jp, 25 Sept. vergaan. Tweehonderd lijken zijn op (t strand aangespoeld. \en-York, li Oct. Er zijn naar Chicago tenten jonden voor 75,000 personen. Men heeft reeds j,eer dan 100 lijken gevonden. Velen sterven KP gevolge der ontberingen. Veertig plunderaars (n rustverstoorders zijn gefusilleerd. Toronto, 12 Oct. In Kanada heerscht groote iMlneming met het lot van Chicago. Ontzagge lijke bezendingen zijn er heengezonden, jlen zegt, dat de fenians een aanslag over de tlanitooboh in den zin hebben en dat zich gewa- 3 benden bij Pembina (Minnesota), aan de. jjuode Rivier vertoond hebben. De aanhangers ran Riel, die aan het hoofd van den laatsten opstand aan de Roode Rivier stond, roeren zich. Tonden, 12 Oct. Er zullen overal in Engeland meetings gehouden worden om de slachtoffers no den brand te Chicago te hulp te komen. De Amerikaansche gezant roept al zijne land roten tot eene bijeenkomst in Lingham-hotel oin middelen tot hulp te beramen. lord-mayor heeft zich aan 't hoofd der ieiveging gesteld. Oeneraal Blumenthal is op Balmoral aange- tomen. Parijs» 12 Oct. Het Journal O/ficiel bevat de benoeming van Casimir Périer tot minister van biflDenl. zaken. Nu het resultaat der verkiezingen opgemaakt 's, blijkt het, dat de groote meerderheid met den tegen woo rdigen stand van zaken ingenomen i9. - Het Journal des Débats juicht de keuze van eD heer Thiers, bij het benoemen van Casimir érier tot minister van binnenl. zaken, zeer toe; het blad roemt den nieuwen minister wegens lïijn liberale beginselen. Gemeenter aad. Ingekomen Stukken. Leiden, 5 October 1871. De voortdurende vermeerdering van het aantal terlingen op de school voor uitgebreid lager onder- ij3 2de klasse, voor meisjes, heeft reeds sedert lang -Q punt van overweging bij ons uitgemaakt, vooral aar niettegenstaande reeds eenmaal aan deze school ne belangrijke uitbreiding is gegeven, het al spoedig leek dat deze weldra ongenoegzaam zoude zijn. Meermalen handelden wij hierover met den districts- "hoolopziener en vestigden wij daarbij tevens het oog op de school voor meer uitgebreid lager onder ijs 2de klasse, voor jongens, waar, zij het plaatsgo- rek daar ook minder groot, mede niet altijd alle ieuw aankomende leerlingen dadelijk geplaatst kun- en worden. Het een en ander heeft den schoolop- iener geleid, in overleg met de daarbij betrokken oofdonderwijzer en hoofdonderwijzeres, ons het voor tel te doen om eene nieuwe school te stichten voor raderen van 6—9 jaren, hetzij in twee afdeelingen, etzij gemengd, als voorbereidingsschool voor de beide ovengenoemde scholen, die dan verder alleen door inderen van 915 jaren zullen bezocht worden. Wij konden ons met dat voorstel geheel vereenigen en nemen over hetgeen de schoolopziener bij zijne missieve hieromtrent verder laat volgen: //Overigens is er bezwaarlijk iets te vinden dat de bestaande moeielijkheden beter oplost en minder kostbaar is. Hetgeen hier noodig is, beperkt zich tot bet bouwen of inrichten van een lokaal voor de Toorbereidende school en de aanstelling van een hoofdonderwijzer met drie hulponderwijzers of hulp- rwijzeressen. De twee bestaande scholen zullen elk een deel van haar hulppersoneel afstaan, dat slechts zal moeten aangevuld worden. Elk der beide scholen zal ongeveer met een derde der schoolbevol king verminderen, en de voorbereidende school zal dus omstreeks 180 leerlingen tellen, terwijl elk der scholen tm; voortgezet onderwijs even zooveel zal hebben. De tegenwoordige jongensschool zal zijne bestemming noelen houden, daar aan de elementairschool noodzake lijk eene speelplaats zal moeten verbonden zijn." Bet hulppersoneel aan de beide bestaande scholen oor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse zal dientengevolge aldus moeten worden geregeld Jongensschool. Een hu ponderwij zer 1ste kl. (akten hoofdonderw. Er. Wisk.) f 750 een hulponderw. 2e kl. (akten: hoofdonderw. Fr. Wisk.) 650; een lehulp onderw. 3e kl. (akten: hulponderw. Fr.) ƒ550; een "i hulponderw. 3e kl. (akten: hulponderw. Fr.) 500; een le hulponderw. 