1 methode in practijk. Wij voor ons geven aan zulk een zanger verre de voorkeur boveD de tenoren, die door sterke stemuitzetting op de gunst van het publiek speculeeren. Ook George d'Orbel, de baryton, de heer Théry, over wien wij vroeger reeds oordeelden, was gisterenavond, uitgezonderd enkele passages, goed gedisponeerd. Het orkest en de koren verdienen mede aan gemerkt te worden, als tot den uilstekenden af loop der voorstelling verdienstelijk te hebben mede gewerkt. De bevallige danseressen deelden zeer in de geestdrift van het publiek. Het Choeur dansé werd gebiseerd, en Mile Osmond verschafte veel genoegen door de uitvoering van ia Madrilena. De verwarring, die een oogenblik op het too- neel ontslond, toen het publiek eene herhaling van het Choeur dansé verlangde, was hieraan toe te schrijven, dat de danseressen meer ten beste wilden geven dan de orkest directeur. De Opéretle Romaine, Le Joueur de flüle, was recht grappig, van geestige dialoog niet verstoken, maar wel wat lang. De muziek is zeer vroolijk en bleek ook in zekeren zin meesleepend te zijn. Wij kunnen ten slotte het publiek mededeelen, dat voor eene volgende voorstelling te Leiden, dc opera's Faust en Les Huguenots op de nominatie staan. Het schijnt ook niet overbodig het publiek tot een buitengewoon druk bezoek van de opera voorstellingen op te wekken. Bij de overweging in de afdeelingen der Tweede Kamer van het wets-ontwerp tot goed keuring vau sommige bepalingen van het trac- taat betrekkelijk Sumatra, den 2den November jl. tusschen Nederland en Groot-Brittannië geslo ten, legden verre de meeste leden ingenomenheid met dit nieuwe tractaat aan den dag. Het on derscheidt zich van het vroegere, dat de goed keuring der Kamer niet mocht verwerven, door eenvoudigheid en duidelijkheid. Men heeft bij het samenstellen daarvan de hoofdbezwaren weten te ontgaan, die, ofschoon volgens som migen al te breed uitgemeten, dat vroegere trac taat geheel onaannemelijk maakten. In plaats van het tractaat met Siak van 185S, waarbij Engeland geen partij was, is thans dat van 1824 met die laatste Mogendheid het uitgangspunt. Op afdoende wijze worden onze belangen op Sumatra geregeld, of liever wordt daar aan Nederland vrijheid van handelen verzekerd. Met vermijding van dubbelzinnigheid ziet Engeland niet slechts af van alle vertoogen tegen uitbrei ding van ons gezag op het eiland, maar ook van de reserves, in de nota's van 17 Maart 1824 ver vat. Terwijl de bewoordigingen van het vroegere tractaat, tot hare uiterste consequentiën gedre ven, bevoorrechting van den vreemdeling boven den Nederlaudschen onderdaan schenen mede te brengen, is thans alleen van gelijkstelling van den Britschen handel en de Britsche scheepvaart met den Nederlaudschen handel en de Neder- landsche scheepvaart de rede, met uitsluiting van differentieele rechten, van welken aard ook; eene gelijkstelling, waarop men aan de Britsche zijde, volgens art. III van het tractaat van 1824, recht had. Terwijl men dus gaarne hulde bracht aan het beleid, waarvan de Regeering in 't algemeen en de Minister van Binnenlandsche Zaken in 't bij zonder, bij het voeren der nieuwe onderhande ling over deze aangelegenheid blijk heeft gegeven, konden sommige leden de aanmerking niet terug houden, dat door het thans verkregen resultaat te meer in het licht trad, hoe het vroeger bewind in dit opzicht 's lands belang minder goed heeft behartigd, of zelfs met eenige lichtvaardigheid is te werk gegaan. Dat bewind bevond zich op een veel gunstiger standpunt. Het had als equivalent voor den afstand van de Kust van Guinea, waarop Engeland blijkbaar prijs stelt, zelfs veel meer kunnen verwerven dan thans bedongen is. Niet zonder tegenspraak bleef echter het beweren, dat de tegenwoordige Minister van Builenlaudsche Zaken hier op een zoo veel on gunstiger standpunt was geplaatst dan zijn voor ganger. Die staatsman had