N°. 3GGG. Maandag A». 1872. 22 Januari. f|l)e' nieuw gebouwde Stads gehoorzaal zal voor de fl ezetenen te bezigtigea zijn op Woensdag den ft ten January 1872, dts avonds van zeten tot flgBB uren. De inwijding der Stadsgehoorzaal. ALEA JACTA EST! EIDSCH DAGBLAD prijs dezer courant. Voor Leiden per 3 maanden.3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN Voor iederen regel0.15. Grootere letters naar do plaatsruimte die zy beslaan. stads-berichten. §r. ;0egHkaarten, tot een beperkt getal uit te geven, i op lioveugenoemden dag kosteloos te verkrijgen het Raudhuis bij deu concierge, van des morgens n tot des namiddags drie uren. 1 MTIOMLË MILITIE. G BURGEMEESTER en WETHOUDERS van SIdEN doen te weten, dat, ingevolge art. 18 der et van den 19den Augustus 1861 {^Staatsblad n°. 72), "en die volgens art. 15 dier Wet voor de nationale litie behouren te wordeu ingeschreven (zij die op 'u laten January hun lilde jaar waren ingetredeu alzoo de geborenen in 1833), verpligt zyn zich trtoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven s>chen den iitcn en den 31stcn January j t by ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van n ujilitiepligtige, zijn vuder, of, is deze overleden, jne moeder, of, zyn beiden overleden, zyn voogd it het doen van die aangifte verpligt is; en dat vertreding van het aangehaalde art. 18, krachtens :t.lb3 der meergemelde wet, wordt gestraft met oete van f25 tot ƒ100# Voor hm, die verzuimden zich op de door het Bmeenteuestuur bepaalde dagen ter inschrijving m te melden, wordt mitsdien daartoe alsnog gele- mheid gegeven ter Gemeente-Secretarie, van 's voor- .ïddags lü tot 's namiddags 3 uren, op iederen erkdag, tot en met den 31sten January aanstaande, op eiken dag het register van inschrijving, des namid- ags te 4 urm, voorloopig wordt gesloten. En wordt deze door plaatsing in de Lcidsche Cou- int afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester, v. BÜTTKAMA1ER, Secretaris. Leiden, 13 Januarij 1872. HER-IJE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van BEIDEN, Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten der .rovincie Zuid-Hollaud, van deu 9den January 11., p. li - {l* vau ttictaal blad n". 3), houdende bepaling an de tijdstippen van den her-yk der maten en ge- 'igten in de verschillende gemeenten in deze pro- incie, voor het jaar 1872; Herinneren den ingezetenen dezer gemeente hunne erpligting, overeenkomstig art. 15, lett. a, der Wet an den 7den April 1869 Staatsblad n'. 57), tot het "loen herijken van alle reeds in gebruik zijnde maten, jêWig'ten en weegwerktuigen, onder mededeeling dat laartoe door den ijker zitting wordt gehouden in het okaal vau den ijk, op de Aaimarklnaast de Gemeente- ijfolheek, en wel: voor wijk I, op den 22sten Januarij, telken dage van des morgens 9 tot des namiddags 3 uren; Eindelijk wordt ter kennis van de belanghebbenden gebragt, dat volgens besluit vau den Minister van btaat en van Binnenlandsche Zaken, van den 6den December 1871, n". 