S°. 3594. A0. 1871. Vrijdag 27 October. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". OP WILHELMSHÖHE PRIJS DEZER COURA.NT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS 13KR ADVKRTKKTIEN. Vooriederen regel0.15. Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 26 October. Gisterenavond had volgens aankondiging de rsle voorstelling in dit seizoen door het lief- bberij tooneelgezelschap Harmonie plaats, ver- jd met de tegenwoordigheid van haren be- lermheor llr. B. Th. Baron van Heemstra van "wma en Eibersburen. De werkeude leden gaven i menig opzicht de duidelijkste blijken, dat zij lich den tijd, tot het bestudeeren van de beide op voerde stukken: „Het Parelsnoer of knecht, ienaar en Heer," en „de Twee Marketentsters" Ker hebben ten nutte gemaakt. Op een paar litzonderingen na bewezen zij tevens hunne illen goed te begrijpen en wisten die tot het :inde vrij goed vol te houden. Waren er somtijds mkelen minder op hunne plaats, men bedenke lat een eerste optreden van liefhebberij-looneel- ipelers, die hunne rollen in hun vrijen tijd moe ien leeren, altijd met eenige moeilijkheden ge aard gaat. Dat hen dit echter niet afschrikke, sar zij bedenken dat men met een goeden ia en ijver veel kan overwinnen. Het oorspron- lijk nastukje van ouzen stadgenoot, den heer K. de Regt, „de twee Marketentsters" met mziek van den heer van Aaken, werd even- ds vrij goed afgespeeld en gaf het talrijk opge- omen publick menigrn&al stof tot lachen. Het lames-personeel kweet zich in beide stukken dapper van hare taak. Op deze wijze voortgaande belooft de vereeni- »iog Harmonie niet alleen nog menigen genoeg lijken avond aan hare stadgeuooten te verschaffen, maar zich tevens waardiglijk van vroegere jaren te onderscheiden. Als gewoonlijk werd de voorstelling besloten met een bal, waaraan de leden en velen der genoodigden deelnamen. Gisterenavond is ie 's-Gravenhage alles zeer ustig afgeloopen. Er hebben noch samenscholin gen, noch volksoploopen plaats gehad, wellicht omdat er heden des avonds geen les op de Tee kenacademie was. Een detachement cavalerie van 20 man, die aan de hoofdwacht geposleerd stond, behoefde geen dienst te doen. In N°. 137 der Nederlandsche Gedachten keurt de heer Groen het af, dat de heer vau Zuylen van üyevelt hem, den afwezige, in een parlementair advies heeft aangevallen. Voordat hij met den beer van Zuylen in gedachtenwisseling treedt, Hilangt hij van dezen bij de begrootingsdiscus- fie een compte-rendu over diens staatsbeleid van Iransactie. Op de vragen van Dr. Nuyens antwoordt de beer Groen, dat niemand meer dan bij zelf de staatsrechtelijke gelijkstelling der gezindheden aanvaard heeft. Zelfs bij eventuëele Grondwets herziening wil de heer Groen deze gelijkstelling volstrekt gehandhaafd zien. Met Wormser meent bij, dat de protestantsche bevolking haar niet dragen moet als eene keten, maar op vrije wijze, in het gevoel van sterkte en van de uitnemend heid van het proteslantismus. Gelijkstelling van allen is het Eldorado, om de suprematie en den gewetensdwang van den modernen Staat te ont gaan. Van een Calvinistischen Staat is geene spraak. Toch houdt de heer Groen aan het feite lijke vast, en hij beweert, dat Nederland histo risch, tot op den huidigen dag, onder de christe- lijk-protestantsche en althans niet onder de ultra- montaansche natiën behoort. Zoo schijft de Tijd aan de Fransche natie een katholiek karakter toe. Er is in Nederland nog een overblijfsel van Cal vinistische veerkracht. In N°. 138 wil de heer Groen vooral gelet heb ben op twee punten: 1. Dat, ook in de onder- wijs-quaestie, de wereldhistorische strijd onzer dagengeloof of ongeloof? Christelijk of anti-christe- lijk'! zich belichaamt. 