'BE HANMOVERSCHE PATRIOT, N°. 3G26. Maandag A0. 1871. 4 December. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DKZKR COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post.3.85 Afzonderlijke Noramers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTKNTIKN. Voor iederen regel0.16. Grootere lettert naar 4e plaatsruimte die zy beslaan. STADS-BERICHTEN. BURGEMEESTEE en WETHOUDERS tan IlUEN, Gezien art. 12, 2' alin., der Verordening van 2 ilij 1866 Gemeenteblad n°. 22) en art. 8, 2" alin., Verordeniug van gelijke dagteekening Gemeen- lad u®. 25); Doen te weten, dat voor de openbare scholen oor meer uitgebreid lager onderwij., tot iet laten inschrijven van nieuwe leerlingen, uarvan bij ouderauek blijkt dat zij het onderwijn op ene der reeds bestaande klassen kunnen volgen, ge- genheid gegeven wordt: voor die der 1" kUsse, voor jongens, aan het School- tbuuw aan de Aalmarkt; voor die der 1" klasse, voor meisjes, aan het School- ibuuw aan de Boommurkt; roor die der 2° klasse, voor jongens, aan het School- tbuuui in de Piclerskerkslraat voor die der 2" klasse, voor meisjes, aan het School- tbouu) op de Breestraat en wel van den 4®e0 tot en met den 16den December i. k., dagelijks (de Zoudag uitgezonderd), des voor- uiddags van half negen tot negen uren, en op Woens lag en Zaturdag, daarenboven, van ticaal/ tot twee iren des namiddags. Eo geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRAN DELER, Burgemeester, v. PUTTKAMMER, Secretaris. Leiden, 30 November 1871. Lelden, 2 December. De jaarlijks bij de begrooting van Binneol. Zaken terugkeerende aanvallen op de inrichting van ons openbaar onderwijs, bleven ook in de titling van de Tweede Kamer van gisteren niet uit. Meer op deo voorgrond trad daarbij de vooral in den laalsten tijd door de anti-revolutio naire richting vooropgestelde noodzakelijkheid tot herziening van art. 191 der Grondwet. Dat de bestrijders van ons schoolwezen, die bet woord voerden, hetzelfde in anderen vorm oordroegen wat reeds herhaaldelijk aangevoerd 1 'en wederlegd is, is begrijpelijk waar die strijd I ireeds zoovele jaren in- en buiten het parlement I wordt gestreden. Het lust ons dan ook niet in die herhalingen mee te doen. Een enkel woord echter over het standpunt dat onze afgevaardigde de heer v. Wassenaer v. Catwyck gisteren heeft ingenomen. Zijne grie ven tegen ons schoolwezen zijn bekend: hij be hoort tot de getrouwste leerlingen uit de anti revolutionaire school. Tot dusver echter bepaalde hij zich bij het houden van redevoeringen ter verdediging van zijne beginselen en die zijner partij. Thans heeft hij aangekondigd een practi- scher terrein te zullen betreden. Onbewimpeld gaf hij in de zitting van gisteren te kennen, dat hij wijziging van artikel 194 der Grondwet volstrekt noodig rekent tot behoorlijke oplossing der gewichtige levensquaestie van het onderwijs. Hij zal het voorstel daartoe doen. Niet nu, maar later. Later-, omdat hij in het belang van het voorstel 't nu onraadzaam acht dit iuitiatief te nemen. De klachten zouden geen weerklank vinden bij de Vertegenwoordiging en dit wel ten gevolge van de leemten die in de kieswet bestaan. Eerst dan wanneer de Volksvertegenwoordiging op be tere en waarachtige wijze zal zijn samengesteld, (op dit laatste komt in het jongst artikel van de Gids van December: „Onze politieke toe stand" van Prof. Buys, eene geestige tirade voor), is de tijd daar ont met vrucht art. 194 der grondwet te herzien. M. a. w. kiezers van het hoofdkiesdistrict Lei den, wil dit zeggen: dat uw afgevaardigde met het doen van zijn voorstel zal wachten totdat ook het volk achter de kiezers, de domme, onontwikkelde menigte, die even als bij de ker kelijke verkiezingen naar de stembus loopt met een door predikant A. of B. ingevuld briefje stemrecht zal verkregen hebben. Het is precies zoo als wij voorspeld hebben in onze artikelen