lijk,
Hen
'elk
eten
lien
net
hel
'gst-
ont,
scht
zal
ider
ecu
den
t et
dat
den
t de
;ert
vrt
be-
;en,
net
een
Hel
mg,
den
niet
op
de
|ih afscheid genomen van zijn ministerie
- partijgenooten. Even als von Beust heeft
Lrbij de vaste overtuiging uitgedrukt, dat
taak in uitstekende handen overdroeg.
Lonjay zal daarmede niet weinig in zijn
IjijD, want deze aanbeveling van Andrassy
Lm zonder twijfel veel goed bij de Deak-
I De afscheidnemende minister maande deze
Lk aan, zijn opvolger denzelfden steun te
len, die hij van haar ondervonden had en
Us standvastig aaneengesloten te blijven
1 van Hongarije.
Isénspraak werd gevolgd door eeu storm-
■eo bijval en een daverend geroep van
1 Eljen
[telegrammen.
men, 16 November. Bij 't aanvaarden van
irzitterschap der Neder-Oostenrijksche Ka
lt Koophandel, verklaarde Graaf Beust, in
ird op de tot hem gerichte betuigingen
apathie, dat men, wat de betrekkingen
buitenland betrot, gerust op 't behoud
a/rede mocht rekenen. Eu met 't oog op
mlandsche politiek durfde hij hopen, dat
ijk's veerkracht en zelfvertrouwen ook
arigheden dé&riu te boven komen zouden.
16 November, De Rijksdag heeft al de
lillen van den Minister van Buiten landsche
I, waaronder dat tot verhooging van de be
ing der gezanten, goedgekeurd. Iu den loop
iel debat verklaarde Prins Bismarck, dat
tag of 't gezantschap bij den Paus behouden
lijven, niet bij de behandeling van het bud-
;od beantwoord worden. De Duitsche am-
Ideur bij den Koning van Italië zou tegelijk
den Duitscheu gezant bij 't Vaticaan naar
vertrekken.
|«ag, 16 November. Er is een besluit der
lering verschenen, waarbij onmiddellijk
Istrecksche verkiezingen voor leden van den
raad zijn uitgeschreven.
«th, 16 November. In de zitting van het
libuis heeft de heer Lonyay, de nieuwe
er-President, eene rede gehouden, waarin
^klaarde, dat het compromis met Oostenrijk
idem is, waarop het Ministerie staat. Op
groud zal het werkzaam ziju tot "verdere
ring van heilzame hervormingen. Met het
daarop verzoekt hij het vertrouwen der
igenwoordiging.
est, 16 November. De afgevaardigden uit
t, Görtz en Istnë hebben allen de uitnoo-
ig, om te Praag een congres van federalisten
ineu bijwonen, van de hand gewezen,
idrld, 16 November. De commissie voor het
;et heeft gisteren een zitting gehouden.
afgevaardigden van de zoogenoemde mo
ie partij zijn gisteren bijeen geweest en deze
inkomst heeft zich door bijzondere levendig-
gekenmerkt. Met 16 tegen 13 stemmen is
besluit genomen, om het kabinet, bij de
isdslaging over de voorgestelde motie van
luring, te ondersteunen. De minderheid
ischte zich hare vrijheid van handelen voor
[ehouden.
rijs, 17 November. De permanente commissie
a zich heden bezig gehouden met de ophooping
goederen aan de spoorwegstations, ten gevolge
het aanhoudend verzuim der Duitsche auto
ten om de Frausche spoorwegwagens terug
;even.
ie werkstaking der stoelenmakers duurt voort
ier stoornis der orde. Men verwacht nog
jere werkstakingen.
Het Journ. Ojf. ontkent, dat de autoriteit het
i vau missen op den Eugenia dag verboden
t,'t Blad zegt dat de geestelijkheid volkomen
in haar handelen geweest is en zelve van
eel was, dat eeu godsdienstige plechtigheid
moest strekken tót voorwendsel eener poli-
«.demonstratie.
renen, 17 November. De ochtendbladen
eenparig dat de pogingen van baron
ïellersperg, om een ministerie samen te stellen
lukt ziju.