bij de nieuwe onder handeling een kraclitigen steun in het ongunstig votum der Tweede Kamer, uit welk votum genoegzaam bleek, dat wanneer niet van Enge- lands zijde in sommige opzichten wierd toegege ven, van de wederzijds gewenschte regeling niets komen zou. Eenige leden vereenigden zich niet met het gunstig oordeel over hel nieuwe tractaat. Huns inziens was het altijd verkeerd, zich door een verdrag te verbinden lot datgene wat tot het ge bied der eigene wetgeving behoort. De rechten en voordeelen, aan den Britschen handel en de Briische scheepvaart toegekend, zouden van onze zijde ook tot andere natiën, die op den voet der meest begunstigde worden behandeld, moeten Worden uitgestrekt. Reeds de vestiging van vreemde consuls in ouze bezittingen had eene bedenkelijke zijde gehad. Het scheen te ver te gaan dat wij ons zeiven de bevoegdheid tot hef fing vau differentieele rechten in den ludischen archipel zouden ontzeggen. Daartegen deed men opmerken, dat hier alleen van Sumatra sprake is, en dat op de Oostkust van dat eiland van Nederlandsche zijde nimmer differentieele rech ten geheven zijn en ook niet geheven mochten worden. Te Brielle heeft zich eene commissie gevormd tot feestelijke herdenking van de inneming van Brielle door de Watergeuzen. Deze commissie heeft eene circulaire verspreid, waaraan het vol gende is ontleend „1 April 1872 zal het driehonderd jaren geleden zijn, dat Brielle door de Watergeuzen werd inge nomen. Dit feit heeft in onze geschiedenis eene groote beteekenis, ja wij vreezen geen tegen spraak, wanneer wij beweren, dat door dit feit de eerste steen is gelegd voor onze staatkundige vrijheid, voor ons zelfstandig volksbestaan en voor de dynastie van het Huis vanOranje-Nassau.dat sedert dien tijd bijna onafgebroken ons Vaderland heeft geregeerd. Geen wonder dan ook, dat wij dien dag feeste lijk wenscheu te vieren, en dat wij er prijs op stellen een gedenkteeken te doen verrijzen ter eeuwige gedachtenis aan dit heugelijk feit. Een onzer beroemdste beeldhouwers deed ons reeds een ontwerp-monument aan de hand, en zond ons eene teekening van een beeld, dat naar onze be scheiden meeuing op eenvoudige en duidelijke wijze eene allegorie der gebeurtenis geeft. Eene nimf uit het water opgekomen, wijst met de eene haud naar de zee als de plaats van waar zij koint en houdt met de andere hand de Prinsen vlag fier omhoog. Dit beeld op een behoorlijk voetstuk gesield, en geplaatst op een der beste gedeelten van onze stad, zal, dunkt ons, een waar dig monument tot herdenking van dit roemrijk feit daarstellen. Maar vour de oprichting van dit monument is geld noodig, en wij wenschten dit door een be roep op de gansche natie te vinden. Is het waar, dat de inneming van den Briel de grondslag is van onze staatkundige vrijheid, dan is de herden king van dit feit ook eene bij uitstek nationale zaak. Dan moet ieder vaderlander, wien het hart op de rechte plaats zit, met vreugde daaraan iets bijdragen, opdat het te stichten monument ook in waarheid nationaal zij. Ten einde in deze naar wensch te slagen, mee- nen wij dat zooveel mogelijk in iedere gemeente eene subcommissie voor de volbrenging van dat plan moet optreden, die de belaugstelling in dit feest kan opwekken door te wijzen op de hooge beteekenis van bet feit, dat wij wenscben te her denken, en die zich met de zorg voor de inza meling der giften zou willen betasten." De Minister van Oorlog heeft ter kennis van het leger gebracht, dat aan de hierna te melden generaals, hoofd- en verdere officieren, om over eenkomstig het bepaalde bij Kon. besluit van den 19den Nov. 1844, het cijfer in het daarbij aan hen uitgereikt onderscheidingsteeken, te doen ver wisselen, als: dat van XL in XLV: aan den in specteur van den geneeskundigen dienst der landmacht Dr. J. J. Sas. Bij den grooten staf: dat van XXXV in XL: aan den kolonel A. E. Mansfeldt, adj. van Z. M. en aan den gen.