Donderdag 5 October. N°. 3575. A0. 1871. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". OP WILHELMSHÖHE LEIDSCB DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers°-05- Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIKN Voor iederen regel0.15. Gröotere lettert naar de plaatsruimte die zij beslaan. De clericale politiek in Europa. li. leis gunstiger dan iu Spanje ziet het er voor de clericale partij uit in Oostenrijk en dat wel door de taaiste gebeurtenissen. Na de in bezit jtBiingvan RouiedoorVictor Emanuel werd vooral rau Oostenrijk met een zekere spanning te ge moet gezien, welke houding bet zou aannemen. Keizer Frans-Jozef, of zoo men wil von Beust, had zich iu Jeu laatsten tijd genoodzaakt gezien, in zijue betrekkingen tot de geestelijkheid eeuigs- zms aan de liberale eisclien des tijds toe te geven. Het duidelijke bewijs hiervan vindt men in het feit, dat bij de invoering der confessionele wetten eeu bijzonder gezant (de speculant Langrand-Du- mooceauwerd gezonden om zijne heiligheid te iet-zekeren, dat dit dan ook de uiterste concessie iou zijn, die aan den nieuweren tijdgeest werd gedaan, terwijl desniettegenstaande het eoucor- il, waarop de confessioneele wetten slechts ge deeltelijk inbreuk maakten, naderhand geheel en foruieei is opgeheven. Of de keizer met deze coDcessies aan den tijdgeest zou voortgaan na de outeuiing der wereldlijke macht was dus eeue gewichtige vraag. Vou Beust, getrouw aan zijne vredelievende politiek trachtte, zoo lang mogelijk, lusschen twee partijen door te zeilen. Vau daar ourust, door de liberale pers aan den dag gelegd over nota's die tusscheu Oostenrijk en Italië gewisseld werden, en die de clericale or ganen trachtten uit te leggen als bemoeiingen ten gunste van den paus. Het bleek echter dat deze nota's alleen handelden over onteigening van eenige onder Oostenrijksche bescherming staande kloosters, en de overlegging aan den rijks van het roode boek heeft geconstateerd, dat Oostenrijk met het tegenwoordige koninkrijk Italië up deu besten voet verkeert. De zaken stonden dus vrij slecht, toen door de optreding van het kabinet Hohenwart en de po litiek die hij gevolgd heeft, een straal van hoop door den clericalen horizont doordrong. Immers hoewel deze minister op de buitenlandsche staat kunde wordt geacht geen invloed uit te oefenen is het voor de ultramontanen van groot gewicht out eerst vasten voet in de binnenlandsche aan gelegenheden te krijgen; heeft men den inwen- digen toestand van een land in zijne macht, dan wordt uien van zelf meester van zijne buiteniand- sche politiek. De plaats nu om dien vasten voet neer te zetten maken de clericalen voor zich ge reed, door Hohenwart bij de doorvoering van zijn decentralisatie-systeem te helpen. Behaalt het pro gramma van dezen minister de zegepraal, dan is hij wel verplicht, verder zijne helpers te vriend te houden, door hunne belangen te behartigen, flij zou b. v. ziju invloed kunnen aanwenden om eene vrije afkondiging van het onfeilbaarheids- gma te verkrijgen, en om Oostenrijk een meer vijandige staatkunde tegen Italië te doen aanne men. In deze handelwijze der clericalen kouit hun tie Richelieu-politiek helder uit. Terwijl zij "it den aard der zaak voorstanders zijn van cen tralisatie, van eene regeering, die alle draden van j het inwendige bestuur in hare hand vereenigt om dan eerbiedig aan den oppersten rechter, den paus, te vragen aan welke dier draden hij wenscht dat getrokken worde begunstigen zij nu de decentralisatie, de zellstandigheid der verschillende provinciën, in den volsten zin des woords. De re den hiervan ligt voor de hand: indien de land dagen meer macht krijgen, dan zijn zij vooreerst heer en meester in die provinciën, waar zij de meerderheid uitmaken, terwijl de landdagen met Duitsche meerderheid óf ontbonden, óf door den rijksraad nog genoeg geneutraliseerd worden. In Oostenrijk staan ^derhalve de zaken voorde clericalen iets beter dan in Frankrijk en Spanje; zij hebben hier ten minste een bepaald wapen en een vast uitgangspunt voor hunne operaties. Dit is voor een groot gedeelte de schuld