Wiener Ztg. van heden bevat een schrijven
keizers, waarbij graaf Lonyay ontheven wordt
zijn ambt als njksuiiuister tan financiën, ten
'olge van zijn benoemiDg tol Hongaarsch mi-
lier-presidenl.
staten-generaal.
TWEEDE KAMER.
|Uit het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer
vervanging van de artt. 414416 C. P. door
Idere bepalingen, deeleu wij nog mede:
|De leden, die de opportuniteit van dit wels-
Jorstel bestreden, grondden zichj vooral hierop,
hel allerminst raadzaam was op strafbepa-
>geu terug te komen, nu alom en ook in Ne-
Iriand zich woelingen onder den arbeidenden
M openbaren, die de publieke orde ernstig
(Ireigen en voor hen zeiven, wier belang daarbij
l'tgd wordt op den voorgrond te staan, hoogst
fkelige gevolgen konden hebben, en waar
(ft hulp van deze strafbepalingen, zulke woe
lden zoo noodig te bedwiugen waren. Wat de
Imorie van Toelichting daarvan ook zeggen
Re, het vaststelleu van eene wet als de tegen-
(«dige kou aanleiding geven tot de verkeerde
patting, dat met opzicht van werkmans-ver-
pigingeD, werkstakiugeu en dergelijke voortaan
«geoorloofd is, waardoor het gevaar, 't welk
Is- gtheele maatschappij tot die zijde dreigde,
I'd iveinig zou worden vergroot.
1 ferscheideue andere leden beweerden daaren-
|-;eo, dat nu, ten gevolge van velerlei omstan-
Tftedeu, die het Doodeloos scheen verder op te
r">, de openbare aandacht zeer op dit onder
typ gevestigd was, liet geheel op den weg der
Rseeriug lag, eene herziening van wetsbepalin-
r' te beproeven, die door baar terecht als strij-
H met goede rechtsbeginselen werden beschouwd,
p's liet zich beweren, dat zij daartoe verplicht
eu voor de vervulling van dien plicht de
femeene herziening van liet Strafwetboek, die
r'-o ui een verwijderd verschiet ligt, niet mocht
|'™'acliten. Andere Staten zijn ons op dezen weg
('^gegaan. Al mocht het waar ziju, dat door werk-
(■lakingen de werkman zeil in de gevolgen het
lijdt, lag daarin nog geene afdoende reden,
slratbepalingeu te laten bestaan, die, omdat
|'J Strenger zijn voor den arbeider dan voorden
■''eikgever, iets zeer stuitends hadden en daar-
"boven met de grondwettige beginselen omtrent
e r>:cht van vereeniging of vergadering niet
lateen te brengen waren. De Regeeiing, die
eene erkende leemte uit het Strafwetboek tracht
weg te nemeö, geeft geen bewijs van zwakheid
Billijk te zijn jegens allen is eeu krachtig middel
om de gevaren af te wenden, waarvoor men
vreest. De natuurlijke loop der zaken zal te lich
ter het geneesmiddel aanbrengen voor hierbe-
doelde maatschappelijke kwaal, als men dien
loop niet door te onpas ten toon gespreide ge
strengheid of door het dreigen met verouderde
wetsbepalingen tracht tegen te houden.
In de overige afdeelingen werd dit punt der
tijdigheid of ontijdigheid van de wetsvoordracht
niet opzettelijk behandeld of gedroeg men zich
aan hetgeen daaromtrent bij eene vroegere gele
genheid te berde was gebracht. Eeu enkel lid
slechts meende, dat sedert de overweging van
den afgeloopen zomer gebeurtenissen hadden
plaats gegrepen, die dit vraagstuk uit eeu eenigs-
zins ander oogpunt konden doen beschouwen,
dan toen het geval was. Sedert den val der Pa-
rijsche Commune en de strenge straf der voor
naamste woelgeesten, die iu de Fransche hoofd
stad eene zoo verderfelijke rol hebben gespeeld,
scheen bet maatschappelijk gevaar, waarvoor men
vreesde, zoo dreigend niet meer. De algemeene
toestand was nog wel maar al te zeer geschikt
om ernstige bezorgdheid in te boezemen, maar
cp de oppervlakte der maatscbappij waren de
verschijnselen gunstiger. Iu de organen der woel
geesten heersclne ecu bezadigder toon. Ouder die
omstaudigbeden was de voordracht thaus minder
ontijdig dan op het tijdstip vau hare indiening
en zelfs uiissclnen eene spoedige behandeling
daarvau vvenschelijk. Nu tocli was die behande
ling denkbaar, zonder daarbij op algemeene poli
tieke omstandigheden bet oog te slaan eu kwam
enkel het al dan met geoorloofde vau bepaalde
middelen tol het verkrijgen vau hooger werkloon
iu aanmerking.
