Zaterdag
16 December.
A«. 1871.
STADS-BERICHTEN.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
DE HAHNOVERSOHE PATMOT,
DAGBLAD
PRIJS DKZKR COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTKNTIKN.
Voor iodoron regel0.15.
Grootore lettera naar de plaatsruimte die ig beslaan.
Di BURGEMEESTER tan LEIDEN,
Gezien de circulaire van den Commissaris des
Konings in deze provincie, van den 13den December
1871, An" 8955 (2C afd.j, Provinciaalblad n° 121;
Brengt by deze ter algemeene kennis dat, inge
volge berigt van den Minister van Staat en van
Binnenlandscke Zaken, de Koninklijke Pruissische
Laoddrostei te Aurich invoer van rundvee uit Neder
land in die Landdrostei heeft verboden.
De Burgemeester voornoemd,
v. BEANDELEE.
Leiden, 15 December 1871.
Lcldcu, ld December.
De kleine pers was het onderwerp waarmede
de Tweede Kamer der Staten-Geueraal zich in
hare zitting van gisteren bezighield. Zoo men
weet was het de heer Lenting, die bij de behan
deling van de begrooting voor FinanciëD in de
bres sprong voor de belangen der kleine couran
ten, die, sedert het in werking treden van de wet
van Juli 1870, luide klachten aanhieven over de
toepassing van art. 17 dezer wet. De bezwaren
waren gericht tegen den maatregel dat, wanneer
een bijvoegsel bij de courant is gevoegd, het port
op 1 cent wordt berekend, terwijl de geest der
wet, vooral door een destijds aangenomen amen
dement vaD den heer Leoting was: om voor cou
ranten beneden de 25 grammen een port van
cent vast te stellen, onverschillig of er ai of niet
een bijvoegsel bij was.
De motie van den heer Lenting tijdens de be
handeling van de begrooting van Financiën bij
de afdeeling posterijen voorgesteld, was tot een
later tijdstip, dat gisteren verschenen was, ver-
Zij luidde: „De Kamer, na den Minister van
Financiën gehoord te hebben, is van oordeel dat
aan art. 17 der wet van 17 Juli 1870 eene toe
passing behoort te worden gegeven, meer stroo-
kende met den geest waarin dit artikel is vast
gesteld."
De discussie die over deze zaak gevoerd werd,
en waaraan de heeren v. Zinnicq Bergtnann,
v. Eek, Durnbar, v. Beijtna, de Lange, van
Houten, Moens en de Minister van Financiën
deelnamen, liep, behalve over de zaak zelve, over
de vraag of de voorsteller met zijne motie het
door hein beoogd doel wel zou bereiken. Men
betwijfelde of de Kamer in eene motie wel
ooit kon uitdrukken de authentieke interpretatie
der wet, iets dat alleen de rechterlijke macht
kon doen, en stond de meening voor dat de
voorsteller beter zou doen met net initiatief te
nemen tot wijziging der wet.
Daartegenover stond het gevoelen dat de Ka
mer in deze wel degelijk bevoegd was. Het
gold de uitvoering der wet waarop de Kamer
contröle uitoefent en dus bevoegd is hare ziens
wijze te doen kennen.
De Minister van Financiën verdedigde de tot dus
ver gevolgde toepassing van het artikel, die z. i.
niet io strijd was met de bedoeling der wet. Hij
sloot zich voorts aan bij die leden, die van mee
ning waren dat de uitgevers, die zich beklagen,
hun toevlucht moesten nemen tot de uitspraak
van de rechterlijke macht en de leden der Kamer,
die legen de uitvoering der wet bezwaar hadden,
tot het recht van ioitiatief om een wetswijziging
voor te stellen. Mocht evenwel de motie Lenting
worden aangenomen, dan zou de Minister gaarne
de poging beproeven om de postwet in haren
zin te wijzigen. De Minister zal daaraao spoedig
de hand kunnen leggen, want de Kamer nam de
motie aan met 85 tegen 31 stemmen.
Van deze gelegenheid om de postwet ten aan
zien der kleine pers richtig uit te voeren maakte
de excentrieke afgevaardigde uit 's Bosch, de heer
van Zinnicq Bergmann, gebruik, om zijn gemoed
tegen de groote pers en de pers in het algemeen,
die sprekers dwaasheden in de Kamer zoo duchtig
ten toon stelt, lucht te geven. De Nederlandsche
drukpers, zeide hij, is in het buitenland in min
achting. Zij is niet de „Koningin der aarde", ge
lijk Dirk Donker Curtius haar noemde, maar
veeleer eene slavin die nog lijdt aan de erfzonde.