-maj. R. A. Jackson, bevelh. in de 8de mil. afd. Bij de mil. adm.aan den intendant der 2de kl. M. de Ras, en aan den onder-int. der lste kl. C.. N. van Hees, respectievelijk belast met den adm. dienst in de 8de en in de 2de mil. afd. alsmede aan den kapit. G. J. te Boekhorst, dir. van hetgarn.-bosp. te Nijmegen.Bij den geneesk. dienst der landm.: aan den eersten off. v. gez. der lste kl. Dr. G. F. van Dommelen en aan den apoth. der 3de kl. J. G. Moltzer. Bij het wapen der inf. 5de reg., aan den kol. R. G. J. van der Schrieck, komm. van het korps. 8ste reg. aan den kol. P. H. J. Hoogeveen, komm. van het korps. Bij het wapen der art.: aan den kol. A. J. A. Gerlach, thans op non-act.; 2de reg. vest.-art.aan den kol. F. Exter, kotntn. v. h. korps; 3de reg. vest.-art.: aan den kol. Jhr. J. G. J. van Oldenbarneveld, gen. Wilte Tullingh, komm. van het koips. Dat van XXX in XXXVBij den Provincialen slaf. aan de luit. kol. N. Scheltetna, H. Del Cainpo genaamd Camp, P. L. V. Desertine en E. W. C. Storin de Grave, provinc. adjud., respect, in N.-Holland, in Z.-liolland, in N.-Brabant en in Utrecht. Bij den plaatsel. sial Aan de kolonels J. \V. G. Pelizcr en Jhr. H. G. F. Leijssius plaatsel. komm. der 2de kl., respect, te 's-Bosch en te Breda. B.j deu geneesk. dienst der landm. Aan den lsten ollic. van gez. der 2de kl. D. J. Smith. Bij het wapen der ir.f. Reg. gren. en jagers. Aan den kol. W. F. le Mailre komm. van het korps, lste reg. Aan den kol. W. H. Maclaine, komm vau het korps. 4Je reg. Aan den kol. W. von Wran- gel auf Lindenberg, komm. van het korps. 6de re». Aan den kol. J. A. K. W. Beukman, komin. van het korps. Bij het wapen der eaval. 2de reg. huzaren. Aau den luit.-kol. H. L. le Clercq. 3de reg. huzaren. Aan den kol. H. H. Guerin, koinm. van het korps, en aan den luit-kol. A. J. Pels Rijcken. 4de reg. huzaren. Aan den kol. A. O. H. baron Gansneb genaamd Tengnagel, komm. van het korps. Bij het wapen der artillerie. Regiment veld artillerie. Aan de majoors J. Goudriaan en K. H. van Diepenbrugge, lste regiment vest.-art. Aan den luit.-kol. H. J. K. Beijen en aan de majoors L. S. R. Sesseler en N. A. Boom 3de regiment vest.-art. Aau den ma joor J. H. Frankamp. Reg. rijd.-art. Aau den majoor \V. de Villeneuve. Korps pontonn. Aan den luit.-kol. W. M. Camp, kouim. van het korps. Bij het korps ingen., min. en sapp. Aan de ma joors A. J. C. de Bruijn, koinm. in de 4de stel ling der genie, en J. P. Holtzscbue chef van het bureau materieel der genie bij het Depart, van Oorlog. Bij het wapen der Koninklijke maré- chaussée. Aan de majoors F. Prins en J. F. Meijer, komm., respect, van de divisiën van Noord- Brabant en Zeelaud, en van Limburg. Dat van XXV in XXX. Bij den generalen staf. Aan de majoors J. V. D. Ditllinger eu U. J. W. Westenberg, chefs van den staf, respect, in de 3de en 2de milit. afd. Bij den plaatsel. staf. Aau den majoor K. van der Lely, plaatsel. komm. van de 3de kl. te Zutf'eu. Bij den ge tieeskundigen dienst der landmacht. Aan den offi cier van gez. der lste kl. Dr. J. A. Fles, en aan den lsten apotheker J. van Riju van Alkemade. Bij het wapen der iuf. staf. Aan den majoor W. B. Bunnik dir. der Nurinaal-schieiscliool. Reg. gren. eu jagers. Aan de majoois D. N. de Fre- mery en S. L. J. Queijser; lste reg. Aan den ollic. van g< z. der lste kl. Dr. P. J. van der Grijp; 3de reg. aan den majoor P. lleitz; 6de reg. aun deu majoor J. A. Halfmouw. Bij het wapen dercav. lste reg. huzaren. Aan de majoors Jhr. W. J. A. Storm de Grave en W. F. baron van derCapel- leu; 2de reg. huzaren. Aan deu majoor Jhr. J. G. A. van Spengler. Bij het wapen der art. stuf. Aan de kapt. A Ditlie, hoofdopziener der coustruclie-werkplaatsen, H. VV. de Quartel, onder- dir. vau het wapendepot te Gorcum en J. Stad- nitsky, magazijinn. der art. van de lste kl. te Nijmegen. 2de reg. vest.