Met opzicht toL het hoofdpunt, waarop het hier
aaDkomt, namelijk of coahuën van werklieden
tot verkrijging vau liooger werkloon, vooral wan
neer het middel van ge .auienhjke werkstaking
voor dat doel te baat wordt genomen, al dan met
strafbaar moesten zijn, heerschte veel verschil
van gevoelen. Enkele tedeu wilden vooral ook
daarom alle straf oepaliugeu tegen zulke coalitién
doen vervallen, omdat daardoor bet ontstaan en
blijven voortwoelen van geheime genootschappen
in de liaud werd gewerkt, wat dan toch als
het gevaarlijkste vau allen moest worden be
schouwd.
Door verscheidene leden werd het gevoelen
verdedigd, dat, ofschoon in ons land, waar het
recht van vereeniging en vergadering bij de Grond
wet is erkend, en coaliliën van werklieden in
algemeenen zin niet strafbaar knnneu zijn, daar
om evenwel de toelaatbaarheid van werkstaking,
vooral wanneer deze algemeen is en plotseling
opkomt, zonder -voorafgaande waarschuwin ten
behoorlijken tijde, ernstig mocht worden be
twijfeld.
Daarop werd geantwoord, dat men toch wel
niemand lot arbeid kon dwingen, terwijl Voor
den werkman in uienig geval liet staken van
deu arbeid bet eenig overblijvend middel was om
verbooging van loon ie verwerven. Het weder
antwoord was, dat, al gaf men dit toe, het bier
niet geldt individueele werkstaking, maar het ver
bod om door eene meer algemeene verbintenis
van dien aard den gewonen gang der maatschap
pij te verstoren.
iu eene der afdeelingen beschouwde inen de
zaak uit een eenigszius ander oogpunt. Algemeen
werd daar aangenomen dat de artt. 414 en 415
van het Strafwetboek of afgeschaft of door andere
bepalingen vervangen moeten worden. Die arti
kelen, zeide men, zijn niet overeen te brengen
met het grondwettig recht van vereeniging en
vergadering aan aile ingezetenen toegekend en
met het recht voor ieder om over zijn kapitaal
of zijn arbeid op de voor hem meest voordeelige
wijze te beschikken. De werklieden moeten dan
ook, naar aller gevoelen, volkomen vrijheid heb
ben om zich uiet anderen te verstaan eu geza
menlijk de voorwaarden te regelen, waarouder
zij hunne dienslen willeu terbinden; maar die
vrijheid werd, naar het oordeel van twee leden,
beperkt, wanneer eeiimaaL de voorwaarden tus-
schen werkgever eu werklieden waren geregeld
en daarop eene verbinteuis gesloten was. in
dat geval moeten de werklieden niet straffeloos
bevoegd zijn gedurende hun werk of binnen den lijd,
waarvoor zi/ zich "verbonden hadden, ten gevolge van
onderlinge afspraak, gelijktijdig den arbeid te
staken om daardoor meer voordeelige voorwaar
den af te dwingen.
Die leden wenschlen dau ook aan den Minis
ter de vraag te onderwerpeusamenspanning van
werklieden om, gedurende hel werk of binnen den lijd
waarvoor zij zich hebben verbonden, op een gegeven
oogenblik den arbeid le staken, als geen strafbaar
misdrijf moest worden beschouwd.
