Woensdag 1 November. N°. 3598. A0. 1871. aatsfinancien en belastingeervorbing. vu. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER. COURANT. Voor Leiden per 3 maanden....ƒ3.00. Franco per post.3.85 Afzonderlijke Nommersn 0.05. Ueze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTKNTIKN. Yooriederen regelƒ0.15. Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan. Tot het laatste, maar zeer zeker het gewichtigste ,ot van de aanhangige hervoruiings-voorstellen ■i wij thans genaderd, foortdurend plaatsgebrek tengevolge van de oige documenten onzer stedelijke aangelegen- eden die wij in de vorige week publiceerden, ertiaagde de voortzetting dezer beschouwingen. het verband heeft dit echter geen afbreuk edaan. Wij hebben er ons zooveel mogelijk op «elegd ieder onderdeel van de voorstellen op chzell' te behandelen. Eerst gaven wij een overzicht van 's lands naociëelen toestand oin tot de conclusie te koinen ingrijpende hervormingen vereisebt werden, ervolgens behandelden wij den zeep-accijus, het eslacht en 't palent. Thans rest ons de bespre- ing der voorgestelde helling van eene belasting p de inkomsten. De publieke opinie verkeert in een in 't oog peQden tweestrijd. Zij is verdeeld in twee kam- d, waarin van beide zijden hardnekkig gestre- eo wordt. Met gelijke wapenen Wij zouden 't niet durven bevestigen. Zonder arzeling echter schrijven wij als resultaat onzer aarneuiing neder, dat aan de zijde der voor tanders, de income-tax loyaal, onpartijdig, met varme overtuiging en zonder het opwekken van evaarlijke hartstochten aangeprezen wordt. De ware stand van zaken wordt niet verzwe- en; het wezen, de aard en de inhoud van het anltaugig ontwerp lot heffing eener inkomsten* elasting zonder omwegen uiteengezet en toe- elicht. Begeven we ons in dit spoor, het is de ridder- ijke weg. Het is inderdaad te bejammeren dat oovelen zich niet op de hoogte stellen van eeu quuesüe die hunne dierbaarste belangen raakt. Uit die onbekendheid met liet wezen der zaak pruilen allerlei verkeerde oordeelvellingen voort, erwijl, als men zich de geringe moeite gaf te uderzoeken, men tot geheel andere resultaten ou komen. Men hoort allerlei onbekookte redeneeringen, vaarin de oppervlakkige verspreiders versterkt morden door een pers die er belang bij heeft die njuisle uieeningen aan te wakkeren. Men gaat van 't beginsel uit dat er een income- tw van 2 pCt. zal worden geheven en bouwt [mop allerlei onjuiste consequentiën. De overige bepalingen van 't daartoe strekkend eisontvverp worden geïgnoreerd. En juist daarop ouit 't aan om bet karakter van die heffing naar plicht en geweten te waaideeren. Twee p(Jt. van ieders inkomen, kraamt inen ui', dat is op een tracleinent van deze of gene loin ecne hatelijke, eene drukkende heffing. Mogelijke en onmogelijke voorbeelden worden aangehaald oin 't 2 pCts. argument te doen klin ken, maar men verzwijgt de rest. Wij achten 't uit dien hoofde noodig de bepa lingen van het wetsontwerp in hun onderling verhand nog eens in een helder licht te stellen, waaraan we onze eigenlijke beschouwingen zul len vnstknoopen. Er wordt eene directe belasting geheven van het jaarlijksch zuiver inkomen van elk ingezeten des Rijks. Deze bepaling staat echter niet op zich zelve. Urn haar juist op te vatten en te kenschet sen, dient inen te weteni'. dat daarvan zijn vrijgesteld de ingezetenen wier jaarlijksch zuiver inkomen minder bedraagt dan 500; 2'. dat liet minimum, en men lette duarop vooral, van zuiver inkomen aangewezen voor iedere klasse, doch verminderdvoor de eerste en tweede klasse, met ƒ401), voor de derde inet 300, voor de vierde, ®et ƒ200 en voor de vijfde klasse met 100, strekt grondslag voor bet bepalen van het bedrag der belasting; 3°. dat onder zuiver inkomen wordt verstaan al hetgeen in geld, in vruchten of door eigen gebruik genoten wordt uit onroerende goe deren; uit roerende goederen; uit arbeid, beroe pen, bedrijven, handel, nijverheid en andere ondernemingen uit ambleu, bedieningen, betrek kingen, wachtgelden en pensioenen; en verder 'Hes wat uit andereu hoofde duurzaam of tijdelijk Wordt genoten, na aflrek van de kosten