lan deu betrokkenen bondsstaat veranderd «■orden." Uit dit artikel blijkt ten duidelijkste, dat in den bondsraad de opheffing van een afzonderlijk recht voor Beieren niet alleen door 14 tegenstem mers, maar zelfs door de enkele oppositie van !en vertegenwoordiger der Beiersche regeering lie over 6 stemmen beschikt) kan verhinderd worden. Maar nu komt de moeilijker vraagwat hebbe :ien hier te verstaan onder Beiersche regeeriug? ijn daarmede eenvoudig de koning en zijne mi- isters bedoeld, ot moet men er ook de vertegen woordiging in betrekken? De ultramontaansche en patriotsche partij houdt ol, dat de regeering van de afzonderlijke rechten een afstand mag doen zonder toestemming der ertegenwoordiging; de minister v. Lutz met de Duitsche nationale partij beweert dat de regcering lechten, die haar bij het verdrag zijn voorbehou den, indien zij verkiest ook kan laten varen. Ons dunkt, dat in deze quaestie eenvoudig de uaug moet gesteld worden: Welke zijn de rech ten, waarvan men afstand wil doen zijn het peciale attributen der regeering of hangen zij in Beieren van de gewone wetgeving af? In het eerste geval kan de regeering haren vertegen woordiger in den bondsraad de instructies geven, die zij verkiest; indien b. v. de koning van Beie ren of van Wurtemberg afstand willen doen van liet recht tot benoeming van officieren, dan kan zulk eene verandering van art. 66 der rijkscon stitutie tot stand komen, zonder dat eenig lid van den Beierschen landdag er mede te maken heeft. Indien daarentegen de regeering afstand wildoen vaD de wetgeving op een of ander gebied, dan moet wel degelijk de landdag er in toestemmen. Immers die wetgeving is hem bij de Beiersche constitutie verzekerd, en men kan ze hem dus maar niet tegen wil en dank ontnemen om ze aan een ander over te dragen. Dit werd door den minister von Lutz, voor de commissie tot beraadslaging over de Versailler tractaten dan ook, vrij tegenstrijdig met zijoe tegenwoordige houding, erkend; "hij sprak daar: „Er is geen twijfel aan, dat de Beiersche regeeriug deu land dag voor het uitbrengen harer stem in de bonds vergadering verantwoordelijk blijft." Zonderling mag het genoemd worden, dat hij nu geheel uiet die woorden in strijd handelt. Immers én 'ra den rijksraad én in den landdag heeft hij verklaard, dat de Beiersche regeering aan het straffen van geestelijken voor misbruik van den kansel zonder inmenging der vertegenwoordiging hare stem kon geven, en die wet (die wij intus- xheu zeer goedkeuren) is dan ook op die wijze tot sland gekomen. Op het oogenblik is in den bondsraad de quaestie van de invoering van het burgerlijk recht voor geheel Duitschland in behandeling. Aan Beieren (om bij dit land te blijven) wordt daardoor een gedeelte zijner wetgeving ontno men, daar bij de constitutie verscheidene takken der iburgerlijke wetgeving den landdag zijn voor behouden, b. v. over het huwelijk, het burger recht, de assurantie van roerende goederen enz. Nu ware het dunkt ons de plicht der Beiersche regeering geweest, over het daartoe strekkend ontwerp eerst de meening van den landdag te vragen en daarnaar hare stem in den bondsraad (hoewel deze ook nu afkeurend is) te regelen. En terwijl Beieren zich nu tegen de invoering verklaart, is zij volgens art. 78, voor dat land reeds verhinderd, al mogen er ook in het geheel geen 14 stemmen in de oppositie zijn. "Wij mogen evenwel verwachten, dat dit geval zich niet zal voordoen, daar Beieren, Saksen, Wurtemberg en Hessen met elkander over 17 stemmen beschik ken en zich waarschijnlijk wel tot afstemming zullen vereenigen. Bij den Beierschen landdag zijn drie prijzens waardige wets-ontwerpen ingediend1". een