N°. 3578.
Maandag
A0. 1871.
9 October.
LËIDSCI
DAGBLAD
PRIJ8 DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85
Afzonderlijke Nommersn 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS UKR ADVKRTKNTIKN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere lettori naar de plaatsruimte die ry beslaan.
STAATSFINANCIËN EN BELASTINGHERVORMING.
II.
Men zal wel doen de beoordeeling van de aan
hangige plannen der regeering, in verband met
's lands financieele gesteldheid, te beperken bin
nen de grenzen van het onderwerp. Wij althans
beschouwen 't als een overbodig iets in polemiek
te vervallen over de strijdvragen wien en aan
welke juiste oorzaken te wijten is, dat we op
een financieel keerpunt staan. Het geliefkoosd
thema der behoudende partij dat hare vaderlands
lievende waarschuwingen tegen de koloniale
politiek der liberalen thans de door haar voor
spelde gevolgen hebben, met name den berooiden
staat onzer schatkist, kan veilig buiten beschou
wing blijven.
Bespeurden wij slechts van verre gevaar, dat
er terug zou worden gekeerd tot het veroordeeld
stelsel der batige sloten, tot de staatkuude der
oud-gasten, die, de bedoelingen in het midden
gelaten, Java ten behoeve van het moederland
exploiteerden en uitmergelden, dan voorzeker zou
den wij op onzen post niet ontbreken.
Daar de regeering, voor zoover men kan waar
nemen, gezind blijkt een milde en rechtvaardige
staatkunde ten, opzichte van onze Overzeesche be
zittingen te blijven volgen, doen wij niet mede om
oude koeien uit de sloot te halen.
Er dient aan dat napleiten een einde te komen.
Sedert de Suikerregeling en de Agrarische wet
door de vertegenwoordiging zijn bekrachtigd, is
al dat gelamenteer onhoudbaar en mist raison
d'etre. De aandacht van het publiek zij nadruk
kelijker gevestigd op het tegenwoordig beleid der
regeering ten aanzien van Java: op de maatrege
len die zij zal nemen om bovenbedoelde hervor
mingen spoedig en in den geest der vertegen
woordiging, dat is op liberale wijze, uit te voeren,
oy haren ernst ten aanzien der bevordering van
den bloei, de welvaart en het geluk van Indië,
waaraan nog zooveel ontbreekt.
Kortom, men zie uit dat 't bij de regeering niet
blijve bij goede gezindheid en goede voornemens.
Dan zullen de gunstige gevolgen voor de schat
kist evenmin uitblijven als uitbreiding en toe-
uemeude bloei van al de takken van ons volks
bestaan, met dit verschil dat de baten, die dan
voor Nederland kunnen vloeien, rechtvaardig, met
iuspanning van eigen krachten, door eigen onder
nemingsgeest verkregen zullen zijn.
Dien weg moeten wij op, maar daartoe wordt
I drijven op eigen wieken vereischt. Om zoo ver
I lekomen moeten we voor zooveel onze gewone uit-
gaven betreft, onze financiën grootendeels losma
ken van de koloniale baten. Ons belastingstelsel
is echter niet proefhoudend gebleken om dien
schok te kunnen doorstaan. In vele opzichten
klemmend, onbillijk en verandering behoevend
is het vrij ongeschikt om op afdoende wijze zoo
opgelapt te worden dat wij voortdurend in de
millioenen zouden kunnen voorzien, die ons uit de
minder ruimere bijdragen van Indië, tot bestrijding
ouzer gewone behoeften ontvallen.
De gewone behoeften stijgen, de voortzetting der
afschaffing van klemmende en onrechtvaardige be
lastingen wordt dringend gevorderd, en dus moeteD
wij naar middelen omzien, ten einde daartoe met
inspanning vanjeigen krachten te kunnen geraken.
Gebleken is het, dat de gestadige klimming in
opbrengst van sommige belastingen niet van dien
aard is om tegen het stijgen der uitgaven op te
wegen.
Er blijft dus geen andere toevlucht over dan
de belastingen te verhoogen.
De Staat moet zijn plicht volbrengen, en zal
')ij dit in den tegenwoordigen tijd doen dan be-
i 'ioort hij aanzienlijke inkomsten te bezitten.
Nu wij dus andere hulpmiddelen ontberen,
I moeten die verkregen worden uit de opbrengst der
I belastingen.
Het geld moet er wezen, het komt nu slechts
ean op de wijs waarop wij ons dat geld aan-
I schaffen.
Indien er iets is, waarover de oatie in de
Earners vertegenwoordigd, zich sterk preoccu
peert, dan is het wel over de wijze waarop door
middel der belastingen in dat geld zal worden
voorzien.