en lasten aan de' genot verbonden; van alle verschuldigde renten en v«n alle verplichte uilkeeringen. Maar ook dit laatste punt, zal men 't juist schatten, vereischt de wetenschap eener nadere Omschrijving. Het in de wet naar een aangeduide maatstaf berekend inkomen b. v. van gronden, gebouwen, land-, vee- en bouwhoeven, die verpacht of ver huurd zijn; van woonhuizen geheel of ten deeie in gebruik krachtens recht van bezit, eenig ander zakelijk recht of vruchtgenot; van gronden, land-, vee- en bouwhoeven, die niet verpacht of ver huurd zijn, wordt verminderd met de noodzakelijke kosten van onderhoud der eigendommen en met de daarop drukkende lasten, die volgens rijks-, provinciale-, of gemeente-wetgeving, of volgens plaatselijk gebruik voor rekening kuinen van den geen die liet recht van bezit uitoefent of van vruclugenot heeft. Kapitaalaflossing wordt niet onder inkomsten begrepen. Bestaan uilkeeringen of inkomsten gedeeltelijk in kapitaalaflossing, dan blijft dat gedeelte voor het berekenen van het inkomen buiten aanmer king. Eigen gebruik van inboedel wordt niet als inkomen aangemerkt. Tot het berekenen van het inkomen uit de uitoefening van eenigen tak van landbouw, fa- briefes-, ambachts- of haudelsn ij verheid, van kunst of wetenschap, van eenig ander beroep of bedrijf, zoomede uit ambten, bedieningen of betrekkin gen worden noodzakelijke kosten van onder houd voor gebouwen, werktuigen en paarden, en die, tot voortzetting der zaak in haren be- staanden omvang gedaan, afgetiokken van de winsten. Niet minder gewichtig om met juistheidte weten waarvan dan eigenlijk die „hatelijke" 2 percenten worden geheven, is: dat bij vaste jaar-, maand-en weekgelden of tracteinenten, aan de waarneming van ambten, bedieningen of betrekkingen ver bonden, wachtgelden, pensioenen en in het alge meen alle doorloopende vaste inkomsten, niet onder inkomen begrepen wordt, schadeloosstelling of vergoeding voor reis-, verblijf-of bureaukosten of voor onderhoud van dienstpaarden, afzonderlijk en afgescheiden van belooning of tracteuient toe gekend; dat, is voor burgerlijke ambtenaren welke bijdragen aan liet algemeen burgerlijk pensioen fonds, die schadeloosstelling of vergoeding onder de beloouing begrepen, dan wordt hun grondslag voor dat fonds als bedrag der belooning aange merkt; dat verplichte kortingen voor liet pensioen fonds waarmede de inkomsten van ambten of bedieningen krachtens wettelijke verordeningen bezwaard zijn, van die inkonisieu worden afge trokken en dat vrijwillige uitkeeringen aan bloed of aanverwanten, bij de berekeningen van liet inkomen van deze, niet in aanmerking komen. Naarmate nu van bun zuiver inkomen worden de ingezetenen gerangschikt iu 21 klassen: als van ƒ500 beneden ƒ600 van ƒ600—beneden ƒ800; van ƒ800 beneden ƒ1000; van ƒ1000 beneden 1200; van ƒ1200 beneden 1600van 1600 beneden ƒ2200; van 2200 beneden 3000 enz. tot 100,000 toe. Nu verlieze men tochvooralnietuithetoog.dat het miiiiinum van elke klasse, dus het eerste der beide cijfers, tot grondslag voor liet bepalen van het bedrag der belasting eu dat het minimum voor de vijf eerste klassen, zooals wij hierboven gezien hebben, aanmerkelijk wordt verminderd. En dan vragen wij aan ieder onbevooroordeelde, aan ieder die ook niet de gelijkiijdige afschaffing van eenigedrukkende en onrechtvaardig werkende aceijnsen licht telt, aan ieder die eene rechtvaar dige en billijke verdeeling van lasten toejuicht, of eene inkomstenbelasting derwijze uitgevoerd wel zoo schrikbarend, drukkend en hatelijk is als men voorgeeft en onder allerlei drogredenen tracht te beweren? Wij gaan verder om te zien wat er is van die schelklinkende en hoogdravende jammerklachten over het inquisitoriale karakter dier belasting. Den ingezetenen wordt het recht toegekend van eigen aangifte van hun inkomen in deze of gene klasse, zonder opgave der beslanddcelen waaruit dal inkomen is samengesteld. Het onderzoek en de beoordeeling der aangiften en de classificatie der belastingplichtigen is opgedragen aan eene com missie van classiflcatie beslaande uit het college van zetters en een aan te wijzen rijksambtenaar