van deu afgevaardigde Cramer c. s. tot bet invoeren van éen enkele directe belasting, een inkomsten belasting; 2°. van den heer Frankenburger c. s. lot de opheffing van het schoolgeld op de lagere scholen en oprichting van een algemeen staats schoolfonds; 3°. om van het aandeel van Beieren aan de oorlogsvergoeding 3 millioen af te zon dereu voor groudige onderzoekingen naar steen kolenmijnen in Beieren. De invoering van het Duitsche strafwetboek in Baden, is in de tweede Kamer te Karlsruhe aangenomen met algemeene stemmen op 10 na (waaronder 8 ultramontanen). Oosteur.-Hong. Monarchie. De wet der tienguldenmannen. Troonrede. Ver kiezingen. Het juiste standpunt. De keizer heeft zijne toestemming gegeven aan een wetsvoordracht, die reeds sedert lang een onderwerp van twist en oneenigheid had uit- r"i gemaakt. Zij deed zelfs zooveel van zich hooren dat zij als een onmiskenbaar teeken van algemeene bekendheid, den vasten naam van „wet der tien guldenmannen" had aangenomen. Voor twee ja ren werd zij door den Landdag van Neder-Oos- tenrijk aangenomen, en stelde eene verandering van de wijze der Landdagsverkiezingen vast, waarbij o. a. de census van 20 florijnen tot 10 florijnen opbrengst in de directe belastingen ver minderd werd. De wet werd onder de ministeries Giskra en Potocki aan de regeering herhaaldetijk ter goedkeuring voorgelegd, doch het mocht den landdag niet gelukken, deze te verwerven. Ho- henwart meende, zonder nog de wet te sanctio- neeren, in haren geest te handelen, door ook de opcenten der directe belastingen ten voordeele van den kiezer te rekenen, terwijl hij den census van 20 florijnen liet bestaan; deze interpellatie deed hij nu echter niet alleeh in Beneden-Oos tenrijk, maar ook in alle andere kroonlanden gelden. De grondwets partij kwam hier natuur lijk ten sterkste tegen op, daar zij terecht in vele provinciën van elke uitbreiding van het kiesrecht onder het ministerie Hohenwart nadeel voor zichzelf verwachtte; dit ministerie werd gesteund door de ultramontanen en de invloed dier heeren neemt voorloopig nog met iedere uitbreiding van het kiesrecht toe. Aan den twist is nu een einde gemaakt, doordat de keizer het oorspronkelijk wetsontwerp van den Neder-Oostenrijkschen land dag heeft goedgekeurd. Daar is voor de liberale partij van eene uitbreiding van het kiesrecht minder te vreezen, omdat de provincie voor het meerendeel door Duitschers is bevolkt. De ministers Stremayr en Unger zijn bezig de troonrede op te stellen, waarmede den 27sten December de Rijksdag zal geopend worden. De quaestie der directe verkiezingen, ter vervanging van de verkiezing der rijksdagleden door en uit de landdagen, zal daarin niet aangeroerd worden, hoewel zij in den laatsten tijd onder de consti- tutioneele partij ernstig ter sprake is gekomen. Het stilzwijgen der troonrede is dan ook niet daaraan toe te schrijven, dat de regeering er niet mede ingenomen is, maar zij wil van zulk eene gewichtige quaestie liever het initiatief aan den Rijksdag overlaten. Dient deze het ontwerp iD, dan zal zoowel het Cis-Leithaansche ministerie als graaf Andrassy het ondersteunen. De verkiezingen zijn gunstiger voor de grond- wetspartij uitgevallen dan deze had durven hopen. Vooral in Opper-Oostenrijk en Moravië zijn de clericalen en foederalisten zeer teleurgesteld. De uitslag der eerste verkiezingen, namelijk die van de plattelands-gemeenten, waren daar in hun voordeeldoch de goedsbezitters en groote steden hebben hier, benevens iu verscheidene andere provinciën eene bepaalde meerderheid aan de constitutioneele partij verzekerd. Deze zou, vol gens verschillende bladen, minstens op 'I, meer derheid in