bij de jongste verkiezingen voor de Staten-Generaal tegen de caudidatuur van den heer v. Wassenaer. Van het ontwikkeld deel der natie i3 niets te verkrijgen. Lang heelt de anti-revolutionaire partij daaraan al hare krachten gewijd. Thans is de maat volgeuieten. Het geduld is ten einde. Met behulp van de onzelfstaudige menigte, die in de onderwijsquaestie meer eene godsdienstige dan staatszaak ziet, zal men het verder brengen. De heer van Wassenaer rekent er dus op dat de heer Thorbecke, indien hij eene wijziging der kieswet voordraagt, het algemeen stemrecht zal geven, of dat de Kauter een daartoe strekkend voorstel van hem zal aannemen. Immers zonder algemeen stemrecht zou de heer van Wassenaer moeilijk eene wijziging van art. 194 der Grondwet verkrijgen. De Minister van Binnenlandsche Zaken liet hem niet beantwoord. Hij moedigde hem zelfs aan het voorstel te doen en betreurde dat hij de daad niet bij het woord voegde. Na in het algemeen zijne houding tegen de onderwijsbeweging te hebben uiteengezet, die hem er toe bracht geeo voorstellen tot wijziging der hootdbepalingen van de wet van 1857 te doen, gaf de Minister den heer van Wassenaer in hoofdtrekken te kennen, dat hij zou wenschen dat als verandering der schoolwet een nationaal belang, eene nationale behoefte was, men dau eerst tot het initiatief moest besluiten, maar niet van plichtsvervulling spreken om in een ander deel der redevoering voor de vervulling van dien plicht terug te deinzen. De heer van Wassenaer zeide wel dat de Kamer geen wezen lijke Vertegenwoordiging van het land was en dat hij dus eerst de verandering der kieswet verlangde; maar als het waar is, wat die afge vaardigde zeide, dat de natie iederen dag toont de bijzondere school meer lief te hebben, dan is dit eene kracht waaraan geen weerstand te bie den zal zijn. Dan moet hij doen gelijk denegen mannen. Deze hebben niet op eene herzieniug der kieswet gewacht of in de nationale overtui ging kracht gezocht om hun voorstel tot Grond wetsherziening te doen. Overigens zou de Minister gaarne zien dat het initiatief hetzij door den heer v. Wassenaer, hetzij door den heer Heydenryck genomen werd, want dan zou juist blijken of in en buiten de Kauter verandering in de grondslagen van onsopeubaar onderwijs verlangd werd. De Minister verzocht dus dat zij het initiatief mogeQ neuieo, die mee- nen dat verandering noodig is. De heer van Wassenaer beloofde niet aan dit verzoek gevolg te zulleo geven. Hij zal daarmede dus wachten tot de domme kracht in werking isl Een ander gedeelte der discussie verdient zeer de aandacht. Het is dat waarin de heer Moens zijne grieven tegen onze schoolwet opsomde, zijn aaudrang tot verbetering deed gelden. Een eerste grief betrof de betrekkelijk slechte resultaten van de lagere school als gevolg van het enorm schoolverzuim. Daartegen te waken was een eerste plicht. En als er dan sprake is van aanvulling der wet van 1857 dan geloofde die spreker dat ernstige over weging verdiende de vraagof de staat volstaan kan met onderwijs te geven, dau of hij ook ze kerheid moet hebben, dat het ontvangen wordt en of de hinderpalen zoo onoverkomelijk zijn oui dit te verzekeren. Hij wenschte vervolgens wijziging van de artt. 18, 19 en 20 der wet van 1857, in zoover hij uitbreiding noodzakelijk achtte van het onder wijzend personeel op de openbare school, niet wilde dat hulponderwijzers aan het hoofd eener openbare school slaan en verhooging van jaar wedden hem hoogst noodzakelijk voorkwam. Het waren vooral deze drie bezwareu die de heer Moens in eene zeer welsprekende rede be handelde. Vooral waar hij de treurige gesteld heid van het lot der onderwijzers besprak was de heer Moens krachlig. Wat is het geval? zeide spr. hieromtrent. Soms rfeeft een hulponderwijzer, die aan het hoofd van eene openbare school staat niet eens 200 en een hulponderwijzer ƒ460, wellicht