De overige tedeu der a'deelmg deelden nietiu
het gevoeleu, door deze vraag uitgedrukt. De
billijkheid brengt, naar bun oordeel, mede dat
de werklieden üe bevoegdheid moesten hebbeu
de voordeeligste voorwaarden voor bun arbeid
te bedingen. Zij moeten vrij -zijn dien te staken.
Door de leden, die eeu tegenovergesteld gevoe
len verdedigden, werd geantwoord, dat zij alleen
bet oog hadden op eene coalitie van werklieden
ten einde door werkstaking, dus door geweld,
eene bestaande verbintenis te verbreken, en dat
eene onrechtmatige daad nimmer op gronden
van billijkheid kon worden verdedigd. Zij meen
den dat, ul mochten, lot nu lue, overeenkomsten
omtrent huur eu verhuur vau arbeid minder be
paald worden omschreven, dit iu het vervolg
anders zou worden. Hel wus te voorzien, dat meer
eu meer de waarde van den ie leveren arbeid
bij de berekening vau hot loon iu aanmerking
zou komen eu tusschen deu werkgever en den
werkman, naar male deze in staat is meer en
beter werk te leveren, de voorwaarden, waarop
zij zich jegens elkander verbinden, geregeld zul
len worüeu.
In eene der afdeelingen werd herinnerd, dat
vroeger door de Regeeriug rechtspersoonlijkheid
is geweigerd aan eene. vereenigiug van werk
lieden, die zich verhoogiog van arbeidsloon ten
doel stelde. Men vroeg, of dit, na het vaststellen
van eeue wet als de tegenwoordige, nietmeer het
geval zou kunnen zijn.
In eene andere afdeeliug wenschte men te we
ten, of der Regeering iets bekend was vau maat
regelen of besprekingen, door groole Mogendhe
den beraamd of gehouden lot tiet te keer gaan
der woelingen van de zoogenaamde Internationale.
Daartegen werd aangemerkt, dat deze vraag
bij de oehandeliug der tegenwoordige wet uiet
te buis behoort.
Verscheidene leden, die met de Regeeriug het
langer van kracht blijven der artt. 414416 van
den Dode Pénal verkeerd achtten, bleven van
meering, dat die artikelen, moesten worden in-
getrorken, zonder iets daarvoor in de plaats te
siellm. Nam men eenmaal met den Minister
aan, dat algemeene werkstaking, als middel om
hoogir loon te verwerven, geoorloofd is, althans
op zch zelf niet strafbaar kan worden gesteld,
dan moest men niet zijdelings op dat begiusel
terugkomen door het bedreigen van bijzondere
strafiën tegen daarbij te plegen geweld of andere
in g:en geval geoorloofde handelingen. Die ge-
weldiadige handelingen, de Minister erkent het
zelf, werden toch reeds bij den Code Pénal met
straffen bedreigd, in sommige gevallen met
zwaardere dan het tegenwoordig wetsontwerp
medejrengt.
Arl 1. In verband met de zoo even ge-
maalte aanmerking wilden eenige leden de
omsoirijving der strafbare middelen, waardoor
op Ce vrijheid van arbeid inbreuk kan worden
gemtakt, uit dit artikel doen wegvallen en dus in
t al^meen van inbreuk gesproken hebben. Het
viel toch niet te ontkennen, dat door bet noemen
dier middelen de strafbaarheid van audere niet
genasinde werd uitgesloten. Daartegen werd aan
gemerkt, dat bij zoodanige wijziging der wet al
te veel aan liet oordeel des rechters werd over
gelaten.
ü'erigeus bleef men volhouden, dat de optel
ling der middelen onvolledig is. Had de onder
vinding dan uiet geleerd, dat door proscriptie of
doocverklaring, door hetgeen men in Engeland
pickiling noemt, en in 't algemeen door de mid
delen, in art. 4l6 van de Code Pénal vermeld,
eene even bedenkelijke inbreuk op de vrijheid
van arbeid kan worden gemaakt, als door belee-
digiug of zelfs door geweld? Art. 153 van de
Geverbe-Ordnung l'tir den Nord-Deutscben Bund
bewees, dat men dit in audere landen erkent.