den rijksdag kunnen rekenen. Indien het gerucht waarheid bevat, zou zich uit den boezem der liberale Duitsche partij tegen woordig een fractie vormen, die de decentralisatie, dat wil zeggen zelfstandigheid voor de afzonder lijke nationaliteiten, wil bevorderen, zonder ide hulp der ultramontanen te baat te nemen. Het zou ons hartelijk verheugen, indien een derge lijke partij in Oostenrijk de overhand verkreeg, want zij plaatst zich, dunkt ons, op bet ware standpunt. De Ozechen, Polen, Ruthenen, Slo venen kunnen niet uit Weenen als middelpunt op Duitsche wijze geregeerd wordeneen der gelijk systeem moet noodwendig allerlei onlusten, ongeregeldheden en zelfs opstanden ten gevolge hebben, die ten slotte Oostenrijks ondergang zouden na zicb slepen. Alaar het ongelukkige der decentralisatie was tot nu toe, dat de ultra montanen haar aangrepen als eeu middel om het Duitsche liberalisme te bestrijden. Daar door werd zij in de ooren der Duitschers en liberalen langzamerhand gelijkluidend met cle- ricalisme, réactie eD wat verder van die kracht Voor een land verderfelijk is. Indien zij echter van haren onwaardigen bondgenoot gescheiden wordt, dan zullen de Duitschers langzamerhand gaan inzien dat hunne zoogenaamde meerdere beschaving hun geen recht geeft om slaven-vol- ken met geheel andere taal, zeden en gewoouteD voortdurend naar hunne pijpen te laten dansen, èn dan zullen na verloop van tijd de liberale elementen der foederalistische en centralistische partijen te zamen den verderlélijken invloed der ultramontanen gaan bestrijden. TELEGRAMiMEIV. Kew-York, 18 December. Er zijn naar Europa mandaten gezonden tot de arrestatie van John. C. Heenans en twee andere personen, beschuldigd van diefstal van papieren, toebehoorende aan het graafschap York. Sandringham, 19 December. Volgens bultetiri, uitgegeven hedenavond te 5 uren, heeft de prins van Wales eeu zeer kalmeu dag gehad en neemt hij in beterschap toe. De Koningin is hedenmiddag vertrokken. St.-Petersburg, 19 December. De Pruisische gasten zijn vertrokken. De Keizer, de troonopvol ger en de overige prinsen waren in Pruisische uiniform aan het station bij hun vertrek tegen woordig. De Academie van Wetenschappen heeft von Moltke tot eerelid benoemd. Parijs, 19 December. De Prinsen van Orleans hebben de zitting der Kamer bijgewoond en plaats genomen iu het rechter centrum. De heer Raoul Duval heeft verlof gevraagd om deu Minister van Justitie te interpelleeren over de houding, die hij meeqt (e moeten aan- Deinen ten opzichte van verscheiden leden der Commune, met name Ranc. Op voorstel van Dufsure bepaalt de Kamer deze interpellatie op morden. D) heer de Pressensée dient een wetsontwerp in, (trekkende om alle individuen in vrijheid te stelbn, die wegeDs'deelneming aan de Commune vervolgd worden en voor zooveel zij nog een hooferen graad dan die van onderofficier bezaten, nocl misdaden of vergrijpen tegen het gemeen recht pleegden. Ueenen, 19 December. De Wiener Zeitung deel. de benoeming mede van graaf Aponyi tot gezant bij de Fransche Republiek. P«rijs, 19 December. De commissie voor het initiitief heeft zich heden weder beziggehouden met het onderzoek der quaestie betreffende de verplaatsing van den zetel der regeering naar Parijs. Er is geene beslissing genomen en de volgende zitting is op aanstaanden Vrijdag be- paall. Het Journal des Débats wenscht de prinsen van Orleins geluk met hun besluit om hunne zetels in d; Nationale Vergadering in te nemen. Daar door, zegt het blad, is een einde gemaakt aan een onregelroatigen en ongewonen toestand, waarvan de voortduur door geen enkel ernstig belaag werd gevorderd. De Siècle daarentegen meent, dat de prinsen Orlans weinig eerbied hebben betoond voor aan gegane verbintenissen en geen bewijs van schroom valligheid hebben gegeven. Promotiën. Ucrecht, 19 December. Aan de hoogeschool alhier werd heden bevorderd tot doctor in de rechten de heer H. W. D. W. van Lijnden, ge boren te 's-Gravenhage, na verdediging van Stel- tingel. jMartrtbericUterx. Amsterdam, 20 December. N. W. B. Poolsche Tarwe 405; N. Galatz 218; J. Galatz 203;Gebr. Galatz 175. Petersb. 