Donderdag 28 December. N°. 3646. NIMFEN EN VLAGGEN. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". SCHETSEN UIT EHGELAND. LEIDSCH Ao. 1874. DAGBLAD. PRIJS DEZUR COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVEHTKNTIEN. Voor iederen regel0.1 Grootere letten naar 4e plaatsruimte die rij beslaan. STADS-BERICHTEN. MTIO VALE MILITIE. BURGEMEESTER ss WETHOUDERS va* LEIDEN, Gelet op artikel 19 der wet ran deu 19den Augustus 1861 {Staatsblad u°. 72), betrekkelijk de Nationale Militie; Herinncrou hen, die op deu lsten Januarij 1872 hun 19de jaar lleu zijn ingetreden, en alzoo de geborenen in bet jaar 1853, mede hen, die eerst na het intreden van hun 19de jaar, doch jr het volbrengen van han 20ste, ingezetenen zijn gewordeD, de ,-pligting tot bet doen vau uangifte voor de Nationale Militie, in maand Jauuarij 1872. Zij geven daarbij kennis dat, wie moet worden ingeschreven en wie voor ingezeten wordt gehouden, omschreven is bij de artt. 15 en 20 van genoemde wet, dus luidende: Art. 15. Jaarlijks worden voor de militie ingeschreven alle mannelijke iuyezetcuen, die op den lsten Januarij vau het jaar hun 19de iaat waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden: lft. hij, wioua vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet vau den 28steu Julij 1850 Staatsblad n°. 44); bij, die, geen ouders of voogd bebbende, gedurende de laatste, aau het in de eerste zinsnede vau dit artikel vermelde tijdstip voorafgaande, achttien maanden in Nederland verblijf hield; uü. bij, vau wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al i9 zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoorende tut eenen Staat, waar de Nederlander niet aan de verpligte krijgs dienst is ouderworpen, of waar ten aanzien der dienstpligtigheid liet beginsel vau wederkeerigheid is aangenomen. Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het \olbrengen van zijn 20ste, ingezeten wordt, is verpligt, zich, zoo dra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemees- Ier en Wethouders der gemeente, waar de inschrijving, volgens art, 16, moet geschieden; dat, wie niet wordt ingeschreven, is bepaald bij art. 17, van den volgenden inhoud: Voor de militie wordt niet ingeschreven: 1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is; 2®. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon vau een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten; 3U. de zoon van den Nederlander, die ter zake vau 's lands dienst iu 's Rijks Overzeesche Bezittingen of Koloniën woont; dat, iu welke gemeente men moet worden ingeschreven, te vin den is in art. 16 der wet, waarbij is verordend L)e inschrijving geschiedt J°. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de Toogd woont 2°, van een gehuwde «u van een weduwenaar in de gemeente waar h\j woont; 3°. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, iu de gemeeute waar hij woont; 4°. van den buiten 's lauds wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake vau 's lauds dieust in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond beeft. Voorts, dat, door wie de aangifte moet worden gedaan, te vin den is in art. 18, houdende het voorschrift: Elk, die volgcus art. 15 behoort te worden ingeschreven, is ver- pligt zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders aau te geveu tjsscbcn den lsten en den 31sten Januarij. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zyu beiden overleden, zyn voogd tot het doen van die aaDgifte verpligt. Nog doen Burgemeester en Wethouders te weteu: dat tot deze inschrijving wordt zitting gehouden op het Raad huis, van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 aren op Maandag den 8 Januarij, voor de bewoners van de wijken 1, 2 en 3; Dingsdag 9 Woensdag 10 Donderdag» 11 Vrijdag 12 4 en 6; 6; 7; 8 en 9 of de buitenwijk. Eindelijk, dal de geboorte-aden, die de belanghebbenden, bij de inschrijving, ouder opgaven der woonplaats van den ingeschrevene, behooren over te leggen, dagelijks, de Zon- en Feestdagen uitge zonderd, zijn te verkrijgen ter Secretarie dezer gemeente (afdeeling Burgerlijke Stand), van des voormiddags 10 tot des Damiddags 3 uren, wanneer tevens voor hen, die hier niet zijn geboren, aan vrage ter verkrijging dier acten kan worden gedaan. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Courant van den I4den, den 21sten en den 28sten dezer maand afgekondigd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRAN DELER, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. Leioen, 13 December 1871. Ingezonden De onhandige Brielsche correspondent dwingt mij mijn polemiek te hervatten, minder om zijn onbeduidende opmerkingen Ie wederleggen, het geen mij licht valt, dao, omdat zij mij eene on gezochte gelegenheid schenken, eeoige nieuwe beschouwingen aan onze vorige toe te voegen. Eerst trachtte hij, volgens deu maatstaf van zijn eigen autoriteitsgeloof, mij door de onver wachte en indrukwekkende onthulling der lief tallige Gratiën-groep Fruln, Koelman, Jonck- bloedt, mij, als, met een driedubbel Hedu sahoofd, te doen versteenen. Nu hij ziet, dat wij stand houden, laat hij de hooggeleerden voor zich zelve zorgen en geelt vriend Koelman aan zijn eigen lot over, hetgeen voor hem ook wel zoo verstandig is. Wij herhalen het, de heer Koelman is een uit muntend teekenaar en in die hoedanigheid als leeraar in de teekenkunde aan de Haagsche teeken- academie volkomen op zijn plaats. Hoewel hij niet lot den hoogen adel der rid ders van het palet behoort, is hij ook een ver dienstelijk schilder, zoodat het ODnoodig is hem nog gaven toe te dichten, die hij niet bezit en waarop eeu verstandig en eerlijk man, als hij is, ook geen aauspraak zal maken. De bewonderaars quand mime van dien heer beschouwen hem echter niet alleen, als een geniaal teekenaar, maar ook, als een beroemd schilder eu een groot beeldhou wer, eeu soort van artistieke drieëenheid dus, die de goddelijke zeer nabij komt. Zooverre gaan wij in de waardeering zijner gaven niet. Onze overtuiging verbiedt ons hem met de commissie, een onzer beroemdste beeldbouwers te noemen, zoodat wij, door waarachtige kunst liefde gedreven en ter wille der waarheid, ge noodzaakt zijo geweest de vlag van den heer Koelman, als beeldhouwer, neder te halen en zijn monumenten, helaas slechts in den geest, al te breken. Nu er toch van deu heer Koelman sprake is, kunt gij mij wellicht mededeelen of met voorkennis der hoofdcommissie die heer tot lid der Haagsche sub-commissie is benoemd, om hem des te Deter in de gelegenheid te stellen, als onpartijdig beoordeelaar van zijn eigen ontwerp op te treden. Wanneer de monumentale kunst in Nederland uit haar diep verval zal worden opgebeurd, moe ten, in de eerste plaats, de onbevoegden geweerd worden, om anderen die zich, bescheiden, op den achtergrond houden, iu de gelegenheid te stellen, naar voren te treden. De Brielsche correspondent wendt het nu we der over een anderen boeg eu beweert dat wij te overdreven klassiek zijn. Wij beschouwen dit verwijt als een compliment, waarvoor wij onzen tegenstander dankbaar zijn. Geenszins zijn wij van het nieuwe afkeerig, maar waar ons dit zoogenaamd nieuwe in banale vor men wordt voorgedragen, geven wij aan het eerste en beproefde de voorkeur. Wij achten ons daartoe te meer verplicht, nu wij het voorrecht hebben onze gedachten te vertolken in eeu dag blad der academiestad, die, in haar museum vaD oudheden, de overleveringen der roemrijke kuDSt van het oude Hellas, zij het dan ook in veelal gebrekkige modellen, bewaard heeft. De Grieksche beeldhouwkunde vertoont het merkwaardig en verheffend schouwspel, hoe de volmaaktheid in den kunstvorm binnen het bereik der mensche- lijke kracht ligt, zoodat althans, in de gave der reproductie, de vonk van het goddelijk schep pingsvermogen in den boezem van ons geslacht sluimert. Die sprakelooze gestalten drukken in hun verheven zwijgen een taal uit, die gij blijk baar niet verstaat. Wij wenschen ons verder met den „vaderland- schen" correspondent niet in te laten, want met lie den, die, in strijd met de gebruikelijke handelwijze van verstandige lieden bij het einde wenschen te beginnen en de vrucht willen plukkeD, eer die gerijpt is, wordt een ernstig debat onmogelijk. Wij wenschen nu het woord te richten niet tot de commissie, die wij op het kunstgebied als een minderjarige beschouwen, maar tot haar beide toeziende voogden, die mij beter begrijpen zullen eD voor hunnen pupil