201 (12de afd.), de letter in ien gewonen drukvorm, schuin gesteld, bestemd is tot jaarletter zoowel van den ijk als van den her-ijk. Eu geschiedt hiervan openbare kennisgeving door "Aanplakking en door plaatsing in de Leidsclie Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. Leiden, 17 Januarij 1872. NATIONALE MILITIE. KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gelet op art. 26 der Wet van den 19den Augustus 1861, betrekkelijk de Nationale Militie [Slaatsbl, n1.72); lQi 181 j. Doen te weten: >Ct register van inschrijving en de alphabeti- feotes naamlijst der in 1871 voor de Nationale Militie ingeschrevenen, van den 22s;en tot den 3laten dezer maand, ter gemeente-secretarie voor elk ter lezing t 211 worden nedergelegd; fort' dat bezwaar tegen register en lijst, binnen den tijd iaische der nederlegging, kan worden ingeoragt aan den Com- ■Oeb. /missaris des Konings in deze provincie, schriftelijk i f%°P ongezegeld papier, bij den Burgemeester in te levereu. 1 En geschiedt hiervan opAnbare kennisgeving door 8; plaatsing in de Leidsclie Courant. ?xaatóI', 'Ji -it Burgemeester en Wethouders voornoemd, r,v 7' n. BRANDELER, Burgemeester. «"buJ* v. PUTTKAMMER, Secretaris. fl. Leiden, 20 January ls72. lefort, f' I 83%; E De neem van Stadsgehoorzaal duidt eigenlijk niet -"^geheel den omvang aan van hetgeen het nieuwe 12 urt q gebouw op de Breêstraat voor Leiden beieekent. WmwTerwijl toch het opschrift slechts een plaats in- ll-1 ruimt aan het zintuig van het gehoor, is het 1 inwendige bestemd om de bevrediging te geven )ir. ï'aan slle zintuigen, wel te verstaan aan diegene eEï?welke als vatbaar beschouwd worden otn in het publiek gestreeld te worden; wij zonderen hier van derhalve de reuk uit. Doch het gevoel, de smaak en het gezicht zijn aan de oprichters van het nieuwe gebouw evenzeer dank verschuldigd als het gehoor. Tot nu toe waren de inwoners van Leideo, die naar een of andere aanleiding gezamenlijk van de vier genoemde zintuigen genot wilden maken, genoodzaakt daarvoor allerlei kunstmiddelen en moeite in het werk te stellen. Terwijl hot gevoel en het gezicht voornamelijk hun toevluchtsoord zochten op de Oude Vest, moest men zich voor de streeling van zijn gehoor niet zelden te voet of per as geheel naar het uiteinde der stad begeven, alsof men zoo op het punt stond, op den trein te gaan zitten en een of andere verre streek in plaats van eene genotvolle verga dering te bezoeken. Voor de smaak was dikwijls in bet geheel geen uitkomst te vinden; in het beste geval moesten zij, die zich voorstelden, op eene gezellige wijze den inwendigen mensch te versterken, allerlei vermoeiende pogingen aan wenden om een geschikte plaats te verkrijgen, waar zij hunne hongerige lichamen konden neer zetten. Aan ai deze ellende heeft de nieuwe Stadsge hoorzaal een einde gemaakt. Doch, hoewel wij het onzen plicht rekenden, ook de andere zin tuigen op hun toekomstig eldorado te wijzen moeten wij toestemmen, dat de naam van Gehoor zaal niet alleen volgens zijne oude rechten, maar ook wegens het karakter der nieuwe inrichting de meest eigenaardige blijft. De voornaamste bestemming van het gebouw zal toch steeds zijn, om Leidens burgers het genot van schoone muziek, van boeiende voor drachten en dergelijke te verschaffen, kortom om zijn gehoor in werking te brengen. Dit scheen ook het oordeel te zijn van de com missie, die ons gisterenavond tot inwijding van het gebouw op een waarlijk genotvol concert beeft onthaald. Wij beginnen met haar voor hare ijverige bemoeiingen den dank te betuigen, dieu wij overtuigd zijn dat alle bezoekers haar zullen toekennen. Dat in een nieuwe localiteit, waar ook het dienstbaar personeel zich nog niet t'huis gevoelde, bij het einde der feestelijkheid eenige verwarring en oponthoud plaats had, is dunkt ons natuurlijk, en kan dus ook niet aan mindere zorgvuldigheid der commissie geweten worden. Wat het concert zelf betreft deelen wij de vol gende