144, 148; Taeanroh 188; Maart 206; Mei 210, 211. Raapolie 6/w. 4954 vliegend 4854 Mei 4954, 4954; Sept., Oct., Nov., Dec- 45, 4554, 45%; Lijnolie 6jw. 3654; vliegend 3554; Maart, April, Mei 3754; Sept., Oct., Nov., Dec. 3854. Hennepolie 6/w. 4154; vliegend 40. Raapkoeken 106, 118. Lijnkoeken 13, 1654. STATEN-GENEBAAL. TWEEDE KAMER. Aan de Memorie van beantwoording Dopens den inkoop en amortisatie van rentegevende Na tionale schuld is ontleend Daar de Minister van Financiën in het laatst van September jl. uitvoerige mededeelingen no pens den toestand van 's lands geldmiddelen beeft gedaan, is de RegeeriDg eenigszins verrast door de verklaring: dat de tegenwoordige voor dracht, wegeus gemis van inlichtingen omtrent dien toestand, niet voor beoordeeling vatbaar zoude zijn. De loop der zaken sedert dat tijdstip, met name de gunstige opbrengst der middeleu, is tocb niet onbekend gebleven. Het doel der voordracht, waaromtrent, volgens hetVerslag, mede onzekerheid zou bestaan, kan wel geeD ander zijn dan dat van iedere auiortisatiewet, Damelyk ver mindering van den rentelast. De Munsters kunnen niet erkennen dat tussciieu den tekst en de toe lichting van het wetsontwerp strijd zou bestaan. Gelden, wier bestemming bij de wet is te rege len, kunnen, uit den aard der zaak, alleen uit werkelijke baten bestaan, en de Memorie van Toelichting verklaart uitdrukkelijk „dat aan de aanwezigheid van aanzienlijke saldo's wegeus het beheer der begrootingen van Nederlaridsch Iiidië, geen redelijke twijfel kan bestaaD." Het woord „aanvankelijk' in den considerans staat kennëlgk in verband met art. 3 van het 'wets ontwerp. Dit artikel drukt niet de overtuiging uit dat later tot eene geldleening zal worden overgegaan, maar bevat de toezegging dat zulks geschieden zal, wanneer dit voor den aanleg van groote werken in Indië of in Nederland „mocht blijken noodig le zijn." De Minister van Financiën heeft in zijne rede voering bij de aanbieding der ötaatsbegrooting, deu toestand van 's lauds geldmiddelen niet als ongunstig voorgesteld. Hij wees aan de eene zijde op de waarschijnlijke ongenoegzaamheid dér ge wone Nederiatiusche middelen om in alle be hoelteD te voorzien, doch verzweeg niet de ge lijktijdige aanwezigheid van belangrijke baten der Indische administratie. Hij gaf te kennen dat tot dusver geen gebruik behoefde gemaakl te worden van de verkregen machtigingen tot uitgifte van schatkistbiljetten en verklaarde dal zulks, naar het zich laat aanzien, eveDmin in hel volgende jaar zal noudig zijn. Ook liet hij niet na de oorzaak van dit verschijusel aan te wijzen. De Momerie van Toelichting nu verklaart dat die oorzaak sedert nog is versterkt, dat de voor raad betaalmiddelen sedert nog is toegenomen. Wat kou er meer uoodig zijn om aan te toonen dat de voorgestelde inkoop van Staatsschuld niet met uitgifte van schatkistbiljetten zal behoeven samen le gaan De voorgestelde maatregel is van blijvenden aard, daar zij werkelijk amortisatie beoogt, doch liet spreekt van zelf dat zij niet tegen latere nieuwe uiigifte van schuld waarborgt. Dat daartoe evenwel spoedig zou moeten wordeD overgegaan, dit kouit der Regeering, onder de bestaande om standigheden, ondenkbaar