V- N°. 3664. Vrijdag 19 Januari. EUROPA A0. 1872. De partij van Rome en de partij van Nederland. 3v M. de.' PRIJS DEZER COURANT, Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post.3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven PRIJS DBB ADVKRXKNTIEN Voor iedereh regelJ 0.15. Grootere letter» naai1 do plaatsruimte die zij beslaan. iSTADS-BERICHTEN. BUBGEMEESTEB bh WETHOUDERS vak LEIDEN" doen te weten, dat ingevolge art. 2 der •tjdcü v"eror(iening, regelende de invordering der plaatselijke lelasting op de honden, ieder eigenaar of bezitter ran een of meer honden, die aan de belasting onder- ïevig iijn, verpligt is daarvan jaarlijks vóór den listen Januarij bij den Gemeente-ontvanger aangifte doen door inlevering van een behoorlijk ingevuld ü'seirm ;door den aangever onderteekend billetdat be i die d joelde,, invullingsbilletten voor bet dienstjaar 1872 ksels ran heden af kosteloos ten kantore van den ontvan ^er verkrijgbaar zijn. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDEEEB, Burgemeester. fc, v. PUTIKAMMEB, Secretaris. Lbidbn, 18 December 1871. - BURGEMEESTER bh WETHOUDERS vak LEIDEN, Gelet op het raadsbesluit van deo 29sten Decem ber 1870, regelende de helling eener plaatselijke di recte, belasting, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den llden Eebruarij 1871, N°. 9, waarbij tevens .de Verordening, regelende de invordering dier belas- ting, is aangehaald Brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat tot schatters voor deze belasting zijn benoemd en heëedigd de H.H. J. ENGEES, Ja., H. E1LIPPO, P. G. HOUTHUYZEN, B. vak KLEEE, J. vak LITH, G. RIETBERGEN, aï J. C. RIJK, A. VERHOOG. - aan welken een ieder wordt uitgeaoodigd den toegang -tot zijn belastbare perceelen te verleenen op alle werkdagen, van des morgens 9 tot 's namiddags A - uren, en voorts die aanwijzingen en mededeelingen te doen, die strekken kunnen om de bedoelde schat tingen met juistheid en gelijkmatigheid te verrigten. - Burgemeester en Wethouders voornoemd, fi v. d. BRANDELER, Burgemeester. v. PUTTKAMMER, Secretaris. Bjuum, 18 Januarij 1872. aan het eind des jaara 1871. [Slot.) Wij toonden eergisteren aan, meer volgens onze overtuiging dan naar aanleiding van bepaalde feiten,' (immers, zooals wij reeds zeiden, is de verstandhouding tussclien de groote Oostelijke laDdeo v, or het uiterlijk juist zeer vriendschap pelijk) dat Rusland, Duitschland en Oostenrijk voorde rust van Europa het meeste gevaar aan- bieden. Beschouwen wij nu nog enkele verhou- dingen der overige landen, zooals zij naar aan leiding van verschillende gebeurtenissen, ontstaan of gewijzigd zijn. Frankrijk en Duitschland zijn natuurlijk met -elkander nog ingespannen verhouding. Doch deze -openbaart zich meer in eene vijandige gezindheid van de groote menigte des volks, dan wel in de -houding der twee gouvernementen. Wel heeft -Bismarck zich aanmerkingen veroorloofd op 'Fransche inwendige aangelegenheden, die hij, -zoo er;een innige vriendschap bestond, voor zich -had gehouden. Wel verschuilt zich bij de Frau sche regeering een bitter gevoel over al die schat- _ten, die met zooveel moeite door het Eransche volk moeten worden opgebracht om de Duitsche 'schatkist te doen overvloeien. Maar toch bestaat b{j de twee gouvernementen kennelijk de over- 181 tuiging, dat tusschen Duitschland en Frankrijk ;êoB1 vooreerst vrede moet heerschen, en heeft Bismarck npg weder onlangs aan den pas in Berlijn geac- 21,accrediteerden Franschen gezant Gontaut-Biron zijn 'ortoivertrouwen in de regeering van den heer Thiers J^/'tei kennen gegeven. ^os!,: ..Tusschen Italië en Frankrijk is de stemming vrij koel, en de reden daarvan ligt voor de hand. ^"Erankrijk wordt nog steeds door velen beschouwd puils de toevlucht niet alleen, maar ook als de ^bevrijder van den paus. In den ontredderden «.