijn aan den meesterknecht, den heer Lenz die vijfentwintig jaar lang den heer Susan trouw terzijde stond. Vad.) Naar het Handelsblad verneemt, heeft de graaf Gruau de la Barre, schrijver van het jongste geschrift tot verdediging van de rechten der zich noemende afstammelingen van den hertog van Normandië, bij den officier van Justitie te Am sterdam een aauklacht ingediend wegens laster tegen deu uitgever van het Leeskabinet, teu gevolge van een in het Janua> i-nommer van dat maand schrift voorkomend stuk van zekeren J. J. P., over de rechten der familie Naundorfl'(de Bourbon.) In Amsterdam bestaat eene keur, waarbij de politie wordt gemachtigd losloopende honden op te pakken. Aan die keur wordt de hand niet gehouden. In antwoord op de klacht daarover antwoordde de burgemeester met deze vier argu menten lste argument: Men kan aan een hond niet vragen: „van wien ben je?" 2de argument: Men kan geen proces-ver baal tegen een hond opmaken. 3de argument: Het is niet te vergen dat de agenten al de zoogenaamd losloopende honden meenemen. 4de argumentHet is beel moeielijk honden te vangen, die altijd wegloopen als men ze pak ken wil. Terecht zegt het N. v. d. D., naar aanleiding van dit antwoord „Als de burgemeester de goedheid wil hebben bij gelegenheid ook de andere gemeente-veror deningen op dezelfde heldere en alles afdoende wijze toe te lichten, zal bet spoedig gedaan zijn met die hatelijke en ten eenenmale onnutte aan merkingen, waarin sommige raadsleden de ver- versching hunner populairiteit schijnen te zoeken." Maar men zou ook tot de conclusie kunnen komen: dat gij verordeningen maakt is noodig; dat gij er zoo vele maakt, is lastig; maar dat gij er zóo vele maakt, dat gij ze zelf niet kunt uit voeren, is belachelijk. ArnhCt.) Naar 't U. D. verneemt heeft v. d. Sand, de bedrijver van den afschuwelijken moord bij Al phen, na lang te hebben volgehouden „ik weet niet of ik het gedaan heb", eindelijk bekend. Hij verklaarde voor den rechter niet het plan te heb ben gehad zijn slachtoffer te vermoorden, maar boos te zijn geworden, omdat zij niets van hem wilde weten en er toon in den wilde op te heb ben ingesneden. Uit Achlkarspelen wordt in eenige Friesche bladen eene gebeurtenis vermeld, die de alge meene verontwaardiging verwekt. Het omstandig verhaal in de Friesche Courant komt op het vol gende tieeiDezer dagen is, in de Surhuistermie- den, in een keldertje van een tamelijk ver van andere wouingeu staand huis, onder een bed, een levend, doch bijna onkenbaar geheel naakt men- scbelijk wezen gevonden. Het was bekend, dat de bewoners van dat huis eene zuster van de vrouw bij zich hadden en dat die zuster sedert ongeveer 16 jaren „het wat in 't hoofd" had, doch men wist daarvan niet meer, dan dat de armvoogden vau Surhuizuui een daalder per week ouderstaud ten behoeve der onnoozele gaven. De verstandsverbijstering der ongelukkige was van geringen en otischadelijken aard en de leden ha- rer familie maakten steeds door hunne kleeding den indruk van welvarende lieden. Sedert bijna twee jaren werd de toen dertigjarige lijderes door haren zwager eu hare zuster gedwongen om al tijd op bed te blijven, daar zij zeiden geen klee- pluie, kenschetsen deu man die ongevoelig is voor genot eu goeden smaak en er alleen op be dacht is om in korten tijd veel te verrichten. Nu en dan vindt men er het schrale gelaat van Pitt bij, ongevoelig en gebiedend, bleeke maar door dringende oogen, een blik die als een degen met een 011 veranderlijken glans schittert; zulk een mensch is fijner bewerktuigd maar zijn wil nog beslissender en harder: het ijzer is staal ge worden. Het meest treft die uitdrukking van het gelaat bij eene jonge dame. Ik heb er verscheidene ge zien; toon, woord eu gedachte stemmen overeen, na een paar minuten reeds voelde men de scherpte van het