,«0 Nu. *3660. Maandag A0. 1872. 15 Januari. held. rlijks ;en m- DAGBLAD vordl, PRIJS DEZER COURANT. 5 4?'\ Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85 )ome fram deze, 1 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJ8 DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere letter» naar 4o plaatsruimte die zij beslaan. )rig' f'STADS-BE RICHT EN. (4 t J XATIO-WLE MILITIE. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS tan LEIDEN doen te weten, dat, ingevolge art. 18 der - Wet van den 19den Augustus 1861 {Staatsblad n°. 72), 'ijlen die volgens art. 15 dier Wet voor de nationale nilitie bekooreu te worden ingeschreven (zij die op len lsten January huu 19de jaar waren ingetreden iXItl.n alzoo de geborenen in 18S3), verpligt zijn zich laartoe by Burgemeester en Wethouders aan te geven iusachcn den laten en den 3Isten Januari) ^S^iat by ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van ^Hen nulitiepiigtige, ziju vader, of, is deze overleden, ■t f.yno mueder, of, zyn beiden overleden, zijn voogd ™*;uL het doen van die aangifte verpligt is; en dat ivertreding van het aangehaalde art. 18, krachtens irt. 183 der meergemelde wet, wordt gestraft met ioete wan fïS tot f ÏOO. v Voor hen, - die verzuimden zich op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen ter inschrijving kan te melden, wordt mitsdien daartoe alsnog gele genheid gegeven ter Gemeente-Secretarie, van's voor- -middags 10 tot 's namiddags 3 uren, op iederen werkdag, tot en met den 31sten January aanstaande, op -welken dag het register van inschrijving, des namid dags te 4 uren, voorloopig wordt gesloten. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Cou- _ra«( pfgekondigd, Burgemeester en Wethouders voornoemd, T. d. BRANDELER, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. Leiden, 13 January 1872. Lelden, 13 Januari. De Nieuwe Rotterdamsche Courant bevat de vol -gende beschouwing: „Andermaal wijdt heden de ultramontaansche Gelderlander een artikel aan de Nationale Feest- - viering, maar nu wordt een heel audere toon iaaDgeslagen. Het heet nu niet meer, dat zonder de inneming van den Briel ons land veel vroeger zijn vrijheid zou hebben verworven, omdat de ruwe daden van de Watergeuzen de samenwer king tusschen Protestanten en Katholieken ver- braken. Neen, het gansche werk der zelfbevrij- ssding wordt nu voorgesteld als een schandwerk, waarover wij ons te schamen hebben. Hoe de partij over de roemrijkste feiteD onzer historie denkt, is nog nooit met zóóveel cynisme gezegd als thans door de Gelderlander. Het is of het blad, - berispt over zijne zoetsappigheid van een paar dagen te voren, thans boete doet door alle voor gangers te overtreffen in het verguizen van ons voorgeslacht, in het honen van het vaderlandscb - gevoel. Het levendig houden der herinneringen uit den tachtigjaren oorlog heet het werk van „eenige fanatieke warhoofden", vau „levenmakers", bij wie al wat vóór de 16de eeuw belangrijks in Nederland is voorgevallen, weinig of geeü waarde heeft. De tocht van graaf Willem I naar Portu- - gal en naar Damiate zoo klaagt de Gelderlan Jder wie denkt er aan „deze grootsche feiteD in eere te houden"? Witte van Haamstede, Lau- -,rens Coster, Alhrecht Beyling, Jan van Schaffe- 2 laar, „deze allen siaan maar ver op den achter- grond." „Als er vaD „historische herinneringen" - gesproken wordt door