der Duitsche liberalen zelf. Indien zij niet met zulk eene geforceerde stijfhoofdigheid eeue nauwelijks vierjarige constitutie als een onaantastbaar hei ligdom verdedigden, dan zou de geestelijkheid niet in de gelegenheid zijn geweest, zich bij de regee ring zoo nuttig te maken en daardoor haren in vloed en gewicht zoo te doen toenemen. Bij het beschouwen der clericale politiek in Dultschland wendt zich onze blik van zelf naar Beieren. Sedert de nederlaag toch, die zij in den Rijksdag hebben geleden bij hun voorstel tot tusschenkoinst ten gunste der wereldlijke macht des pausen, en niet het minst bij dat tot opname in de rijksconstitutie van de quasi-liberale grondrechten, die alleen moesten dienen om de op het staatsgezag inbreuk makende stelling van de katholieke kerk te bevestigen sedert dien tijd hebben de clericalen in het Duitsche rijk, als geheel beschouwd, niet veel meer van zich doen hooren. Maar des te meer treden zij op den voor grond in een gedeelte van dat rijk, in Beieren. Wij hebben gezien, dat zij overal, om eenigen invloed te kunnen uitoefenen, zich dienen aan te sluiten bij eene of andere bepaald politieke partij. Men zou hen kunnen vergelijken met een paard, dat geen slag heeft om alleen voor een rijtuig te loopen, maar indien het tegen een ander wordt overgezet, zijn armen lotgenoot zelfs nog zoo hard mogelijk voorttrekt. Indien men hunne partij als het „bij-de-handsche paard" beschouwt, dan wordt in Frankrijk het „van-de-handscbe" voor gesteld door de legitimisten, in Spanje door de Isabellisten, in Oostenrijk door de decentralisten. In Beieren nu vindt zij haren tegenlooper in de Patriotten. Bij de meest oppervlakkige beschou wing valt hiervan de reden dadelijk in het oog. Onder de gevolgen van den Fransch-Duitschen oorlog, die door de clericalen betreurd worden, neemt niet de minste plaats in het feit, dat een protestant, een ketter den alouden Duitschen keizers scepter in de hand heeft genomen. Kei zei- Wilhelm mag zooveel van de geuade Gods spreken als hem belieft, hij zal er in de oogen der katho lieken niet minder eeu ongeloovige om blijven; eeue genade die niet eerst door de handen van den paus is gegaan, is geeue geuade Oods. En Bismarckhoe is het mogelijk dat de wre kende hand der Voorzienigheid hem nog niet getroffen heeft! Door zich met den roover Victor Emanuel te verhinden vernietigt hij eerst de kracht van een land, waarvan het groote deel der bevolking tot de geloovige aanhangers van den paus behoort. Daarna maakt hij door zijne helsche staatkundeeen einde aan de regeering van den man die Pius IX door zijne soldaten op zijn wankelenden troon deed ondersteunen. En nu de buitenlandsche politiek hem wat rust laat werpt hij zich op tot den bestrijder der katholieke kerk. De Osservalore Romano geeft in een harer laatste nummers de volgende zinsnede over hem ten beste: Men houde zich wel overtuigd, dat van al die kinderachtige kunstmiddelen van hem, die de eer schijnt na te jagen, een andere Bonaparte voor de kerk te zijn, van al die komplotten, van al die ongerechtigheden en dwalingen, binnen zeer korten tijd niets meer zal overblijven." In hoeverre dit zalige vertrouwen der Osiervatore Romano gegrond is laten wij in het midden keeren wij tot Beieren terug. De positie, die in den landdag aldaar de clericalen tegenover het mini sterie Hegnenberg hebben ingenomen, is helaas niet van kracht ontbloot. In de rechterzijde zijn zij natuurlijk talrijk in de linker niet vertegen woordigd. Van het centrum hangt hier derhalve alles af. Daarin zijn twee fracties vereenigd, n.l. zij die eenvoudig tot leus hebben„Geen aan sluitingen aan den Noord-Duitschen bond", (die men de zuivere patriotten zou kunnen noemen) en zij die zich hierbij aansluiten uit vrees voor de belangen der kerk n.l. onze clericalen. De eerste fractie is in het centrum 11 man sterk; de geheele patriottische partij heeft boven de linkerzijde slechts eene meerderheid van 7 stem men. Het springt dus in het oog, dat er voor de rechterzijde alles van afhangt om te we ten of zij op de medewerking van het geheele centrum kan rekenen. De