-klimmen, wij inogen ons daar niet alleen
i len. De behoeften stijgen ook. Zelfs dan,
de uiterste spaarzaamheid in acht ge-
f,vordt, stijgen de uitgaven. Er zijn behoef
bevrediging niet kan of mag uitgesteld
Ijjeo geest is de begrooting voor 1872 op-
ltt en dan levert zij een tekort op van
MO. Mochten nu nog voor den aanleg van
ircioie werken of voor eene meer krachtige
J'[1DJ onzer verdedigingstaak leeningen 1100-
lnorden, dan zal de begrooting nog weder
lard worden met een verhoogd bedrag aan
I, eD aflossing.
Tmiinere bijdragen van Indië, tot bestrijding
'ae gewone behoeften, boven hetgeen daar
op de laatste begrooting werd uitgetrokken,
[niet te rekenen. En zoo aan de Slaatsbe-
Vpj nog eenig aandeel uit de overschotten
(afgesloten Indische diensten mocht worden
Lezen, het schijnt meer eigenaardig dat
1 jie bestemt voor geheel buitengewone uit-
j zoor den aanleg van spoorwegen, voor
L.ytie van schuld en dergelijke; zelfs daar-
I jou reeds de gewone dienst gebaat wor-
1d beitle gevallen toch wordt rentebespa
herkregen. Het schijnt billijk dat wij ons
VeJe vergenoegen.
Inu aan de eene zijde behoefte gevoeld
I.jbreiding van middelen, niet miuder le-
«evoelt men de behoefte dat worde voort-
'inet de ophelliing van bestaande klem-
eu onrechtvaardige belastingen; kleui-
omdat zij de nijverheid belemmeren,
lllvaardig omdat zij eenzijdig drukken. Under
moet in de eerste plaats genoemd worden
■elastiug op de patenten. Eene belasting, se-
veroordeeld, vooral ook omdat zij in-
Lelijkheid uiet anders is dan eene zeer een
belasting op enkele inkomsten uit de nij-
id verkregen, en dan nog in dit opzicht
I ongelijkmatig drukt en hoogst ongeregeld
il.
Lraan volgt in onbillijkheid en belemmering
Jelasuug op het geslacht. Die belasting drukt
Ialtijd op dé behoorlijke volksvoeding, en zoo
1 deze belasting blijft bestaan, zal men do
vrucht missen van de afschaffing der belas-
Lp het schapen- en varkensvleesch. De onge-
toDCurreutie van het belaste rundvleesch
idit duurder dan het zou behoeven te zijn,
1 ook bet rundvleesch onbelast was. Boven
i werkt deze belasitng als eene premie van
Li en kost zij door de wijze van heffing aan
liaameulijke belastbaren veel meer dan zij
fits staat zou behooren op te brengen,
lam vermeerdering van middelen en opheffing
1 tëltande belastingen is het moeilijk op te
s naagstuk, waarvoor de Minister thans ge-
I u.
Ksgs welken weg daartoe te geraken
Ie Minister heeft geen oogenblik geaarzeld
(ie kiezen die naar zijne meening recht voor
Ligt, en daarom ook de kortste is; de invoe-
«euer belasting, die regelrecht op het doel
til, en de inkomsten der ingezetenen meer in
touding treft tot ieders inkomen, dan tot dus
Ir met eenige belasting het geval was.
1st in de eerste plaats hier hulp moet gezocht
men bij de directe belastingen, springt in het
Het evenwicht toch tusschen de opbrengst
Idirtcte en indirecte belastingen is sedert lang
n-roken; liet verschil is gestadig grooter ge-
II. En al is nu het juiste evenwicht waarin
elkander behooren te staan, moeilijk aan
wijzen en geenszins een onvermijdelijk ver
|hte van een goed belastingstelsel, zoo is het
i niettemin vrij zeker dat uit dit verschil blijkt
zeer de bijdragen van het belastbaar verino-
D der iugezeteuen uit haar verband zijn geraakt,
pi het zal moeilijk geloochend kunnen worden,
de directe belastingeu in meerdere mate uit
linkuinsten der meer gegoeden voortvloeien,
1 ile indirecte.