van de directe belastingen. De leden der cotruiiis sie zijn tot geheimhouding verplicht ten aanzien van hetgeen in de uitoefening van hun ambt omtrent de bijzonderheden betreffende het ver- mogen en inkomen der belastingplichtigen te hun ner kennis komt. Deze commissie is bevoegd, indien zij aan de juistheid der aangifte twijfelt, de ingezetenen schriftelijk op te roepen, om hetzij in persoon, hetzij door een ander, daartoe schriftelijk gemach tigd, in hare vergadering te verschijnen. Zij tracht bij haar verhoor tot eene bepaling der inkomsten van den belastingplichtige te ge raken, zonder in bijzonderheden van zijn vermo gen of inkomen in te dringen, waarvan de kennis niet volstrekt vereischt wordt en is bevoegd van de aangegevene klasse af te wijken en eene op hare overtuiging gegronde klasse toe te passen. In geval van verschil van gevoelen tusschen het college van zetters en den rijksambtenaar, dragen partijen hare meening schriftelijk aan den commissaris in de provincie ter beslissing voor. De aangeslagenen hebben, wanneer zij zich met den aanslag bezwaard achten, hooger beroep bij Gedep. Staten, waar zij de juistheid der opga ven van hun belastbaar inkomen onder eede (belofte) kunnen bevestigen. Aan den belastingschuldige, wiens inkomen in den loop des dienstjaars voor meer dan een derde deel heeft opgehouden, en aan de erfgenamen eeusoverledenen belastingplichtige, wiensinkomeu door den dood geheel of ten deeie is te niet ge gaan, wordt ontheffing verleend voor een aan dal verlies van inkomen evenredig deel van de ter mijnen van den aanleg. De wijze van aanslag is das zeer eenvoudig bij dit ontwerp geregeld. Hoe wij overigens over inkomsten-belasting in het algemeen en het wets-ontwerp in 't bij zonder deuken, zal in het vervolg op dit artikel blijken. Leiden, 31 October. De heer Mr. J. J. van Angelbeek alhier, heeft zich dezer dagen andermaal lot de Tweede Ka mer der Stateu-Generaai gewend, met het vol gend adres: Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Mr. Jacobus Johannes van Angelbeek, lid van het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch Indië, te Batavia woonachtig, thans te Leideu tijdelijk ver blijf houdende: dat het Hoog Gerechtshof voormeld, zich door onbevoegd te verklaren, om van adressants vor dering kennis te nemen, zich onthouden heeft van elk oordeel over handelingen van den Gouverneur- Generaal dat het Hof tot grondslag zijner bevoegdheid heeft gesteld hel feit, als zoude adressant bij zijn verlof naar Nederland, reeds definitief uit zijne betrekking zijn ontslagen: dat de valsclilieid van het hier gestelde feit be wezen wordt door het Besluit vau verlof, waarbij uitdrukkelijk slaat vermeld, dat adressant daartoe, en dus beperkt tot zijn verlof, en niet veider is ontslagen dat dat Besluit volkomen juist is gesteld en geene schrijffout bevat: of waartoe anders zoude adressant omslag hebbeu aangevraagd, dan ujl- sluitend tot zijn verlof naar Nederland, gelijk bovendien deze bedoeling bewezen is door zijne gelijktijdige aanvrage out vrijen overtocht zoowel voor de heen- als voor de terugreize, zoodat de Gouverneur-Generaal dit verzoek, bij bet Besluit van verlof, hebbende ingewilligd, zeer terecht, (oij het verleeuen vau verlof, ook daartoe bet ontslag beperkt heeft, even juist als de Minister van Koloniën, in verbaud met dat beperkt onlslqg, den adressant, bij aankomst in Nederland, de aanschrijving beeft gedaan, op welk tijdstip adressant zijnen tijdelijk met verlof gestaaktpn dienst moest gaan hervatten, ingeval ziekte daarin niet zoude verhinderen; dat dan ook de Hooge Raad der Nederlanden de rechterlijke bevoegdneid ten deze reeds indirect heelt uitgemaakt, blijkens de overwijzing van adressants vordering nuar het hoog gerechtshof te Batavia; dat zelfs namens de regeering niet tot onbevoegd verklaring is geconcludeerd; dat dieutengevolge door den advocaat van adres sant appel is aangeteekend van het arrest van het hoog gerechtshof; dat adressant echter niet in staat is, dat appel voort te zetten, omdat hem daartoe de geldelijke midde len ontbreken; dat het aan Uwe Kamer moge behagen, onder