De polemiek die reeds in de jongsle dagen ge
loerd is en die nog verwacht kan worden, loopt
dan ook meer over de plannen der Regeering
omtrent de wijze waarop ieder burger van den
Staat ter voorziening in de hoogere uitgaven be
hoort mede te werken, dan wel over de niet te
onlloopen noodzakelijkheid dat de belastingen
verhooging dienen te ondergaan.
Onbetwistbaar is het dat deze quaestie den
stand van zaken zeer compliceert. Waren wij in
het bezit van een belastingstelsel, waarvan men
zeggen kon, dat het goed en doelmatig werkte,
dan zou eene belastingverhooging, waar 'de be
hoefte daartoe gebleken was, lang zoo moeielijk
niet vallen.
Het tegendeel is in ons land het geval. Ons
belastingstelsel, opgelapt als het reeds is, blijft
nog steeds drukkend, onbillijk en onhoudbaar.
Van den rechten weg zijn wij nog ver verwij
derd hervorming en verbetering blijft wenschelijk
en noodzakelijk om ons belastingstelsel op de
hoogte van den tegenwoordigen tijd te doen staan.
Terecht mag de Minister van Financiën in zijne
Memorie van Toelichting op de financieele voor
stellen zeggen
„Alzoo vermeerdering van middelen en ophef
fing van bestaande belastingen is het moeielijk
op te lossen vraagstuk, waarvoor de Regeering
thans geplaatst is."
Langs welken weg daartoe te geraken?
Wij verheugen ons dat de Regeering die vraag
onbeschroomd op de meest rationeele, al is zij
niet de populairste wijze, beantwoord heeft; dat
zij den tijd gekomen acht om van een lang ver
meden, edoch zeer aanbevelenswaardigen weg, die
open stond om verbetering te zoekeD, gebruik te
maken, door namelijk nu de manier waarop in
de uitgaven voorzien wordt aan te vatten en een
begin te maken met het verkeerde in het stelsel
onzer tegenwoordige belastingen door meer doel
treffende maatregelen te vervangen.
Heeft de Regeering niet geaarzeld den gordi-
aanschen knoop door te hakken, tot dit besluit is
zij niet gekomen dan na gemoedelijke overwe
ging en rijp onderzoek. De Memorie van Toelich
ting op het wetsontwerp tot helling eener alge-
meene belasting op de inkomsten, beter klassen-
belasting, ter vervanging van het recht van pateüt
en van den accijns op het geslacht, draagt daar
van ruime sporen.
Eene warme overtuiging straalt daarin door
en tevens geeft zij blijk te over van den erustigen
wil der Regeering om voor de toekomst te zorgen.
Lelden, 7 October.
Tot president van de Maatschappij der Nederl.
Letterkunde is gekozen Mr. L. A. J. W. Baron
Stoet van de Beele, en tot bestuurslid in plaats
van het afgetreden lid, Prof. J. de Wal, Dr. W.
N. du Rieu.
Hedenmorgen viel een kind in den Ouden Rijn.
Reeds in levensgevaar verkeerende, aarzelde onze
stadgenoot, de heer Verbeek, niet, zich te water
te begeven. Hij had de voldoening het kind be
houden aan wal te brengen.
In de maand Sept. zijn binnen de gemeente
Leiden geboren; 133 kinderen, als 60 zoons en
73 dochters. Overleden 90 personen, als 10 mannen,
10 vrouwen, 34 zoons en 32 dochters, daarenboven
als levenloos aangegeven 4. Gehuwd 22 paren.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
werkhuis alhier opgenomen van 105 tot 123 vol
wassen personen en van 32 tot 45 kinderen.
Wij vernemen, dat Mr. J. Loudon, op verzoek
nog eenigen tijd in functie gebleven is, dat hij
voornemens is, in de eerste dagen van November
de residentie te verlaten en dan eenige weken
bij zijn broeder op diens buitenverblijf te Antibes
zal doorbrengen, om met een volgende mail de
reis naar Java te vervolgen. Vaderland)
Voor de provinciale commissie te 's-Gravenhage
hebben gisteren met goed gevolg als hulponder
wijzers examen afgelegd de heeren: M. van den
Berg, te IJsselmonde; H. Th. Gudde en J. L.
Wever, te Schiedam; J. F. A. Jeener, J. M. Kage-
naar en W. van Waaijenborg, te Rotterdam;
Ph. Rank, te Ridderkerk; C. J. la Rivière, te
Woubrugge en J. de Ven, te Vlaardingen. Er
werden 13 adspiraDten afgewezen.
Naar men verneemt, zegt het Vaderland, zijn
door de Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij bij
de Hooge Regeering stappen gedaan, ten einde
meerder kapitaal te verkrijgen voor de voltooiing
der kanaalwerken. Het gerucht, dat inet het
Gemeentebestuur te Amsterdam onderhandelingen
in dien geest zijn geopend, mag als voorbarig
beschouwd worden.
