ÏO Januari. N°. 3656. Ao. 1872. fSTADS-BERICHTEN. DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post.3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTKNTIEN. Voor iedoren regelƒ0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die xy beslaan. STEGE MEESTEE EN WETHOUDEES TAN REIDEN, tu i Herzieu de openbare kennisgeving omtrent de ver - [I dieting tot het doen van aangifte voor de Nationale difitie, in de maand January 1873, voor hen die p den laten January van dit jaar hun 19de jaar ijn ingetreden, en alzoo de personen, geboren in het iar 1853, alsmede voor hen die eerst na het intre- en Tan hun 19de jaar, doch vóór het volbrengen nmman hun 30ste, ingezetenen zijn gewirden, geplaatst ,i de Leidsche Courant van den 14den, 21sten en n Ssten December 1871 Doen te weten dat tot deze inschrijving wordt zitting gehouden op et Eaadhuis, van des voormiddags 10 tot des na- iiddags 3 uren 'eUarsn Maandag den Ssten Januarij, voor de bewoners van de wijken I, II en III; op Dingsdag den 9den Januarij, voor de bewoners van de wijken IV en V; op Woensdag den lOden Januarij, voor de bewoners van wijk VI; op Donderdag den llden Januarij, voor de bewo- ners van wijk VII; op; Vrijdag den 12den Januarij, voor de bewoners van de wijken VIII en IX of de buitenwijk, "in dat de geboorte-acten, die de belanghebbenden bij le inschrijving, onder opgave der woonplaats van den ngeschrevene, behooren over te leggen, dagelijks, de Zondag uitgezonderd, zijn te verkrijgen ter Secretarie dezer gemeente (afdeeling Burgerlijke Stand), van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 uren, wan neer; tevens voor hen, die bier niet zijn geboren, aanvrage ter verkrijging dier acten kan worden gedaan. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Cou- rant en bij aanplakking afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. D. BEANDELEE, Burgemeester. 1 v. PUTTKAMMEE, Secretaris. Leiden, den 2 Januarij 1872. BUEGEMEESTEE en WETHOUDEES van jj, LEIDEN doen te weten, dat ingevolge art. 2 der Verordening, regelende de invordering der plaatselijke belasting op de honden, ieder eigenaar of bezitter van een of meer honden, die aan de belasting onder hevig zijn, verpligt is daarvan jaarlijks vóór den 31sten Januarij bij den Gemeente-ontvanger aangifte te doen door inlevering van een behoorlijk ingevuld en door den aangever onderteekend billet; dat be doelde invullingsbilletten voor bet dienstjaar 1872 van beden af kosteloos ten kantore van den ontvan- ger verkrijgbaar zijn. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. D. BEANDELEE, Burgemeester. v. PUTTKAMMEE, Secretaris. Leiden, 18 December 1871. Lelden. 9 Januari. Aangaande de Brielsche feestviering ontviu- gen wij heden het volgende schrijven uit Brielle: Schreef ik u voor een paar weken, dat men hier over 't algemeen „roet groote verbazing" het eerste stuk over 't monument in uw dagblad ge lezen had, zooveel te meer is dit van toepassing op 't siuk „De April-commissie" in uw nummer vaD 3 Januari. Men is er zelfs verontwaardigd, woedend om. Zou dit stuk misschien den door slag hebben gegeven, dat de commissie hare toe gevende gezindheid jegens de Amsterdamsche sub-commissie beeft laten varen? Alihans in mijne inededeelingen van verleden week schreef ik u over 't antwoord aan die sub commissie, de Kleine Courant van 4 Januari sprak van „de balanceerende maagd," die de Brielle- naren zoo gaarne voor „een zeemanshuis of iets dergelijks zouden inruilen" en nu is gisteren (5 Januari) de volgende circulaire door de hoofd commissie uitgevaardigd „De hoofd-commissie tot voorbereiding der fees telijke viering van 1 April 1872 is door verschil lende aan haar gerichte brieven, alsook na de lezing van verschillende dagbladartikelen, tot de overtuiging gekomen, dat hare bedoelingen niet genoegzaam bekend, althans uit de door haar verspreide circulaire, niet voldoende begrepen zijn. Ook is haar door enkele sub-commissien in bedenking gegeven de voorgestelde wijze van feestvieren te veranderen, en om in plaats van het door haar goedgekeurde monument een an der of wel een nuttige inrichting tot stand te brengen. Opdat nu voor iedere sub-commissie en voor allen, die in het streven der hoofd-commissie be lang stellen, zekerheid besta omtrent beide pun ten, heeft