fhen niet door geld en goede woorden over
ien maar door goede en andere woorden
jrao hen af te troggelen.
|i het monster-verbond tusschen aristocra
te arbeiders is het nu voor goed gedaan,
l^ijl van de eerste klasse in den laats-
I tijd de eene lord na den andere zijne
|eplichtigheid ontkende, bebben nu ook de
tillers op verschillende meetings te kennen
Leo dat zij niet zoo dom zijn geweest, zich
I muizen aan de kat toe te vertrouwen. De
loieene republikeinsche ligue (tegenwoordig
Trijandio der Internationale) en andere arbeiders-
Lnjffingen hebben voornamelijk tot dit doel
Lkonisten gehouden. De eerste, onder voor-
l^chap van haren president Burnside heeft
leende conclusie aangenomen„Deze meeting
Ibouwt de nieuwe sociale en politieke alliantie
ïeene samenzwering om de verschillende her-
Tjjngsmaatregelen en den vooruitgang tegen
Lden en de werkende klasse vandeschoone
L-an het republicanisme af te trekken."
Lr,ziet dat de arbeider even weinig van den
l>ediend wil wezen, als deze van hem.
telegrammen.
Blo de Janeiro, 3 October. De senaat heeft
l 33 tegen 4 stemmen het wetsontwerp tot
Irerklariug der slaven aangenomen, onder luide
loichingen van het publiek.
(en circulaire der regeering gelast den autori
ten de wet zoo spoedig mogelijk ten uitvoer
■eggen.
|)e Benedictijner-orde heeft al hare slaven, ten
lie van 16000, vrijgelaten.
■ome, 24 October. De Koningin der Neder-
lden is gisteren hier aangekomen.
Bome, 25 October. De dagbladen berichten,
lie vereeniging van werklieden alhier besloten
8 het werklieden-congres, dat in November
te dezer stede zal worden gehouden, niet
e wonen, daar het programma gunstig luidt
de Internationale,
parmstadt, 25 October. De schouwburg is
leel afgebrand. Slechts de muren en steenen
ipen zijn behouden gebleven. De decoratiën
(door de vlammen vernield. De instrumenten
■partituren zijn gered. De brand is waarschijn-
door het gas ontstaan. De lampenist wordt
(mist; hij is waarschijnlijk verbrand.
pru9scl, 25 October. Volgens een telegram
Berlijn aan de Indépendance, heeft de heer
i Beust een memorandum opgesteld betreffende
i Internationale. Vermoedelijk zou dat memo
pduui voorgelegd zijn aan 't Kabinet van Berlijn.
zou de Duitsche Regeering een vvetsont-
Rip voorbereiden omtrent quaestiën die de
fternationale raken.
Bcrltfn, 25 October. De Rijksdag keurde de
jcreenkomst met Frankrijk bij eerste en tweede
ping goed. Bismarck verklaarde, dat de aan
ming van sommige bepalingen, in plaats van
britoriale waarborgen, in bet belaag van beide
llijen was. Daarom werd met toestemming des
Lers bepaald, dat de ontruimde departementen
furaal zouden zijn.
Omtrent het overgangstarief voor Elzas-Lotha
B^en zeide Bismarck, dat men er aan gedacht
l, om dat geheel af te schaffen, maar het was
ItW'ïjfc na te gaan, of de politieke voordeelen
p zalk een maatregel dan wel de economische
leelen grooter waren.
Over de wijziging der grenzen, zeide Bismarck,
Fransche regeering nog een paar plaatsen
een groote industrieele inrichting verlangd
maar dit was afgeslagen.
Keolen, 25 October. Alle werklieden van de
liijosche Spoorwegmaatschappij, ongeveer 1000
f", hebben het werk gestaakt.
Bern, 25 October. De Zwitsersche gezant te
Idijn is gemachtigd het verdrag met Duitschland
|cr den Gothardspoorweg te onderteekenen.
|Het Duitsche gouvernement houdt zich met
i wetsontwerp bezig, betrekking hebbende op
■aagstukken, die in betrekking staan met de
lierDationale. Dit ontwerp wordt opgesteld door
pbtenaren, rechtsgeleerden en andere speciali-
Jiten.