met nog f 100 er bij! En dat in dezen tegenwoordige duren tijd nu de eerste levensbehoeften bijna verdubbeld zijn. Dit is eene bespotting. In eeu officieel stuk, het verslag van de Inspecteurs van het Lager on derwijs, wordt gezegd, dat er nog onderwijzers ziju die broodgebrek lijden en velen, die ja geen broodgebrek hebben, maar waar veel bij moet zullen zij met moed en lust hunne taak blijven vervullen. Mag dat zoo blijven? en zouden wij het nadeel aan het onderwijs daardoor toegebracht lijdelijk moeten aanzien, of zullen wij niet veeleer aan die arbeiders, die waarlijk ook hun loon waardig zijn, ook hun loon geven. Hij zou niet wenschen van de onderwijzers staatsambtenaren te maken. Het ouderwijs moet eene gemeentelijke instelling blijven. Dus geen beter middel dan dat het mini mum vau het salaris der hoofdonderwijzers zeer aanzienlijk worde verhoogd. Maar, wordt ge zegd, dat is een nieuwe last op de ge meentebesturen die het betalen moeten. Spr. erkent dit, maar sedert 1857 is ook de fiuancieele toestaod van vele gemeenten zeer verbeterd door de wijziging der armenwet en door afstand van l/i van het personeel aan de gemeenten. Toege geven dat die gemeenten gedrukt zouden worden welnu dan passe men art. 36 der, wet, dat van de redactie van deu heer Thorbecke is, toe; met andere woorden hij wil dat de Regeering uiet milde hand aan die gemeenten te hulp kome. Is dat gedaan? Neen. Het Rijk geeft f 48,000 aan al die gemeenten die door de kosten van het Lager Onderwijs worden gedrukt. De roeping van den Staat is om al watde volksontwikkeling belemmeren kan uit den weg te mimen, en overal goed openbaar onderwijs te doen geven. Hij vertrouwt dat de Miuister deze zaak in ern stige overweging zal nemen. Wij gelooven dat deze grieven van den heer Moens, die door zijne betrekking van schoolop ziener, alleszins bevoegd is in deze een oordeel uit te spreken, veel meer de ernstige aandacht van Regeeriug en volksvertegenwoordiging ver dienen, dan dat afgezaagd geroep out secte- scholen. Van degelijk onderwijs hangt een goed deel van de maatschappelijke welvaart af en juist met het oog op de sociale kwalen is het een van de gewichtigste roepingen van den Staat om een doeltreffend onderwijs zooveel mogelijk te ver spreiden. Vermag het onderwijs voor het oogen- blik weinig tot directe oplossing van de sociale quaestie, voor de toekomst is het een van de machtigste bef hoornen om tot een meer gewensch- ten toestand te geraken. Ten slotte zijn al de artikelen van de afdee- ling Lager Onderwijs) goedgekeurd. Heden voortzetting. Men bericht ons dat door tnejufvr. de wedj Polwijt alhier woonachtig, maar te's-Gravenhage de vorige maand overleden, bij haar uiterste wilsbeschikkingen aan het H. Geest of aruteD- wees- en kinderhuis alhier zijn gelegateerd, vrij van successie, vier certificaten N. W. S. elk groot ƒ1000. Vaderland Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 146 tot 170 volwassen personen en van 56 tot 74 kinderen. Do heer J. Baum, officier van gezondheid lste klasse, in garnizoen te Geertrnidenberg, is door den president der Frausche republiek benoemd tot ridder van het Legioen van Eer. In de provincie Noord-Brabant circuleert een adres, in te dienen bij de Tweede Kamer, tegen de aangeboden vvetsvoordracht op de Nationale Militie, en meer bepaald tegen de daarin voor gestelde afschaffing der plaatsvervanging. Van goederhand is uan de Tijd ter oore geko men, dat de Aartsbisschop en de Bisschoppen van Nederland het plan hebben opgevat, om, in be trekking tot de weigering der Tweede Kamer om gelden toe te staan voor de missie te Rome, officieels stappen te doen. JOHAN DUVE, OP MENSCHENLIEFDE EN BIJGELOOF. NAAR HfcT HOOGDU1TSCR VAN EIsAIIXjIE heinrxchs. Vervolg. «Wat wilt gij hier in het huis des beuls?" 