zekere partij, dan worden 2 de genoemde groote mannen volstrekt niet be- doeld. Hare „historische herinneringen" dag- - teekeneu eerst van 1568, bij Heiligerlee, van - 1572, hij Brielle, Zutfen en Kaarden, van 1573 te Haarlem, van 1674 te Alkmaar en Leiden eu - op de Mookerheide, en zoo vervolgens eene lange - reeks van „historische herinneringen", waarvan 2 de meeste liever aan de vergetelheid moesten wor- den prijsgegeven dan ze levendig te houden, waar- 87] door de schauddaden van vijand en ook van Beier vriend in 't geheugen worden bewaard." 4 „Mochten (heet het verder) alle Nederlanders t sUi'ocl1 zoo wijs worden al zulke historische herin- -Hnerifgeo in de aarde te begraven 1 Wat zijn 't f .'Joch meestal walgelijke dingen, waarop men zich "2.3» beroemt, en wat weet men meesterlijk de schuld Jvan alles, van alle wreedheden op de Spanjaar- «n/ den te schuiven! De Nederlanders zeiven, na- uuu i tuurlijk, waren de beste menschen van de wereld 6/0- en hebben nooit de Spaansche wreedheden uit- '•„Jgelokt." 6~no' ^'S ware ^at n0o geen laagheid genoeg, wordt gezegd, dat in de schoolboeken de wreedheden 'der Spanjaarden „schromelijk vergroot" worden. uriJ „Alva (zoo gaat het blad voort), de beroemde >emdii(Te'<jheer> was streng en wreed, maar wat zou _l a. zachtheid hem gebaat hebben tegen het schuim m op van „edelen," met wie hij hier te doen had? Bel' menschen beeft Alva door beulshao- [ypo;den doen ombrengen I Wie weet of 't waar isp /.ijn zoon Frederik van Toledo moet een even afschu welijke barbaar geweest zijn, daar hij te Zutfen en te Naarden menigeen deed boeten voor den dood der martelaren van het klooster Galileen en der martelaars van Gorcum. Waar zulke wreed heden gepleegd, zulke heiligschennissen bedreven werden is het niet te verwonderen dat de Span jaarden, die gekomen waren om den opstand te onderdrukken, dikwijls bloedige wraak genomen hebben." Wij weten inderdaad geen woorden te vinden, om op zulke taal te antwoorden. De Spanjaarden van Alva en Toledo ziju dus reeds in ultramon taansche oogeu de rechtvaardige wrekers gewor den van de wreedheden en misdaden, door onze voorouders gepleegd Maar wij ziju nog niet aan bet einde. „Ziet, roept de Gelderlander, wat fraaie histori sche herinneringen vooral op de openbare lagere scholen als kinderkost worden opgedischt. Men moet verbaasd staan over de onopvoedkundige gewoonte, om zulke leelyke dingen den kinderen van 10 tot 12 jaren als wetenswaardige bijzon derheden in de hersenen te preeken. Zou 't niet veel verstandiger zijn en meer overeenkomstig met het gezond begrip van opvoeding en onderwijs als men maar liever totaal zweeg van zulke walge lijke vertellingen?" Het blad prijst vervolgens deD „verstandigen schoolonderwijzer," die, bij het onderricht in de vaderlandsche geschiedenis tot den tachtigjarigen oorlog genaderd, de scholieren de lessen eenvou- dih laat lezen, „zonder eenige verklaring of op heldering te geven", of wel dezen oorlog geheel overslaat, alsof er van 15681648 niets gewich tigs in Nederland was voorgevallen. „Voorzeker (zegt de Gelderlandereene verstandige maDier van handelen, om te ontsnappen aan ophelderin gen van en antwoorden op allerleelijkste gebeur tenissen, die 't veel beter is dat de kinderen er niets van weten dan hun jeugdig verstand er mede te bezwaren." En dan volgt een vooroordeeling van het on verstand van eenige