2. Dat bet doordrijven van de schoolwet van 1857 enkel door de medewerking vaD sommige onzer voortreffelijkste geloofsgenoo- ten mogelijk werd. Schijnbaar was er in 1S57 splitsing in de christelijk-historische richting. Maar met de Heraut houdt de heer Groen het thans voor duidelijk genoeg, dat de afwijkende meening niet christelijk-historisch meer was. Even als de Heraut, ziet de heer Groen in 1871 een dacapo van 1857. De voorstanders van „coalitie en schoolwet-herziening" zijn op een dwaalspoor. „Isolement en herziening van art. 194" moet de leus ziju. Dat artikel, waarvan elk maakt wat hij wil, blijft de heer Groen noemen „een staats rechtelijk schaudaal." Het zal ons, zegt hij, altijd in den weg gelegd worden. Men acht wijziging van art. 191 niet onverkrijgbaar. Waarom? Alles of niets is verkrijgbaar, naar mate gij, al of niet, voor overmacht en overmoed terugdeinst. Zelfs niet het allerminste verkrijgbaar, door het rechts gevoel der tegenpartij; misschien ook het aller meeste verkrijgbaar, door eigene veerkracht. In de zitting van de Eerste Kamer der Staten- Generaal gisterenavond, te 7% uren geopend, zijn van de Tweede Kamer ingekomen de laatstelijk door haar aangenomen wetsontwerpen, waaronder de begrooting van Ned. Indiê voor 1872. Daarna had eene discussie plaats over de vraag door den heer Cremers opgeworpeü, of het vroe ger aangehouden wetsontwerp tot afstand van de kust van Guinea niet naar de afdeelingen be hoorde verzonden te worden. Na eenige discussie, waaraan de voorzitter, en de 'neeren Duymaer van Twist en van Swinderen deelnamen, besloot de heer Cremers, wijl zijn gevoeleD niet werd ondersteund geen nader voor stel te doen. Hij zou zich ook onthouden van eenige interpellatie tot de Regeering. Bij eene volgende gelegenheid zon hij een voorstel tot be handeling doen; dan kon de Regeering de redenen ineedeelen, die haar doen verlangen, dat dit ont werp nog niet worde behandeld. Hierna werd overgegaan tot de samenstelling der afdeelingen. Gisteren zijn te 's-Gravenhage de examens voor het lager onderwijs voortgezet, ooi heden te wor den gesloten. Van de candidaten tot het verkrij gen eener akte voor de Fransche taal zijn 5 afge wezen en 10 toegelaten, alsmejufvrou wen E. M. Arlaud, van Gorkum; J. M. Boers, van Rotterdam; J. P. van Driel, van Gorkum; S. M. Hardeman, van Gouda; M. A. Heil, van Vianen; C. F. J. ■baronnesse van Hoëvell, van Dordrecht; M. A. T. van Galen, van's-Gravenhage; J. W. Korevaar, van Gouda; E. D. Rutgers van der Loeff, van Leiden, en S. Winkler, van Gouda. Tot het verkrijgen vau akten voor vrouwelijke handwerken hadden zich 22 candidaten aange meld, waarvan 2 zijn afgewezen en 20 toegela ten, als: voor nut en smaak mejufvronwen A. M. U. Abel en F. D. A. Bauer, beiden van 's-Gravenliage; van Eijmeren en M. C. J. L. Haag mans, beiden van Rotterdam; J. C. C. A. de Jeer en C. C. W. Jung, beiden van 's-Gravenhage; M. Hogerzijl van RotterdamJ. H. C. Kramers, van 's-Gravenhage; G. M. Lambert, van Dord recht; J. W. de Lange, wed. Oldenburg, en M. G. de Lange, beiden van Rotterdam; M. A. J. van Lommei, van 's-Gravenhage; M. F. A. Merz en J. M. L. Ontrop, beiden van Rotterdam; L. W. Schneller en A. Vertregt, beiden van Dord recht; M. F. Wannée, van Rotterdam. Voor nut: mejufvrouwen H. C. van Lokhorst, van Schiedam; J. A. C. Retering en C. E. SchelI, beiden van 's-Gravenhage. De Afdeeling voor wis- en natuurkundige We tenschappen der Koninklijke Academie van We tenschappen zal eene gewone vergadering hou den op Zaterdag den 28sten October e.k., des namiddags te kwartier over twaalven, in het ge bouw der Academie Trippenhuiste Amsterdam. De door de bemoeiingen van de heeren Mr. H. van der Hoeven en J. W. Hein Jr. te Brielle opgerichte Debating-club hield heden hare eerste vergadering, waarin door Mr. de Kanter de vol gende stellingen werden verdedigd „Het wets ontwerp tot het heffen eener