IHadrid, 26 October. Men verzekert, dat de
lioister van financiëo aan de commissie voor
f! budget heelt te kennen gegeven, dat hij voor
I' stelleu, om de belasting op binnen- en buiten-
Nsche rente op 18 pCt. te brengen.
1 Men verzekert ook, dat deze minister van
Rnciën ook verscheidene posten op de ontvan
|eQ verminderd beeft, daar hij die voor veel te
geraamd hield.
Gemeentera ad
RAPPORT
de Commissie van Financiën op de begroo
ting van inkomsten en uitgaven der ge-
I toeente LEIDEN, voor den dienst van 1872.
UITGAVE BT.
HUISHOUDELIJK BESTUUR.
HOOFDSTUK II.
Kosten voor werken en inrichtingen lol openbaren
dienst bestemd.
Vervolg.
fö commissie heeft al deze vragen bijeengevoegd
wtl te constateeren, dat de quaestie van den wa
teraanvoer nog altijd eene hangende quaestie ia, en
om dus het volgende vooretel te rechtvaardigen:
1°. Volgn. 80. te verminderen met 5001) en die
som over te brengen onder de onvoorziene uitgaven,
op zoodanige wijze dat daarover voor wateraanvoer
niet kunne worden beschikt zonder eene nadere be
slissing van den Raad
2°. aan eene Commissie van drie raadsleden op te
dragen het volgende mandaata. om met het ge
meentebestuur van 's Gravenhage te onderhandelen
over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder
de duinwaterleiding, tot welker aanleg de raad van
genoemde gemeente besloten heeft, tevens dienstbaar
zou kunnen worden gemaakt voor deze gemeente
om, indien de boven bedoelde onderhandelingen
tot geen bevredigend resultaat mochten leiden en er
naar het oordeel van de Commissie althans voors
hands ook geen ander middel bestaat om Leiden van
eene waterleiding te voorzien, te onderzoeken op
welke voorwaarden bijzondere personen of corpora-
tiën zich met den aanvoer van water, ook ten be
hoeve der gemeente, zouden willen belastenc. om
na te gaan of de gemeente op den duur, even als
tot nog toe, het duinwater, hoe dan ook aangevoerd,
kosteloos behoort af te leveren aan allen die er naar
vragen, onverschillig wie het ook zijn mogen.
Volgn. 81. Uwe Commissie wensebt zich de vraag
te veroorloven, of de vergrooting van bet telegraaf
kantoor eene positieve verplichting is op deze ge
meente rustende Zoo niet, dan zou zij aarzelen in
te stemmen met eene uitgave, welke slechts in het
belang van het Rijk gedaan wordt. De kosten van
deze vergrooting zijn trouwens niet onbelangrijk,
want behalve de f 1200 hier uitgetrokken, zal de ge
meente daarvoor moeten opofferen het aangreozende
perceel, waarvan thans huur getrokken wordt. Daar
enboven kan de Commissie moeielijk begrijpen, dat
het Rijk, 't welk het albier bestaande postkantoor
nog altijd voldoende schijnt te achten, zou kunnen
meenen dat het betrekkelijk zoo veel betere telegraaf
kantoor niet meer aan de behoefte voldeed. Mocht
men welhaast tot het inrichten van een nieuw post
kantoor willen overgaan, dan zou het trouwens alle
aanbeveling verdienen het telegraafbureau met dat
kantoor te vereenigen. In de onderstelling dat boven
staande vraag ontkennend moet worden beantwoord,
wenscht men dus de gelden hier voor de vergroo
ting van het telegraafkantoor uitgetrokken te doen
vervallen.
