N°. B670.
Vrijdag
A°. 1872.
26 januari.
LE1DSCH
irman
EIDSjj
beu
ingea
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 mlinden.3.00.
Franco per post.
3.85
Aiionderlijke Nonuners0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DIER ADVKRTJCNÏWN.
Voor ie doren regelj 0.15.
Grootere letters naar do plaatsrnimte die ZIJ beslaan
STADS-BERICHTEN.
rRGi
IJN.
u dit
tuur,
HBB-IJK.
BURGEMEESTER ek WETHOUDERS vak
LEIPEN,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten der
provincie Zuid-Holland, van den 9den Januarij 11.,
n°. 11 Provinciaalblad n*. 3), houdende bepaling
van de tijdstippen van den her-ijk der maten en ge-
wigten in de verschillende gemeenten ia deze pro
vincie, voor het jaar 1872
Herinneren den ingezetenen dezer gemeente hunne
verpligtmg, overeenkomstig art. 15, lett. a, der Wet
van den 7den April 1869 Staatsblad n°. 57), tot het
doen her-ijken van alle reeds in gebruik zijnde maten,
gewigten en weegwerktuigen, onder mededeeling dat
daartoe door den ijker zitting wordt gehouden in het
lokaal ivan den ijk, op de Aalmarkt, naast de Gemeente-
Apotheek, en wel:
voor wijk III, op den 26sten en 30sten Januarij,
telken dage van des morgens 9 tot des namiddags
3 uren;
Eindelijk wordt ter kennis van de belanghebbenden
gebragt, dat volgens besluit van den Minister van
Staat en van Binnenlandsche Zaken, van den 6den
December 1871, n°. 201 (12de afd.), de letter D, in
den gewonen drukvorm, schuin gesteld, bestemd is
tot jaarletter zoowel van den ijk als van den her-ijk.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door
aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. n. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMiMER, Secretaris.
Luns», 17 Januarij 1872.
MTIOVVLK MILITIE.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER EH WETHOUDERS vak
LEIDEN,
Gèlet op art. 26 der Wet van den 19den Augustus
1861, betrekkelijk de Nationale Militie (Staalsbl.n'. 72);
Doen te weten
dat het register van inschrijving en de alphabeti-
sche naamlijst der in 1871 voor de Nationale Militie
ingèBchrevenen, van den 22sten tot den 31sten dezer
Wa- gomoon to-occro lario your -©11e ter lesiug
worden nedergelegd
dat bezwaar tegen register en lijst, binnen den tijd
der nederlegging, kan worden ingebragt aan den Com
missaris des Rollings in deze provincie, schriftelijk
op ongezegeld papier, bij den Burgemeester in te
leveren.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door
plaatsing in de Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. n. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Leiden, 20 Januarij 1872.
Lelden, 25 Januari.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
alhier heeft het volgend adres gericht aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Met groote belangstelling werd door de Kamer
van i Koophandel en Fabrieken te Leiden kennis
genomen van het door de Regeering bij U aan-
hangig gemaakt ontwerp van wet tot vaststelling
der tarieven van in-, uit- en doorvoer in Neder-
landsch Indië. Herhaalde malen is door deze
Kamer hare zienswijze over de Indische tarief-
wetgeving aan de Regeeringen de Vertegenwoor
diging medegedeeld, en het spreekt dus wel van
zelf dat thans, nu wordt voorgesteld een tarief
niet voor een bepaald aantal jaren en als maat
regel van overgang, maar definitief en voor een
onbcpaalden tijd vast te stellen, wij ons meer dan
ooit geroepen en verplicht achten, onze beschou
wingen over het ontwerp der Regeering te doen
kennen.
vi li' Voor de Nederlandsche nijverheid die in Indië
Ot.8 eene markt vindt tot afzet harer voortbrengselen
is, bij >eene herziening der Indische tarieven, het
tacb'
fill
kardinale punt dit: zal het differentieel recht, d.