4e kl. (aktenhulponderw. Fr.) li50; een 2e hulponderw. 4e kl. akten: hulponderw. Fr [400. Meisjesschool. Een hulponderwijzeres le kl. (akten hoofdond. Fr. handw.) 700een hulponderw. 2e kl. (akten. hulpoDd. Fr. handw.) 600een le huipond. kl. (akten: huipond. Fr. handw.) [500; een 2e huipond. 3e kl. (akten: huipond. Fr. handw.) /450; oen le huipond. 4e kl. (akten huipond. Fr. handw.) 400een 2e hulponderw. 4e kl. (akten: huipond. fr. handw.) ƒ350. De kosten van het onderwijzend personeel aan de °P te richten school voor voorbereidend onderwijs tullen bedragen als volgt: Bezoldiging hoofdonderwijzer1200. 5 pCt. schoolgelden pro. mem. Vergoeding gemis vrije woning300. Bezoldiging hulponderwijzers. 1 van de le kl. (akte: hoofdonderw.) 650, 1 ii 2e a (akte: hulponderw.) 450 h tt i, 3e i, (aktehulponderw.) 350. Bezoldiging hulponderwijzeressen. 'van de le kl. (akten: hoofdond. en handw.) 600. ff 2e (aktenhuipond. en handw.) 450. 3e (akte: hnlponderwijzeres) 350. ningen voor te leggen die het gevolg van uw besluit zullen zijn. Tijdens onze deliberatiën over het hier besproken voorstel, is nog bij ons ingekomen eene daarmede in nauw verband staande aanvrage van bovengenoemde hoofdonderwijzer en hoofdonderwijzeres, van den 4den September jl. Zij behelst het dringend verzoek tot tijdelijk© vermeerdering van het hulppersoneel aan die scholen. Naar aanleiding van het daaromtrent door ons ingewonnen advies van den schoolopziener, nemen wij de vrijheid u voor te stellen om, mocht de bovenstaande voordracht uwe goedkeuring erlan gen, tevens ons collegie te machtigen, onverwijld tot eene oproeping over te gaan vaneene hulponder wijzeres 2de klasse, met akte voor hoofdonderwijzeres en handwerken, jaarwedde ƒ600; en een hulponder wijzer 2de kl., jaarwedde 450, die later bij de tus- schenschool kunnen worden overgeplaatst. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 9 October 1871. De Commissie van Financiën heeft kennis geno men van nevensgaande voordracht van Burgemeester en Wethouders, om in het bestaande plaatsgebrek op de beide openbare scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse te voorzien door de oprich ting eener school voor voorbereidend onderwijs, voor kinderen van 69 jaar. Zij acht de beoordeeling van dat onderwerp zelf, zoo wat de noodzakelijkheid der oprichting eener tussehenschool, als wat de regeling vnn het onderwij zend personeel, ook op de beide bestaande scholen, betreft, geheel buiten den kring harer bemoeiingen gelegen en meent zich das uitsluitend tot het finan- cieele gedeelte der voordracht te moeten bepalen. En van die zijde bestaan daartegen bij haar geene be denkingen. Mocht dus uwe vergadering zich met de strekking dier voordracht kunnen vereenigen, dan vindt uwe Commissie, uit een financieel oogpunt, mede vrijheid u te raden daaraan uwe goedkeuring te verleenen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. 4350. Het onderwijs in het teekenen en de gymnastiek opgedragen worden aan een hulponderwijzer of hulponderwijzeres, daartoe door den hoofdonder *tjier, in overleg met het Dagelijksch Bestuur, te be- noemenwaarvoor de aan te wijzen persoon 25 zal ontvangen. De Plaatselijke Schoolcommissie, hierover door ons gehoord, aarzelde niet, bij hare missieve van den 26sten oi dezes jaars, daarmede hare ingenomenheid te oetujgen, en het is dientengevolge dat wij de vrijheid nemen het aan uwe deliberatiën te onderwerpen. Mocht dit uwe goedkeuring wegdragen, dan stellen Wlj ons voor u later die wijzigingen in de verorde Leiden, 29 September 1871. Onder overlegging der stukken van de sollicitan ten, die zich op onze oproeping hebben aangemeld voor de betrekking van le hulponderwijzeres der 2e klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der le klasse, voor meisjes, openge vallen door het eervol verleend ontslag aan de hulp- onderwiizeres J. C. Vlaanderen, hebben wij de eer u de navolgende voordracht aan te bieden, door ons in overleg met de hoofdonderwijzeres dier school en den districts-schoolopziener opgemaakt, met verzoek daaruit wel eene keuze te willen doen, als: 1°. Ca- therina Geertruida Engelina van Dobben, te Rotter dam; 2°. Jaaike Lojenga, te Leerdam; 3°. Emma Petronella 's Graeuwen, te Zalt-Bommel. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. STATEN GENERAAL. TWEEDE KAMER. Aan het voorloopig verslag over het lilde Hoofdstuk der staatsbegrooting is het volgende ontleend Bij het onderzoek van het wetsontwerp tut vaststelling van het 3de hoofdstuk der Staatsbe grooting voor het dienstjaar 1872 wisselde men in iwee afdeelingen van gedachten over de Luxein- burgsche schuld. MeD had met eenig leedwezen opgemerkt, dat de Minister in de overgelegde be scheiden deze reeds zoo lang hangende vraag met stilzwijgen voorbijgaat en wenschte te vernemen welke titans de stand der zaak is. In eene sectie werd gevraagd hoe het staat met den spoorweg AntwerpenGladbach? Ten aanzien der aanslui ting van den Noorder-Staatsspoorweg aan het Dmtsche spoorwegnet herhaalde men in verschei dene aldeelinge.il den wensch, dat die aansluiting spoe.dig mocht lot sland komen. Uit de dagbla den heelt men vernomen, dat de Kreistag te Leer zich tot den Pruisischen Minister van Koophan del gewend heeft met het verzoek de aansluiting te willen ondersteunen. Zou ons gouvernement liieriu ook aanleiding kunnen vinden om bij de Pruisische regeertag opnieuw op de zaak aan te dringen? Met 1°. Juli. II. is de termijn algeloopen aan Frankrijk gegund om zijne wetgeving op de binneulandsche suiker in verband te bréngen met het suikertractaat. Heeft men eenige verlenging van dien termijn toegestaan en bestaat er un zicht, dat Frankrijk weldra aan zijne verplich ting zal voldoeu Niet zundei bezorgdheid heelt nen de richting der Frausche handelspolitiek gadegeslagen. De kamer verlrouwt, dat de re geering het belang niet uit het oog verliezen zal, hetwelk Nederland bij die politiek heelt. Men \iueg of er na de afstemming van het ontwerp van wet tot goedkeuring van liet tractaat met Groot-Brillanuié wejens de toepassing van een tiactaat tusschen het Nederlandsch gouvernement en den Sultan van Siak Srie Indrapoera nog on derhandelingen gaande zijn met Engeland? Of er uitzicht bestaat op een haudelstraclaat met Zwitserland? Hoe ver de onderhaDdelingee met de regeering van Venezuela gevorderd zijn? Hoe het staat met de betaling der schadever goeding door Japan, waarvan men meende dat uog slechts een vierde gedeelte voldaan is Welke de sland is der onderhandelingen omlreiU het Zwin! De Amerikaansche en Engelsche regeerin gen zijn voornemens eenige beginselen van vol kenrecht, vastgesteld bij het tractaat van Washing ton, aan hel oordeel van andere regeeringen te onderwerpen. Duor eenige leden in eene afdee- liug uerd het denkbeeld geopperd of dit niet eene geschikte gelegenheid zou zijn voor de Ne derlanüsehe regeering om in overeenstemming met de weuscheo hier te lande door kamers van koophandel keDbaar gemaakt, het hare aan te wenden tot de erkenning der onschendbaarheid van personen en goederen in oorlogstijd en tot bepuliug der cuntrabande. Door enkele leden werd het verlangen uitgesproken, dat de regeering eene commissie moge benoemen belast met de behartiging der Nederlaudsche belangen op de aansiaaude wereldtentoonstelling te Weeuen. Mocht zij daartoe overgaan, dan gaf men in over weging de benoeming dier commissie niet te lang uit te stellen. Bij de behandeling der wet rege lende de cunsulaire rechtsmacht is door de regee ring eene olhcieele vertaling dier wet en eene herziening der consulaire tarieven toegezegd. Is, vroegen sommige leden eener afdeeling, aan die toezegging reeds eenig gevolg gegeven? In drie afdeelingen besprak men het gedrag van onzen consul te Portsmouth; sommige leden verklaarden dat zij dat gedrag niet genoegzaam gerechtvaar digd vonden. Andere leden deelden indieopmer king niet, maar men stelde er prijs op dienaan gaande de zienswijze der regeering te vernemen. Men drukte in eene afdeeling den wensch uit, dut aan onze secretarissen van