korte beschouwing mede, waarvoor een onpartijdig en bijzonder zaakkundig persoon zoo goed is geweest, ons zijne hulp te doen toekomen. Het publiek gaf van zijne sympathie met de directeuren van het concert de ondubbelzinuigste blijken. De heeren Nicolaï uit 's-Hage, Hol uit Utrecht en Wetrens uit Leiden, werden onder schitterende fanfares door een daverend applaus bij hunne verschijning begroet. Laatstgenoemde heer had voor dezen avond de waardigheid van directeur, die hij steeds met zooveel eere in onze stad vervult, overgedragen aan twee waardige plaatsvervangers, de H.H. Nicolaï en Hol. Bij de zware solo-partijen, die de heer Wetrens te ver vullen had, kwam ons dit niet alleen natuurlijk voor, maar het was dunkt ons ook zeer eigen aardig, omdat de composities der twee heeren zelf een groot deel van het programma uit maakten. Wat dit programma: betreft eerst een woord over den zang. Onze stadgenoote, rnej. de Graaf, droeg tot groote satisfactie van het pubfiek de aria voor uit Titus. De aria zelf echter beviel ons, voor afzonderlijk concertstuk, minder dan de uitvoering. De heer Deckers gaf ons weder zijn volle schoone bas-stem te genieten. Indien wij ons éeue aan merking mochten veroorloven, dan zou het deze zijn, dat de bekwame zanger een weinig te veel, in de wijze waarop hij zijne woorden uitdrukt, op effect werkt. De aria uit de Vondels-cantate en het gebed van van der Werff in Leidens ontzet waren de twee glanspunten van zijne voordracht. Ook de heer de Goey deed ons in het laatste nummer van het programma op nieuw zijn ta lent vvaardeeren. De overige ongenoemde heeren, die enkele kleine solo-, trio- en qnartet-partijen vervulden maakten zich zeer verdienstelijk. Het laatste quartet met koor, uit Leidens ontzet, werd naar onze meeoing vooral zeer schoon uit gevoerd. Dat „Leidens ontzet" van Hol is een krachtig- schoone en frisscbe compositie, die vooral in sommige passages bijzonder gelukkig geslaagd is. Wij noemen onder anderen het reeds boven gemelde gebed van van der Werff, de aria voor tenor van den Leidschen burger, die zijn kind heeft verloren, en het koor der Zeeuwen. W ij hebben in Leidens ontzet een werk, waarvan de innerlijke waarde voor ons nog zeer verhoogd wordt, doordat het door een Hollander gemaakt en alleszins geschikt is om dien patriottischen geest aan te vuren, die waarlijk bij velen in den tegen woordigen tijd wel wat opwekking noodtg heeft. Van de instrumentale uitvoeringen moet dunkt ons de ouverture 01/éron, door den heer Nicolaï edirigeèrd, met den meesten lof vermeld worden. De fagot, die dezen avond bijzonder goed gedis poneerd was, verdient afzonderlijke vermelding. En nu, last not least, onze Wetrens en zijn vi oolspel. Wij spreken hier niet van den kunste naar als onzen stadgenoot; wij hebben gisteren avond den waren, degelijken kunstenaar te be wonderen gebad, die wij dankbaar de hand drukken voor het verschafte genot. Kwam de heer Wetrens uit den vreemde in onze vader- landsche streken, wij waren overtuigd, dat alle orkest-directeuren zich zouden beijveroD, hem voor hun belang te winnen. De zaal zelf is voor eene muziekuitvoering al lergeschiktst. Wij laten beschouwingen over de verdere onderdeelen der architectuur aan meer bevoegde beoordeelaars over. Voor het muzikaal genot echter (en zooals wij boven reeds zeiden zal dit eene eerste plaats innemen) heeft onze stadsarchitect, de heer Schaap, zich zonder quaestie zeer verdienstelijk gemaakt. Wij behoeven hier