Zaterdag A°. 1871. 14 October. N». 3583. "Wn^i' .ft v PRIJS DEZER COURANT, Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS IJKII ADVERTENTIïïN Voor iederen regel0.15. Grootere letten neer de plaatsruimte die lij beslaan. Lelden, 13 October. zitting van de Tweede Kamer der Staten zaal van gisteren werden onderscheidene antwerpen behandeld. tl1. De begrooting wegens den arbeid der ge zoen voor 1872. He Minister van Justitie gaf d. a. van opmer ken in 't eindverslag der commissie van rap- leurs te kennen, dat hij gaarne aan zijn btgenoot van Binnenlandsche Zaken in over ging zou geven om de gestichten Ommerschans Veenhuizen onder het 'beheer van het depar- eot van Justitie te brengen; dat er thans zeer fe takken van arbeid zijn, die de gevangenen ler in staat zullen stellen in eigeD huis bun |ood te verdienen. Het maken van spijkers ge liedt nu reeds eu de vervaardiging van spelden 10 beraad. Met genoegen, kon hij verklaren, reemdelingen, die dezen zomer de gevange- ;o bezocht hebben, hunne ingenomenheid in Vntenlandsche bladen omtrent den arbeid in ttvangenissen, voorat voor particulieren, be- ,;o; dat de klachten over de onbruikbaarheid h het in de gevangenissen vervaardigde schoei- toor het leger niet zijn herhaald en de ver. rdiging alleen geschiedt in't huis van detentie, r de Rijksveldwachters en 't Indisch leger. De begrooting werd met algemeene stemmen iDgeoomen. 2'. Wetsontwerp tot regeling van de Neder- adsche Pharmacopoea. De Minister van Binnenlandsche Zaken beant- oordt het Eindverslag. Hij geeft nader te kennen stemd te zijn voor de invoering der Pharma- toea bij Kon. besl. en niet bij de wet, terwijl vervolgens blijft persisteeren bij zijn voorkeur n de uitgave van dit werk in 't Latijn. Tegen n amendement dat zou strekken om ook eene (ferduitsche vertaling er bij te voegen zou hij h niet verzetten. Van dit denkbeeld maakte de heer Jonckbloet h meester door een amendement voor te stellen in art. 3 der wet te zetten „Latijusche en derlandsche talen'', dat den heer Rombach «leiding gaf een door hem voorgesteld amen- ment in te trékken, dat het vervallen van de atijnsche taal geheel beobgde. Het amendement Jonckbloet werd met 85 tegen aangenomen en daarna het ontwerp van wet «Ulgemeene stemmen. Hiet onopgemerkt merg het volgende incident 11 de beraadslaging voorbijgegaan worden. ha het slot van het Eindverslag op dit ontwerp i wet, werd gezegd: „De voorliefde voor het lijn, had eenige bevreemding bij dezen Minister, ie onlangs in een officieel tot de Kamer gericht ok liet denkbeeld, dat voor den beoefenaar dér 'is- en natuurkundige wetenschappen en voor en geneeskundige wetenschappelijke vorming iet mogelijk is zonder kennis der doode taleD, oor verouderd verklaarde." De Minister betwistte deze gevolgtrekking. Hij id niet verklaard wat in die laatste zinsnede Pgenotnen was. Om dit te staven las Z. Exc. de insneden voor, die daarop betrekking hebben it de door hem gegeven inlichtingen op het res van den academischen senaat der Hooge- iiool te Groningen omtrent eenige vrijstellingen het zoogenaamde admissie examen. Die zin leden behelsden een overzicht van hetgeen zjjn norgaDger of voorgangers ten deze gedaan hadden 0 welke redenen daarvoor bij hen golden. Wat hem betreft, reeds jaren laqg was hij, et bleek reeds uit bewuste bescheiden, van 'deel, dat toegang tot het hooger o derwijs zoo min mogelijk moest worden versperd. Eu zoo acht hij er nog over. Maar bij de verdediging 1 de wet op 't middelbaar onderwijs, had hij, *11 den invloed der oude talen op de weten- 'tppelijke vorming betrof, meermalen de waarde 1 do beteekenis der doode talen doen uitkomen. De opmerking in 't eindverslag scheen dus aan 'Werstand te moeten worden toegeschreven. Daarna werden zonder discussie met algemeene s'emtnen aangenomen de volgende ontwerpen wn wet: 1'. verandering der grensscheiding tusschen de P'oviuciën Noord-Brabant en Zeeland wijziging van Hoofdstuk V der Staatsbe- 6'ooting voor 1870; 3'. idem der begrootiDg van uitgaven voor de gestichten te Oinmer6chaDS en Veenhuizen, dienst 18,0 i o™ w sglovag najTX 4°. idem de begrooting van uitgaven voor de Algemeene Landsdrukkerij, dienst 