Ook tegen bet voorstel om 1200 te besteden voor
eene muziektent, heeft Uwe Commissie overwegend
bezwaar. Voor de enkele gevallen dat men zulk eene
tent noodig heeft, kan meu op de gebruikelijke
wijze in de behoefte voorzien. De voor dit doel be
stemde f1200 wensebt de Commissie dus niet toe te
kennen.
HOOFDSTUK V.
Kosten der openbare veiligheid en van de brandweer.
Volgn. 91. Wordt de levering van kleeding en
wapening aanbesteed? zoo niet, dan zou de Commis
sie wenschea dat de Raad den Burgemeester uitnoo-
digde die aanbesteding hier in te voeren.
Volgn. 95. Heeft men hier wel gerekend op de i
vermeerdering van het getal spuitgasten waartoe on
langs door den Raad besloten werd?
Vt lgn. 96. Burg. en Weth. hebben bij dit artikel
eenvoudig de begrooting overgenomen, zooals die
door den schuttersraad werd voorgedragen. Het is dus
hier de plaats bij die begrooting stil te staan. Uwe
Commissie onderzocht ze met bijzondere oplettend
heid, omdat de nieuwe verhooging, welke thans voor
de schutterij wordt aangevraagd, reeds dadelijk hare
aandacht had getrokken. De kosten van de schutterij
te dezer plaatse zijn vrij aanzienlijk, en het is dus
zeer noodig streng toe te zien opdat zij zonder vol
strekte noodzakelijkheid niet allengs nog hooger
klimine.
In het belang eener geregelde administratie moet
Uwe CoummisBie voorstellen artikel 5 der schutterij-
begrooting te schrappen en daarentegen art. 40 van
onze eigen begrooting met f 50 te verhoogen, om
wel te doen uitkomen, dat de opbrengst van verkochte
kleedingstukken dadelijk aan den gemeente-ontvanger
moet worden verantwoord.
Uitgaven.
De uitgaven voor do schutterij, welke in 1872 ten
laste zouden komen van de gemeente, klimmen reeds
blijkens bovenstaande mededeelingen tot 9824,; maar
onder die uitgaven zijn er meerdere waartegen ern
stige bezwaren kunnen worden aangevoerd.
Art. 6. Aan den o/ficier van wapenen f 300. Even
als ten vorigen jare heeft dit n°. de aandacht der
Commissie getrokken; zij verzocht toen dat omtrent
dezen post aan den Schuttersraad inlichtingen zouden
worden gevraagd. Dezen zijn ook verstrekt, maar het
ontvangen antwoord, dat de vermeerderde werkzaam
heden van den kwartiermeester deze uitgaaf noodig
maken, kan Uwe Commissie allerminst bevredigen.
De vraag is slechts of het hier uitgetrokken tracte-
ment op een deugdelijken grondslag berust, en die
vraag moet ontkennend beantwoord worden.
Van een tractement aan den officier van wapenen
toekomende, is dus oorspronkelijk niet alleen geen
sprake, maar het Koninklijk besluit van 4 October
1830 Staatsblad n*. 61) bepaalde uitdrukkelijk, dat de
kwartiermeester tevens met de administratie over de
kleeding en wapening belast zou zijn; terwijl in 1828
bij de voordracht van de tractementen voor de schut
terij, dan ook werd aangegeven, dat het tractement
voor een kwartiermeester tegen f 50 per kompagnie
moest worden uitgetrokken, aangezien hij tevens is
belast met de administratie over de kleeding en wape
ning. De officier van wapenen wordt dus beloond
voor den dienst, welken de wettelijke voorschriften aan
een ander hebben opgedragen, en voor welken die an
der ook bezoldigd wordt.
De Commissie kan er niet in berusten dat deze
post langer bestendigd worde en moet dus voorstel
len ze voor nihil uit te trekken.
Art. 9. Aan den onder-adjudant f 500Het tractement
Tan den onder-adjudant, oorspronkelijk slechts f 59
werd reeds in 1829 door de bevoegde autoriteiten op
f 300 vastgesteld. Ten vorige jure verhoogde de
schuttersraad dit tractement met f 100 en Uwe ver
gadering berustte daarin. De Commissie zal daarop
dan ook niet terugkomen, maar zij verklaart zich
nadrukkelijk tegen eene nieuwe verhooging van f 100
nu voorgedragen, en stelt U dus voor het artikel
met deze som te verminderen.