verhouding toch van Beieren tot Duitschlaud zal waarschijnlijk in deze zitting op den achter grond raken voor de verhouding van den staat tot de kerk. Het maakt dus een groot verschil of de rechterzijde en het centrum geheel denzelf den gedragslijn volgen, dan of de eerste beden op een pnnt door de laatste bijgestaan, morgen weder tegengewerkt wordt. De clericalen nu in het centrum zijn volkomen geneigd, zich geheel hij de rechterzijde aan te sluiten en doen al hun best om de zuivere patriotten hiertoe over te ha len. Het is nu maar de vraag of hun dit zal ge lukken en het lijdt geen twijfel of zij zullen daartoe met hunne aanbiedingen van tegenwer king tegen Pruisen niet zuinig te werk gaan. Het ministerie Hegnenberg staat dus op een gevaarlijk terrein; de stemming voor een president (die in Beieren door de kamer zelf gekozen wordt) heelt bewezen, dat de twee partijen vereenigd hem te sterk zijn. In de verhouding tegenover de kerk heeft de regeering door den brief van den minister vau eeredienst aan den aartsbis schop van MuuchenFreijsing (waarop dezer dagen een antwoord van dien prelaat is in gekomen) reeds, al zij het dan ook met wei nig nadruk, eene stelling ingenomen. De beste politiek, door het ministerie te volgen, zou dus wellicht ziju, aan de patriotten toe te geven zooveel als maar eenigszins zonder vredebreuk met Pruisen mogelijk is, teü einde de aansluiting van de leden dier partij bij de clericalen in het centrum te voorkomen. Er blijven ons nu nog twee katholieke landeu voor onze beschouwing over, namelijk België en Ierland. Met België kunnen wij kort zijn; wij hebben te constateeren, dat op het oogenblik daal de clericale partij én in de regeering én in dé vertegenwoordiging zegeviert. Maar wij kunnen ons daarbij tevens geluk wensch'eu, dat het onzijdige en kleine België voor de Internationale politiek niet het minste gewiéht kan in de schaal leggen. De regeering heeft dén ook getoond, dit zelf te begrijpen, door hét ver- eenigde koninkrijk Italië als een fait accompli te erkennen. Dat derhalve het clericale element op het oogenblik in België de wetten stelt; dat de laatste kies-hervorming aan dat element nieuwe krachten heeft gegeven door het verlagen van den census, het buiten aanmerking laten van alle capaciteits-vereischten, de wijze waarop de Ver kiezingen plaats hebben enz. dat zijn zaken, die voor België zeer te betreuren zijn, maar ons voor de rast van Europa weinig vrees kunnen inboezemen. In Ierland intusschen doet zich nog een a'ardig voorbeeld van de Richelieu-politiek' (otn bij die vergelijking te blijven) der clericalen op. Hier zijn zij in den moeilijker toestand gekomen 'pm het belang hunner kerk te moeten verwaarlooïën, of de zijde te kiezen van liberalen, ja zelfs van oproermakers, moordenaars, brandstichters enz. Hunne zaak is dezelfde geworden als die der beruchte Fenians. Immers het geldt hier de on afhankelijkheid van Ierland, het katholieke Ier land, dat nog steeds door het protestantsche Eu geland wordt geregeerd. Dat de emancipatie der katholieke kerk verkregen werd is hun lang Met voldoende; de kerk toch móet niet alleen Vrij zijn, maar kunnen inwerken op den Staat, Wil len zij er in de politiek eenig nut van hébben. Zoolang nu het Engelsche parleineht ook de vér- tegen woordiging van lerlaWd blijft is hier niet de minste kans op. Derhalve moet het land eeii afzonderlijk parlement en een paar afzonderlijke ministers hebben. Dat dit nu ook het streven is der talrijke bende der Fenians, waarbij dan in het midden gelaten wordt of Victoria konitigin mag blijven of een geheel afzonderlijke republiek zal worden ingesteld, is bekend. Bij de laatste verkiezing van den leider der lersche partij, advokaat Butt, tot lid van het parlement is het weer duidelijk gebleken, dat de twee partijen gemeene zaak maken. Het aardigste hiervan is dat Butt, die zooals men weet lang zamerhand tot de liberalen is overgegaan, eene geschiedenis van Italië heeft geschreven, waarin alles behalve Victor Emanuel als een roover en iu hel jaar <807. (Historisch verhaal.) (Vervolg.) »ls het waar?" vroeg