-art. Aan deu kap. W. C. vau Haeften. Bij het korps iug., min en sapp. Aan de kapits. N. van Rhyn en P. Siolz, eersige- iioemde Werkzaam bij het Depart, van Oorlog. Dat van XX in XXV. Bij den grooten staf. Aan den ritui. A. J. M. C. baron de Posson, adj. van Z. M. Bij den prov. staf. Aau den majoor G. A. Lambert, provinc. adj. in Limburg. Bij den plaatsel. staf. Aan den majoor J. J A. Finc- kensieper, plaatsel. komm. van de 3de kl. te Gro ningen.- Bij den geneesk. dienst der landm. Aan den offic. van gez. der lste kl. A. van der Ram- horst de Brouwer en aan do apoth. der lste kl. P. F. Ras en D. T. Groenewoud. Bij het wapen der inf. staf. Aan den tnsj. F. J. Pfeiffer, chef van het bureau pers. en milit. zaken bij het dep. van Oorlog. lste reg. Aan den maj. J. R. H. Gisser. 2de reg. Aan den maj. Jhr. J. F. W. de Geer en aan den kapit. C. W. Raaij makers en J. G. Kraft. 3de reg. Aan de majoors W. Schuurman en L. T. J. A. baron van Boecop. 6de reg. aan de maj. A. C. J. de Tavange en P. F. Bruuings, aan den kap.-kwartierm. Jhr. A. W. P. van Spengler en aan den off. van gez. lste kl. H. C. Hallegracht. 7de reg. Aan de maj. W. G. P. Troëster en L. J. Tihange, alsmede aan de kapit. W. Muller en F. A. Loggere. Kolon. werfd. Aan den maj. L. M. E. Wilbelmie, komm. van het korps. Bij het wapen der caval. 2de reg. huzaren. Aan den paardenarts der lste kl. C. M. H. Houba; 3de reg. huzaren. Aan den ritm. Jhr. L. ridder van Rappard. Bij het wapen der art. Reg. veld.-art. Aau den kap. G. G. A. Schwartz. 2de reg. vest.-art. Aau den kap. F. M. Collard; 3de reg. vest.-art. Aan den officier van gez. der lste kl. J. de Wit. De Minister van Oorlog heeft bij beschikking van den 18den der vorige maand vastgesteld de opgave van de benoodigde gereedschappen en maten, mitsgaders den maximum voorraad van wisselstukken bij de korpsen vau het leger, in verband met de nieuwe bewapening. Den 22sten November jl. heeft de Minister de volgende beschikking genouieu „Ontwaard heb bende dat de voorschriften, vervat iu het bij Kon. besluit van 10 Februari 1325, n*. 161, vastgesteld op het reglement op het bezichtigen van vaar tuigen en vestingwerken, geschutgieterijen, artil lerie-constructie winkels, tuchthuizen euz. door officieren eu andere personen, uithoofde hunner dienstbetrekkingen daartoe niet onmiddellijk be voegd", gewijzigd bij Koninklijk besluit vau 19 September 1850, n\ 56, in weerwil der aanbeve ling voorkomende in de aanschrijving van het departement van Oorlog vau 31 December 1866, ii". 193, niet stipielijk worden nagekomen; „heeft de eer bij deze de aandacht van de daarbij betrokken autoriteiten op dit punt te ves tigen en hen uit te noodden er ten ernstigste voor te waken, dat de opgeinelde voorschriften en bepalingen voor den vervolge zonder eenige afwijking worden opgevolgd." Uit de 56ste jaarlijksche rekening en verant woording van de directie der Weduwen- en wee- zenkas voor de officieren van de landmacht over den jare 1870, blijkt: 1°. dat de ontvangsten hebben be dragen f 316,234.80 2*. dat de uitgaven hebben beloopen 310,481 06*4 zoodat op 1 Januari 1371 meer ontvangen dan uitgegeven is f 5,753.7314 Blijft voorhanden aan inschrijvingen op het Grootboek der nationale schuld, rentende 2% pCt. eene kapitale som van f 3,240,000. Op 1 Januari 1870 bedroeg het getal weduwe 654, hetwelk iu het jaar 1870 is vermeerderd met 40; te zanien 694. Daarentegen zijn er overleden 37, hertrouwd 3, te zamen 40. Zoodat op 1 Januari 1871 het getal gepensioneerde weduwen bedraagt 654 De ongesteldheid vaa den heer Mr. G. Groen I van Pinsterer blijkt niet van ernstigen aardte] zijn- (Vod.) Sedert eenige dageu houdt de commissie van beoordeeling der antwoorden op de uitgeschreven prijsvraag betreffende de mogelijkheid om Neder- j land tegen een buitenlandschen vijand te verde-1 digen te 's-Gravenhage hare vergaderingen. Zoo als men weet, bestaat de commissie uit een