Art. 12. Twaalf tamboers ad f 52 elk, en toelage
voor den korporaal-tamboer 676. Tegeo het cijfer van
12 tamboers heeft Uwe Commissie niets, evenmin als
tegen hunne bezoldiging; maar wel tegen de toelage
voor den korporaal-tamboer. Is dit eene verhooging
van jaarwedde voor den ambtenaar, dan is zij in strijd
met de bestaande voorschriften; dient zij als toelage
aan anderen, dan is ook die bestemming met deze
voorschriften niet te rijmen.
Art. 25. Voor onderhoud van trommen f 150. Eene
vernieuwing van trommen, ten einde daaraan dei-
zelfden vorm te geven als aan de trommen bij bet
leger in gebruik, moge op zichzelve niet ondoelmatig
zijn, de uitgave is zeker niet streng noodig en kan
alzoo vooral dit jaar moeilijk worden toegelaten. De
Commissie wenscht het artikel met f 110 te vermin
deren.
Art. 26. Onderhoud van wapenen en wapenrustingen.
Hoe eene betrekkelijk kleine vermeerdering van het aan
tal dienstdoende schutters de behoefte doet ontstaan om
niet voor aankoop maar voor onderhoud van wapenen
en wapenrustingen ƒ150 meer uit te geven, valt
moeilijk te verklaren. Uwe Commissie wenscht dit
cijfer op ƒ400 terug te brengen en dus ƒ50 meer uit
te trekken dan ten vorige jare werd toegestaan.
Ten slotte nog eene algemeene opmerkingde
voornaamste uitgave bij de schutterij betreft de klee
ding, en het vervaardigen van die kleeding wordt, als
de Commissie wel is ingelicht, nog altijd niet aanbe
steed. Zij zou daarom wenschea dat Burgemeester en
Wethouders bij het toezenden der begrooting aan den
schuttersraad, dit collegie namens uwe vergadering
uitnoodigdeu, in vervolg van tijd het vervaardigen
der vereischte kleedingstukken enkel bij aanbesteding
te gunnen,
Mocht Uwe vergadering de bovenstaande voorstel
len goedkeureu, dan zoude de begrooting voor de
Schutterij verminderd worden
wat de ontvangsten aangaat met 50,
en wat de uitgaven betreft met 662,
Artikel 96 van onze begrooting ondergaat
dan eene vermindering vanƒ612,
HOOFDSTUK VI.
Kosten der plaatselijke gezondheidspolilie.
In verband met hetgeen in verschillende afdeelingen
werd besproken, geeft de Commissie U in bedenking
aan dit Hoofdstuk een nieuw artikel toe te voegen
onder den naam Kosten voortvlueiende uit het nemen
van maatregelen ten behoeve van den openbaren ge
zondheidstoestand, en voor dit artikel eene som van
f 1000 uit te trekken.
HOOFDSTUK VII.
Kosten voor het onderwijs en ter bevordering van kunsten
en wetenschappen.
Volgn. 108. Het heeft de aandacht getrokken, dat,
terwijl het onderhoud van de scholen en schoolmeu
beien is aanbesteed, nogtans als buitengewone uitgave
op dit nommer voorkomt „het verwen der tafels op
de hoogere burgerschool met de herstellingen." Is
het verwen en het maken van de hier bedoelde her
stellingen dan niet onder het onderhoud begrepen
Volgn. 110. De kosten van vuur en licht in de
scholen ziju inderdaad verbazend boog. De vermeer
dering nu voorgedragen kan toch waarlijk niet geheel
verklaard worden uit het feit, dat in 1872 nieuwe
scholen in dienst zullen worden gesteld. Immers alleen
van de nieuwe tusschenschool, welke gedurende de
laatste maanden van het jaar moet verwarmd wor
den, kan hier sprake ziju. Uwe Commissie zou daarom
gaarne zien dat Burgemeester en Wethouders drin
gend werden uitgenoodigd op het gebruik van vuur
en licht een streng toezicht te doen houden.