zij de eer langs dezen weg ter algemeene kennis te brengen :iiDat de commissie op 1 April 1872 den gehoor tedag wenscht te vieren van de Nederlandsche onafhankelijkheid, van onze staatkundige en godsdienstige vrijheid, zooais die zich, nadat door de inneming van Brielle de eerste steen was ge legd voor de afzwering van het Spaansche juk, uit den loop der gebeurtenissen heeft ontwikkeld, en waarvan gansch Nederland thans nog, ouder de gezegende dynastie der Orunje's, de heilzame vruchten plukt. Dat, waar de commissie zich onmogelijk kan inlaten met wat op dien dag iu andere plaatsen tot opwekking van de feestelijke stemming der natie mocht gedaan worden, zij te Brielle alsdan den eersten steen wenscht te doen leggen van een na tionaal gedenkteekeu, waarvan de lithografie door haar verzonden is aan ons geëerbiedigd Vorsten huis, en aan iedere sub-commissie, die zich tot ondersteuning van de bedoelingen der hoofd-com missie heeft georganiseerd. Dat zij het ontwerp van dat monument blijft handhaven en otn velerlei redenen niet kan af wijken van haar oorspronkelijk plan, waartoe zij de hulp der natie heeft ingeroepen, op welke roepstem zich reeds 110 sub-commissiën hebben georganiseerd, die voor het overgroote deel aan de plannen der hoofd-commissie onvoorwaardelijk ondersteuning hebben toegezegd. Dat, indien nu echter uigcht blijken, dat deze bewijzen van sympathie onvoldoende zijn en de bijdrage ontoereikend, om het monument tot stand te brengen, de hoofd commissie zich genoodzaakt zou zien, met terugzending van de reeds ontvan gen gelden, haar mandaat neder te leggen. Dat, wat nu betreft het verlangen van hen, die eene nuttige iurichting, zouden willen tot stand gebracht zien, dit denkbeeld vroeger be paaldelijk ook bij de commissie is opgekomen; zij heeft het .echter laten varen, zoowel otn de enorme kosten Lot iets dergelijks vereischt, als om zelfs den schijn le vermijden, dat uien de nationale geestdrift ten bate van de stad Brielle wilde exploiteereu. Dat de commissie zich echter volkomen bereid verklaart alle gilteu iu ontvang te neuieu, waar bij het uitdrukkelijk voorbehoud is gemaakt, dat zij alleen voor liet lot stand brengen eener nut tige inrichtiug gegeven zijn, om, indien mocht blijken dat hiervoor voldoende wordt bijgedragen, terstond in overleg te treden, welke nuttige in richting, buiten en behalve het monument, de voorkeur zou verdienen. Voorts worden alle sub-commissiën en corres pondenten beleefdelijk uitgenoodigd zoo spoedig mogelijk, immers vóór 1 Februari, opgave te doen van de ingezamelde gelden, daar het de hoofd-commissie onmogelijk is met hare werk zaamheden den noodigen voortgang te maken, indien zij niet op de hoogte is van de giften, voor haar plan ingezameld. De Hoofd-Commissie lot voorbereiding der feestelijke viering van 1 April 1872, wg.) G. F. LETTE, Voorzitter. (w. g.) Mr. H. Pu. DE KANI'ER, Secretaris. SSoóals gij ziet, <le nimf word', gehandhaafd. Hare oprichting is toch wel een fait accompli. Het zal u wel evenzeer spijlen als mij, dat ter her innering van Neêrlands staatkundige wederge boorte een dergelijk onbeduidend monument zal worden opgericht. De klachten van verschillende zijden, nog pas door de Rolterdamsche subcom missie (van 33 leden) aangeheveD, zijn vruchte loos geweest. Waarom de hoofdcommissie een der gelijk monument handhaaft, wordt in de circu laire niet vermeld. Deze circulaire is aan verschillende dagbladen ter plaatsing toegezonden, echter niet aan bet uwe. Dit is vermoedelijk omdat de hoofdcommissie zoo woedend is over de stukkeu iu uw dagblad ingezonden en nu revanche wil nemen. Ik kan dan niet begrijpen, hoe de hoofdcommissie zioh op zoodanige wijze wil wreken. De weinige mede- deelingen, die zij doet, moeten aan de voornaam ste bladen worden gezonden, onverschillig of zij zich al dan niet met de plannen der hoofd-com missie vereenigen. Het gaat niet aan, om eene courant le negeereu, wanneer een ingezonden stuk iu voorkomt, dat in prachtigen stijl is geschre ven en waarvan de schijver de plannen der hoofd commissie aanvalt. Trouwens de hoofd-commissie maakt zoo weinig openbaar, dat gij er niet veel door verbeurt. Hoewel ik gevaar loop door den inzender, van het stuk „De April-commissie" van kleingeestig heid beschuldigd te worden, wil