p4lJ i. de bescherming voor de producten der nationale
ijiiiA nijverheid, bestendigd worden, of zal, door de
afschaffing van het differentieel recht, de volkomen
gelijkstelling der vreemde en der nationale nij-
/'verheid worden ingevoerd? Dat het doel van het
'm. pkfelaelt.der differentieele rechten steeds geweest is
slechts eeD tijdelijke maatregel niet een blij-
Uortvende, te zijn, eene hulp die moest ophouden
^'^zoödra het bleek dat hulp niet meer noodig was,
1.81; 'is boven twijfel. De vraag, of het stelsel der diffe-
^^reptieele rechten al dan niet moet bestendigd
^.worden, kan dan ook alleen in dezen zin gedaan
worden; kan de Nederlandsche nijverheid deze
1 ^jbaar tot du toe verzekerde bescherming nog niet
of is zij reeds krachtig genoeg ontwik
keld pm, op den voet van volkomen gelijkheid,
Jff^met goeden uitslag, de mededinging met de
industrieën van andere volken te kunnen vol»
houden?,.
De Regeering aarzelt niet, de laatste vraag toe
stemmend te beantwoorden. In de Memorie van
Toelichting toch lezen wij het volgende: „Ret
„stelsel van bescherming door middel van in- en
„uitvoerrechten in beginsel t.e bestrijden, komt
„overbodig voor. De vraag, die nu moet beslist
„worden, is deze: of de tijd gekomen is om, zon-
„der overgang, de laatste overblijfselen van de
„differentieele rechten, overblijfselen van het be
schermend stelsel, uit het Nederlandsch-Indisch
„tarief te doen verdwijnen? Deze vraag wordt door
„de Regeering bevestigend beantwoord."
Op deze uitspraak volgen de redenen, welke
de Regeering tot dit bevestigend antwoord geleid
hebben. In de eerste plaats wordt aangevoerd,
dat de Nederlandsche nijverheid „overvloedig tijd
„heeft gehad, zich op de afschaffing der differen
tieele invoerrechten voor te bereiden." Reeds
van 1850 af is het stelsel der differentieele rech
ten een in beginsel veroordeeld stelsel geweest,
een stelsel dat nog slechts om tijdelijke redenen,
en als maatregel van overgang, voor een bepaald
aantal jaren werd behouden. Wanneer men zich
herinnert al wat vaD 1850 tot heden voor en te
gen de differentieele rechten is aangevoerd, zal,
meent de Regeering, „wel moeten worden toe-
„gegeven, dat de nijverheid niet kan klagen over
„plotselinge wegneming van bescherming, waarbij
„haar niet de gelegenheid wordt gelaten, zich op
„de verandering voor te bereiden." Tot nadere
motiveering van haar gevoelen, dat de Nederland
sche nijverheid geene behoefte meer heeft aan
de bescherming der differentieele invoerrechten,
zegt de Regeering vervolgens: „Bij vorige gele»
„genheden, wanneer het onderwerp ter sprake
„werd gebracht, werd gewezen op den minder
„gunstigen toestand waarin de Nederlandsche nij-
„verheid was geplaatst, in vergelijking met andere
„lauden. Het ontbrak hier aan spoorwegen, en
„de belastingen die op de eerste levensbehoeften
„drukken, de accijns op de brandstoffen, het
„brood der nijverheid, beletie deze met het bui
tenland te concurreeren. Wanneer die bezwaren
„werden opgeheven zuu ook de noodzakelijkheid
„van bescherming in Nederlandsch Indië ver-1
„dwenen zijn. Die ophe/fing heeft nu plaats gehad.
„Het spoorwegnet is voltooid; de belastingen op
„de eerste levensbehoeften en op de brandstoffen
zijn afgeschaft. De voorwaarden welke vroeger
„door de nijverheid werden gesteld, zijn vervuld;
„de onvoorwaardelijke vrijstelling van invoerrech
ten op alle grondstoffen zonder onderscheid, geeft
„haar de gelegenheid deze stoffen uit elk oord
„der wereld, zonder eenig verschil van vlag of
„scheepvaartrechten, te ontbieden; eene vrijheid
„welke niet aan al hare mededingers zonder
„onderscheid gegund wordt."