inkomstenbelasting, onlangs aan de Tweede Kamer ingediend, ver dient als eene poging tot afdoende verbetering van ons belastingstelsel te worden geprezen. Het beginsel, dat aan deze belasting ten grondslag ligt, is het eenige zuivere, en daarom dient bij het thans vastgesteld maximum van 2 pCt. niet te worden stilgestaan, maar van de elasticiteit dezer belasting te worden gebruik gemaakt, om alle inkomsten van den Staat, die op'ónzuiveren grondslag steunen, te vervangen. De wijze van perceptie, zooals zij bij het thans aanhangig wets ontwerp is geregeld, verdient afkeuring. Door de vereeniging van handelaren te Gro ningen is besloten een adres van adhaesie op te zenden aan de Tweede Kamer, betreffende bet door den Minister van Financiën aangeboden wetsontwerp omtrent eene algemeene belasting op het inkomen, ter vervanging van het recht van patent en den accijns op het vleesch. Men bericht dat het stoomschip Prins Hendrik Dinsdag jl. van Glasgow is vertrokken. Het zal i Donderdag eeu proeftocht doen, en dus, naar met grond kan verwacht worden, nog deze week naar het Nieuwediep stoomen. De Hofraad en Secretaris van Z. K. H. Prins Frederik, de heer W. F. van Ootierloo, herdacht gisteren den dag waarop hij voor 50 jaren deze betrekking aanvaardde. Naar men verneemt is in de plaats van den heer honorair Staatsraad G. L. Baud, tol Commisaris des Konings bij de Nederl. Handel Maatschappij benoemd, Dr. A. Vrolik, oud-Minister van Finan ciën. Door den Nederlandschen consul le Liverpool is de heer E. Browne aangesteld tot zijnen vice- consul aldaar. Z. M. heeft aan J. Janssen, te Crutzen bij Hasselt (België), als blijk van Zr. Ms. goedkeuring en tevredenheid wegens het met levensgevaar redden eener vrouw uit de Maas te Elsloo, óp 24 Juni jl., toegekend de bronzen mednlje, inge steld bij besluit van 22 September 1855, alsmede een loffelijk getuigschrift. Z. M. heeft aan Mr. D. J. Zubli, commies bij het Ministerie van Binnenl. Zaken, te 's Graven- liage, vergunning verleend tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder der orde van de Kroon van Italië, hem door Z. M.den Koning van Italië geschonken. Z. M. heeft de heer J. R. Kleyn erkend en toegelaten als consul van Portugal te Batavia. B1NNENLAN 1 Amsterdam, 25 October. De gemeenteraad heeft lieden bet voorstel van den lieer Holtzman c. s. om Ged. Staten uit te noodigen de jaarwedde der wethouders op 5000 te stellen, aangenomen met 15 tegen 14 stemmen. Een der wethouders stemde tegen, de drie anderen onthielden zich van de stemming. Amsterdam, 26 October. Wegens het voorkomen van eenige gevallen van roodvonk binnen deze gemeente, herinneren B. en W. de bepalingen van de algemeene politieverordening, voorschrij vende: 1°. dat onderwijzers of onderwijzeressen of andere houders van plaatsen waar minderjarigen tijdelijk worden verzameld of verzorgd, geen kin deren mogen worden loegelaten, wanneer een besmettelijke ziekte waaronder roodvonk zich in het gebouw, waar de kinderen bijeenko men, geopenbaard heeft. 2°. dat elk hoofd van een gezin, waarin een besmettelijke ziekte zich geopenbaard beeft, ver plicht is zijn kinderen van de school te houden en de door B. en W. aangewezen desinlectiemid- delen aan te wenden. Alles op boete van fh. 