1870 5°. onteigening ten behoeve van den aanleg van eene gracht en vier wegen in den Binnendijk schen Buitenveldersehen polder te Amsterdam. Bij dit ontwerp bestrijdt de Min. v. Binnenl. Zaken de meening alsof Amsterdam, als plaats waar de perceelen gelegen zijn, niet genoegzaam zijn aangeduid. en 6°. onteigening tot aanleg van straten, enz. voor de regel matige uitbreiding van Rotterdam; dit laatste, nadat de Min. v. Binnenl. Zaken nader het algemeen nut verdedigde, waarbij de perso- neele bezwaren moeten achterstaan, terwijl dit juist het motief is der onteigening. Ten slotte werden rapporten uitgebracht over verschillende in handen der commissie voor de petitiën gestelde verzoekschriften. Onder die waar over de heer Gratama verslag uitbracht, behoorde dat der Koloniale Staten van Suriname, betrek kelijk de immigratie van vrije arbeiders. Namens de commissie stelde hij voor dit te doen drukken en ronddeelen. Hierover ontstond discussie, waaraan de heeren Begram en Dumbar deelnamen, die de noodzake lijkheid van het doen drukken niet inzagen, omdat de rapporteur van den inhoud een breed voerig overzicht had voorgelezen, dat toch in 't Bijblad zou worden opgenomen. Ofschoon de heer Gratama dit bestreed werd een voorstel van den heer Begram om het adres niet te doen drukken, maar ter griffie te depo- neeren, aangenomen met 23 tegen 22 stemmen. De heer van Zuylen kon zich niet vereenigen met de conclusie van het rapport van de heeren Sandberg om eenvoudig ter griffie neder te leg gen het adres der Maatschappij tot afschaffing van sterken drank, houdende verzoek om, bij eventueele afschaffing van het patentrecht, den verkoop van sterken drank aan belasting te on derwerpen. Zijn voorstel om dit adres naar den Minister van Financiën te verzenden, werd met 30 tegen 10 stemmen verworpen en de conclusie van het rapport onveranderd aangenomen. De vergadering is daarna verdaagd tot Zaterdag te 3 uren. Burgemeester en Wethouders alhier, gezien d£ adressen van: a. Cornelis Malthijs van Lèeuwen', metselaar, waarbij hij vergunning vraagt tot het bewaren van mestspecikn in een gesloten bak op het open erf in de Paradijssteeg n°. 42; b. Machiel van Gelderen, vleeschhóuwer, houdende verzoek om in het huis in de Janvossensteeg n°. 71 eeue slachtplaats te mogen inrichten: c. Nicolaas Brum- melkamp Junior, broodbakker, daarbij verzoe kende om in het huis aan het Levendaal n°. 80 twee bakkersovens te mogen doen plaatsen; en d. Pieter van Rijn, korenmolenaar, om vergunning tot het houden en mesten van varkens in den molen de Valk aan den Vestwal, geteekend met n°. 5. Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en bewoners van de naast bijgelegene en belen dende panden, ten opzichte der informatiën de commodo et incommodo, door B. en Ws. zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente, op Maandag den 16den October a. s., 's voormiddags te elf uren. Z. M. heeft in eene cellulaire gevangenisstraf van twee jaren verwisseld het nog onvervuld ge bleven gedeelte tuchthuisstraf van vijf jaren, waartoe Klaas Pel, vroeger ontvanger der in-en uitgaande rechten te Belliogwolde, bij arrest van het Provinciaal Gerechtshof van Groningen van den 15den Maart j 1., o. a. wegens knevelarij is veroordeeld, blijvende het arrest overigens in zijn geheel. De Commissie uit de Tweede Kamer, die rap port heeft uitgebracht over de nadere inlichtingen van den Minister van Oorlog op vijf adressen van Kamers van koophandel, houdende verzöek, dat bij de levering ten behoeve van het Rijk alle bevoorrechting worde geweerd, heeft aan de Tweede Kamer voorgesteld „den heer Minister, ouder dankbetuiging voor de verstrektè inlich tingen, iu overweging te geven voor 't vervolg, bij de aanbesteding van kleeding- en equipeinents stukken voor het legér, de daaromtrent tot nu toe gevolgde handelwijze in dier voege te wijzigen, dat de toewijzing van eenige levering geschiede onaf hankelijk van de vraag of de inschrijvers de noodige werkplaatsen reeds tijdens de inschrijving bezitten en zich bepale tot den eisch, dat die werkplaatsen eerst na de gunning der levering worden ingericht." De Regeering heeft ter naturalisatie