ik mij toch aan eeoe opsomming wagen der plaatsen, waar sub- commissiën zijn opgericht, omdat ik u zooveel mogelijk op de hoogte wil honden van al, wat er be- trefi'ende de feestviering bekend is. Er zijn weêr 13 8ub-commissiën opgericht (dus iu 't geheel 104), n.l. te Arkel, Barendrecht, Dieren, Edam, Kedi- chem, Krimpen a/d IJsel, Oegstgeest, Rotterdam (door 't Weekblad vergeten; toen ik n mijn vorige uiededeelingen schreef, was zij nog niet opgericht, zoodat ik haar niet vergeten had, gelijk de lezers van de Haarlemsche Courant al licht zouden ver moeden), Ruinen, Scheveningen, Schoonhoven, Wassenaar en Zalt-Bommel, Nog zyu twee cor respondentschappen gevestigd (met de vorige 17), te Nieuyve-Niedorp en Simonshaven. Van de sub-com missiën QptvaDgt de hoofd, commissie vrij veel geld, als Nijmegen f 218,24, Oostvoome 8b, Poortugaal 28,45 en IJselmonde f 113,9.3, In den Haag sohijnt niet veel in te ko- men, omdat.de sub-commissie (die toch uit 22 leden bestaat) geen. lijst laat, circuleeren, maar aan ieder, die wat geven wil, permissie geeft, om het bij eeu harer leden te brengen. Dus of daar ook veel zal iukomeu 1 Aan de Arnhemsche Courant ontleenen wij het volgend merkwaardig artikel Indien de nationale gedenkdag, den lsten April aanst. te Brielle te vieren, in plaats van, volgens de bedoeling der ontwerpers, een dag van alge meene vereeniging en verbroedering voor alle Nederlanders van alle gelooven en alle meenin gen te wezen, een dag van scheuring wordt, die constateert dat er in dit laud twee ouvereenig- bare, vijandig aan elkander overstaande en onver zoenlijke partijen zijn, r-r de partij van Nederland en de partij van Home, dan zal de schuld daarvan uit sluitend aan de partij van Rome te wijten zijn. Na hetgeen, door de koor-aanvoerders der ultramonta- nen, door de Tijd, door de heeren Alberdingk Thijm en Nuyeus over die feestviering is geschreven, is het zeker dat, althans voor de ultramontanen, de dag, die hel begin-was van den ondergang der Spaansche heerschappij hier te lande,(het be gin van liet einde der regeeriug over ons van den onvolprezen Philips II en zijnen uitmunten den dienaar Alva, een dag is niet van vreugde- maar van rouw, smart en spijt. Voor den heer Alberdingk Thijm, die „de partij zijner vaderen houdt," waren de Watergeuzen niet anders dan „boeven eude piraten," én hunne inneming van den Briel is voor hem niet auders dan eene „onge hoorde gewelddadigheid." „Wij moeten ons eeu oogeDblik verplaatsen in den tijd der „vaderen" van den heer Thijm en van hunne partij^_Wij' knnneu ons zeer goed voorstellen, dat in 1572, voor de spaauschgezinde Nederlanders, de Watergeuzen gespuis en uit vaagsels van het menschdom waren, „boeven en piraten." in éen woord wat, iu de negentiende eeuw, voor de zonen der ultramontaansehe va deren, de garibaldiauen en mazzinisteu zijn. Men heeft toen misschien in de Roomsche kringen ook gesproken van den „rooverprins" en van de schavuiten ih roode (of anders gekleurde) hemden." Ronduit gezegd, de vaderen van den heer Tbijm hadden misschien wel wat reden, de Watergeu zen en de Geuzen in het algemeen niet beminnelijk te vinden. Zij waren, vreezen wij, over het algemeen, niet welopgevoed en hadden zeer slechte manieren. Zij droegen geene hand schoenen en geene verlakte laarzen. Zij waren, voor een groot deel, de zouaven (natuurlijk de brave pauselijke zouaven uitgezonderd) en de turko's van hunnen lijd. Wanneer thans een dezer ech te Watergeuzen uit zijn graf herrees en in ons midden verscheen, wij twijfelen of iemand onzer zeer met zijn bezoek zou gediend wezen, en of wij geneigd zouden zyn hem bij ons aan tafel te noodigen en te logeeren te vragen. Het waren, dit is ontegenzeggelijk, ruwe klanten en van de ruwheid der zestiende eeuw geeft ons de ruw heid der 19de eeuw uog slechts een flauw be grip. De „ruwe klam" van 1572 was ieinaud die weinig om ziju eigen leven gaf eu nog minder om dat van anderen. Het was eeue benaming die vele zonden omvatte, doodslag, brandstichting, plundering enz,, al wat in een beschaafde maat schappij op straffe des doods, van gevangenis, boete enz., verboden is. Dat de Watergeuzen vele „gewelddadigheden" gepleegd hebben, is onte genzeggelijk. De inneming van den Briel, eene aan den legitimeu vorst des lands