verantwoordelijk zijn. Wij hebben het artistiek debat opzettelijk naar een brandpunt van kunst en wetenschap ver plaatst, omdat het daar eigenaardig te buis be hoort en dus, nu het eens is ingeleid, ook be hoort te worden volstreden. De nimfen vertegenwoordigen, zoowel in de kunst als in de letterkunde, het idyllisch en niet het heroïsch element en zij blijven dit eigenaardig kenmerk behouden ook, waar zij niet een vlag worden opgesmukt, tenzij gij, met willekeurige verkrachting van heur wezen, de éenheid der kunstgedachte gewelddadig doorbreekt! Wilt gij het schuwe en bloode volkje, dat gewoonlijk den aanblik der meuschen schuwt, nader leeren ken nen? De herders zien, als de avonddampen neev- leu, vluchtige schaduwen van drijvende wolken hen haastig voorbijjagende visschers zien hen, in het vroege morgenuur, als de neevlen rijzen, in sierlijke golviug langs het strand en de golven dwalen; de jagers zien heu, op het heetst van den middag, in het dichtst der bosschen, als invallende zonnestralen grillige lichtfiguren op den grond tooveren, ziedaar uwe nimfen! Schim men, schaduwen, luchtbeelden, nevelgestalteu, waar bet eerlijke en ronde Nederlandsche volks karakter iets positiefs en degelijks verlangt Als de Brielsche boerendeerne in het „Leidsch Atheen," welks kweekeliug wij ons beroemen te zijn, moet haar burgerlijke staat behoorlijk worden onderzochten, als zij haar adellijke afkomstniet kan staven, moet zij, met haar eigen vlaggestok, uit den tempel der kunst worden verdreven! Een laatste handwuiving aan den schrijver in het Vaderland. Gij bespot mijn „isolement" en wilt mij met de 60 zegge zeslig sub-coinmissiën verplette ren. Met een van Neèrlands bekwaamste en te vens eerlijkste staatslieden roepen wij u vol fier heid toe: „in ons isolement schuilt juist onze kracht!" Ook waar wij alleen staan, zal ons veldteeken, van de hoogte gezien, anderen wel licht tot navolging aansporen. ExcelsiorI Lelden, 27 December. De Tijd deelt den volgenden brief mede, waarin de heer van Saagsveldt, pastoor te Brtelle, be dankt heeft voor ziju lidmaatschap van de feest commissie. „Aan den WelEdelen Heer Voorzitter der Feest-, commissie te Brielle. „WelEdele Heer! „Daar ik overtuigd was van uwe edele bedoe lingen, heb ik er geen zwarigheid uit gemaakt om lid te worden van de commissie, die zich heeft geconstitueerd ter viering van de inneming van Brielle. „Thans echter verneem ik van verschillende kanten, dat men aan dat feest een beteekenis begint te geven, die geheel en al buiten uwe eu mijne bedoeling ligt. „Wijl ik bovendien met grond vrees, dat gij noch ik in staat zullen zijn, om het programma zooals het begrepen en vastgesteld is, geheel te handhaven en uit te voeren, zoo zie ik mij ge noodzaakt bij deze mijn ontslag te nemen als lid der commissie. „Met ware hoogachting UEd. dienaar, J. W. van Saagsveldt." Zou de fijne neus van den geestelijke iuderdaad reeds den „mutserd" beginnen te rieken? De Katholieken, die, blijkbaar aan eeu geheim wachtwoord gehoorzamen, beginnen zich stelsel matig aan de Brielsche feestviering te onttrekken. Het voorbeeld van den Brielschen pastoor heeft reeds elders navolging gevonden. Uit Arnhem wordt ons bericht, dat de geachte en verdraag zame R. K. geestelijken Brouwer en van Baten burg als bestuurders der sub-commissie bedankt hebben. Wij vestigen er, vooral bij 't naderend nieuw jaar, de aandacht op, dat volgens onze postwet het verzenden van visite-kaartjes niet anders ge oorloofd is, dan onder 't gewoon briefport, zoo dat wanneer een kaartje niet door een postzegel van 5 cents is gefrankeerd, de ontvanger de toe zending met 10 cents port moet betalen. Tevens moet men er om denken, dat iu geen geval open couverten mogen verzonden worden, al is liet ook, dat daarin ander drukwerk is gesloten. Naar ons wordt medegedeeld, heeft er zich in het Uillegat eene nieuwe geul gevormd, zoo- naar het fransch van H. TT A. IW I. Eerste indrukken. Vervolg.) Ieder woont afzonderlijk op zijn met gras perken en struiken versierd terrein, in eene woning van twee verdiepingen, goed onderhou den, met eene galerij, eene bel voor de leveran ciers, eene andere voor de bezoekerseen sous-sol voor de keuken en de dienstboden, waarheen