In stede van „Koningin der aarde" noemde hij
haar eene sluipmoordenares, eene Meiea, die
hare eigene kinderen verslindt, ja, eene Messa-
linal (eeno schaamtelooze, wulpsche vrouw,aldus
genoemd naar de losbandige derde gemalin van
keizer Claudius). Niet uit persoonlijke redenen
sprak hij zoo, want hij is boven aanvallen der
pers verheven. Hij zou zich getroosten als een
tweede Curtius zich in den afgrond te werpen,
maar hij wilde bovenal waarheid, onverschillig
of hij zelf er het slachtoffer van is.
Wat prachtig onderwerp voor de illustratiën
van Uilenspiegel I
Men stelle zich den heer v. Zinnicq Bergmann
voor in volle wapenrusting en te paard zich in
een afgrond stortende, die zoodra hij op deu
bodem neerkomt, zich boven hem sluit I
Maar laten wij den tweeden Curtius met zijne
redevoeiiug voortgaan.
De Minister van Financiën, vervolgde hij,
noemde zich het kind van de kleine drukpers.
Hij zou niet gaarne zulk eene moeder hebben.
Hij zou haar alleen willeu vereeren als Godin,
die waarheid in hare banier draagt. Hij had
zich steeds trachten te verheffen tot priester van
die Godin, inaar noch valschheid noch onwaarheid
in zijne banier gedragen. Hij had een werk van
400 pagina's geschreven en hij tarlte iemand uit,
om hem op eenige onwaarheid te betrappen.
Eindelijk, een meer practised terrein betredende,
verdedigde hij de motie. Hij wilde namelijk de
kleine drukpers niet uoodeloos blijven bezwaren.
Veeleer zou hij eene belasting op de verslagge
vers willen leggen, om het verminken, verdraaien
of vervalschen der redevoeringen tegen te gaan
en die hem juist het tegenovergestelde doen zeg
gen van hetgeen hij werkelijk zegt. Aanvallen
deren hem niet. Men sla hem liever dood, maar
men hoore de waarheid en geve ze ook juist
terug.
Hij veronderstelt zelfs dat ook deze rede zal
worden, verdraaid om haar tot een voorwerp van
bespotting te maken.
Hij wijst ten slotte op een voorbeeld onder
velen. Onlangs had hij iets gezegd waarvan het
Vaderland juist het tegendeel had gerapporteerd.
Die opzettelijke verminking heeft men Dog wel
gecommentariëerd om hem bespottelijk te ma
ken. Honderden voorbeelden zou hij van vermin
king in het Valland en de Nieuwe Hotlerdamsche
Courant "-uanen aanvoeren, maar dit zou hem
'liiet beletten de motie te ondersteunen.
En hiermede eindigde de raadsheer uit het Hof
van Noord-Brabant zijn gezond oordeel over de
Nederlandsche drukpers!
Gelukkig het land dat in bet bezit van zulke
volksvertegenwoordigers isl
Gelukkig bet land waar door zulke rechters
recht wordt gesproken 1
De Kamer heeft gedurende het houden van
deze speech hartelijk gelachen.
Wie zou ook bij het bijwonen of de beschrijving
vau zulk eene comische scène zijn lachlust kuu-
neu bedwingen?
Maar genoeg over dezen afgevaardigde. Wij
vertrouwen hem verder aan de zorg van Uilen
spiegel toe.
Alleen kunnen wij de verzuchting niet be
dwingen, dat het ons innig leed doet, dat de natio
nale tijd met zulke erbarmelijke beuzelarijen
verspild wordt.
De heer van Eek kwam tegeu de minachtende
beweringen van den spreker op. Er zijn onder
.de voortbrengselen der Nederlandsche drukpers
goede en slechte vruchten, maar dat onze drukpers
zóózeer op een laag terrein zou staan, en lager
dan de drukpers in andere landen, kon hij .niet
toegeven.
Verder sprak deze spreker een oordeel uit
over de grieven tegen de verdraaiing of vermin
king der verslagen. Dat er verkeerde opmerkin
gen waren, gaf hy toe, maar daarvan was geen
kwade trouw de oorzaak, maar wel de slechte
plaats der verslaggevers in de Kamer der Staten-
Geueraal.
Eu dat is ook de waarheid.