voorge dragen de heeren G. W. Rogmann, te Amsterdam; J. G. Siemer, te Gorcum; G. C. Harrenstein, J. Wiener, V. H- G. Laddey, de drie laatsten te Amsterdam; C. G. E. Zich wolf, te Maastricht. In het jongste staatsverslag over den toestand van den geneeskundigen dienst bij de Marine, komt aan het einde eene zinsnede voor, die betrekking heeft op het eventueel voorzien in de behoeften aan thans ontbrekend personeel. Dit departement heeft daartoe het oog gevestigd op de welwillende medewerking der professoren aan onze hooge- scholen, althans, bijaldien de bestaande opleiding van militaire geneeskundigen aan het Athenaeum Illuslre te Amsterdam niet spoedig en volledig genoeg in staat bleek te zijn, de bestaande leemten in te vullen. Daartoe zoude slechts een zeker aantal studenten in de medicijnen aan de drie academiën van rijkswege met z. g. beurzen behoeven te worden begiftigd, alleen onder ver bintenis, om, na hun arts-examen, eenige jaren den lande te dienen. Van een onzer correspondenten nu, een oud laborant in het Physiologisch Laboratorium te Utrecht, vernemen wij, dat het denkbeeld van dit voornemen een uitvloeisel zou zijn der ijverige bemoeiingen vau een onzer meest beroemde hoog teeraren, die voorheen zelf officier van gezondheid is geweest, denzelfden die met woord en schrift niet weinig heeft bijgedragen tot het voorbereiden der opheffiug van de aldaar bestaan hebbende kweekschool voor militaire geneeskundigen. Thans weder, gedreven door hooge bezorgdheid voorde toekomst van het korps militaire geneeskundigen, welke hij ook te Amsterdam bedreigd schijnt te aciuen, zou Zijn Hooggeleerde onlangs de ver schillende departementen, niet alleen dat van marine, maar ook die van landmacht en koloniën, met nadruk hebben gewezen op de vermoedelijk giootere productiviteit onzer verschillende hooger scholen, die, door beursstudenten voortaan overvloe diger en beter in de behoefte van offic. v. gezond h. zouden kunnen voorzien dan het Athenaeum II- ustre te Amsterdam. Onze berichtgever voegt daarbij geen anderep commentair, dan dat, volgens zijn oordeel, eenp zoodanige verbrokkeling of decentralisatie van het militair geneeskundig onderwijs nimmer leiden kan tot de gewenschte toename van het korps offic. v. gezondh.dat zij daarenboven in de uit voering uiterst moeielijk, zoo niet onmogelijk zou worden bevondeD, en in meer dan één opzicht strijden zou met het algemeen of rijks belang, evenzeer als met het plaatselijk belang der hoofd stad, waar zoo uitstekend materiaal voor eene goede geneeskundige opleiding bestaat eu die juist aan het ouderwijs van toekomende artsen zoo speciale zorgen heeft gewijd, zoo groote sommen heeft besteed. (HBl.) In n°. 135 der Nederlandsche Gedachten zegt de de heer Groen, dat thans, nu ieder een voorstel of voorstelleke ter herziening der schoolwet in de maak heeft, de leus van zijne partij moet zijn: Alles of niets. Omdat het iets erger is dan niets. Namelijk dergelijk iels wordt nu het middel ter bevestiging van den band waarmede de overmoed van het radicalismus ons gekneld boudt. Elk pal liatief is verwerpelijk. Voor iedereen kan het goed zijn behalve voor den Hervormde, die, iu hoofdzaak en wezen, aan de belijdenis der Hervormde Kerk vasthoudt. Het grootste, het bijkans onoverkome lijk bezwaar ziet de heer Groen, niet iu deover- macht van het radicalismus of van bet ullramonla- nismus, maar wel in den toestand der Hervormde kerk; in de verdeeldheid der Christenen; in de orlhodoxophobie en polilicophobie van velen, die de heer Groen hoogschat en liefheeft, maar bij wie (even als in het voorjaar van 1857, bij het tot stand komen der verderfelijke schoolwet) hetgeen door hem als evangelische plichtbetrachting beschouwd wordt weerzin en weerstand ontmoet. De Kat holieken zouden met eene vergelijkenderwijs geringe wijziging van de schoolwet die zij evenwel zegt de heer Groen zonder ons niet zullen verkrijgen) wellicht meer dan voldaan zijn. Omdat zij aan het bijzonder onderwijs genoeg hebben. Omdat de neutrale staatsschool aan de Protes tanten hetgeen hen tegen Rome vrijwaart ont neemt. Met de Hoop des Vaderlands ziet de heer Groen in eene goede schoolwet het meest werkzame middel ter bevordering van de goede verstand houding tusschen Roomschen en Protestanten op maatschappelijk gebied. Verder zegt de heer Groen in n°. 