^bestand waarin het land bij, het begin van 1871 rerkeerde, trokken al dadelijk een menigte bis- n ichoppcn te velde, om uit alle mogelijke hoeken ->n gaten stemmen op te zumelen, die de verte- 2 un [enwoordigiog smeekten, Pius IX in zijne we reldlijke macht te herstellen. Die manifestaties j_iiBjn ua door Thiers in zijne boodschap wel met keu *eu definitieve weigering beantwoord, maar de ;rond, door hem voor deze weigering aangegeven, Hyï'VttS: vee' eene vriendschappelijke ge- tiodjieid jegens Italië, dan wel de noodzakelijk- leid voor Frankrijk om in de gegeven omstan- Hghedea te berusten* De houding van den Fran schen gezant bij het Vatikaan, den heer d'Har. court, die den paus steeds op verzekeriogen van sympathie onthaalde en zelfs niet schroomde, zich onder allerlei voorwendsels in de onteige ning van kloosters enz. te mengen, kan niet veel bijdragen om de koele verhouding warmer te maken. De clericale pers in Frankrijk bleef na tuurlijk steeds tegen Italië uitvaren, en de Ita- liaansche bladen, vooral de Natione namen hieruit wel wat overdreven aanleiding om het wantrou wen der Italianen in hunne Frausche naburen gaande te houden. De verdere verhouding tus schen deze twee natiën hangt overigens bijna geheel af van den loop, dien de zaken in Fraukrijk nemen. Mocbt nog ooit een Bourbon den troou bestijgen, de oorlog aan Italië ware, dunkt ons, zoo goed als verklaard. Van een prins van Or leans zou voor llalit waarschijnlijk weinig te vreezeu zijn. Indien eindelijk de Republiek in ontwikkeling en kracht toeneemt, zouals ij hartelijk hopen, dan zal van zelf hel beginsel van volks-souve- reiniteit en volkswil in Frankrijk niet opstaan tegen datzelfde beginsel in Italië, waardoor aan een schandelijke, verstompende regeering een einde is gemaakt, om aan een krachtig en ach tenswaardig geslacht de ontwikkeling van Italië als eenheids-staat op te dragen. Het feit van dien éeuheids-staat is intusschen door geheel Europa erkend. De meeste lauden hebben daardoor nu twee vertegenwoordigers in het aloude Rome, éen hij Victor Emanuel en éeu bij den paus. Wij kunnen niet nalaten hij de erkenning van deze souvereiuiteit zonder land te denkeu aan een kind dat „koninkje" of „kei zertje" wil speleu, en daarin door de groote meu- scheu gpednarug wordt bijgestaan, door hem met ai de titels en den eerbied, aan zulk een perso- naadje verschuldigd, aan te spreken. Ods laud maakt zooals uien weet op deze misplaatste be- tooniug van goedhartigheid, die ineer in de kin derkamer dan in de staatkunde t'liuis behoor1, eeue gunstige uitzondering. Engeland had, zoo men weet, sedert lang een quaestie uit te maken met de Ver. Blaten van Noord-Amerika over de schade, die door Eugel- sche schepen en ondersteuningen in den burger oorlog aan de Noordelijke Staten zou zijn toege bracht. Het verdrag van Washington heeft aan die zaak een begin van oplossing gegeven, door een scheidsgericht iu te stellen van afgevaardig den der twee betrokken partijen, waarbij gevoegd zijn Zwitserland, Italië en Brazilië. Onder voor zitterschap van den Italiaanschen graaf Sclopis zijn deze 5 