fanatieke warhoofden, „die van plan zijn de herinnering aan afschuwelijke, doch in huu oog roemrijke gebeurtenissen eens reeht levendig te houden." De vermetelheid, waarmede hier het Neder- landsche volk iri zijne dierbaarste herinneringen wordt beleedigd, doet versteld staan I De smaad, door een Nuyens en Thym onze historie gedaan, was nog niet genoeg: de ruwste moorden moesten worden uitgezocht, om ons den smaad, dien men ons aandoet, zoo pijnlijk mogelijk te doen voelen. De Arnhemsche Courant had gelijk, toen zij dezer dagen zeidehet is de partij van Rome tegen die van Nederland. Wanneer de ultramontaansche organen op die wijze voortgaan hunne geloofsgenooten voor te lichten, is het niet te verwonderen, dat, zooals onlangs de dagbladen vermeld hebben, alle katho lieke ingezetenen van Zutfen bijna eenstemmig geweigerd hebbeD op de lijst voor het Brielsche monument in te teekenen. Het Nieuws van den Dag wijdt een tweede arti kel aan de zaak van den Dillenburgschen gedenk toren. Terwijl wij ons voorbehouden aan ditzelfde onderwerp eeD afzonderlijke beschouwing te wij den, ontleenen wij daaraan de volgende zinsneden Ik wensch mij te scharen aan de zijde van hen, die als een eenig maD willen pal staan en zich schrap zetten tegen de aanvallen van histo rici, die de historie tot een familiekroniek pogen te maken en de dogmatiek te vereenzelvigen met het leveD van ons volk. Ik w il zelfs niets gemeen hebben met de lafhartigheid en de halfheid van enkelen, die om des lieven vredes wille, omdat de watergeuzen zich, een paar malen, als zee schuimers gedragen hebben, de Aprilbeweging van 1572 in den doofpot zouden willen stoppen. Ik verlang, in plaats van een ziellooze symboliek, het volle licht op de feiten en wil Willem van Oranje in zijn harnas ten tooneele voeren, als wij straks de vlaggen doen wapperen, opdat de geheele wereld wete hoe onze verlossiDg van gewetensdwang en tirannie met den Briel begonnen is. Dezer dagen zal vanwege de Leidsche sub commissie eene inteekenlijst worden rondgezon- den binnen deze gemeente om giften te verza melen voor de feestviering op 1 April 1872 te Brielle en voor de stichting van een Vaderlandscb gedenkteeken ter herinnering aan den geboorte- dag van de Nederlandsche onafhankelijkheid en de vestiging van het gezag van het huis van Oranje. Voor Leiden hebben deze feestviering en de gebeurtenissen van drie eeuwen geleden bijzon dere beteekenis omdat de stichting van Leiden's Hoogeschool daarmede in zeer innig verband staat. Wij vleien ons met eene ruime deelneming door de Leidsche burgerij. Naar wij vernemen is, in plaats van den heer Sanders, die om zijne vele bezigheden bedankt heeft, de heer J. A. F. Coebergh, lid van de Leidsche sub commissie voor den Briel geworden. Vijfentwintig jaar geleden, op 14 Januari 1847, werd het geheel gereorganiseerde gymnasium door den toenmaligeu curator Prof. J. van der Hoeven plechtig geopend en Dr. W. H. D. Su- riDgar als rector daaraan geïnstalleerd. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 184 tot 202 vol wassen personen en van 86 tot 101 kinderen. Z. K. H. Prins Frederik heeft op toezending van het geschrift: Dillenburg, geboorte- en verblijf plaats van Prins Willem I, eene aanzienlijke bij drage toegezegd voor den opbouw van een Wil lemstoren te Dillenburg. UtrD.) Te Apeldoorn overleed dezer dagen de gepen sioneerde majoor T. H. Piper, ridder der orde van deu Ned. Leeuw. Hij bereikte den ouderdom van ruim 78 jaren. Te Arnhem loopt algemeen het gerucht dat de Burgemeester zal aftredeu. In de Staals-Courant is opgenomen het verslag ingediend aan den Minister van KoloniëD, door de commissie belast met het afnemen van het examen vermeld in art. 4 van het Kon. besluit van 10 September 1864 {SlaalsbladH". 