Zedslijke dwaug werkt dikwijls veel krachtiger
dan stoffelijk geweld. Er waren dan ook leden,
die zoodamgen dwang, althans indien hij een
ernstig en bepaald karakter heeft, strafbaar wil
den hebben gesteld.
Cok uit andere oogpunten scheen de strafbe-
pal.ng als niet volledig of niet omvangrijk ge
noeg te kunnen worden beschouwd. Op geener-
lei wijze worden daarbij de werklieden in be
scherming genomen, die, niettegenstaande de
door anderen beraamde en bevorderde werksta
king den arbeid voortzetten.
Fe deelneming aan samenscholingen behoort,
uaar bet oordeel van verscheidene leden, in dit
wets-ontwerp niet te huis. Hel treedt daardoor
op het gebied der algemeene of plaatselijke politie,
l-iij de wet tot uitvoering van art. 10 der Grond
wet eu bij de gemeentewet is het onderwerp der
samenscholingen geregeld. Zijn, met het oog op coa
lmen vau werklieden, die bepaliDgen niet genoeg
zaam, dan moeten zij wordeu aangevuld. Het
eenzijdig strafbaar stellen vau labriekarbeiders,
ter zake van samenscholing, gaat niet aan.
l)e leden, die in het wetsontwerp ernstig
betwaar zagen, wildeD uit de 3de alinea vau
arl. 1 althans de iacultatieve bedreiging alleen met
gedboete doen wegvallen. Anders zou, in verband
ook met de verzachtende bepaling van art. 3, de
straf tot zulk eeu laag eil kunnen dalen, dat
zij voor de zeer bedenkelijke feiten, waarvau
liter sprake is, geheel onvoldoende was. Voorstan
ders van het ontwerp vereeuigden zich in zoo
ver met deze bedenking, dat ook zij strenge straf
daarbij wilden hebben bedreigd.
Bij het onderzoek in de afdeelingen der Tweede
Kamer van het wets-ontwerp tot regeling vaü
dendiensten liet ge brink der spoorwegen, klaagden
Vile leden over de soberheid der Memorie van
Toelichting. Met name werd door sommige leden
betreurd, dat daarin van de spoorwegwetgeving
in andere lauden nagenoeg geene melding wordt
gemaakt. De leden, die op deze leemte wezen,
betreurden haar te meer, omdat zij eenigermate
verrast waren geworden door de spoedige be
handeling dezer voordracht in de afdeehngen
daags nadat twee belangrijke adressen waren
rondgedeeld had het onderzoek plaats, ofschoon,
daar vroeger het uitzicht op latere behandeling
was geopend, de leden in vele opzichten onvoor
bereid waren en hun de gelegenheid had ont
broken om de Memorie van Toelichting door
eigen studie aan te vullen. Om al deze redenen
wenschteu zij, dat de Regeering bij de Memorie
van Beantwoording alsnog uioge overleggen een
volledig overzicht van de ontwikkeling der spoor
wegwetgeving.* iu België, Frankrijk, Duitschland
en Engeland sedert 1359.
Van verschillende zijden werd betwijfeld, of
in dit onderwerp met ineer wordt geregeld, dan
hetgeen in eeue wet vaststellende het toezicht
op de spoorwegen te huis behoort. Er waren
leden, die meenden, dat de hier voorgestelde
strafbepalingen behoorden ie worden opgenomen
iu het Wetboek vau Strafrecht. Doch meer in
het bijzonder overwoog meu of de bepalingen
betreffende liet vervoer over de spoorwegen wel
in deze wet voegden.