Én nu is de opbrengst der indirecte belastingen
Weostaaude velerlei afschaffingen belangrijk
;ti. In 1850 was de opbrengst der indirecte
tóimgenƒ84',747,662.56"
Ovan diezelfdeonderdeelen 47,650,813.77
I ij dus een verschil van 13 millioen, of over
(-«muien eene vermeerdering van 38 pCt.,
directe belastingen in datzelfde tijdvak
If Is gestegen zijn van ƒ18,968,668.03 tot
II,411,182.05, dus niet nog geen 2'/, millioen of
leooeg 13 pCt., en zulks niettegenstaande ver
prderde welvaart en eene toegenomen bevolking
f dl) pCt. Neemt men de accijnsen afzonderlijk,
is de toename ongeveer 40 pCt. en voor de
|de eerste onderdeelen der directe belastingen
puien is de vermeerdering nog grooter.
pet zou dus eene schromelijke onbillijkheid
om weder lot uitbreiding van indirecte be-
fiugen over te gaan. Maar er valt overigens
san j te denken daaruit eenige belangrijke
P'age te verkrijgen, die niet zou opgewogen
l'den door de groote bezwaren. Meermalen is
leen geschikt voorwerp van belasting genoemd
I t»6uk, en oogenschijnlyk is er geen geschikter
Ibedenken. Het is geene behoefte; men kan het
Jkt genomen, ontberen. In vele opzichten is
gebruik eene weelde en voor anderen wel
leen geduchte overlast. Maar in de toepassin
e belasting hoogst belemmerend voor dien tak
I landbouw, handel en nijverheid, die hier te
P'i; van oudsher een belangrijken omvang
pk gehad. Het toezicht zou hoogst bezwarend
kin wilde men de verwerking van den tabak
niet geheel vernietigen, dan zou men een
laivback bij uitvoer moeten vaststellen, die allicht
|i product der belasting aanmerkelijk zou wij
zoo niet grootelijks doen verloren gaan
P andere artikelen, wel eens genoemd, als de
"ben thee, zou de belasting of verhooging van
invoerrecht mede belemmerend zijn voor den
l"M. Maar bovendien zijn deze artikelen wer-
r'-.'k volksbehoeften, En wat de koffie aangaat,
Ts'e het niet eeue ongerijmheid, dat de Staat
■"eigen artikel zou gaan belasten?
Man nieuwe accijnsen valt niet te denken en
Itliuogiug der bestaande zou slechts dan te ver-
L'gun ziju, wanneer daardoor eene verplaatsing
r1" worden verkregen, die verlichting of opheffiug
Iweeg bracht van de meest bezwarende. Afdoende
l'ketering van het belastingstelsel is hiervan
ftowel niet meer te verwachten. Hoogsteus eene
jutieele. Wellicht ware langs dien weg nog tot
afschaffing van den accijns op de zeep te ge-
eene belasting die de verbeteringen in dien
i" van nijverheid tegenhoudt. Maar eerst dient
II vast lundament gelegd te worden voor eene
'sUlijke hervorming van ons belastingstelsel, eu
'i is alleen te vinden in de directe belastingen
anneer nu de patentbelasting afgescbalt wordt,
blijven van deze alleen nog over de grond
belasting en het personeel. Van deze laatste is
bovendien weinig hulp te verkrijgen, daar reeds
V, van de opbrengst aan de gemeenten zijn afge
staan. Hierop terug te komen, schijnt uiet overeeü
te brengen met de rechtvaardigheid. Het zou geene
geringe verwarring in de geldmiddelen der ge
meente te weeg brengen.
Rest dus alleen de grondbelasting. Zal men daar
heil zoeken? Zal men nu op nieuw deu grond
eigendom aantasten? De gelegenheid is verlokkend
genoeg. Het ontbreekt niet aan aanleiding. Aller
minst aan aandrang. De opbrengsten van den
grond zijn immers in de laatstejaren aanmerkelijk
toegenomen. En dan, het is zoo gemakkelijk den
grondeigendom te treffen en zoo zeker. Men kan
aan de belasting, eenmaal opgelegd, niet ont
snappen.