Tegen de aanneming van het artikel In het
wets-ontwerp tot beteugeling van Epidemische
ziekten, dat verplichte vaccinatie op de scholen
voorschrijft, is door de Synodale Commissie der
Christelijk Gereformeerde Kerk aan de Tweede
Kamer een adres gericht, waarin zoowel op al-
gemeene grouden de kracht der revaccinatie in
twijfel getrokken wordt, als voornamelijk vrij
heid gevraagd voor hen, die wegens gewetens
bezwaar hunne kinderen ongevaccineerd wensch-
ten te bewareD. Wij ontleenen aan dit adres de
volgende zinsnede:
„En al stemmen wij toe, dat het geweten van
van ieder burger geen maatstaf van wetgeving
zijn kan en ook op het algemeen belang dient
gelet te worden, wij gelooven ook dat het gewe
tensbezwaar van een zoo aanzienlijk en, blijkens
de geschiedenis, krachtig en werkzaam deel der
burgerij niet gering geacht mag worden, en het
niet letten op de billijke klachten en gewetens
bezwaren van een zoo belangrijke minderheid op
den duur tot nadeel van het gemeenschappelijk
vaderland strekken moet."
En verder
„Doch indien de meening van hen, die in de
vaccine een zekeren waarborg ineenen te hebben,
doorgaat, zal het samenzijn van gevaccineerde
met ongevaccineerde kinderen niet in het nadeel
van het algemeen kunnen zijn. Is toch de ge
vaccineerde gewaarborgd tegen de besmetting,
dan zal de niet gevaccineerde hem niet kunnen
aansteken; en is hij het niet, waartoe dan een
maatregel die ingrijpt in de vrijheid der burgers
en voor velen gewetensdwang is?"
Door het overnemen van het volgend ingezon
den stuk, voldoen wij aan het verzoek van den
onderteekenaar:
Nederlanders
In het Ulrechlsch Dagblad van 27 April schreef
ik een artikel, waarin ik aantoonde dat het ge
dwongen kerkgaan van militairen tot willekeurige
handelingen kan aanleiding gevenik bewees
dit door voorbeelden, waaronder éen, dat men
een militair gedwongen had eene godsdienst
oefening bij te wonen in eene kerk, die niet tot
zijne gezindte behoorde. Ik nam de kieschheid
in acht om de namen der betrokken personen
en plaatsen te verzwijgen. Ik wilde door mijn
schrijven alleen meewerken tot afschaffing van
eene militaire verordening, die volgens mijne
meening, de vrijheid van godsdienst in den weg
staat. De redactie vaü het Haagsche Dagblad leverde
repliek op mijn schrijven in haar nummer van
2 Mei, welke repliek ik beantwoordde door een
ingezonden stuk, opgenomen in 't Utrechtsch Dagbl.
van 6 Mei.
Ik ondervond de sympathie van het publiek
en in 't bijzonder nog van zeer geleerde en
hooggeplaatste rechtschapen burger-personen maar,
werd door de militaire overheid als volgt behan
deld
1. Ik werd gestraft met 8 dagen arrest;
2. idem met 14 dagen arrest, welke straf later
door den rechter onbillijk werd verklaard; ik had
ze echter ondergaan en de persoon, die inij ge
straft had, bleef ongedeerd3. ik werd uitge
scholden door mijn chef, den majoor Gisser de
rechter bepaalde zich er bij die handeling af te
keuren; 4. om mijn leed, bedoeld bij punt2en 3,
gebeterd te zien, moest ik drie maanden in
preventief arrest doorbrengen; 5. men heeft mij
gecontrarieerd in 't nakomen van door den dok
ter voorgeschreven maatregelen in 't belang
mijner gezondheid; 6. men heeft mij bejegend
op eene wijze, die hier moeilijk te beschrijven is
(doch later aan 't publiek zal medegedeeld wor
den), maar die ons herinnert aan de dagen der
inquisitie; 7. men heeft mij van mijne vrouw en
kinderen gescheiden, toen de eerste hulpeloos in
't kraambed lag; 8. men dreef mij de onge
fortuneerde op onkosten door eene overplaat
sing van Leeuwarden naar Deventer; 9. de mi
nister van Oorlog, Engelvaart, bracht mij voor een
Raad van Eer (altijd nog voor dat dagblad-arti
kel) te Arnhem; 10. op eigen kosten bleef ik daar
drie weken; 11. voor dien Raad van Eer heeft
de majoor Gisser mij gelasterd, mij namelijk
van deloyale handelingen beschuldigd, die bij
onderzoek bleken onwaar te zijn; 12.een officier
van het Nederlandsche leger, de luitenant-adju
dant Keijzer, heeft (volgens zijne eigene verkla
ring) op eene ongeoorloofde wijze een stuk weten
in handen te krijgeD, dat hem niet toebehoorde
en niet voor hem bestemd was, en van dat
stuk gebruik gemaakt om mij in een slecht
daglicht te plaatsen; 13. de Raad van eer
heeft van dat stuk gebruik gemaakt bij het
onderzoek in mijne zaak; 14. de Raad van
eer heeft zich niet bepaald bij 't onder
zoek naar handelingen die betrekking hadden
op de eer van den officier, maar zich gemengd
in mijne particuliere zaken, die niets met de eer
van den officier te maken hadden. Hij heeft ge
wroet in de ingewanden mijner ziel, en 15. nadat
ik 14 eervolle dienstjaren als officier telde, nadat
ik 19 jaren diensten aan den lande bewezen heb
(waarvan 6 in Oost-Indië); nadat ik de achting
en genegenheid mijner inferieuren had gewonnen,
ontslaat men mij alleen om genoemd courantenge
schrijf) uit den militairen dienst, niet eervol, tonder
pensioen. Men heeft mij weggejaagd als een
schurk. Ik sta nu met mijne dierbare vrouw en
lieve kinderen broodeloos. Ik heb geen cent for
tuin; ik weet niet hoe ik den dag van morgen
halen zal.