Zeer vele leden waren van gevoelen, dat deze
voordracht eeu autocratisch karakter draagt en
aan het Gouveruemeut veel meer uiaoht geeft
over particuliere ouderuemingen, dau de wet
vau 1359. Dit karakter van het ontwerp werd
zeer verschillend beoordeeld. Sommige leden
kenrden het af, dat de Regeeriug eene bijkans
onbeperkte heerschappij over de spoorwegmaat
schappijen oefent. De leden, die tegen dit stelsel
in verzet kwamen, wezen op liet verschijnsel,
dal de spoorwegondernemingen iu ons land hoe
langer hoe miuder een monopolie bezitten. Ten
aauzien der onderlinge verbinding tusschen
Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage is het
monopolie reeds verdwenen eu eerlang zal de
Ousterspoorweg de mededinging tusschen Am
sterdam, Utrecht en Gelüeiiaud upeuen. Het mo
nopolie der maatschappijen kou aaarom naar
hel oordeel dezer leden geen reden ziju oui het
staatstoezicht zoo ver uit te strekken als de Re
geeriug beoogt.
Een aantal audeie leden Jkonden zich uiet deze
bescuouwingen uiet vereemgen, en keurden over
het algemeen de autocratische strekking vau liet
wets-ontwerp goed. Sommige dezer leden zagen
id de spoorwegen, hoezeer in handen van bijzon
dere ondernemingen, takken van pubheken dienst;
anderen vonden dit gevoelen unnder aannemelijk,
maar al deze leden meenden, dat de spoorwegen
een monopolie bezitten, hetwelk verbiedt ze met
de gewone middelen vau vervoer op eene lijn
te plaatsen. Vruchteloos bad meu huns inziens
dit karakter vau monopolie oinaeud. V\ ant al
moge het waar zij", u il euKelc stenen iu ons
land door meer dau éeue spuoi weghju verbonden
worden, voor verreweg de meeste plaatsen zal
die gunstige uitzondering nimmer bereikbaar zijn
en voor de tusscheDgelegen stations blijft het
monopolie overal en altijd bestaan.
Evenwel waren ook deze ledeD, blijkens de
beraadslaging over de artikelen, niet genegen om
al de nieuwe gestrengere bepalingen van het
wetsoutwerp aan te nemen. Zij wenschten van
de RegeeriDg eene volledige opgave van die
punten, welke volgens de concesstëu, na de wet
van 1359 verleend, aan hare beslissing zijn op
gedragen. Deze toch zijn, blijkens de aanvaar
ding dier concessiën, door de concessionarissen
niet te bezwaïeDd geoordeeld en kunnen derhalve
veilig in de nieuwe wet worden opgenomen.
Enkele leden drukten de verwachting uit, dat
door dit wetsontwerp een einde zou komen aan
dikwijls vernomen klachten over ongeschikte
uren van vertrek en aankomst, over vertraging,
over duurte van vervoer en tijdelijk gebrek aan
vervoermiddelen voor goederen. Andere leden
koesterden die gespannen verwachting niet. Huns
inziens was het onmogelijk alle wenschen en
verlangens van het reizend publiek en van den
handel te bevredigen. Zij meenden te mogen be-
wereu, dat uit het oogpunt van veiligheid en
van geregelden dienst de spoorwegen in Nederland
waarlijk gunstig afsteken bij die der naburige
landen.
Sommige leden waren van gevoelen, dal dit
wetsontwerp verkregen rechten scheDdt. Wanneer
bij concessie eeu recht is gegeven, kou dit, meen
den zij, althaus zonder schadeloosstelling niet
wordeu outuomen.
Eenige leden traden uaar aanleiding der vraag
of dit wetsoutwerp bij concessie toegekende rech
ten krenkt, in beschouwingen.
Verscheidene andere leden meenden, dat de
wetgever concessiën moest beschouwen als ver
ordeningen van zuiver staalsrechtelijken aard en
waarop de Regeering, die ze verleend heeft
binnen de grenzen, door de wet afgebakend, kan
terug komen, zoodra het publiek belang dit ver-
eischi, met dien verstande evenwel, dat alleen om
redenen van billijkheid verkregen rechten van
concessionarissen en zelfs rechtmatige verwach
tingen uit de coucessie geboren, wordeo geëer
biedigd of niet dan tegen schadevergoeding daarop
inbreuk worde gemaakt. Deze uiteenloopende
zienswijze deed den wenscb ontstaan het gevoe
len der Regeering te vernemen.