voor dunkt ons geene nadere bewijzen aan te voeren, wanneer wij ons kannen beroepen op getuigenissen als die van Wetrens, Hol en .Nicolaï. Edoch, al bezaten wij de knapste architecten en aannemers der geheele wereld, de gehoorzaal zou hare oude vermolmde bekleeding niet hebben afgeworpen om (zeer fa'soenlijk achter de houten stellage) een nieuw kleed aan te trekken, indien niet iemand op de gedachte was gekomen, haar den kleermaker toe te zenden. Zoo wij ons niet vergissen is het onze wethouder, de heer C. W. Hubrecht, die hiertoe in het gemeentebestuur liet initiatief heeft genomen. De dank van allen,die zoo wij hopen nog vele avonden naar zielen lichaam verfriseht, het gebouw zullen verlaten, moge hem, als mensch, voor zijne goede gedachte beloonen, terwijl hij tevens als wethouder, met de overige leden van het gemeentebestuur, satisfactie zal vinden in de schatten, die op deze wijze uit de gehoorzaal aan het stadhuis, dat wil zeggen aan de gemeenle zullen toevloeien. En nu nog een enkel woord afzonderlijk over de gebeurtenis, wier herdenking zulk een be langrijk gedeelte van het inwijdingsfeest der Leidsche gehoorzaal heeft uitgemaakt over Leidens ontzet. Alle beschouwingen over de mu zikale waarde der voorgedragen programma-num mers in het midden latende, moeten wij voluit bekennen, dat het laatste stuk verreweg den grootsten indruk op ons heeft gemaakt. Eene der gelijke historische herinnering wordt waarlijk een geheel bijzonder genot, wanneer zij door de welsprekende slem der muziek hij ons wordt opgewekt, en dat wel op dezelfde plaats, waar al de treur- en vreugdetooueelen, die men ons voor oogen stelt, hebben plaats gehad. Waarlijk, dan wisselen in onze ziel bewondering voor een man als van der Weiff, medelijden met de arme uitgeputte strijders, verbittering tegen de hoovaar dige Spanjaarden, dankbaarheid jegens de redding aanbrengende Zeeuwen (rondheid en kracht lig gen in de klauk van dit woord opgesloten) elk ander af. Dan klinkt ons bet woord van den inanneiijken burgemeester: „Kindereu, houd moed, vader Willem zal zorgen I" aandoenlijk in de ooreu. Dan bedenken wij, dat vader Willem inderdaad heeft gezorgd en het nog veel vroeger zou gedaan hebben, indien het slechts in zijue macht ware geweest. Dan herinneren wij ons, dat vader Willem onze stad voor eeuwig aan zijn geslacht verplicht heeft door haar te maken een middel' punt van ontwikkeling en wetenschap. Dan ko men ons langzamerhand de overige daden van vader Willem en zijue opvolgers voor den geest, en wij letten niet op de gebreken, die hun als ieder ander mensch aankleefden, maar op het heil dat zij over ons land hebben gebracht. Dan na deren wij langzamerhand met onze gedachten tot het tijdstip, waarop, uit dankbaarheid, aan het geslacht van vader Willem de koningskroon werd aangeboden. Dan gevoelen wij eindelijk, dat een hechte band, niet van onderdanige aan bidding, maar van vriendschap en dankbaarheid, het vrijgevochten Nederland aan het geslacht van Oranje verbindt. En dien band, die aldus door eeuwen van toewijding en wederzijdscbe hulp langzamer hand is gestrengeld, dien wil men tegen woordig gewelddadig verbreken I Men wil de roemrijke jaren uit onze geschiedenis wegcijfe ren, alsof wij er tegen den vreemdeling over te blozen hadden. Men wil ons aan het verstand brengen, dat daar na de Fransche omwenteling een zekere onbekende prins van Oranje-Nassau zonder verdiensten, als het ware door een toe- valligen samenloop van