186, dat Katholieken, die zich verbazen over de bewering, dat zij geene goede Nederlanders zijn kunnen, indien zij den Syllabus aanhangen, misschien niet weten wat in den Syllabus den protestantschen Christen zooveel ergernis geeft. Het is, dat daarin de gewetensvrijheid wordt bestreden en aan de Kerk onbepaald de onbeperkte heerschappij over den Staat wordt toegekend. Aangaande het amendement-vim Loon op bet adres van antwoord der Tweede Kamer beweert de heer Groen, met de Heraut, dat het eene voor bereiding en geene uitsluiting is van den aanval op art. 194. Met de Heraut ook meent de heer Groen, dat de heer -vair-Znyten van Nyevelt, na zijne verkeerde stappen iD 1866, een systeem heeft gesponnen van 'tgeen toen slechts vrucht der omstandigheden was. De heer van Zuylen plant de banier der transactie. Ter voldoening aan het tot ons gerichte verzoek van Directeuren der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, wordt het volgende ge bracht ter kennisse van onze industriëele land- genooten. Door Zij De Exc. den Minister van Staat en van Binnenlandsche Zaken, in de maand Juli daartoe uitgenoodigd, hebben voornoemde Directeuren een hunner naar Londen afgevaardigd, om, voor re kening der Maatschappij, zich geheel op de hoogte te stellen van al wat betrekking heeft op de Tentoonstellingen, die in de eerstvolgende negen jaren te Londen zullen gehouden worden en waarop zij reeds in hun Tijdschrift (Deel XII, 5de en 6de Stuk, blad. 37 der verschiliehdé mede- deelingen) de aandacht der Nederlandsche Indus- triëelen hadden gevestigd. Hun afgevaardigde, de Hoogleeraar E. H. von Baumhauer, heeft van zijne bevindingen een uitvoerig verslag uitgebracht, dat te vinden is iu hetzelfde Tijdschrift (Deel XII, 7de en 8ste Stuk, bladz. 293), waarbij vele voor schriften zijn medegedeeld, door de inzenders in het oog te houden, en waarnaar kortheidshalve hier wordt verwezen. Uit dat verslag (aan voor- Doemden Minister onmiddellijk medegedeeld) blijkt o. a. dat te Londen voor opstelling, étalage, huur der bezette plaats, bewaking, schoonhouden, enz. niets wordt in rekening gebracht en dat de be- noodigde stoom- en waterkracht zelfs kosteloos worden verstrekt. De voorwerpen moeten alleen vrachtvrij ter bestemde plaatsen bezorgd en uit gepakt worden. Om echter zonder nader onderzoek toegelaten te worden, moeten de voorwerpen gekeurd worden door eene jury in het land van afzending. Voor werpen verzonden uil een land, waar geen jury bestaat, zijn onderworpen aan een beoordeeling der Engelsche jury. Verzoeken tot toelating moeten aan de Engelsche commissarissen vóór den lsten Januari 1372 zijn ingediend. Zooals inen weet, omvat de Tentoonstelling van 1872 behalve voorwerpen van kunst, die telken jare worden toegelaten, de katoen-industrie, het juweliersvak, muziek-inslrumenlen, papier, kantoor- en drukwerk. Door de Maatschappij van Nijverheid is daarop aan den Minister voorgesteld dat de Nederland sche Regeering eene som zou beschikbaar stellen voor de kosten van vervoer der ten toon te stellen voorwerpen, van Rotterdam tot in het gebouw te Londen, en de reis- en verblijfkosten der te benoemen commissarissen en leden der Neder landsche jury. Zijne Exc. de Minister van Staat en van Bin nenlandsche Zaken heeft daarop den 2den October jl. geantwoord, dat aan het voorstel, voor zoo verre het geraamde subsidie betreft geen gevolg kan gegeven worden, doch dat het denbeeid vroe ger ter sprake gebracht, dat de industriëelen on derling door contributie en vrijwillige bijdragen de kosten zouden dragen bij deze tentoonstelling, waar niet behoeft betaald te worden voor stand plaats, étalage, enz., inderdaad dubbel overweging waard schijnt te zijn. In zoodanig geval zou de Regeering, zoowel door benoeming von commis sarissen en jury, als door diplomatieke tusscheu- kouist bereid zijn, de pogingen der industriëelen, zooveel in haar vermogen is, te schragen. Alhoewel nu eene onderlinge overeenkomst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1