aantal j militaire deskundigen, uit het Tweede Kamerlid! van Voorthuysen als fiuancieele-economische, eo j Ds. Beeis als letterkundige specialiteit, Eenige bijzonderheden betrekkelijk de brugl over het Hollandsch Diep. De lengte dier thans I voltooide brug is niet minder dan 2536 meters, I meer dan een half uur gaans. De beide oeveri van den arm der Maas zijn met elkander ver bonden, di els bij middel van eene vaste, deels t middel van eene draaiende brug. Het eerste gi deelte, de vaste brug, heeft 14 openingen, ieder I van 100 meters. Langs den zuiderkant is eene I dubbele gierbrug (pont volant) gemaakt met twee openingen van 16 meters breedte. Het paalwerk der vaste brug beslaat uit twee rijen, elk van 13 pijlers. De schoot van de brug is geheel van ijzer. Ieder gedeelte van het eene bruggehoofd tot aao het andere is 12 meters breed en weegt 450,000 kilogrammenjdegelieele constructie weegt 6,380,000 kilogrammen. De stukken voor het aanleggen der bogen ziju te Amsterdam vervaardigd. Hunness- I menvoeging heelt plaats gehad te Willemsdorp, het uiteinde der brug langs den kant van Rot terdam. De plaatsing der reusachtige brugbogen werd gedaan door middel van twee overgrooie pontons, welke door vier stooinbooten ter plaatse gesleept worden. Om ze op de brughoofden te plaatsen, maakte men gebruik van den vloed. De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch heeft op voordracht der plaatselijke schoolcommissie, aan de negen opgekomen sollicitanten van bui len de stad, die deelnamen aan het vergelijkend examen naar den rang van hoofdonderwijzeres aan de openbare gemeenteschool van gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes, aldaar, waartoe benoemd is mej. M. R. Hon-Hon te Deventer, schadeloosstelling voor reis- en ver blijfkosten verleend, met dien verstande dat ij die benoemd wordt zal verplicht zijn die schuit- loosstelling terug te geven aan de stadskas. Die schadeloosstelling werd toegestaan, omdat die kosten bezwarend werden geacht voor het onder wijzend personeel, dat telkens bij oproeping op nieuw examen moet doen. De geueraal-majoor M. D. graaf van Limburg Stirum, buitengewoon adjudant des Konings, maakt overeenkomstig de aankondiging in de Staatscourant van den 19den Augustus jl., bekend, dat bij hem is ontvangen tot het oprichten van een monument ter eere der gesneuvelden in de Citadel vaa Antwerpen in December 1832: eene bijdrage van ƒ10 van de vereeniging het Metalen Kruis, afdeeling Monnickendaui eo Waterlandsche dorpen, door tusschenkomst van baren tbesauriet den heef M. Brandon Mondolpho, te Amsterdam. Bij den heer J, W. Vader, lid der Staten van Zeeland, te Cortgene, is ontvangen voor de oprich ting van het Monument op het graf der gesneu velde verdedigers van de Citadel van Antwerpen: van N. N., Metalen Kruis en Zilveren Gesp 6.00 van den heer burgemeester van Veere, ridder der Eikenkroon, aldaar verzameld 11,02 van den heer burgemeester van Vrou wepolder aldaar verzameld4,68' van den heer J. M. Hennequln, lid der Staten van Zeeland, ridder der Eiken kroon, enz„15.00 van den heer Mr. J. G. Sprenger, bur gemeester van Oost-Kapelle, aldaar ge collecteerd ,„25.00| van Mr. A. M. Becius, lid der Staten van Zeeland, ridder, enz„10.00 van den heer burgemeester van Sluis, ridder der Eikenkroon, aldaar verzameld 9.00 waaronder 50 cents van „een oud sergeant-majoor, die heeft gediend bij de. compagnie waarbij de heer J. VV. Vader luitenant was"; van den heer uitgever der Nieuwe Goes- sche Courant, het aan zijn bureau geco!» lectcei de19$ van Mr. P. H. Saayuians Vader, lid der Staten-Generaal „10-00 alsmede van den heer Mr. v. d. H., te Slogteren3,9£ In October, November en December 1871 ƒ114.01 De Staats-Courant bevat de volgende rivier- berichten Keulen, 6 December. Het drijfljs bedekt om streeks een tiende der riviefbréedte.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2