omstandigheden op den Nederlandschen troon is gezet. Bij den hemel I men had ons even goed een ChiDees, een Hot tentot of een Boschjesman tot koning kunnen geven, die Hendrik IV met genoegen zou hebben nagezegd: „Paris vaut bien une messe." Neen, waarlijk inniger banden verbinden ons aan ons Vorstenhuis dan die van een als het ware toevallig weggeschonken en aangenomen kroon. Het is de vriendschap, die oude strijdmakkers verbindt, eene vriendschap des te grooter door het heilige doel waarvoor de kamp werd gestre den de Vrijheid. Weg dus met hen, die een tijdvak van bijna S00 jaren uit onze geschiedenis willen wegredeneeren. Wij Nederlanders, en vooral wij Leidenaars, worden voortdurend op treffende wijze juist aan dat schoone tijdvak her innerd. Mochten er in ons vaderland verscheidene Richard Hoi's opstaaD, die gebeurtenissen als Leidens ontzet, het beleg van Alkmaar, de inne ming van Breda, den slag bij Nieuvvpoort, de moedige, doch helaas met ongunstigen uitslag be kroonde verdediging van Ostende enz. enz., door de muziek wisten weêr te geven. Dan zou wel licht in de borst van velen, door de aangrijpende harmonie der tonen, die hartelijke liefde voor den room onzer voorvaderen worden opgewekt, die het geluk van Nederlander te zijn bij ben niet kan doen ontwaken. Hoewel de afstand der Goudkust, op dit oogen blik, een fait accompli is, en de redactie van dit dagblad, in deze zaak, zich aan de zijde der groote meerderheid van de Eerste Kamer geplaatst heeft, hebben wij toch gelijktijdig doen uitkomen, dat de organen der liberale pers over dit onder werp verdeeld waren, zooals uit de overzichten blijkt, die wij hieronder laten volgen. Tevens zijn wij in de gelegenheid gesteld een „laatst woord" door Mr. J. E. Banck aan de Eerste Ka mer gericht, waarvan door verschillende dagbla den een overzicht gegeven is, hier, in zijn geheel, onder de oogen onzer lezers te brengen Een laatst woord aan do Ecdcn ran do Eer ste Hamer der Statcn-Generaal. Welk groot Nederlaudseh staatsbelang eischt dan toch den afstand der Goudkust, die, op dit oogenblik, een onderwerp van beraadslaging in onze Eerste Kamer uitmaakt, is de vraag, die, onmiddellijk, bij iederen onpartijdige moet op rijzen. Zoude het waar zijn, dat het rijke eu welvarende Nederland onmachtig is, iets tot ont wikkeling dezer gewesten bij te dragen, wanneer het daartoe den ernstigen wil had Zoude het waar zijn, dat er, ook tegen ruime bezoldiging, geen geschikt personeel te vinden is? Laten wij, eenvoudig, onze ambtenaren wat beter betalen en hen verbieden, voor eigen rekening, handel te drijveDde zaken aan de Kust zullen er niet te minder orn gaan. Er is dan ook niemand, die deze beweringen, met ernst, zal kunnen volhou den en toch moeten er gewichtige beweegredenen bestaan voor het doen van dezen beslissenden stap, die, in de toekomst, als gevaarlijk praece- dent, belangrijke gevolgen kan na zich slepen. Wij behoeven echter het antwoord op die vraag niet ver te zoeken, waar wij ons terstond het verwijt hooren toevoegen „de kust is een last post, ergo, moet zij, zoo spoedig mogelijk, verlaten worden." De tijd ligt niet verre van ons, toen het eiland Java, onze tegenwoordig welvarendste koloDie, in een zitting der wetgevende macht, bij een „calarniteuse polder" vergeleken werd, die men zich haasten moest, van den hals te schuiven. Wij hebben hier dus, om de zaak, bij haar waren Hoüandschen naam, te noemen met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1