Wij houden hier een oogenblik op, om de
waarde der aangevoerde argumenten nader te
onderzoeken. De Nederlandsche nijverheid heeft
„overvloedig tijd" gehad, zich op de afschaffing
der differentieele invoerrechten „voor te berei-
„den;" de Nederlandsche nijverheid kan niet
klagen over plotselinge wegneming van beseher-
„ming, waarbij haar niet de gelegenheid is ge-
„lateD, zich op de verandering voor te bereiden."
Wij erkennen het feit gaarne; het is niet tegen
te spreken; maar wij vinden er noch troost in,
noch het argument dat de Regeering er in te
vinden schijnt. Een slag, waarmede lang gedreigd
is, blijft niet minder een slag, omdat men er op
„voorbereid" was, dat hij eindelijk treffen zou.
Of bedoelt de Regeering dat, indien de reeds
zoo lang voorbereide Nederlandsche nijverheid
nu nog niet in staat is de afschaffing der diffe
rentieele rechten te verdragen en op voet Van
gelijkheid met de buitenlandsche industriën te
wedijveren, dit de schuld is harer eigene nala
tigheid, waarvan zij dan maar de onvermijdelijke
gevolgen aan zich zelve zal te wijten en ze met be
rusting te dragen hebben
Indien deze de bedoeling is, moeten wij tegen
(Je conclusie protest aanteekenen. Wij geveo vol-
komeD toe, dat wat eene Regeering voor den bloei
der nijverheid doen kan zeer weinig is, in verge
lijking met hetgeen de belanghebbende industriee-
len daarvoor doen kunnen en moeten. Doch, hoe
veel vlijt, energie, inspanning van alle krachten
vermag, zij vermag niet alles. De ijverigste in
dustrieel kan stuiten op bezwaren welke alle
bekwaamheid en alle ijver niet kan te boven
komen. En die bezwareu bestaan in hooge mate
by de Nederlandsche nijverheid. In de Neder
landsche, gelijk in de Engelsche, tariefwetgeviug
is het profijt van den verbruiker de grondslag
van het tarief; het inkomend recht heeft niet ten
doel, de inlandsche productie te beschermen, maar
heeft alleen ten doel, eene inkomst voor de schat
kist van het ten verbruik ingevoerde te heffen,
in andere landen echter, in Duitschland, Oosten
rijk, België, Frankrijk, Noord-Amerika enz., is
de tariefwetgeving wel degelijk tot bescherming
der inlandsche productie tegen de mededinging
der vreemde industrieën ingericht. Het natuurlijk
gevolg hiervau is, dat in een klein land als Ne
derland, waar de binnenlandsche markt alléén
aan de nationale nijverheid geen genoegzamen
aftrek verzekert, de productie binuen zeer euge
grenzen bepaald is. Zelfs met inspanning van allo
krachten kan onze nijverheid niet met de bui
tenlandsche op de buitenlandsche markten mede
dingen, omdat voor hetzelfde artikel waarvoor
de vreemde invoerder hier 5 pCt. der waarde
aan inkomend recht betaalt, de Nederlandsche
invoerder op de vreemde markt 15, 23, 27, 35,
55 pCt. der waarde en soms meer naar ge
lang der qualiteit moet betalen. Deze omstan
digheid maakt, dat het bij ons aangenomen be
ginsel van vrijdom van invoerrecht voor grond
stoffen, hoe juist op zich zelf, zijn doel niet vol
komen bereikt, want hoewel hier de grondstof
vrij kan ingevoerd worden, wordt het van deze
grondstof vervaardigd Nederlandsch faurikaat
toch, bij invoer op de vreemde markt, getroffen
door een hoog inkomend recht, dat de mededin
ging onmogelijk maakt. Daarenboven is het be
ginsel van vrijdom van invoerrecht voor grond
stoffen niet zoo volledig toegepast als men uit de
woordeu der Memorie van Toelichting, onvoor
waardelijke vrijstelling van invoerrechten op' alle
grondstoffen zonder onderscheid," zon opmaken. Wij
wijzen, als voorbeeld, slechts op de voor onze
katoendrukkerijen en andere fabrieken onmis
bare grondstof, bekend onder de benamingen van
Eisenbeiz, pyrolignite de fer, iron liquor en red liquor,
die ouderworpen zijn aan een inkomend recht
van 3 het vat.