93.J Daaraan ontleeneD wij Voor het examen A hadden zich aaDgemeld 54 candidaten, waarvan zich 6 vóór of tijdens het examen terugtrokken, zoodat 48 het examen in zijn geheel hebben afgelegd. Van deze werden 29 toegelaten. Het aantal candidaten voor examen B. bedroeg 78; van hen trokken zich 16 vóór of tijdens het examen terug, terwijl van de 62 over- blijvenden 44 kondeu worden toegelaten. Van de nieuwere talen gaf het onderzoek in de Fransche en Hoogduitsche talen weiDig bevredigende re sultaten. Het examen in de Engelsche taal daar entegen kon zeer voldoende genoemd wordeD. Dat in de nataurknude werd, als gewoonlijk, mondeling en schriftelijk afgenomen, doch de tijd voor het schriftelijk examen was te kort, zoodat men meer naar het mondeling examen oordee- len moest, dan voor eene goede beoordeeling wel dienstig is. Toch waren bij groote zachtheid van het oordeel de resultaten ongunstig. De totaal indruk van het examen in de wiskunde was iets gunstiger dan het vorige jaar. Het onderzoek naar de vorderingen in de geschiedenis leverde voor de grootste helft der candidaten vrij gun stige resultaten op. Het examen in de natuur- historie en scheikunde gaf geene aanleiding tot eenige bijzondere opmerking. Do uitslag van het examen in de staatswetenschappen moet over het geheel ongunstig genoemd worden. Het exa men in het teekenen was zeer middelmatig, vooral in aanmerking genomen, dat de eischen zeer laag gesteld waren. Tot het examen B overgaande, trekt het de aandacht, dat de verhouding der onvoldoende tot de voldoende examens minder gunstig is dan in vorige jaren. Terwijl toch in 1869 die verhouding was als 1 tot 8, en in 1870 als 1 tot 5, is zij dit jaar gedaald tot op 1 tot 31b. Bij nader inzien der cijfers blijkt echter, dat deze minder gunstige uitkomst geheel op rekening der talen gesteld moet worden; bij verreweg de meeste der overige vakken is vooruitgang merkbaar. Voldaan hebben voor: Examen A de heeren: H. P. A. Bakker, J. O. v. Doorniuck, H. J. Hoogeveen, Th. v. Dissel, L. C. H. Fraenckel, W. v. d. Linde, A- P. v. d. Ploeg, A. de Vulder v. Noorden, H. E. v. Swie- ten, J. A. Zimmer, A. Vos, G. L. Brumund, .1. H. Rappard, J. P. de Vries, K. F. van Delden, J. B. Neumann, L. C. Welsink, H. A. Desentje, J. R. v. Gelder, A. J. R. Koopmans, L. Th. Schnei der, H. J. Post, J. Th. v. d. Plas, C. T. A. v. Reemst, Raden Mas Ismangoon, W. M. H. v. Schmidt, E. M. v. d. Bergh, P. W. van Berckel Bik, A. E. v. d. Meulen. Examen B de heerenMr. baron van Voorst tot Voorst, Mr. M. H. C. v. Oosterzee, Mr. J. Ter- steeg, J. G. Mijer, M. C. H. G. Coenen, Is. Col- lard, P. H. Kennis, B. Scholten, Gz., P. Folmer, D. H. v. Gelder, J. Peelen, Mr. J. C.C. Albarda, W. Beijerinck, M. T. J. A. Keus, J. A. v. Ros- sem, G. H. Pannekoek, B. L. Repelius, C. H. M. Ie Roux, A. E. Smits, K. F. v. Swieten, J. P. de Vries, M. H. v. Hunsel, W. K. L. Kraft. J. N. Labaar, Mr. D. Moulin, Mr. J. W. A. Jhr. v. Schmidt auf