Behalve toch den bespottelyken vorm van de re
devoering des heereu vau Ziunicq, kleefde haar
de lout aau dat zij te veel generaliseerde.
llad hij meer gespecialiseerd en b. v. gewe
zen op het Uagblad van Zuid-Holland, als een voor
beeld tot welk laag standpunt de pers kan
vervallen, dan zou sprekers betoog eenige waarde
hebben gehad. Maar nu zien we juist, dat dit
blad zich niet alleen vau dit oordeel niets aan
trekt, maar zelfs de onbeschaamdheid zoo ver
drijft van de party voor de Nederlandsche pers
op te nemen, door te argumenteeren, dat de
heer Bergmann te baren opzichte wel wat te
iwartgallig is geweest, en dat die pers in tegen
overstelling van de buitenlandscbe onomkoop
baar is.
Voor de fatsoenlijke bladen moge dit waar zijn,
maar hoe durft het Dagblad van Zuidholland dit te zeg
gen, waarvan de hoofdredacteur steeds handel in
politieke overtuigingen heeft gedreven?
O tempora, o mores I
De Kamer heeft zich ten slotte beziggehouden
met het voorstel der commissie van rapporteurs
tot herziening van haar reglement van orde.
Het doel van dit voorstel is eene poging aan
te wendeD, ten einde snellere en betere afdoe
ning van zaken te erlangen.
De commissie gaf in bedenking dit gewijzigd
reglement en bloc, als proeve voor twee jaren
te doen werken.
De voorzitter formuleerde dit een voorstel, dat
na discussie met 36 tegen 30 stemmen werd
verworpen.
In de avondzitting van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal van gisteren deelde de Voorzitter
mede dat zijn ingekomen:
1'. eene koninklijke boodschap ten geleide van het
verslagvan het beheer der wees- en mombuirkamers.
2". Onderscheidene missives van verschillende
ministers, waaronder twee van den Minister van
Buitenlandsche Zaken, overleggende de overeen
komst met het Duitsche Keizerrijk gesloten, be
treffende den spoorweg Boxtel-Kleef; en eene
overeenkomst met Groot-Briltannië betreffende de
voorwaarden voor de geldverzending. Deze mis
sives zijn voor kennisgeving aangenomen en de
overgelegde stukken ter grillie gedeponeerd.
Eenige ingekomen verzoekschriften zijn ver
zonden naar de Commissie voor de verzoek
schriften.
Voorts zijn van de Tweede Kamer ingekomen
al de ontwerpen der Staalsbegrooting voor 1872,
zoomede de andere wetsvoorstellen laatstelijk door
die Kamer aangenomen. Verzonden naar de af-
deelingen,
De Voorzitter bracht vervolgens in herinnering,
dat in de zitting van 31 October jl. overeenkom
stig het voorstel van de Commissie voor de ver
zoekschriften is besloten tot het doen drukken en
ronddeelen aan de leden van het Verslag dier
Commissie en de verdere stukken omtrent het
adres van den Senaat der Hoogescbool te Gro
ningen, bezwaren behelzende tegeu de vrijstel
lingen verleend io de Kon. besluiten van 1815
cd 1864. Omtrent de conclusie van dit rapport is
nog geen besluit genomen.
Overeenkomstig bet voorstel van den Voorzitter
is besloten die conclusie aan de orde te stellen
in de eerstvolgende vergadering.
Na het trekken der afdeelingen is de vergade
ring gescheiden.
EveD als Richelieu, moedigde ook Colbert kun
sten eu wetenschappen sterk aan. Stichtte de
eerste iu 1635 l'Académie frangaise, Colbert richtte
in 1663 ten zijnen huize l'Académie des Inscriptions
et Belles-Letlres op.
Van deze laatste geleerde instelling is, naar wij
met genoegen vernemen, onze geachte stadgenoot
Prof. Cobet tot buitenlaDdsch correspondent be
noemd.
In de zitting van den raad van Rotterdam op
gisteren zijn o. a. de volgende benoemingen ge
schied: tot leeraar in de wis-, natuur- en
scheikunde en in het boekhouden bij de openbare
JOHAN DUVE,
OP
KENSCHENLIEFDE EN BIJGELOOF.
NAAR HET H00GDU1TSCH VAN
BMTILXE HEINRICHS.
(Slot.)
Albert Hom kwam dezen nacht tot de beken
tenis, dat de liefde de beste heelmeesteres is en
blijveD zal tot in eeuwigheid.
Plotseling schrikte hij hevig, schreden naderden
het eenzaam gelegen huis. Hij had in de zelfzucht
van zijn geluk den beul en diens slachtoffer ver
gelen.