afgevaardigden reeds eens te Genève bij elkander gekomen om eenige voorloopige punten vast te stellen, en zullen nu eerst zes maanden gebruiken om de vorderingen der belde partijen te onderzoekeu. Deze zijn van de zijde van Amerika zoo belachelijk overdreven gesteld, dat de geheele roeui van het W-ashingtonsche ver drag er door verloren gaat. Van alle zijden ging bij dat verdrag een geroep van goedkeuring op, daar de beide mogendheden uu eens toonden, dat zelfs dergelijke hatelijke quaesties op vredelievende manier kunnen uitgemaakt worden. Indien ech ter de Ver. Stalen de ge lane eischen, die onge veer tweemaal de som der Frausche oorlogsver goeding aan Duitschland bedragen, iu ernst wil volhouden, dau kan van eene vredelievende op lossing geen sproke meer zijn, en zal het verdrag van Washington iu de geschiedhoeken eerder als voorbeeld der verdorvenheid dau der ontwikkeling van het volkenrecht der 19de eeuw worden op geteekend. Een andere quaestie tussclien Engeland en de Ver. Staten over de grensscheiding tusschen Ca nada en het boudsgehied en over het bezit van het eiland St.-Juau, zal door den keizer van Duitschland als arbiter worden uitgemaakt. Overigeus verkeert Engeland met de Euro- peesche Staten op een goeden voet. Het heeft dit te danken aan zijne verstandige poli tiek vau non-interventie tusschen Frankrijk en Duitschland. Het verwijt, dat hierover en over hel verdrag van Washington door velen aan Granville eu Gladstone gemaakt wordt, komt ons alleronrechivaardigst voor. Men gloeit, schreeuwt en brult van verontwaardiging over den wille keur der vorsten, die dikwijls voor allerlei nietige redenen het bloed huns volks bij stroomen doen vloeien. Men zoekt naar middelen om aan dat misbruik een einde te maken. En nauwelijks besluit een ministerie om liever een kleinigheid toe te geveD, liever een weinig; van dien valschen glans, dien men de eer eener □atie noemt, op te offeren dan het volk in ellende te dompelen, of men schreeuwt en brult weder dat de regeering de eer van het laDd niet vol doende heeft gehandhaafd. Waarlijk wanneer men dit nagaat, dan is er voor vorsten en poten taten, die willekeurige oorlogen voeren, nog veel ter verontschuldiging in te brengen. Zoolang zij ju hunne vooroordeeleu van nationale, dynastieke of andere soorten van zoogenaamde eer nog door een gedeelte des volks gesteund worden, zoolang zij door die partij als het ware bedorven worden, is het hun eenigsiins te vergeven, dat zij hunne on derdanen beschouwen als speenvarkens, die gillen als men naar hen wijst, en ze derhalve ter slachtbank voeren. Zoolang van eene regeering geëischt wordt, dat zij niet even als ieder be leefd persoon in het dagelijksch leven, excuus zal vragen als zij een ander op de teenen heeft ge trapt, maar dat zij zoo ietnaiid nog op den koop toe zal uitschelden of een klap in zijn gezicht geven, zoolang zullen Krupp en Schnieder en hunne collega's en opvolgers nog hoofdpersonen op dit ondermaansche schouwtooDee! blijven. Voor het overige hebben zich tusschen de ver schillende landen geen bijzondere verwikkelin gen voorgedaan of opgelost. Wij zouden nog kunuen noemen de verhouding tusschen SpaDje en Amerika ten gevolge van den laDgdurigeo op stand op Cuba, waardoor de Ver. Staten wel eens eindelijk tot eene kleine interventie zouden kunnen genoopt worden. Dan is er nog de be kende quaestie tusschen Luxemburg en Pruisen over de Luxemburgsche spoorwegen, eene zaak, uie men nagenoeg als opgelost mag