legatie mocht worden opgedragen het samenstellen van versla gen omtrent toestanden in de landen waar zij ge plaatst ziju. Men meende, dat daaruit over sociale qnaestiën, zooals het onderwijs, het werken van kinderen in fabrieken en dergelijke een niet te versmaden licht zou kunnen opgaan Men wees hij wijze van voorbeeld op de instructie van tord Clarendon, die tot belangrijke resul .ten geleid had. De „Reports from her Majesty's diplomatic and consular agents abroad respecting the con dition of the industrial classes in foreign coun tries" zijn een uitvloeisel geweest van de „circu lar addressed to Her Majesty's Representarives abroad" den SOsten April 1S69 door dien staats man uitgevaardigd. Ook meende men zich te her inneren, dat in der tijd eene instructie in den hier bedoelden geest aan het Departement van Buitenlaudsche zaken was opgemaakt en vroeg, of daaraan ooit eenig gevolg was gegeven. IIde afdeeling. Art. 5 c China. Na al hetgeen over deze zaak was voorgevallen, konden een aanzienlijk aantal leden in het voorstel der regeering berusten. In- tusschen oordeelde men de omschrijving van de zen post volgeus het eigen systeem des Munsters minder juist en meende geene overeenstemming te ontwaren tusschen de Memorie van Toelich ting die van een consul-generaal, tevens diploma tiek agent, en den Toelichtenden staat, die van een zaakgelastigde, tevens consul-generaal spreekt. De eerste uitdrukking zou men liefst behouden en den post ouder artikel zes gebracht zien. e. Duitsche Keizerrijk, Pruisen en Saksen. In drie afdeelingen wees men op de hooge belang, dat tegenwoordig de missie te Berlijn heeft. Bij de toenemende duurte aldaar werd gevraagd of in zooverre niet gevolg moest worden gegeven aan de organisatie waarin de Kamer berust had en ol' mitsdien de bezoldiging van den gezant te Herlijn niet gelijk behoorde te staan met die van de gezanten te Parijs en te Londen. n. Home. In alle afdeelingen werd de missie te Rome besproken. Be meerderheid verklaarde ziek niet voor haar behoud. Maar met het oog op de vroegere gedachten wisseling en het vooruit zicht, dat de zaak bij de opeubare beraadslaging ter sprake komen zou, trad meu in de meeste afdeelingen niet in herhaling der argumenten voor en tegen. Vrij algemeen wekte het eenige bevreemding dat de Minister den post niet heeft toegelicht. In meer dan eene afdeeling werd hierop geantwoord, dat de toestand te Rome nog geheel dezelfde gebleven is en daarom eene toelichting overbodig geacht moest worden, aaDgezien de Minister thans niet anders zeggen kon dan hetgeen hij in het voor jaar bij de definitieve vaststelling der begrooting voor het loopende dienstjaar had medegedeeld. Deze meening vond echter bij de meerderheid tegenspraak. Intusschen werd gevraagd waar op dit oogen- blik de standplaats is van onzen minister-resident in Italië? Of niet dezelfde diplomaat bij Victor Emanuel en bij den Paus geaccrediteerd zuu kunnen worden? En of niet in elk geval de om schrijving van dezen post luiden moest: „gezant bij den Pauselijken Stoel?" Hieraan werd in eene afdeeling een tweelal vragen van bijzonderen aard vastgeknoopt. Vooreerst. Het dagblad L'Ilalie van 26 Augus tus 1871 meldt: „On lit dans l'Osserval ore Romano: ['ambassadeur de France, accompagné des prin cipaux attachés de l'ambassade et des Mmistres d'Autriche, de Hollande et de Belgique, en grand uniforme se sont rendus au Vatican pour présen ter leurs félicitations Sa Sainteté, de la part de leurs gouvernemenls respectifs." Dit bericht, dat in de nieuw-( apieren een zekeren opgang gemaakt heelt, gaf in eene afdeeling aanleiding lot eenige gedachtenwisseling. Van de eene zijde merkte men op, dat niet alle bij den Pans geaccredi teerde gezanten bij die plechtigheid teger woord ig schijnen te zijn geweest. Van den anderen kant an.woordde men, dat hier eenvoudig te denken valt aan eene gewone diplomatieke beleefdheid en dat waarschijnlijk de verschillende gezanten bij gedeelten door den Paus zullen zijn ontvan gen. Men zou op eenige opheldering