Maar is het billijk, wanneer men eene belas
ting op de inkomsten der nijverheid afschaft en
er nog zoo vele inkomsten, uit andere bezittingen
voortvloeiende, geheel vrij zijn van allen last, nog
weder uitsluitend tot den grondeigendom de toe
vlucht te nemen?
Het denkbeeld is wel eeos geopperd, dat de
patentbelasting kan worden verbeterd en uitge
breid tot andere bronnen van opbrengst. Doch
gaat men daartoe over, dan vervalt men vaD zelf
in eene inkomstenbelasting, en dan zou de een
zijdigheid daarvan nog duidelijker in het oog
springen.
Er blijft dus niets anders over dan de invoering
eener geheel nieuwe directe belasting, waarbij
men niet verder langs allerlei omwegen de in
komsten tracht te bereikeD, door de bron te tref
fen waaruit die inkomsten voortvloeien, maar
waarbij de personen worden aangeslagen, die de
inkomsten genieten, en voor zoover zij die genie
ten. Eeue zuiver personeele, geeu reëele belasting.
De Minister ontveinst zich geenszins de bezwa
ren aan de invoering dezer belasting verbonden.
Maar men moet in zake van belastingen niet
vragen naar het volmaakte; dat is uiet te berei
ken; maar alleen: wat is rechtvaardiger, wat is
billijker en dan kan zeker eene inkomstenbe
lasting je vergelijking met elke andere doorstaan
Overigens moet men er naar streven den druk
zooveel moëe'ijk te verzachten. Dit kan in de eerste
plaats geschieden door de heffing van een matig
bedrag, en in de tweede plaats door in de wet
een waarborg te geven van eau vast bedrag. De
ondergeteekende zou hoogst ongaarne aan deze
belasting het karakter geven van een sluitpost
der begrooting, telkens, naar mate de behoeften
stijgen of dalen, te wijzigen. Daarom heeft hij in
plaats van een uiterst gering bedrag te vragen,
waarin eene uitnoodiging ligt tot verhooging,
voorgesteld eene vaste bijdrage in eens te bepa
len op 2 pCt., gelijkstaande met het bedrag dat
inen nu in sommige gevallen bij de wet op de
patenten, namelijk volgens tabel n°. 9, heft. Men
zal hierdoor de mogelijkheid van latere verhoo
ging wel niet uitsluiten, maar als de som in de
wet staat uitgedrukt, dan zal men daartoe toch
zoo gemakkelijk niet geraken als bij eene wet
op de middeleo. De medewerking te verkrijgen
van zoo velen tót verhooging eener belasting die
allen treft, zal zoo ligt niet vallen bij eene wet,
die onder het oog van belastbaren zoo vele tijd
perken moet doorloopen.
Bovendien het schijnt overbodig. Met eene
inkomstenbelasting van 2 pCt. kan men de be
lastingen op de patenten en het geslacht afschaf
fen eD gerust de toekomst afwachten. Deze beide
belastingen hebben in het laatst afgesloten dienst
jaar opgebracht nagenoeg ƒ5,300,000. Naar eene
matige berekening kan toch de opbrengst eener
inkomstenbelasting tot een bedrag van 2 pCt.
worden geschat op 8 millioen. Met wiskundige
zekerheid is dit evenwel niet te bepalen. Het
ontbreekt daartoe aan vaste gegevens. Men kan
alleen daartoe komen bij benadering. Ook wan
neer men in aanmerking neemt, dat onze Rijks-,
provinciale- en gemeentebelastingen te zamen 90
millioen bedragen, schijnt het niet overdreven,
indien gerekend wordt dat, buiten de vrijstellin
gen, van een inkomen van 400 millioen belasting
zal kunnen worden geheven. Volgens deze reke
ning bestaat er een overschot van 2,700,000,
waarmede de vermeerdering van uitgaven, die
vereischt wordt, kan worden gedekt, terwijl in
de elasticiteit, die vau zelf in eene inkomsten
belasting gelegen is, ook zonder verhooging de
kans bestaat, dat zij tot verdere afschaffing van
belemmerende belastingen den weg baant.