Volgn. 113. Tegen de begrooting van de plaatselijke
schoolcommissie bestaat hetzelfde bezwaar als bij arti
kel 1 der Schutterij-begrooting ontwikkeld werd. Ook
hier vindt men een batig saldo dat in de gemeentekas
te huis behoort. Wel werd dit saldo op Ue begrooting
van 1872 voor memorie uitgetrokken, maar uit de
rekening van het voorgaande jaar, eerst na het ont
werpen van de begrooting goedgekeurd, blijkt dat het
werkelijk bedraagt ruim 66,De schoolcommissie
kan bij mandaat over niet meer geld beschikken dan
zij tot dadelijke kwijting van werkelijke uitgaven be
hoeft. Lettende op dit saldo, dat naar uwe Commissie
vertrouwt, nu voor het laatst op deze begrooting voor
komt zal een subsidie van 134 ruimschoots voldoende
zijn tot kwijting der noodige uitgaven. Zij stelt dus
voor art. 113/» met ƒ66 te verminderen.
HOOFDSTUK VIII.
Kosten voor het Armwezenmitsgaders subsidiên en
bijdragen aan onderscheidene daarmede in ver
band slaande instellingen.
Volgn. 117. Het heeft de aandacht van Uwe Com
missie getrokken, dat de Stads-heelkundigen hooger
worden bezoldigd dan de geneeskundigen. Hoewel er
zes geneeskundigen en slechts vier heelkundigen zijn,
gelooft zij toch, dat de werkkring der eersten zeer
veel uitgebreider is dan die der laatsten, en dat er
dus allerminst reden kan bestaan die laatsten hooger
te beloooen dan de eersten. Het schijnt wenschelijk
dat hierop bij voorkomende vacatures worde gelet.
Volgn. 129. Lettende op de werkelijke uitgave in
het vorige jaar, meent Uwe Commissie dat dit arti
kel niet hooger behoeft te worden gesteld dan op
2000.
HOOFDSTUK IX.
Renten en Aflossingen van geldleeningen, mitsgaders
alle verdere opeischbare schulden der gemeente.
Volgn. 133. De Commissie geeft in overweging dit
artikel te verhoogen met 10000 en deze gehoele
som te doen strekkenvooreerst, tot aflossing der
5000, welke na de uitlotin^ in dit jaar zal over
blijven van dat gedeelte der Teening van ƒ17000 't
welk niet aan de Bank van Leening toebehoort en
voorts tot aflossing van 7000, der nieuwe leening
in 1871 aangegaan. Daarentegen wenscht zij art. 146,
Aankoop van werkel. Schuld, met ongeveer hetzelfde
bedrag ƒ9634 (ten einde dus eene ronde som over
te houden) te verminderen. Immers het is beter eene
schuld af te lossen, van welke vijf perc. rente moet
worden opgebracht, dan een nieuwen schuldbrief aan
te koopen, welke minder hooge rente afwerpt.
HOOFDSTUK X.
Andere uitgaven, niet onder de vorige hoofdstukken
begrepen.
Volgn. 135. De begrooting van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken gaf tot geene bedenkin
aanleiding, de Commissie raadt U deze goed te
keuren.
Volgn. 146. Te verminderen tot 5000; zie de
opmerking op volgn. 133.
Vergadering van den Gemeenteraad.
Zitting van heden.
Geopend te één urn*.
Voorzitter, de heer Burgemeester.
Tegenwoordig de heeren Stoffels, Tollens, Hu
brecht, de Fremery, llartevelt, Goudsmit, Lezwijn,
Tromp, Le Puole, Eigeman, Buys, Bijleveld, Ver
ster, Veefkiud, Du Rieu, Cock, Dercksen, Van
Heukelom, Van Outeren, Driessen, Krantz, Van
Wensen en Wtte waal.