mes. Waarschijnlijk zijn het dergelijke vrouwen, die, bij wijze van uitstapje, alleen van Alexaudrië naar Kartoem gaan of uit filantropie konvooien van vrouwen van Londen naar Australië begeleiden. Ik schrijf hier letterlijk na wat ik op het einde eener vorige reis heb aangeteekend en dat bjj deze voor mij bevestigd werd: „Zondert men de schoonheden van beide seksen uit, dan is het Eugelsche type voor vier vijfde als volgtvoor de vrouwen de vatbaarheid om veel te lijden, en dikwijls het voorkomen van eene die veel geleden heeft, van daar dat gelaten, uitgedoofd, onveran derlijk uiterlijk, dat schijnt te beteekenenThe has made up her mindvoor de mannen de vat. baarheid om veel te handelen, zich lang in te spannen van daar die sporen van aanhoudende oplettendheid, het strakke, noch levendig noch peinzend gelaat, de samengetrokken mond, iets ongevoeligs, steadfastness." De overmaat van die vatbaarheid en zulk eene levenswijze vertoont zich allerwegen en vooral bij de geringe klasse. Onder de werklieden en de daglooners (day-labourers) treft men er velen aan met hol staande oogen en een bleek door vermoeienis uitgeteerd gelaat. Zij doen ons aan fiacre-paarden denken, die ge duldig en wezenloos staan te wachten met wijd uitstaande pooten, terwijl de regen langs hunne oude magere zijden afloopt. Grijsachtig, sluik, dun haar; de mond gaat half open, als tot eene on willekeurige ontspanning der spierenhet oog heeft geene uitdrukking meer. De mensch loopt nog wel, maar als het ware alleea ten gevolge van de eeDS aangenomen beweging: hij is een machine geworden. Komt er eenig leven in, dan schijnt hij als uit een benauwden droom wakker te worden. De versletenheid, de wear and tear of life, de uitputting van het schepsel, dat door het dragen van een te zwaren last afgejaagd en ver bijsterd is, valt nog meer bij de vrouwen in het oog. Gaat men ze opzoeken in hare woning en spreekt men haar toe, dan trachten zij een glim lach oin hunnen mond te voorschijn te roepen, die u droevig de oogen doet afwenden. De sterke, de phlegmatieke, de werker. Om deze drie typen groepeeren zich vele verscheiden, heden, naarmate van het verschil in stand, op voeding, beroep, kunne en leeftijd, die zelve weer verscheiden zijn door den verschillenden graad van zuiverheid eu sterkte, dien elk type kan vertoonen. Maar dit is ook nog maar eene schets geweest, nu moeten wij gaan toetsen, vergelijken en grondig nagaan, altijd in verhouding tot de omgeving. UI. Zeden en huiseljjk leven, Eene menigte diners of déjeuners in de stad, wandelingen buiten, van personen uit den rijken burgerstand en eenigen uit deu adel. Salons en diners zijn als overal; er heerscht eene soort van overeenstemming in weelde en conversatie-toon bij alle rijke standen in Europa. Het eenige dat aau tafel of bij eene soiree treft is de buitengewone frischheid der vrouwen als ook haar toilet; de kleur der huid is verblindend. deren voor haar te hebben. Een ganschen« lang moest zij in dit lot deelen met een fc;t!e jongen (zoon van een broeder of zwager ys. '3e°1 man des huizes); deze knaap had ook geen: w"' deren en moest daarom bij „slechteFentje"Jr 0,1 op bed blijven. Een paar malen in te n ilijk1 met nen, de n s der mocht hij een half uurtje bij den haard b, doch aan het einde van den winter werd t zijn ellendigen kerker verlost. De kranka/0''611 was intusschen door het voortdurend zin, het bed geheel vergroeid en de oureinheij hare gezondheid geheel geknakt. Ze weit' den zomer overgebracht naar het achterinlte'® bleef daar tot het begin van dezen winter. V6t^ lag zij byua geheel naakt en zong nu een^6"' lijke liederen en sloeg dan weer de jamme:.'