Uit de ingekomen adressen van drie spoorweg
maatschappijen schijnt te blijken, dat de direction
der spoorwegondernemingen met over dit wets
ontwerp zijn gehoord, zelfs niet de Exploitatie-
maatschappij en de Hollandsche Spoorwegmaat
schappij, aan welke de dienst op de staatsspoor
wegen is opgedragen. Door sommige leden werd
dit betreuid. Voorafgaande oplossing door de
maatschappijen van sommige moeielijkheden ware
allicht verkregen, en eene wederlegging van an
dere bezwaren der besturen, wier adviezen im
mers toch geen bindende kracht voor de Regee
ring bezaten, ware in de Memorie van Toelich
ting mogelijk geweest. De Kamer had uit die
gedachteuwisseliug veel licht kunnen putten.
Andere leden keurden de handelwijze der
Regeenng goed. Zij beloofden zich van zulk eene
raadpleging weinig vrucht en vreesden, dat der
gelijk uverleg aangaande tegenstrijdige belangen
licht ontaarden kon iu een wederzijdschen loven
en bieden.
Het is te wachten, dat binnen weinige jaren
buurtspoorwegen in ons vaderland tot stand ko
men. Meu veronderstelde, dat volgens de bedoe
ling der Regeering dit ontwerp daarop niet van
toepassing is, maar vroeg of de tvet dat niet uit
drukkelijk behoort te bepalen.
laatste berichten.
Per telegraaf). 'sGhavehhage, 17 November.
In de zitting van de Tweede Kamer van heden
is de discussie over de missie te Rome afge
loopen.
De Minister van Buitenlandsche Zaken heeft het
voorloopig behoud der missie breedvoerig verdedigd.
Ons land moest, volgens zijn gevoelen, niet voor
gaan om uit eigen hoofde in deze quaestie voor
te gaan.
Ten slotte is het amendement van den heer
Dnmbar om de f 8000 voor deu gezant te Rome
van de begrooting te schrappen, en dus de missie
te Rome op te beffen, aangenomen met 39 tegen
33 stemmen.
Daarna is het geheele Hoofdstuk 111 (Bui
tenlandsche Zaken) aangenomen met algemeene
stemmen. Morgen is Hoofdstuk IV Justitieaan
de orde.
's Gkavenhagk, 17 November. Bij Koninklijk
besluit van 15 November 1871 is benoemd
tot directeur van het met 1 December aanstaande
in werking tredend postkantoor te de Rijp de
de heer J. >V. Algie, vroeger geiigreëerd klerk,
thans adsisterit ten postkantore te Hoorn.
Bij Koninklijk besl. van 15 November 1871
is de heer H. de Graaf, thans ontvanger der di
recte belastingen eu accijnsen te Oragteu c. a.
benoemd tot ontvanger derzelfde middelen te
Scheem ia c. a.
Heden wordt de 5Sste verjaardag van het her
stel van Neêrlands onafhankelijkheid, op de ge
bruikelijke wijs door bet uitsteken van vlaggen
van de openbare en verschillende bijzondere ge
bouwen, in deze residentie gevierd.
Gisterenmiddag werd door den voorzitter
van de Tweede Kamer der Staten Generaal, deu
lieer W. 11. Dullert, aan een gedeelte van de leden
dier Kamer in liet Hotel Paulez een groot diner
aangeboden. Onder de genoodigdeu merkte men
op Z. Exc. den Minister van Buitenlandsche zaken,
baron Gericlte van Herwijnen, den voorzitter
van lie Eerste Kamer, graaf van Bijlandt, deu
griffier van de Tweede Kamer, den heer 1). Veegens
enz. De eerste feestdronk werd ingesteld op Z. M.
den Koning. Aanstaanden Donderdag zal door deu
heer Dullert in hetzelfde hotel een tweede diner,
eu wel aan de overige leden van de Kamer, wor
den gegeven.
Wij ontvingen hedenavond bij het ter perse
"aan van dit blad, de Oost-Indische mail met
onze bladen, behelzend" nieuwstijdingen tot 13
October.