Aan de orde is de Begrooting dezer Gemeente
voor 1872.
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
De heer Buys maakt tweederlei opmerkingen. Zoo
schaart spr. zich geheel aan de zijde van B. en Ws.,
waar zij zich met het beginsel niet kunnen vereenigen
in eene van de sectiën door verscheidene leden on
dersteund, dat het eindcijfer van eene bogrooting, af
gescheiden van den inhoud reeds recht geeft, om haar
zelve te beoordeelen.
Ten andere eene opmerking van eenigszins teederen
aard. Er is in onze Gemeente-adrainisiratie iets wat
naar rotheid zweemt, iets wat niet goed is. Zij ken
merkt zich door groote stramheid en stroefheid, zij
beweegt zich niet gemakkelijk.
De hoofdoorzaak is: dat ons ontbreekt een groote
drijfkracht, een bezielend element, dat de administra
tie inspireert, een regeeringsbeginsei dat vau zich
zelf bewust is.
Voor het gezegde dat onlangs gehoord werd, dat
te Leiden niet geregeerd werd, betaat dan ook
alleszins grond.
Die ziektetoestand openbaart zich in den lang-
zamen gang der administratie en voorts in de zwak
heid van het bestuur. Telkens staat spr. verbaasd
over de moeielijkheid hier ter stede om zaken tot
stand te doen komendie ziekte openbaart zich voorts
in de trage wijze waarop voorzien wordt in de va
caturen voor de scholen, waarvan de vacature voor
een leeraar in de staatswetenschappen een staaltje is.
Een ander voorbeeld van deu tragen gang is de
late publiciteit der begrooting zelve.
Als men vraagt, waarom de begrooting niet drie
weken vroeger is behandeld, dan kan het antwoord
niet anders zijn, dan dat dit alleen is gelegen in de
huivering tot afdoening van zaken.
Wat nu de zwakheid van het bestuur en wel in
het bijzonder van zijn hoofd betreft, wees spr. op
de slechte toepassing en uitvoering der verordeningen.
Vooral had spr. op 't oog de hondenbelasting. Zoo
als daarmede wordt te werk gegaan, moet het gezag
wel ten spot der burgerij worden.
Een laatste punt omtrent de zwakheid van het
bestuur is gelegen in de wijze die gevolgd wordt
bij de voorafgaande publiciteit van de stukken
van den Gemeenteraad. Dit beginsel wordt zeer ge
brekkig uitgevoerd, getuige hetgeen metdebegrootings-
stukken is geschied.
Lang te voren lagen die stukken gereed en eerst
Maandag avond wordt bekend gemaakt dat zij voor
het publiek te verkrijgen zijn. De bladen die ze ook
eerst Maandag laat ontvingen en die huune ko
lommen openstelden om ze publiek te maken zijn
daarmede nog niet eens gereed kunnen komen, zoo
dat zij zullen publiceeren zaken die reeds bij den
raad zijn afgedaan. Dit is miskenning van 't aange
nomen beginsel.
Inderdaad 't is moeielijk om als spr. dit ziet zijn
wrevel te onderdrukken.
Hij geeft dan ook zijn groote ontevredenheid te
kennen over dergelijke wijze van uitvoeriog van de
besluiten van den raad
Het ligt allerminst iu zijne bedoeling om iemand
te grieveü, maar 't is zijn plicht te waken dat de
vrijheid van den raad worde gehandha fd.
Wij verkeeren inderdaad wat de administratie be
treft in een' sleur. Er is gemis aan leiding, aan be
zielende kracht. Hij zal eindigen met een woord dat
voor den Burgemeester niet anders dan vleiend
kan zijn.
Wij willen u zoeken, Burgemeester, zegt spr. in
de administratie, maar er u zoekende, zijt gij er niet
altijd in te vinden.
De heer Cock maakt zich tot tolk der bedenkin
gen in het verslag der sectiën tegen het hooge eind
cijfer der begrooting gemaakt.