'raagde de laatste op gedeinpten tooo. „Ik heb u liet noodig! Maar den moordenaar van mijn iioii zal ik vinden, oin hein te pijnigen en met imjfi eigen handen aan de galg te worgen, zoo w&ar als er nog hekseu en toovenuars zijn, Welke de zielen der ai men koopen en wenschen." Hij wilde den arts de deur voor den neus dicht grendelen, toen zijne vrouw, die spoedig van haren val bekomen was, naderde, don verrasten dokter onzacht van den drempel schoof, en de dqur van binnen grendelde. Eeuige minuteu staarden allen het akelige huis aan, toen wenkte Johau Duve zijne knech ten en zeide zacht: «Begeeft u naar huis, ik volg met den dokter." HOOFDSTUK V. Wie was de moordenaar van den verslagene? De rechtbaukeu, hoe gebrekkig toenmaals ook, hadden toch een zeker voorrecht boven de tegen woordige, wanneer wij het met de bewijsvoering door middel der pijnbank niet zoo nauw willen nemen. Er werd namelijk vlug, kortaf gevonnisd eu even zoo vlug gehangen of onthoofd. De beul was daarbij altijd de gewichtigste persoon. Waar echter de schuldige ontbreekt, zijn de rechtbanken en de beul overbodig. Wie was de moordenaar? De wollenwever Claus Barnstorff lag in zijn bed, toen Erich, na lang zoeken en wanhopig omdwalen in den nacht, eindelijk te huiskwain. Uitgeput viel de arme jongeling voor het bed op zijne knieën neder en kon slechts de woordeu «Vader waar zijt gij geweest?" uitbrengen. De oude staarde item aan en trok toen de de ken over zijn gezicht, als vreesde hij voor eene spook versch ij n i n g. De angst van den zoon vermeerderde. Hij sprong ontzet op en poogde de deken weg te trekken. «Genade, genade!" steunde de oude. «Het was ziju mes, de duivel heeft het gedaau I Laat de beul weggaan, Erich, hij legt nttj op de pijnbank. Gij kunt ook de heks nemen, vervloekt zijn wij toch. Ziet gij, Erich, het is hedeu de achtste Januari, dat is een ongeluksdag, dan spookt de verbrande heks en zoekt eene eerlijke ziel voor haar dochtertje. U had ztj uitgekozeu, dat moest ik verhoeden, de Heer geleidde mij, maar slechts tot aan de Koperslagerstraat, toen liet Hij mij alleen; daar kwam Satan zelf, iu Tlnele Ebers gedaante. Ik moest met heul kampen. Hij be spotte mij, sprak van de heks, die mijn zoon betooverd had. Daar blonk zijn mes en op eens was het in mijne hand, ik stak naar hem eu hij stortte neder. Spreek, Erich, was het de dui vel zelf? Misschien was het Gods wil; en hij is uu dood, dood voor eeuwigl Zoo praatte de oude verward, zoodat den ar men Ericlt het angstzweet tn gioole droppels van het voorhoofd liep. Een geraas aan de deur rukte hem uit zijn doodsangst. Dokter Albert Horn en Johan Duve stonden op den drempel, met de uitdrukking van schrik op hun gelaat. «God zij geprezen, mijnheer de dokter," riep Erich, «vader is terug; maar hij praat zooveel door elkander, dat ik van angst nauwelijks wist, wat er te doen was." «Wij hoordeu het zoo even ook aan," zeide de dokter met een onderdrukten zucht. «Ik vrees dat heden nacht eeu verschrikkelijke daad gepleegd is, en als God uwen vader nog in het volgende uur tot zich roepeu mocht, zou dat wel het beste ziju, wat er gebeuren kon." «Ik versta u niet, mijnheer de dokterI" sta melde Ericlt bleek als eeu lijk. «Hedeu nacht is de zoon van den beul op straat verinoord gevonden," fluisterde Horn hem in het ooi. Niemand weet den moordenaar te noemen." Erich staarde hem aan, als kon hij het vrees- selijko niet inzit n. Toen sloeg hij de heide handen voor het gelaat eu stoitte sprakeloos uaast des vaders legojstede neder. «Trouw met de heks," riep de oude wollen- wever, misscnien hekst zij mij van de galg los." Hij wierp de deken van zich af en sprong van het bed op. Wilde koortsige heelden jaagden hem. De dokter hield hein legen, en riep op gebie denden toon: Erich, vervul uwen kinderplicht, waak bij uwen vader en verlaat hem geeue minuut. Niemand weet, wie Tlnele Ebers ver moord heeft." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1