Wanneer men dus eene uitzettende kracht brengt
aan beide zijden van ons belastingstelsel, zoowel
in de directe als in de indirecte belastingen, dan
bestaat er alle grond om te verwachten dat men
langs een geleidelijken weg zal kunnen geraken
tot verdere opruiming van die bestanddeelen,
welke nog altijd schadelijken invloed hebben op
de welvaart der bevolking.
Men erkent algemeen dat tegeD het beginsel
eener inkomstenbelasting in hetafgetrokkene niet
veel in te brengen is, maar beweert dat het in
de toepassing faalt eu niet zoo volkomen recht
vaardig werkt als het zich voordoet.
Het is reeds hiervoren gezegd dat de Minister
erkent dat ook deze belasting niet volmaakt is
Die dit willen betoogen, hebben zich daartoe
geene moeite te geven. Het valt niet iedereen
even gemakkelijk om die belasting op te bren
geü. Doch men heeft ten minste nu te doen mei
eene belasting die voor alle individuen gelijk is
in verhouding tot hunne inkomsten, eu dat kan
men van de overige belastingen niet zeggen. De
meeste belastingen hebben het omgekeerde karak
ter. De onbillijkheid is hier tot een minimum
gebracht.
Dit is reeds een groote vooruitgang. Overigens
is getracht dit bezwaar te verminderen door in
de laagste klassen aftrekkingen toe te staan.
Verder te gaan eu te onderscheiden tusschen do
bron, waaruit de iukomsten voortvloeien, schijnt
niet geraden en zou tot oneindige verwikkelingen
en bezwaren aauleiding geven, waarom men er
ook dan in Engeland van afgezien heeft. Trou
wens ieder geniet toch voor het inkomen dat hij
trekt, bescherming eu rechtsveiligheid, en het zou
nog altijd de vraag zijn, welke personen meer
gebaat worden door groote uitgaven voor open
bare werken, degenen die eenig bedrijf uitoefeoeD,
dun wel hij die slechts kapitalist is.
Wijders is de ondergeteekende er op bedacht
geweest om remissiën te verleenen, waar inkom
sten met den persoon verloren gaan of belangrijk
verminderen.
Het groote bezwaar dat men tegen eene inkom
sten-belasting aanvoert, is de tegenzin der bevol
king om onderzoek toe te laten naar liet bezit.
Men raadplege hieromtrent de ondervinding in
ons eigen land, in de gemeenten waarin eene
inkomsten-belasting naar zuivere grondslagen ge
heven wordt.
Men merkt daar niets van dien algemeenen
tegenzin; wel bij enkelen; maar overigens wordt
er veel meer geklaagd in die groote gemeenten,
waar de belasting niet op zuivere grondslagen
rust, en men toch minder betaalt.
Daar, waar de overtuiging bestaat dat ieder in
verhouding tot zijn inkomen zuiver wordt aange
slagen, betaalt men in den regel gewillig.
Het onderzoek naar de fortuinen behoeft vol
strekt niet inquisitoriaal te zijn, en dan nog zal
het zeker alleen plaats hebben waar de aangiften
in het oog loopend onjuist zijn. Bovendien is er
eene voldoende speling in verschillende klassen
toegelaten, waardoor men ten minste een gedeelte
van zijne inkomsten in het onzekere laat, en
heeft voorts de ondergeteekende het stellige
verbod in de wet opgenomen van bij de aangifte
de vraag te stellen naar de bestanddeelen der
inkomsten, zoodat, wanneer verschillende in
komsten genoten worden, noch uit de aangifte,
noch uit den aanslag op het kohier op te maken
is, welke inkomsten uit bezit en welke uit anderen
hoofde genoten worden.