voor. Men gelieve hierbij niet uit het oog te verliezen dat de ge dane aanvraag zich slechts uitstrekt tot eeD zeer bescheiden gedeelte van de som, die geacht wordt aan Indische baten aanwezig ie ziju. Overigens kan ook de beduchtheid worden over dreven, welke uit de onzekerheid omtrent het juiste bedrag der baten voortvloeit; vooreerst be staat die ouzekerheid alleen teu aanzien van bet bekeer in Indië, terwijl de outvaugsten der In dische administratie van een belangrijk in Ne derland geschieden, en ten andere heelt de Mi nister vau Financiën aangetoond dat de voor- loopige opgaven der Indische administratie, door den stand der kasseu zoo io Indië als iu Neder land genoegzaam bevestigd worden, oui met ze kerheid op belangrijke saldo's te kunnen reke- oen. In de algemeene staten van 's lands kasseu iu Indië women de bestauddeelen der aanwezige waarden (zilver, bankpapier, koperafzonderlijk op gegeven. Die staten mueleu samentrekkingen zijn van kasstaten, opgaven of rekeningen van bijzondere comptabelen, en van deze mag als zoodanig, in hun eigen belang, omzichtigheid en nauwkeurigheid worden verwacht in het vermelden vaD sommen, waarvoor zij zich debiteur erkennen. Ongetwijfeld liggen belangrijke uitgaven in het verschiet, doch omtrent de voornaamste daarvan bestaat, zooals te recht in het Verslag is opge merkt, nog te veel onzekerheid, dan dat reeds spoedig op groote betalingeu deswege behoefd gerekend te wordenterwijl reeds gezegd is dat het wetsontwerp belangrijke sommen beschik baar laat. Bo.endien kan worden medegedeeld dat nu reeds zekerheid beslaat dat de opbrengst der koloniale producten hier te lande, over het loopende jaar, de daarvoor geraamde som met ruim f 11,000,000 zal overschrijden. De vrees dat men reeds eerlang tot eene nieuwe leening toevlucht zou behoeven te ne men, kan dus niet als gegrond wordeu erkend. Dit kao te minder omdat het niet waarschijnlijk is dat de Staat, bij eene werkelijke behoefte van tien millioen of minder, reeds dadelijk tot ver meerdering zijner gevestigde schuld zoude over gaan. Men zal dan varmuedelijk aanvankelijk de voorkeur geven aan het gebruik van schat kistbiljetten. Door de aanwezige baten nog ge durende eenige jaren renteloos te laten liggen, zou een niet oubflangrijk, voor de haud liggend voordeel prijs gegeven, en eene schoone gelegen heid verzuimd worden om den prijs onzer Staats schuld, die door verschillende oorzakeu geleden heeft, te verbeteren; eene verbeteriug, die ook bij de latere uitgifte eener geldleening nog van gunstigen invloed kan ziju; want al zullen de beursprijzen zich Diet handhaven op de hoogte, die zij door de inkoopen tot amorti satie waarschijnlijk zullen bereiken, is het even min te verwachten dut zij daarna, zonder on voorziene gebeurtenissen, weder tot het peil van voor eenige maanden zullen terugvallen. Het belang van hen, wier bezittingen in Staatsschuld belegd moeteu worden, schijnt Diet iniuder dan dat van anderen door die verbetering te worden gebaat, en zou, iu geen geval, grond kunnen opleveren, om van een overigens weuschelijken maatregel tot verbooging vau 's lands crediet af te zien. Na hetgeen daaromtrent hierboven opgemerkt is, schijnt de meeuing dat 's land geldelijh belang door deu voorgedragen maatregel zal worden bevorderd, geen nadere verdediging te behoeven. Wil de Regeering voorstellen doen om de som van ƒ10,000,000 te besteden aan groote orenbare werken ol tot het ondersteunen van nuttige, doch meer van locaal belang zijnde ondernemingen, dan zou men met die soin uiet alleen niet ver komen, doch tevens gevaar loopen Uat de voor stellen op den strijd der belangen zouden afslui ten. Op het