Hij is 't volstrekt niet eens met de opinie die B.
en \V. daaromtrent in hun antwoord opperen. Men
moet den raad zeker niet tot een parlement verhef
fen, geen Tweede Kamertje spelen, maar waar hij ziet
dat bij de Rijksbegrooting door de specialiteiten in
het vak bedenkingen tegen het eindcijfer worden ge
maakt, dan ziet spr. er niets in ben daarin te
volgen.
H ij constateert dan dat men van do laatste negen
jaren in 6 jareu boven de 4 ton is gegaan en 3 jaren
daaronder is gebleven. Daarin ziet spr. groot bezwaar
en het bewijs dat het eindcijfer wordt opgedreven
en er dan geen zuinig beheer is.
Hij komt in verbaud hiermede op tegen het lijst
je dat B. en Ws. hebben gegeven van definanciëele
gesteldheid der gemeente, na en voor de afschaffiing
der accijnsen. Hij weerspreekt dat hetgeen nien door
die Cijlers wil aanduiden waarheid behelst, n 1. dat
de belastingen nu minder drukken dan vroeger Met
cijfers tracht spr. aan te toonen dat de 5.558 die
thans per hoold betaald worden zwaarder drukken
dan de ƒ7.53' die toen de accijnsen in werking wa
ren per hoofd opgebracht werden.
Ten slotte wenscht spr. niet de discussie te her
vatten over het onderwijs, maar wenschte hij met
cijfers alleen aan te toor.en, dat door 't hier gevolgd
stelsel het bijzonder onderwijs onderdrukt, wordt omdat
door de enorme sommen die voor 't openbaar onderwijs
besteed worden, concurentie der bijzondere school
onmogelijk is.
De heer Hartovelt wijst er op dat de beschouwing
van den heer Cock omtrent de accijnsen minder kracht
krijgt, indien men daar altrekt de opbrengst van den
gemeentelijken accijns op het geslacht en den wijn,
waarin toch zeker met allen gelijkelijk deelden.
De heer Cock handhaaft zijn gevoelen en wijst er
op, dat al trekt men die sommen er af, er nog zoo
een aardig sommetje overblijft, dat zijne redeneering
ook duarop volkomen van toepassing blijft.
De Voorzitter zal het betoog van den heer Buys
refuteeren. Met genoegen had hij uit diens moud
vernomen dat de verfraaiing en veroetering der stad
vooruit gegaan zijn.
De eerste grief van dit lid was dat er een
ziektetoestand estaat in den geregelden gang der
administratie en voert daarvoor zou men denken
de saillantsie bewijzen aan. Och, neen! de quaestie
van de benoeming eens leeraars in de staatsweten
schappen.
De Voorzitter wijt den langen dnur dezer zaak
aau de verschillende studiën die de desbetreffende
s ukken hebben moeten doorloopen. En daardoor
was 't met mogelijk 't stuk vroeger in te dienen.
Het tweede bewijs moest zijn het te laat verkrijgbaar
stellen der begrooting.
De stukken der begrooting zijn ter perse te lang
opgehouden en het dageiijkseb bestuur heeft maatre
gelen genomen om dit in het vervolg te voorkomen.
Alaar oogenblikkelijk kon het er niets aan doen.
Bet derde bewijs was de slechte uitvoering der ver
ordeningen, meer speciaal die op de bonden.
Het deed hem eigeulijk leed dat die belasting op
de begrooting minder is geraamd, want zij zal best
2009 opbrengen. Het niet dragen der lootjes door
de honden, door den heer Buys als maatstaf genomen,
is geen bewijs dat de belasting niet wordt betaald.
Die lootjes zijn van koper en worden gestolen. In
andere steden blijven die lootjes er ook niet aan.
Deze bepaling is eenmaal in de verordening opge
nomen, maar zij werkt onpractisch.
Als men nu daaruit beschuldigingen van ziakte-
Het was Maandag-namiddag te vijf uren.
Rtu,