^' klaagtonen aan. In het begin van deuV0t'> hoege werd een gezelschap jagers door die ge|, getroffenmen ging er op af en zag hoe ;e ple lag als een dier, zij, die meu vroeger had»; als een vlugge, vroolijke, vaardige meid, a» heg en sloot kon springen en arbeideu beste. (De jagers waren uit Surhuizum en hen bevond zich een der wethouders). g echter werd het in het achterhuis te ko 5:otudt de et in, 01 men, de ja recbl in da gevol besloot men haar om de warmte in een kei. onder het bed te bergen. Daarin is zij vonden in zulk een toestand, dat de knieën aau deu mond zitten en men haar moet rp J 6D gen, daar zij zich zelve niet kan omkeereineeri was bedekt voor een gedeelte met wat ome pen en had voor de borst een vuil oud Natuurlijk waren alle verstandelijke vendor d verdoofd. lende Het is te verwachten, dat deze zaak strea. i. g worden onderzocht en de schuldigen awaet 1 verdierlijkiug van een mensch hunne stmnigsi zullen ontgaan. (TV. h. >n de de n Aan de Schinkel onder de gemeente Sljpr li (N.-H.) is een man, die zich met een schiue tor dat water had begeven om te visschen,onni< boord geslagen en verdronken. Hij laat eeD em b na met vijf kiuderen, van wie het jongsttoor h dagen oud was toen de vader stierf. bel R lem l Belangstellenden in de kunstmatige vhei vert raden wij aan thaus een bezoek te brenge echo de inrichting voor dien inerkwaardigen lal met nijverheid, in de tuinen van het Zoologist: nootschap te Amsterdam. Juist iu deze piJ'8eu zijn de werkzaamheden aldaar in vollen ga:' is de trapsgewijze ontwikkeling der edele ,e' soorten op uitnemende wijze gade te slaan, l^1®1 honderdduizend bevruchte eieren, meest vai"80'1 RijuzaLui, liggen op de kristallen roas/ers, to^0T1, duizenden jonge vischjes, reeds aan hetombPe(b ontslipt, doch nog aan de kiemblaas verbot de eerste pogingen aanwenden om het spit1. helder water te doorklieven. Iu andere zwemmen de oudere kweekelingen vroolijkct,eE of zoeken onder de rolsbrokken eene veilige"'1'8®' plaats, terwijl de meest ontwikkelden in c c'e'1 tenbassins reeds hunne schoone kleuren veri'®'(' en hun verlangen naar algeheele vrijheid' ^en ir dei nen geven. tenan Dr. W. C. H. Staring, inspecteur bij ht delbaar onderwijs, heeft in het Weekblad o.'j. M. lemmermeer aan een landbouwer bij Alkuigeme volgende open brief gericht, die wellich- M. dan een lang betoog het schadelijke vaD de U genwoordige jachtwet doet uitkomen: nemi „Gij hebt mij, goede vriend Bas, geda ord eenige jaren trouw bijgestaan in het levenjno het bewijs, dat onze kale duinen met deo M. bosschen te bedekken zijn, wanneer men t. ont! slechts met kennis van zaken, onverzei'd vasthoudendheid eu vasten wil te werk )ude Twintig tot dertig hectaren met dennen ütn's f de Scboorlsche duinen getuigen zulks, do>rE,e' -I-Be Gisteren werd ik geplaatst naast eene jonge»t-slu wier hals en schouders sneeuw of liever p»Sen moer schenen: die buitengewone blankheid! mij bovennatuurlijk voor. Zij had een rose kl»e'al aan, een kraus van roode bloemen op 't groene versierselen, en een gouden kettiD.'80'1 den hals. Al weer die vreemde combinatie kleurenl Eene groote soirée bij een minister. De trap is een prachtstuk en de saloa8 8' ruim en hoog, vorstelijk, maar dat behoort zeldzaamheden, gewoonlijk is het huis niel 21 d< recepties ingericht. Zijn er veel menschen k1' woordig dan zijn de beide salons van de verdieping niet groot genoeg. Zeer rijke houden hunne soirées veelal op twee verifc gen, de dames ziet men dan soms uit gebre»1^ plaats of om een luchtje te scheppen op de° zitten. Men wijst mij nu een aantal aanzie11 personen aau, maar ik heb het recht niet In* beschrijven. Eenige jonge vrouwen en meisjes zijn schoon en allen zeer opgeschikt, verscbekjy ladies hebben het haar vol diamanten 81 zeer ontbloote schouders zijn van die onve'S^ kelijke blankheid waarvan ik zoo even de kleur der lelie, de glans van het satijn v.- niets bij. Wordt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 2