beschouwen. Eindelijk zouden wij nog het steeds aanhangige geschil tusschen Denemarken en Pruisen over de teruggave vau Noord-Sleeswijk kunuen noemen. Jluar deze en dergelijke zaken zijn óf van min der gewicht óf vau ouden datumen iudien wij alle kleiue en verouderde veeten tusschen de staten onderliug moesten gaan nasnuffelen, dan zouden wij van alle overige menschelijke zaken vooreerst wel afscheid dienen te nemen. In het begin vau deze artikelen bebben wij gesproken van een gemeenschappelijken vijaud, dien de Europeesche staten te bestrijden hebben, in de tegenwoordige tijdsoinstandighedeu zou het allicht schijn u, dat wij daarmede bedoelen de werkende klasse, die zich overal aan bet zware juk, dat op haar drukt, begint te onttrekken en daardoor op verscheidene plaatsen de orde in gevaar brengt. Doch wij bedoelen met de vijanden van Europa waarlijk den werkman niet. Dezeu beschouwen wij niet als deu vijand, maar als den steun, deu vrierul, eu wel den miskenden, verongelijkten vriend der maatschappij. Mogen wij al de ver keerdheden betreuren, waaraan sommigen zich lot verbetering van hunnen toestand schuldig uiakeD, over het algemeen juichen wij het toe, dat zij die verongelijkt worden niet lafhartig in hunnen toestand berusten, maar met vereeDigde krachten zelf de handen aan het werk slaan, zoolang zij niet door anderen geholpen worden. Ondergaan de andere klassen der maatschappij door die algemeeue beweging gevoelige schokken zij dragen er grootendeels zelf de schuld van. Alair wij bedoelen met de vijanden van Europa die bekroinpene, heerschzuchtige, hoovaardige bende, die de wereld sedert eeuwen heeft willen wijs maken, dat hunne zwarte kleeding hun het recht geeft, in deze wereld op te treden als de uitvoerders van de bevelen der Voorzienigheid. Die personen zijn tegenwoordig de ware vijanden der inerischheid, want iu naam der Voorzienig heid, waaraan zij zich langs velschillende trappen en op allerlei mysiieke gronden de verlegen woor- digers noeinen, onderdrukken zij het volk iu maie- rieelen en geestelijken zin. In liet materieele persen zij zelfs den armste zijne penningen af, zougenaamd ümi de glorie der Kerk te vermeerderen, maar inderdaad om hunne eigene macht, invloed en rijkdom staande te houden. Iu moreelen zin doen zij nog veel erger. Zij hegrijpen dat het gebouw der duisternis in puin moet vallen, wanneer het licht der ontwikkeling bij het volk doordringt. Daarom onderdrukken zij bij allen, ilie zij slechts in hunne macht kunnen krijgen, de heerlijkste gave des meuschen, het verstand. Daarom zoeken zij overal het volksonderwijs in handen te krij gen, niet om het te gebruiken, maar om het te vernietigen. En op het oogenblik zijn die vijanden gevaar lijker dan wellicht immer te voren. WaDt bet licht is doorgebroken; hunne eigene onhandige overdrijving heeft een groot gedeelte hunner ge- lóofsgenooten van de leer der pauselijke en ker kelijke oppermacht afkeerig gemaakt. Eene alge- meene, krachtige beweging is tegen hen ontstaan; zij gevoelen, dat zij weldra over bergen en dalen, door bosschen en velden in allerlei holen en schuilhoeken zulleD achtervolgd worden. Daarom sluiten zij zich in ieder land aan alle mogelijke partijen, onverschillig welke, aan, die slechts eenigszins bun doel kunnen bevorderen. In Groot- Brittannië, Frankrijk, Duitschland, Oostenrijk, Spanje, Italië, Nederland, kortom in aile landen waar zij inet eenige stérkte vertegenwoordigd zijn, ziet men hen onder