toebehooreDde veste, was zonder twijfel eene groote „geweld dadigheid." Dat er bij die gelegenheid kerken geplunderd en geestelijken ook „vreedzame" geestelijken gevangen genomen en opgehan gen zijn, is zekerlijk wel de waarheid, en dit vooral het ophangen, volgeDS het geanticipeerde Lynch-recht was zeer verkeerd van de Wa tergeuzen. Als verzachtende omstandigheid kan pen alleen aauvoeren, dat wanneer de „vaderen" van 1572. sprekenden schreven zooals de zonen iu 1872 spreken en schrijven, zelfs zachtzinniger menschen, dan de Watergeuzen waren, in woede konden uitbarsten. Maar desniettegenstaande, wij geven het den zoon zijner vaderen volkomen toe, dat ophangen zonder rechtspraak eu von nis >vas z^er onbehoorlijk van de Watergeuzen wanneer zij bet van „de party der vaderen" wonnen, als het van „4® partij der vaderen" was, wanueer zij het wonnen van de Water geuzen. Doch, de vraag is niet, pf hetgeen de Water geulen gedaan hebben „gewelddadigheden" ziju, maar of zij het zonder gewelddadigheden hadden kunnen doen of wij niet aan de gewelddadig heden der Watergeuzen, aan deze „bceven ende piraten" te danken hebben, dat wij zijn, wat wijzijn, een vrije, zelfstandige Nederlandsche Staat, onder het. grondwettig koningschap van bet Huis van Oranje? Aan onze groote revolutie der zestiende eeuw, onze afscheuring en afzwe ring van de Spaansche heerschappij en dynastie, van welke revolutie de inneming van den Briel eeDe eersteeclataüte gebeurtenp was,hebben wij onze la ter gevolgde eenheid als Staat en volk, onze burger lijke en persoonlijke, daarnaook onze politieke en godsdienstige vrijheid, te dankep. En dit te her denken eu te vieren is de beteekenis en de be doeling van het Brielsche feest. Uit die revolutie, zoo noodig eu heilzaam als ooit eenige revolutie was, is de Nederlandsche Staat en de Neder landsche natie ontstaan, en zonder de Water geuzen, eu de andere Geuzen, zonder deze allerlei gewelddadigheid plegende „boeven ende piraten," was die revolutie nooit volbracht. De bedaarde, deftige, gemoedelijke en gezeten bur gers zijn niet de mannen om eene revolutie te beginnen of te voltooien. Revolutie maken, in opstand te komen tegen een tirannieken souve- rein eu zijne tirannieke dienaren, het juk zijner heerschappij af te schudden en zich van zijne dwingelandij te bevrijdeD, dit alles is ruw werk, eu om ruw werk te doen heeft men ruwe hoof den en handen noodig. Nieuwe staten eu nieuwe volken worden niet zonder barensweeën eu Diet zODder smarten geboren. Niet de „gewelddadigheden" der Geuzen ech ter zijn het, die de ultramontaansehe factie zoo zeer legen de viering van den gedenkdag van de inneming van den Briel in het harnas jaagt, maar deze groote revolutie zelve is het, van welke die inneming eeu incident was. Omdat die revolutie een verzet was legen Spanje eu legen Home, omdat zij eene uiting was van den mo dernen geest, van dien geest die ons godsdienst en gewetensvrijheid, burgerlijke en persoonlijke vrijheid, politieke en maatschappelijke vrijheid gaf, daórom is zij, en zijn al hare werken, bij de uitrainontaansche factie vervloekt en ver doemd. Die factie houdt vast aan haar overoud refrein Quisquis est qui credit aliler (anders dan Rome.) Hunc damnamus aeternaliter Wat wij thans zien geschieden is de strijd der partij van Home tegen de partij van Nederland. Dr. Nuyens laat dit zeer duidelijk uitkomen, wan neer hij zegt, dat de redenen waarom de Neder- laudsche Ultramontanen het feest van de inne ming van den Briel niet vieren willen is, omdat het was „eene revolutionaire daad," het begin vau „eene reeks van gebeurtenissen, die bij een zeer aanzienlijk gedeelte des Nederlandschen volks eeue droevige herinnering hebben achtergelaten," iets dat door twee geheele provinciën, door een huu- zienlijk deel der natie, in alle provinciën ver spreid, beschouwd wordt als tegen hen gericht geweest te zijo," en dat „bu ons (ultramontanen) droevige indrukken heeft achtergelaten." Dit is, men moge er verder van denken en zeggen wat men wil, duidelijk, ondubbelzinnig en oprecht gesproken. Omdat, uiet deze „revolu tionaire daad", de innemiug van den Briel, de revolutie begon, die ons van Spanje en Rome los scheurde, ons een zelfstandig bestaan, vrijheid op y.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1