Is, evenzoo, wel de stoute beweeriug gerecht
vaardigd: het spoorwegnet is voltooid"? Behoeven
wij te wijzen op zoo menige binnenlandsche
aansluiting, die nog niet voltooid is? op zoo menige
verbinding met het buitenlandsche spoorwegnet,
die zich nog steeds wachten laat? Behoeven wij
te herinneren, dat noch het Noordzee-Kanaal,
noch de Nieuwe Maasmond voltooid zijn? Kan
men, wanneer zooveel, wat voor handel en 'nij
verheid onmisbare voorwaarde van bloei is, nog
niet is tot stand gekomen, met reden zeggen: dé
voorwaarden welke vroeger door de nijverheid
werden gesteld, zijn vervuld
„De accijns op de brandstoffen, het brood der
nijverheid, is afgeschaft." De Regeering heëft
daarmede wij constateeren het met genoegen
en zijn er erkentelijk voor aan de Neder
landsche nijverheid een uitstekenden diénst be
wezen. Zij heeft hierin gedaan wat zij kon, doch
hoezeer, door de vrijstelling dezer eerste en atge-
meene grondstof, gehaat, blijft toch voor onze
industrieëlen de bezwarende omstandigheid be
staan, dat zij „het brood hunner nijverheid" steeds
uit het buitenland moeten aanvoeren. Wanneer
over eenige jaren ons spoorwegnet in wërkélijk-
heid voltooid is, onze nieuwe waterwegen door
de groote scheepvaart in gebruik zijn genomen,
eD inderdaad alle grondstoffen zonder onderscheid,
van invoerrechten onvoorwaardelijk zijn vrijgesteld,"
dén zal de Nederlandsche Regeering met volko
men recht zeggen kunnen, dat zij, van hare zijde,
alles gedaan heeft, wat officieel kan gedaan wor
den om den bloei onzer nijverheid te bevorderen,
maar zelfs dén zal nog veel moeten veranderen,
eer men naar waarheid kan zeggen, dat alle
voorwaarden, welke den bloei der nationale nij
verheid verzekeren moeten, vervuld zijn.
Sommigen der bestaande belemmeringen heb
ben wij reeds ontvouwd, en wij zullen ze straks
noch nader toelichten. Thans bepalen wij ons tot
de volgende algemeene opmerking. Door de
hooge invoerrechten in bijna alle staten van het
vasteland van Europa geheven, is deze markt
voor onze nijverheid zoo goed als gesloten. De
door ons uitgevoerde fabrikaten, en wij hebben
hier bepaaldelijk het oog op een onzer voornaam
ste uitvoerartikelen, de katoenen manufacturen,
zijn dan ook nagenoeg uitsluitend bestemd voor
de Nëderlabdscli-lndische markt. Worcli ook die
markt voor ons gesloten, omdat, door de afschaf
fing van het differentieel invoerrecht, ook daar
de mededinging ons onmogelijk gemaakt is, dan
is deze voor den uitvoer werkende nijverheid
voor goed gedood.