voormelde omstandigheden, tusschen beiden te treden in eene zaak, welke ook buiten den reebter om kan worden beëindigd; dat, afgescheiden van alle andere beschouwin gen, dit zeker is, dat ten aanzien van adressant is tekort gedaan aan een algemeen geldend bo- ginsel, volgeus hetwelk niemand mag worden veroordeeld, dan na alvorens, op een casu quo tegen hem ingebracht bezwaar, in zijne verdedi ging te zijn gehoord; dat nu adressant niet is gehoord op de tegen hem afgelegde getuigenis, als zoude hij, gedurende zijne activiteit, blijken van verstandsvervvarring hebben gegeven; dat die getuigenis slechts door een persoon is afgelegd dat niettegenstaande namelijk de ondergetee- kende met tien of elf heeren van het Hof in Indië dienst heeft gedaan, slechts een |hunner, en wel de heer Rappard, omtrent die verwarring der verstan delijke vermogens gehoord is dat evenwel op voormelde getuigenis van dien eeneu persoon door den Gouverneur-Generaal het ontslag uit 's lands dienst is verleend, na daarop te hebben gehoord het advies van den Raad van Indië; dat de leden van dit college gecenseerd moeten wordeu te hebbeu geweten, dat de getuigenis van een persoon nimmer als bewijs gelden kan; dat echter, tijdens boven bedoelde geheel op zichzelf staande getuigenis van den lieer Mr. Rap pard in den Raad van Nederlandsch Indië werd overwogen, de heer Mr. P. R. van dat hooge regeerings college een deel uitmaakte, en juist in in rechterlijke zaken den meesten invloed, hetzij direct, hetzij indirect, koü uitoefenen dat nu in het archief van den Minister van Koloniën berustende zijn de documenten, welke het bewijs leveren, dat de ondergeteekende vroe ger met denzclfden genoemden heer Mr. P. R., toen vice president van het Hof, eenen hevigen dienststrijd heeft gevoerd, omdat adressant zich verzetten moest tegen het stellen in een arrest, hetwelk in 1856 geslagen is, van het valsche feit van taxatie, als eindhandeling eener bevorens ge sloten koopovereenkomst, in de plaats van liet ten processe bewezen feit van taxatie, als voor bereidende handeling eener aanstaande uitbe steding van ondernemingen tot bereiding en levering van suiker; dat deze plichtsvervulling aan den adressant al dadelijk eene zoo groote vijandschap van de zijde van den heer Mr. P. R. berokkend heeft, dat deze heer zicb zelfs niet ontzien heelt, oui, op d6n openbaren weg, aan adressant en zijne vrouw den mg toe te draaien, op eene wijze, dat deze, in casu veel beteekenende, onbeleefdheid van later een der eerste regeeriugs-personen van Neder- laudscli-Indië, tegenover eenen eerlijken rechter, zelfs door de kinderen, welke hunne ouders op de wandeling vergezelden, is kunnen worden opgemerkt dat bovendien de vijandschap van Mr. P. R. bewezen wordt door het archief van het Ministe rie van Koloniën, zooals door een der thans leden Uwer Kauier, vroeger Minister bij dat depart ment, bevestigd kan worden, daar adressant alleen aan de krachtdadige lusscheukomst van dien Mit.isier te danken beeft, dat hij niet bereids vroeger uit 's lands d.enst is ontslagen, toen daar toe de voordracht was gedaan, waaraan dezelfde lieer Mr. P. R. heeft deelgenomen; dat alzoo het ontslag uit 's lands dienst aan adressant verleeDd is: 1°. op grond van een tegen hem ingebracht bezw aar, waurop hij vooraf in zijne verdediging niet is gehoord 2°. op de getuigenis van slechts een persnon, als zoude adressant, gedurende zijne activiteit, blijken van verslandsverwariing hebben gegeven 3°. op eene valsche getuigenis, daar het alge meen bekend is, dat adressunt nimmer aan ver warring der verstandsvermogens lijdende is ge weest; en eindelijk 4". op het advies vun een regeerings-college, waarvan een der leden, en wel het lid, dat in rechterlijke zaken juist den meesten invloed had uit te oefeuen, een openbaar bekende vijand van adressant was, als hebbende ZEd. reeds vroeger getracht den adressant uit 's lands dienst te doen ontslaan, terwijl de daartoe aangevoerde gronden zoo ongegrond zijn bevonden, dat die poging alstoen niet is gelukt; dat voormelde beschikking van den Gouverneur-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1