een trap geleidt; zeer weinig lijstwerk en orne menten; van buiten geene blinden; groote ramen, die het lieht goed doorlaten; bloemen langs de randen en de galerij; stallen een weinig achteruit om den reuk en het gezicht; het geheel is wit, glinsterend gestucadoordgeen vlekje modder of stof; boomen, grasperken, bloemen, dienstboden in orde gehouden, als moesteu^ze voor eene ten toonstelling dienen. De bewoner stemt overeen met zijDe schelp. Vooreerst is hij Germaan getuige zijne zorg om alles een landelijk voor komen te geven, zijne liefde voor de natuur. Verder is hij Eugelschinau en als zoudanig wil hij lieer en meesier zijn over zijnen trap zoowel als over zijne kamer. Het boven elkander wonen in onze Parijsche kooien zou hij onverdragelijk vinden. Hij richt zijn huis in als een klein, onaf hankelijk, gesloten kasteel. Hoe eenvoudig overi gens en zonder behoefte aan uiierlijke praal op het punt van fatsoen en comfort is hij veel- eischend. Hij houdt zich op een grooten afstand van zijne ondergeschikten. Welk eene massa dergelijke woningen in West-End! Zesduizend francs huur, vijf a zeven dienstboden, de heer des huizes verteert dertig- a zestigduizend francs per jaar. Er zijn tien van die fortuinen in Engeland tegen éen in Frankrijk. Denzelfden indruk maken op ons de wandel parken: de smaak, de afmetingen zijn geheel anders dan bij ons. In St.-James Park is men geheel buiten en wel op zijn Engelsch groote oude boo men; weiden, en uitgestrekte vijvers bevolkt met eenden en andere zwemvogels; koeien en schapen weiden het altijd frissche gras af in omheinde perken. Er zijn zelfs schapen in den smallen groe nen rand, die de Westminster-abbey omlijst. Die meuschen houden van het buitenleven. Men be hoeft slechts met hunne letterkunde bekend te zijn, van Chaucer tot Shakespeare, van Thompson tot Wordsworth en Shelley om er het bewijs van te hebben. Welk eene tegenstelling met de Tuileriën, de Champs-Elysées, het Luxembourg! Over 't algemeen is de Fransche tuin die van Lodewijk XIV, een salon in de vrije lucht, om te wandelen en te kouten. De Engelsche tuin is meer geschikt voor de eenzaamheid: de oogen en de ziel spre ken er met de natuur. Wij hebben een park naar dat model aangelegd, maar de fout begaan er eene groep rotsen eu watervallen in te plaatsen, waardoor dadelijk het kunstmatige in 'toog valt. Engelsche oogen zouden aanstonds het stuitende er van hebben gewaar geworden. Regent's Park is grooler dan de Jardin des Plantes en het Luxembourg samen. Ik heb dik wijls opgemerkt, dat ons leven den Engelschman bekrompen, gevangenisachtig voorkomt. Zij heb ben meer behoefte aan lucht, aan ruimte: Engel- schen, die ik te Parijs gekend heb, lieten ten allen tijde hun venster deu geheelen nacht open. Vandaar hunne lichaamsoefeningen, hunne wan delingen, hun paardrijden buiten de stad. Stend hal zegt terecht, dat een Engelsch meisje mear we"s te voet allegt in eene week, dan een lia- liaanseh in een jaar. De menscli in het Noorden met zijn sterk gestel moet ruim kunnen adem halen en zich flink bewegen. Dit park is in een stil gedeelte gelegen, men hoort er geen geraas van rijtuigen, men vergeet daar Londen, 't is er eenzaam. De zon schijnt, maar de wolken drijven boven ons hoofd en be sproeien ons om het kwartier, als wandelende gieters. De groote, natte weiden geuren heerlijk; men hoort het eentonig afdruppelen in de stille vijvers. Gaan wij even die broeikas van binnen bezichtigen. Welke prachtige orchideeën, sommige als fluweel met alle kleuren van den regeuboog, andere vleeschkieurig, doortrokken van licht, zoo dat men schroomt ze aan te raken! Daarnaast verheffen de palmen hunne kruin in eene lauwe atmosfeer. Zonderling: er zijn geene oppassers, de toegang is vrij en toch wordt niets beschadigd Ik kan mij voorstellen hoe zij lachen om onze openbare gebouwen en j feesten met de noodige beambten. Zelfs aan de stations van den spoor weg is hier ieder vrij, gaat tot bij de rails eu haalt zijne vrienden af aan het portier van den wag gon. Zij verwonderen en ergeren zich ons te zien op gesloten in onze wachtkamers als schapen in een hok,altijd onder liet wakend oog van eenen beam bte Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1