van de zijde der Regering prijs stellen. Ten anderen. In de Nieuwe Bolterdamsche Courant van 3 October 1871 leest meu: „In hetzelfde blad (de Gazella d'Italiawordt voorts gemeld, dat de italiaansche Minister van Buitenlaudsche Zaken antwoord van Frankrijk en de andere Mogend heden heeft ontvangen op zijne circulaire, waarin hij opheldering vroeg omtrent de attributen, die zij meenen dat aan hunne vertegenwoordigers bij den Heiligen Stoel toekomen. Het antwoord luidde, dat die vertegenwoordigers al de rechten behooren te bezitten, welke zij tijdens het we reldlijk gezag des Pausen konden uitoefenen. De geestelijke instellingen van vreemde nanën op Rome's grondgebied zijn onder de bescherming harer verlegenwoordigers bij den Paus, niet bij de Italiaansche Regeerirg, gesteld. De buiten - landsche Mogendheden handhaven bovendien het recht van „exterritorialiteit," hetwelk de Paus steeds erkend heeft. Hiertegen nu komt het Ita- liaansch Gouvernement nadrukkelijk op". In de afdeeling, waarin dit bericht besproken werd, vond men het eemgszins duister. Men meende, dat Italië erkend had het recht van den Paus om gezanten te ontvangen met dezelfde rechten als die bij de overige mogendheden, doch men zou wel aan de Regeering gevraagd willen heb ben, wat men dan in de aangehaalde zinsnede te verstaau heeft onder het recht van exterriton aliteit? o. Husland. De omstandigheid, dat de gezant- schapspost te Petersburg zoo lang onvervuld bleef, gaf aan enkele leden in een afdeeling aanleiding om aan de Regeering in overweging te geven dergelijke betrekkingen niet te lang onvervuld te laten. Daarentegen werd in eene afdeeling opgemerkt, dat de missie te Petersburg veilig opgeheven kon worden. Het voorloopig verslag over het IVde hoofdstuk Justitiebehelst o. a. het volgende 1. Bij de overweging van het wets-ontwerp tot vaststelling van hoofdstuk IV der Staatsbe grooting voor het dienstjaar 1872 betoonde men zich van verschillende zijden ingenomen met de toezegging der Regeering, dat een ontwerp eener nieuwe rechterlijke inrichting de Kamer weldra bereiken zal. In eene afdeeling werd dit onder werp meer uitvoerig besproken. Daar werd op gemerkt, dat men gaarne bij deze gelegenheid eenige mededeeling ontvangen had omtrent de hoofdtrekken van het plan, dat daaraan ten grondslag strekt, alsmede omtrent den weg, die naar het oordeel der Regeering het best tot de er weze.nlij km i barer voornemens leiden zal. Verscheidene leden gaven als hun gevoelen te kennen, dat de Minister, hierin inet de geschie denis dezer aangelegenheid te rade gaande, tegelijk met de organisatie niet alleen de rechterlijke indeeliug, maar ook zoodanige regelen van pro cedure in burgerlijke en strafzaken moge voordra gen, waardoor (behoudens nadere uitwerking wellicht van deze laatste) de nieuwe rechterlijke 'nrichting, eenmaal aangenomen door de Wetge vende Macht, terstond en onafhankelijk van het tot sland komen van latere wetten in werking zou kunnen treden. In verband met deze beschouwingen werd in dezelfde afdeeling gevraagd of de Minister al of niet onzen landaard geschikt en rijp oordeelt voor de jury? In esne andere afdeeling werd door eenige leden betwijfeld of het ontwerp eener nieuwe rechterlijke inrichting vóór al het andere behan deld moest worden. Andere onderwerpen het burgerlijke en handelsrecht betreffende verdien den meende men, meer de aandacht. Doch dit g- voelen werd door andere leden bestreden, die liet ingrijpend bslang der rechterlijke inrichting op den voorgrond stelden. In eene andere afdeeling wederom zou men aarne vernemeD,of de Regeering voornemens is het Wetboek van Strafvordering opnieuw in te dienen. Ook verlangde men in de twee afdeelingen omtrent den stand van de werkzaamheden der commissie aan wie de samenstelling van een wetboek van strafrecht opgedragen is, eenige in lichting te ontvangen. Eu hoe staat het met de verbetering van het Militair Strafwetboek? Beoogt de Regeering reeds dadelijk geheele herziening of heelt men het vroeger plan tot gedeeltelijke