Het grootste gedeelte van het korps officieren
verstoot mij niet; neen, het neemt hartelijk deel
in mijn lot; het officierskorps weet dat ik geene
eerloozo handelingen gedaan heb. Mijn afgelegd
militair verleden kan dan ook een grondig on
derzoek doorstaan. De billijkheid heeft men op
geofferd om eenige sujetten te sauveeren. Ik zal
hunne handelingen eerlang publiceeren.
Ik zeide dat de meeste officieren deelnemen in
mijn lot, maar hoe streelend ook, helpen mij die
betuigingen van deelneming niet als mijne vrouw
en kinderen moeten honger lijden.
Nederlanders
Gij hebt met belangstelling in de dagbladen de
behandeling mijner zaak gevolgd, toon ook thans
uwe belangstelling, bid ik u, in mijn deernis
waardig lot. Meen niet dat ik u eene aalmoes
vraag; dit zij verre van mij, Ik heb, Goddank,
een gezond hoofd, een ijzeren wil en veel lust
tot werken, al moet het ook zijn aan gene zijde
van den Oceaan. Ik vraag u, zeg ik, geen aal
moes, maar eene betrekking, die mij in staat
stelt om in het onderhoud van mijne vrouw
en kinderen te voorzien. Ik wil werken, ik
kan werken, ik kan veel werken. Ik doe een
beroep op uwe welwillendheid. Bezorg mij spoedig
door uwe directe of indirecte tusschenkomst eene
fatsoenlijke betrekking. Ik herhaal het: ik sta
broodeloos, heb geen fortuin, ben geen eerlooze
en geen luiaard, maar ik heb gezond verstand,
moed en een vasten wil. Men heeft mij ontsla
gen uit 's lands dienst om bovengenoemd couran-
ten-geschrijf.
Heeren redacteuren der onderscheidene cou
ranten, neemt s. v. p. dit stuk in uw blad wel
willend op.
Leeuwarden, 5 October 1871.
J. A. Janssen,
voormalig kapitein der infanterie.
Op de buitenplaats Berg en Daal, nabij Amers
foort, overleed hedennacht de Minjster van Staat
C. baron Nepveu, gepensioneerd luitenant-gene
raal, voormalig chef van den generalen staf en
oud-Minister van Oorlog. De overledene bereikte
den ouderdom van 80 jaren.
De uitslag der akten-examens voor het middel
baar onderwijs is gisteren geweest: Gevraagd,
voor wiskunde K. I. 1 akte, toegestaan aan J.
Kuijpers, van Rotterdam; voor gymnastiek 8ac-
ten, waarvan 2 geweigerd, 5 toegestaan aan J.
Sanders geb. te Zoutelande; P. J. J. Dormaar,
geb. te Middelburg; A. B. Meilink, geb. te Ter-
borg; E. Eggelte, geb. te Amsterdam en W. J.
C. De Blecourt, geb. te Eist. Een candidaat was
niet opgekomen.
De geruchtmakende zaak van do toelating van
eenige meisjes tot de lessen der Hoogere Burger
school te Goes is hare laatste phase ingetreden.
In de zitting van den raad op gisterenavond
deed de voorzitter mededeeling van de konink
lijke beslissing en zeide geen gebruik te zullen
maken noch van de omstandigheid dat de raad
slechts een oordeel uitgebracht, doch geen besluit
had genomen, noch van de pmst andigheid dat