gebied van groote werken ligt trou wens genoeg in het verschiet, om voor alsnog, zonder dringende noodzakelijkheid, geen nieuwe op touw te zetten. De finauciëele krachten van den Slaat en dus ook van de natie, worden ook door amortisatie van schuld verhoogd. Die maat regel 13 onbetwistbaar vau algemeen belaug en verdient ook daarom de voorkeur. Het denkbeeld om de som van ƒ10,000,000 te besteden tot aflossing der schuld aan de Handel maatschappij is in het Verslag reeds op afdoende wijze wederlegd. Die som is zoo groot niet dat zij den Staal, nadat reeds zooveel is geamorti seerd, bij den afloop der bestaaude overeenkomst, ernstig zou kunnen belemmeren. De aflossing daarvan zou veel minder renten, dan door amor tisatie van andere schuld doen besparen. Het geval, dat de Maatschappijmet genoegzaam voor huar overschot op de producten gedekt zon zijn is vooreerst niet wel denkbaar, ook wanneer zij geen suiker meer voor het Gouvernement le verkoopen zal hebben. Men verliest hij deze opmerking uit bet oog, dat de Muatscliappq, behalve de producten, altijd nog gelden van deu Staat in kas heeft ter bestrijding van de uitgaven voor vracnt eD onkosten. Indien de ouderwerpelijke som van 10 millioen besleuid werd om alle tekorten te doen verdwij nen, met inbegrip van dat hetwelk voor 1372 is geraamd, dan zou van al de in 's Rijks kas aan wezige üiillioeDen, geen cern vruchtdragend wordeu gemaakt. Er zou dan niets geschieden dan eenige overschrijvingen van rekening op de andere iu de boekeü der thesaurie, die zouder eenig wezenlijk bezwaar, tot een geschikter tijdstip en gelegenheid kunneu wordeu aange houden. Tot een zoo mager resultaat wenscht de Regeeriug niet mede te werken. Overigens meern de Minister vau Financiën door de tegenwoordige voordracht uiet ontrouw te zijn geworden, noch aan zijn stelsel om bange sloten slechts voor buitengewone uitgaven le be stemmen, noch aan zijne in September jl. afge legde verklaring, dat bij de Indische saldo's thans in de eerste plaats voor spoorwegen op Java zou wenscheu bestemd le zien. Onverplichte auiorli- satiën behooren toch zeker niet tot de gewone uitgaven, en het wetsontwerp betrekkelijk den aanleg van spoorwegen op Java is aau de tegen woordige voordracht voorafgegaanterwijl uit art. 3. dezer laatste genoegzaam blijkt, onder welk voorbehoud de Regeenng tot de door haar gevraagde beschikbaarstelling wenscht te zien besluiten. laatste berichten. (Per telegraaf.) 's-Gkavenhage, 20 December. In de zitting van de Tweede Kamer van heden zijn al de amendementen op art. 4 der tiendwet verworpen, en het artikel zelf nopens het geding tot afkoop, aangenomen met 46 tegeD 12 stem men. De geheele wet tot afkoopbaarstelling der tienden is aangenomen met 62 stemmen tégen I; die van den heer Rutgers. De discussie over de amoritiaatiewet is aangevangen. HUWELIJKE?), ÖËBÖQRTnd E3 STERfGETALLEl. Burgerlijke Stand van Leiden van den 14deu December tot en met 20 December. Gehuwd t D. Kleijn jtn. en M. van der Laken jd. J. J. La Feber wedr. en A. Gregouir jd. C. Bulk wedr. cn G. Hogewoning wed. Bevallen F. G. Eigeman, geb. Sparenberg, I). C. M. Zoete melk, geb. Meute, D. H. le Noble, geb. SarapimoD, Z. J. P. de Graaf, geb. Bink,.!.). M. Valk, geb. Wijnkool, J. M. Poptie, geb. van den Berg, D. L. Pardon, geb. Stekweg, D. A. M, Kruithof, geb. Starre, Z. G. M. Jonker, geb. Elzinga, Z. A. E. C. ter Meer, geb, Stiege, Z. J. van Houten, geb. Boom, D. H. E. Hakkaart, geb, Hoefnagel, D. M. E. M. Kriek, geb. Wageman9, D. S. E. van der Wiel, geb. Verschuiling, Z. J. H. de Haas, geb. Vogelezang, Z, J. A. Beij, geb. Pont, Z.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 3