De Regeering vreest deze ramp niet; zij be
weert dat onze katoen-nijverheid in zoodanigen
bloeienden en vóöruitgaanden toestand verkeert,
dat zij den steun van het beschermend invoer
recht niet meer behoeft, en tracht dit beweren
door cijfers te staven.'Wat zullen wij van deze
cijfers zeggen? Wij hebben eerbied voor de offi-
cieele statistiek én' hare officieele cijfers, maar
onze eerbied er vóór en ons geloof er aan zijn
niet onvoorwaardelijk. Zeker is het, dat het be
wijs van gestadig toënemenden bloei, hetwelk de
Regeering in die'cijfers meent te vinden, door de
belanghebbende iüdustrieelen niet als bewijs
wordt aalngenomen. Dat voor eene zekere waarde
aan artikelen is liitgevoèrd, bewijst nog geens
zins, dat met voordeel gewerkt is. In de laatst ver-
loopèn jaren zijn proeven op groote 6cbaal geno
men, maar die, over het algemeen, aan de Neder
landsche katoen-industrie meer nadeel berokkend
hebben, dan zij baar voordeel gaven het is,
trouwens, bekend genoeg, dat deze industrie iu
de laatste jaren zeer gevoelige verliezen heeft
geleden, en dat de uitvoeren, viff Engeland, al
leen als transito handel moeten beschouwd wor
den. Wanneer, zoó als geschied is, eene firma,
ten gevolge van groote uitvoeren, hare betalingen
moet staken, kén men toch niet beweren dat
zulke uitvoeren voordqelen zijn voor den indus
trieel die iè deed. Een fabrikant kan niet ter
stond zijne fabriek sluiten en zijn werkvolk weg
zenden, euidat hij niet met voordeel heeft ge
werkt. Hij is dikwijls, èn om zijn crediet niet te
schaden, èn om zijn werkvolk niet te doen ver-
loopen en zijn kapitaal aan gebouwen, werktui
gen enz. niet renteloos te laten staan, verplicht
door te werken, zonder winst en zelfs met ver
lies. Het product van dit werken moet dan te
gelde gemaakt worden, eh doet het totaal-cijfer der
officieele statistiek stijgen, doch zoöder daardoor den
producent 'të'1vet'iijkén. De Twehtsche katoenfa-
brieken, wqrdt in de Memorie van Toelichting
beweerd, behoeven en verlangen niet langer door
het differentieel recht van 6 pCt. beschermd te
worden. Het ligt a.et op ODzen weg, de zaak der
Twentsche katoen-nijverheid te behandelen wij
zullen Twenthe voor zich zeiven laten spreken;
doch kunnen niet verbergen, dat deze voorstel
ling ons verwondert. De indruk, dien de adressen
uit Twenthe op ons gemaakt hebben is deze,
dat de Twentsche industrieelen, met ons, de be-
i i)i ij i JinfilUfjlly.
stendigirig van het differentieel invoerrecht op
katoenen manufacturen wel degelijk nog noodza
kelijk achten. Slechts éen adres uit Twenthe is
ons bekend, dat den toestand der Nederlandsche
katoennijverheid, in alle opzichten, als uitstekend
gunstig afschildert, en zelfs in dit, van de andere
adressen zoozeer afwijkend adres werd, als slot
som van het betoog, verzochtbestendiging der diffe
rentieele invoerrechten tot 1878.
Indien werkelijk de alschaffing der differen-
tiëele invoerrechten, voor de Nederlandsche ka
toennijverheid zoo onverschillig is als de Regeering
beweert, hoe is dan de indruk te verkiareD,
welken de enkele voordracht van dit wetsont
werp op den handel gemaakt heeft? een indruk
die aldus in het Overzicht van handel en scheepvaart
n". 24 (van 18 November tot 1 December 1871)
wordt teruggegeven
„Manutactdben. Er is geene verandering in
„de stemming, en de handel is van weinige be—
„teekenis; koopers zijn ongenegen de tegenwoordige
„prijzen te besteden en houden zich van de markt, in
„afwachting der beslissing van het wetsontwerp
„aangaande de differentieele rechten op Java,
welker afschaffing van onberekenbaben invloeo zou
iworden voor de Nederlandsche katoen-industrie."
Wij laten hetgeen door de Regeering in de
Memorie van Toelichting tot ondersteuning van
hare voordracht is aangevoerd, nu daar. Wij
meenen de quaestie der al of niet afschaffing
van de thans nog bestaande bescherming, vooral
met bet oog op dezen zeer belangrijken tak van
uitvoer, de katoenen manufacturen ten
slotte vaD eeü meer algemeen standpunt te moeten
beschouwen
Wij Hebbeb ons afgevraagd, welk gevolg zal
de afschaffing van bet differentieel recht in Indië
op de voortbrenging de? voor de iWische inaVkt
bestemde in Nederland bewerkte katoenen ma-