's-Gkavenhage, 26 October. Heden ziju voor den Uoogeu Raad, burgerlijke kamer, de plei dooien gevoerd in de zaak van J. F. Schoetna- kers, eisclier, proc. Mr. Eijssell, tegen J. Last en J. Houben Jr.; verweerders proc. Mr. van der Jagt. Voor dun eischer trad op Mr. A. de Pinto in hel jaar 1807. (Historisch, verhaal.) (Vervolg.) De taak, die den directeur ten deel wasgeval- ko, gelukte boven verwachting. Hoe schuchter e» angstig hij de eerste woorden, hem door Men- ^ng opgegeven, ook had geuit, toen hij met den Staaf te Boucheporn het kleine lustslot „Schön- 'eld" in oogenschouw nam, des te lichter was het 'am geworden, zijDe rol verder te spelen. Graaf de Boucheporn namelijk, had met zulke Stetige deelneming geluisterd, naar hetgeen Seilz hein verhaalde en had alles zoo bereidwillig ge loofd, dat hij niet behoefde te vreezeD, door hem doorschouwd te worden. De graaf toonde zich tot alles bereid, "'a> ja> gij hebt gelijk, inspecteur," zeide hij, terwijl hij Seitz bij een knoop van zijn jas pakte, •als de zaak zoo is móet gij het meisje wegzenden. „Een koninklijken bagaadjewagen en een vrijge leide zult gij daartoe kunnen krijgen, wanneer gij het hebben wilt." „Ik ben getroffen door uwe goedheid, mijnheer de graaf, antwoordde de inspecteur. Ik zal uw raad volgen, als alles maar in de stilte, en zonder opzien Ie baren, kan geschieden, want alles moet daarbij vermeden worden wat de goe den naam mijner dochter zou kannen beua- deelen." „Natuurlijk." „Daarom," ging Seitz voort, „zou zij des nachts moeten vertrekkeD, anders merkt Lacroix bet toch nog." „Zeker, des nachts," zeide Boucheporn. Ik zal het zelf aan den stalmeester gelasten en het hem uiteen zetten. „En mijnheer de Graaf belooft mij „Het stilzwijgen? Reken gerust daarop, mijn waarde Seitz." „Gij zijt zoo goed voor mij, mijnheer de graaf," zei de inspecteur, „dat ik de vrijheid haast niet durf nemen om u nog iets te zeggen." „En wat is dat? Spreek maar gerust op 1" „Ik zou ook van de stilzwijgendheid van den stalknecht verzekerd moeten zijn, en er is er maar een onder het stalpersoneel in wien ik een vol vertrouwen zon stellen. Het is de zoon eener weduwe, die ik zeer van nabij ken; hij heet Willem Mouiberg." „En gij wenscht dus dat dien Willem Mouiberg gelast worde „Het zou triij uiterst aangenaam zijn dat hem de bestiering van ken wagen opgedragen werd, als dit mogelijk is „En waarom zou dat niet mogelijk zijn? Ik zal zelf met den stalmeester spreken." „En hem vooral stilzwijgendheid aanbevelen, niet waar, mijnheer de graal?" „Dat spreekt van zelf, verlaat u op mij en wees maar gerust. Ik zie dat gij zéér aDgstig zijt, de zweetdroppels staan u op liet voorhoofd. Kom, laat ons eens gauw gaan zien wat er in de andere kamers van hel slot le doen is, en dan kunt gij naar huis gaan 0111 uwe dochter te zeggen, dat zij zicb reisvaardig kan makeü." De graaf ging vooruit. Seitz volgde hem, terwijl hij met zijn zakdoek bet zweet van zijn voor hoofd afdroogde. Het was den ouden man bij het liegen geducht heet geworden. „Dat is dus opperbest uitgevallen I" zeide Men- sing, toen de inspecteur hem 's avonds den uitslag mededeelde. „Nu moet ge nog met Brethauer en Homberg spreken." „Dat doe ik morgen," hernam Seitz, die sedert zijne eerste zoo welgeslaagde poging nieuwen moed had gekregen. Des anderen daags vroeg de luitenant verlof om naar de overzijde der Fulda te rijden, waar zijne moeder op eene pachthoeve woonde. Haar huis zoo was zijn plan zou het eerste doel der reis zijn, en den daaropvolgenden nacht zou men, na zich aangaande de veiligheid der wegen overtuigd te hebben, verder rijden. Zijne moeder moest dus noodwendig voorbereid worden. Zij moest van hare zijde maatregelen nemen om de nieuwsgierigheid der dienstboden te voorkomen, een voorwendsel zoeken om de aankomst van den bagagewagen te verklaren. Het was dus hoogst Doodig, dat de luitenant met zijne moeder sprak. Na een snellen rit kwam de officier op de hoeve aan. Deze lag tusschen den tuin en den boomgaard en was rondom met een muur omgeven. Een groote koets poort diende tot ingang. Tegenover de poort stond het woonhuis met de stalling, eene andere klei nere poort leidde naar het veld. Toen Mensing zijne moeder mededeelde wat hij voorhad, schrikte de goede vrouw. Zij smeekte hem van die gevaarlijke onderneming af te zien. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1