verbetering no" niet opgegeven? Vele leden stelden er prijs op bekend te wor den gemaakt met de denkbeelden der Regeerin" omtrent de cellulaire en andere vrijheidsstraffen0, lenkbeelden, die zoowel op de samenstelling der Wetboeken van Strafrecht en van Strafvordering als op deii aanbouw van meerdere cellulaire ge stichten van invloed moeten zijn. Ten aanzien van het strafstelsel betoonden zich eenige leden ingenomen met het denkbeeld om een onzer West-Indische koloniën te bestemmen lot uitvoering der straf van deportatie. Met belangstelling zou men de zienswijze des Ministers vernemen aangaande de afschaffing of wijziging van een aautal wetten en besluiten en omtrent de wettelijke regeling van onderscheidene ouderwerpen. De weuschelijkheid eener algemeene politiewet werd uitvoerig betoogd, al liepen de gevoelens uiteen nopens de vraag of de Rijks dan wel de gemeentepolitie op den voorgrond behoort te staan. In twee afdeelingen achtte men het wenschelijk de maréchaussée niet op de begrooting van Oor log maar op die van Juslitie te brengen. Is eene voordracht te wachten aangaande het krankzin nigen wezen? Ligt niet zulk eene voordracht ge reed Ook te dien aanzien oordeelde men ver betering wenschelijk: zoo zoude men genegen zijn de bepaling af te schaffen, waarbij ieder die drie jaren in een krankzinnigengesticht ver toefd heelt onder curateele wordt gesteld. In drie afdeelingen werden eenige voorbeelden aangehaald van rechterlijke ambtenaren, die door hunnen gezondheidstoestand voortdurend buiten slaat waren hunne ambtsbezigheden te verrichten. De onafzetbaarheid en onafhankelijkheid der rechterlijke macht is, zeide men, geen bezwaar om dit groote ongerief weg (e nemen. De rech terlijke inrichting van den minister Godefroi voorzag in dat geval. Men gaf der Regeering in overweging om door eene voorloopige wetsvoor- .acht deze aangelegenheid te regelen. In eene afdeeling word gewezen op eene cir culaire van 18 April 1868, le vinden in het Weekblad van hel Recht van 23 April 1868, n°. 2993. Daarbij werd vastgesteld eene instructie voor de procureurs-generaals, ten einde zich persoonlijk ie vergewissen, of de dienst der justitie in hun ressort in eenig opzicht voorziening mocht eischen. Deze citculaire is wel is waar ingetrokken door den laatsten Minister van Justitie; in verband echter met de dezer dagen gevoerde polemiek over de kritiek der gedragingen van de rechter lijke macht stelde men er prijs op het gevoelen van den tegenwoordige Minister omtrent dit on derwerp te vernemen. De dagbladen hebben onlangs gemeld (zie Haarlemsche Couraut van 28 September), dat op liet jaarlijksche congres der Internationale, den 15den en volgeude dagen der vorige maand te Londen gehouden, besloten is als tooneel der eerstvolgende algemeene bewegingen Duitschland, Italië en Nederland te kiezen, en dat het con gres die bewegingen overwogen heeft. In eene afdeeling trok die tijding de aandacht. Men vroeg, of de Regeering aangaande die gevaarlijke woe lingen ook eenige mededeeling konde doen en of zij niet én tot beteugeling daarvan èu tot ge ruststelling openbaarheid raadzaam oordeelde. Er werd aangedrongen op de toepassing der vreemdelingenwet op de zendelingen, die zouden trachten hier te lande opschudding te verwekken; (met name uit België waren er reeds meerdere overgekomen). Achtte de Regeering verscherping der vreemdelingenwet noodig, men verklaarde zich bereid daartoe mede te werken. Met betrekking tot liet eindcijfer werd vooral naar aanleiding der afdeelingen Kosten der gevnn- genissen en Gebouwen in meer dan eene afdeeling opgemerkt, dat deze begrooting niet die sporen van bezuiniging d-iaagt, welke met het oog op den toestand van 's lands geldmiddelen noodza kelijk schijnt. LAATSTE BERICHTEN. (Per telegraaf,) 's-Gravenfiage, 12 October. In de heden gehouden Zitting van de Tweede Ka mer zijn onderscheidene wetsontwerpen aange nomen. De vergadering is daarna gescheiden tot Zaterdag te 3 uren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 3