verschillende vormen tegeD de regeering en het land partij trekken. Tegen hen derhalve moeten de verschillende gouvernementen van Europa zich wapenen, Diet met het zwaard, maar door de kracht der rede en des verstands, met andere wóórden door het volks-onderwijs. In iedere menSéhelijke hersenkas zijn voldoende elementen aanwezig om het oü- zionige en bedriegelijke der leeringen vaü die zoogenaamde plaatsvervangeïs der Voorzienigheid te begrijpen. Maar in iederén graankorrel is ook de kracht aanwezig om tot een vruchldragenden halm op te schieten, en toch zijn er vele korrels, die geen vruchten voortbrengen, omdat zij verstikt wordën. Aan den staat dus de zorg Om de her senen des volks tot ontwikkeling te brengen en vrucht ter doen drageu en ieder zal met vreugde het ongezonde, verderfelijke voedsel der clericalen nederwerpen op eene plaats, die wij, om niet met een onaangenaam woord te eindigen, ongenoemd zullen laten. Ingezoridëh Aan de Arnhemtche Courant kan de verdienste niet betwist worden den stand der partijen, bij de aan staande feestviering, met het dilemma, dat wij als op schrift boven dit artikel plaatsen, scherp en duidelijk geteekend te hebben. Nu de machtige partij van Rome, met gesloten gelederen, tégenover ons in de wapenen staat en, zoo als uit den toon harer organen blijkt, met den dag, een beslister en dreigender houding aanneemt, is aan eensluiting, van onze zijde, een dringende plicht geworden. Daartoe is het, in de eerste plaats, noodig, dat wij weten op welke hulptroepen en bondgenooten wij kunnen rekening maken en, wat de houding der par tijen zijn zal, waarvan zich de eene de //nationale" en de andere de //historische" noemt. Wij moeten weten, of zij het bondgenootschap met de ultramon- tanen hooger schatten dan de feestelijke herdenking der roemrijke vaderlandsche herinneringen, op gevaar af, daardoor den steun van het //volk achter de kiezers" te verliezen, wier sympathie, volgens hen, haar grootste kracht is. Het doet ons leed, dat de be kwame leider der anti-revolutionnairen, door ongesteld heid, verhinderd wordt, zooals zijn gewoonte is, aan de discussie der vraagstukken van den dag deel te ne men. Wij betwijfelen, of de heer Groen, ook in deze zaak, niet de lauwheid zijner geestverwanten zal gis pen, zooals hij hunne houding, bij de opheffing der missie te Rome, gelaakt heeft. Het is waar, dat hij, in den laatsten tijd, een veldheer zonder leger geworden is, maar dit neemt niet weg, dat hij een geboren aanvoerder blijft, waardig den maarschalkstaf te voe ren. Zijn wuivende vederbos wordt nog altijd in de eerste gelederen gezien, hoewel zijn volgelingen ge woon zijn hem het pleit alleen te laten beslechten, over tuigd als zij zijn, dat hun onbeduidende hulp hem toch weinig baten zoude. Vermoedelijk herinneren zij zich nog, hoe hij, voor eenige jaren, bij de Hei- ligerlee-feesten, in een tornooi met den abt Brou wers, zijn tegenstander in het zand deed bijten, op eene wijze, die hem waarschijnlijk wel voor altijd den lust zal benomen hebben, zich, tegenover den uitge ver der Archives, halve citaten uit diens historische werken te veroorloven Hoe dit zij, wij hopen dat de grijze en beproefde veldheer in den staf van ons le ger zal worden gezien, waar hij, tot heden, voor de verdediging der vaderlandsche hervorming altijd pal heeft gestaan. Het publiek kan overigens gerust zijn. Wij zijn zoo bloeddorstig niet als de Watergeuzen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1