Altenstadt, J. Stormer, Mr. H. Wichers, A. E. v. d. Meuleu, Mr. J. F. Pbitzinger, Ch. Stok, Mr. C. Wybrandi, A. D. T. T. Boutmy, Mr. P. H. F. Junius, H. J. van Lawick v. Pabst, W. C. C. Bleckmann, A. H. Moorrees, Mr. A. M. Pino, L. It. Turk, Mr. J. H. Verbeek, Mr. E. G. D. G. Wassink. Men meldt uit Curasao, dd. 16 December: De rust is op dit eiland niet verder gestoord- De dagbladen voeren een polemiek over de aan leiding der bekende gebeurtenissen. Officiëel is (hans bekend gemaakt dat de heer J. W. Koentze, op daartoe gedaan verzoek, eervol ontheveD is van de verdere waarneming van het ambt van proc.-generaal onder toekenning van binnen- landsch verlof, en die waarneming is opgedragen aan den heer mr. J. P. Smeele, lid van het Hof van Justitie alhier. Naar aanleiding van een voorstel van heeren curatoren der Latijnsche school te Zwolle, is bij den gemeenteraad aldaar in overweging genomeD, om hetgetal docenten aan die inrichting, zijnde 1 rector en 2 praeceptoren, te vermeerderen met een der den docent in de oude talen en een leeraar in de wiskunst, respectievelijk op eene jaarwedde van ƒ1200 en ƒ400. De bouw van een gebouw voor de Akademie van beeldende en technische Wetenschappen te Rotterdam, is aangenomen door den beer G. Key aldaar voor 98.825. Dit gebouw, dat twaalf zalen voor het onderwijs zal bevatten, zal zoodanig ingericht worden, dat het ook voor het houden van teutoonstelliDgen dienen kan, hetgeen ge schikt kan plaats hebben, omdat de lokalen voor het onderwijs in den regel alleen des winters worden gebruikt, terwijl de tentoonstellingen des zomers plaats hebben. Aan de voordracht van Mr. B. J. H. van Bla- ricum, te Utrecht gehouden in Nuttige Kennis of liéver aan het uittreksel daarvan door het Utr. Dagblad gegeven, ontleenen wij Zou ik dan verlangen dat er geen beschreven recht ware? vroeg Spr. Zeker, was zijn antwoord, zou ik er geen_ kwaad iD zien als rechters, die, zoo al9 de opdracht in de grafelijke tijden luidde, naar hunne vijf zinnen rechtspraken, het recht moesten bedeelen, mits zij van het corpus juris van het Roineinsche recht een grondige studie hadden gemaakt. Maar de natie wil nu eenmaal een wetboek, en aan deu wensch der natie be hoort gevolg gegeven te worden. Men geve het haar dus; maar men geve haar dan tevens een Commissie van een tiental leden, practische man nen, die het oog houden op de voortgaande rechtsontwikkeling en, om de tien jaren bijv. dat wetboek in overeenstemming brengen met de zich ontwikkelende behoeften; men geve aan die Commissie evenals aan de decemviri de macht, om dat nieuwe wetboek te decreteeren, want het gaat Diet aan met ministers en met kamers van een 70tal leden, die heden komen en morgen gaan, die door amendementen op ameDdemeDteu alle wetten bederven, wetten te maken. Naar hem echter verzekerd is, is er vooreerst geen uitzicht op eeue herlevende studie van het Ro- meinsche recht. Geen student in de rechten bijna kan meer een Latijnsch college over het corpus juris volgen, en waar zoo n college in het Hol- landsch gegeven wordt, zijn de meeste jongelui niet in staat één regel uit de pandecten te ver talen. Dat zal echter wel aoders worden. Er zal wel weer een tijd komen, dat men niet alléén aan wis- eD natuurkunde waarde gaat hechten, maar dat men weer aan grondige studie van het latijn en dan ook weer van het corpus juris gaat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1