hij. Dt luitenant knikte lachend. »Ik heb de jufvrouw, zeide hij, tot over de ooren in het fluweel en zijde, in de bloemen én a'lerlei fraaiigheden gevonden. Zij hebben volop w®rk met de maskerade-costumes voor de dames va° het hof. Uwe Lize was druk bezig aan een Gfieksch costuum voor mademoiselle de Bou- cheporn." //Zoo, zeide Willem glimlachend, en alleen ten believe van mademoiselle de Boucheporn zijt gij teker bij mijne moeder geweest, om in 't paleis te kunnen gaan vertellen, hoe ver het werk reeds gevorderd is." vDat is misgeraden vriend. Ik heb uwe moeder bezocht, om de goede vrouw eens weer te zien hij wie ik vijf jaren gewoond heb en die mij gedurende al dien tijd als een zoon behandelde. Daaraan hebt gij het dus alleen te danken dat ik uwe Lize gezien heb en u hare groeten breng. Zij ziet er een beetje bleek uit. Ik hoop dat gij haar geen verdriet doet," voegde de luitenant er op schertsenden toon bij. „Neen, ik niet!" zei Willem met een diepen zucht. „Gij niet, dus iemand anders welIs het misschien de zorg over haar vader die haar kwelt? De oude lieer Seitz is in den laatsten tijd zeer veranderd. Ik geloof dat er bijna niemand in het geheele land is, wien het gebeurde zoo ter harte gaal als de oude inau. Hij schijnt niet te kunnen leven, zonder zijn ouden meester, den Keurvorst, hij dwaalt overal rond en is zoo stil eu in zich zeiven gekeerd, sedert die Franschen hierop Wil helmshöhe den baas spelen." Willem krabde zich achter de ooren en zeide: „Wat hem eigenlijk scheelt weet ik niet. Zooveel is echter zeker, dat Lize veel heeft uit te staan. Hij heeft haar onlangs ook ernstig gezegd dat zij allen omgang met mij moest staken, eu ik tnag niet meer over zijn drempel komen." „Zoo! vroeg de luitenant verwonderd. Maar dat heeft de goede man zeker maar in drift gezegd." In drift, ja; maar hij meende hei zeer ernstig. Is het dan ook zoo te ver wouderen? Toen mijne moeder haar pensioen nog trok en ik het voor uitzicht had om hofgraveur te worden, toen had de heer Seitz er niets tegen om mij als zijn aan staanden schoonzoon te beschouwen. Maar mijne moeder is naaister en ik rijknecht moeten wor den een arme rijknecht! Gij zult toch moeten bekennen, luitenant, dat dit de zaak niet weinig veranderd, voegde Willem er met een bitteren glimlach bij. De luitenant zweeg. Eindelijk zeide hij „Vindt gij goed dat ik eeos met den ouden heer spreek Ik dank u, antwoordde Willem. Vooreerst is't onnoodig, en zou het toch niet6 baten; Lize en ik blijven elkander toch getrouw, daarvan zijn we beiden zeker. En baten kan het ons toch niet zoolang de zaken geen anderen keer nemen en die vervloekte Franscheü „Zwijg toch. fluisterde de luitenant hem toe. De stalknecht, die de lantaarns opstak was in hunne nabijheid om den lantaarn op te steken. Toen Willem naar het licht zag, bespeurde de luitenant eene smartelijke uitdrukking op het gelaat van den jongen man. Dat ernstige, peizende gelaat paste zeer slecht bij het grijs linnen stal- buis en de hooivork. „Gij hebt gelijk, zei de luitenant, toen de stal knecht weg was. Ik hoop ook op andere tijden, maar dat zal zoo spoedig nog wel niet ziju als velen meenen; en ik vrees dat gij en uwe Lize in dien tijd oud kunt worden. Maar verlies den moed maar niet; ge weet dat koning Jeröme mij met zijn gunst vereert Ja, dat is waar viel Willem hem in de rede, anders zou hij u den schoonen, zwarten hengst daar niet geschonken hebben. Eensklaps liet zich achter in den stal een hevige woordenwisseling hooren, en vormde zich daar een dichte groep. De luitenant ging eens zien wat de Oorzaak dier opschudding was. Toen hij naderbij kwam, zag hij in 't midden der groep een grooten, statigen man in unilorin, die boven alle anderen uitstak en met groote heftigheid het woord voerde tegen een kleinen heer. Hij scheen zeer verstoord te zijo en schreeuwde veel harder dan noodig was om zich door den anderen te doen verstaan. „Maar versta dan toch reden, mijnheer'de kolo nel, zeide deze, ik verzeker u nogmaals dat wij geen plaats hebben voor uwe beide paarden." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1