Als Erich Barnstorff nu eens kwam? Kon hij
hem de geliefde afstaan
Toen werd de deur langzaam geopend. De beul,
bleek en druipnat, trad het kamertje binnen en
legde zijn last zwijgend voor den dokter neder.
„Mensch, gij hebt hen gedood I" riep Horn ont
steld uit.
„Voorzeker niet, mijn vriend!" klonk Duve's
zachte stem. „Herman Ebers heeft haar met ge
vaar van zijn leven uit het water gehaald. Of de
dood haar reeds bereikt heelt, dat te beslissen blijft
den dokter overgelaten."
De verraste Hom ontwikkelde nu als arts al
zijne werkzaamheid en eerst na alle denkbare
pogingen om het leven terug te roepen, gelukte
het hem eerst bij het kind en eindelijk ook bij
Erich, tot groote vreugde van den beul, die nog niet
van zijn plaats geweken was.
„En nu een enkel woord tot opheldering,"
begon Horn. „Hier, mijnheer Johan Duve, zijn
de beide kinderen, die u negen jaar geleden ont
stolen zijn, en hier
„Heilige God," riep Duve, de juist ontwaakte
Sophie aanziende, „dat is zij, mijne Sophie!"
Hij greep hare hand en tranen stroomden hem
uit de oogeo, toen drukte hij de beide verbaasde
kinderen aan zijne borst eD zwoer voor ben te
zorgen tot aan zijn dood.
„En deze man, die door zware schuld gedrukt
wordt," sprak de dokter opnieuw, de haDd van
den beul grijpende, „deze man, die voor uwe
aanklacht vreest, mijnheer Johan, is hij, die met
levensgevaar de vroegere schuld heeft trachten uit
te delgen
„En ook uitgedelgd heeft," viel Duve hem met
de hem eigene zachtzinnigheid in de rede. „Ik
vergeef u alles, wat gij tegen mij misdaan hebt.
Herman Ebers, en zal niet verzuimen, uwe daad
in het helderste licht te plaatsen, opdat gij uwe
belooning in de achting uwer medeburgers zult
vinden."
De beul knielde en dankte meer met blikken
dan met woorden.
„Laat mij stil blijven, wat ik geweest ben,
mijnheer I" verzocht hij ootmoedig. „Mijne mis
daad kan slechts door de galg verzoend worden,
en iedere lofspraak zou slechts eeu stap nader
daartoe brengen.
Johan Duve knikte, en verheugd verliet de beul
het huis. Het was hem, alsof eerst ny de galg boven
zijn hoofd verdwenen was.
Dagen en weken waren sedertdien vreeselijken
nacht voorbijgegaan.
Het water viel eindelijk, maar al dien tijd had
den de molens stilgestaan en de nood dreigde in
eene andere gedaante op te treden.
Om zulk een nood en een dergelijk ongeluk
voor het vervolg te voorkomen, om de stad en
hare burgers voor zulk een dreigend gevaar te
beveiligen, bracht Johan Duve buiten voor de
stad een werk tot stand, dat van al bet groote,
dat hij gewrocht heeft, voor eey wig staat opgetee-
kend in de geschiedenis der ftad Hannover.
Uit eigen kracht, uit eigen vermogen liet hij
dien kolossalen dijk, de „Schnelle-Graben" ge
naamd, aanleggen, door middel waarvan de ge
zwollen „Leine" haar overtollig water over drie
massieveaf hellingen in het diepere bed der „lhme"
ontlast en die daardoor niet alleen de lagere stre
ken der stad voor overstroomingen beveiligt, maar
ook aan de molens een gelykinatigen waterstand
verzekert.
Eu dit geschiedde nog in hetzelfde jaar 1651.
Aan het einde van dit jaar voerde dokter Al-
bert Horn Sophie als zijne huisvrouw naar zijne
woning, vergezeld van moeder Alckeu, die tot
aan haar einde bij hen bleef, reeds in dit leven
bevrijd van den vloek van die door bijgeloof be-
vangeu eeuw.
En Ericb Barnstorff?
Hy had zijn vader begraven eu was toen door
Johan Duve naar Hamburg gezonden, om daar den
koophandel te leeren.
Toen hij zes jaar later huiswaarls keerde,
begroette hij Sophie met stille vreugde en hield
reeds veel van hare schoone kinderen.
Maar voor de achttienjarige Anna stond hij
bang en verlegen, en toen zij baar vriend Erich
met een liefelyken blos de hand reikte, viel bij
aan hare voeten en weende luide, door de macht
der herinnering overstelpt.
Johan Duve echter was ook een kiesch har.