Om het karakter eener personeele belasting
zuiver te houden, heeft de ondergeteekende er
niet aan bunnen denken de corpora moralia te
treffen en ook niet om de grondbelasting in min
dering van het bedrag dezer belasting te doen
strekken. Men kan den bekenden strijd over de
vraag of grondbelasting niet veel meer als eene
grondrente dan als eene belasting te beschouwen
i6, hier gerust ter zijde laten.
Omtrent de wijze van heffing bestaat de keuze
tusschen eigen aangifte en aanslag. Bij gemeenten
moge het laatste goed werken, schoon de onder
geteekende reden heeft er aan te twijfelen. Maar
bij eene rijksbelasting valt niet aan eenen aanslag
van regeeringswege te denken.
Wel heeft de ondergeteekende lang geaarzeld
of hij niet ten aanzien der naamlooze vennoot
schappen den weg zou blijven bewandelen, bij
de patentwet voorgeschreven. Doch hij is op zoo
vele bezwaren gestuit dat bij daarvan heeft moeten
afzien, terwijl de voordeelen niet groot genoeg
waren om daaraan de zuiverheid van het begin
sel der wet op te offeren.
Bij de samenstelling van dit ontwerp van wet
heeft de Regeering zich voorts de opmerkingen
en wenkeu ten nutte gemaakt, die vervat waren
in het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer
van de Staten-Generaal betreffende de in de vorige
zitting ingediende wetsvoordracht tot heffing eener
inkomsten-belasting.
Uit de verdere toelichting op het nu voorgedra
gen wets-ontwerp en de daarin voorkomende be
schouwingen en overwegingen zal dit, naar de
ondergeteekende vermeent, blijken. Voor zooverre
hij zich met dit Verslag niet kan vereenigen,
heeft hij getracht het te wederleggen.
De Memorie treedt ten slotte in eene zeer
breedvoerige toelichting van de 43 artikelen.
Mobiliiatic van het leger.
Het lust ons een verder uittreksel te geven van
het verslag Dopens de mobilisatie van een leger
in 1870 en de verdere in verband daarmede ge
nomen maatregen.
1 handelt over de legersterkte. Even voor het
uitbreken van deu oorlog tustchen Frankrijk eD
Pruisen waren in de sterkte der corpsen van het
leger begrepen; 1541 officieren, 58391 onderoffi
cieren en manschappen, benevens 3961 paarden.
Hiervan bevonden zich om verschillende redenen
niet onder de wapenen84 officieren en 30664
onderofficieren eo manschappen, zoodat bij de
corpsen werkelijk present waren 1457 officieren,
27727 onderofficieren en manschappen, benevens
3961 paarden. Door het terugroepen van de offi
cieren die zich met verlof bevonden, het onder
de wapenen komen van de verlofgangers der
nationale militie enz. werd de effectieve zoodanig
verhoogd, dat zij weinige dagen later op den
25sten Juli 1870 bedroeg: 1995,59100 ouderofficie
ren en manschappen, en 4250 paardenop een
later tijdstip, toen het leger kon geacht worden
zijn grootste sterkte bereikt te hebben, n. 1. op
den 15 September 1870, waren bovenstaande
cijfers, volgens de ingekomen sterktestaten, ge
stegen 1969 officieren, 5925S onderofficieren en
manschappen, en 5522 paarden.
2 beschrijft de opkomst der militie.
Bij Kon. besl. van den 16den Juli 1870 n\ 42,
werd machtiging verleend om de miliciens-ver
lofgangers van alle lichtingen dadelijk onder de
wapenen te roepen. Op genoemd tijdstip bedroeg
de totale sterkte der militie te land 45390 man,
waarvan present onder de wapenenen 14890 man.
De overige 30500 miliciens, die zich in hel genot
van onbepaald verlof bevonden, werden op den
16den Juli per telegram onder de wapenen ge
roepen met uitzondering van 667 wegens onge
oefendlieid of vrijstelling.
Van de 29500 die atzoo verplicht waren om
op deu 20sten Juli onder de wapenen te komen,
voldeden 28854 op het bepaalde tijdstip, 434
enkele dagen later eu 212 Diet aan de oproeping,
waarvan 165 om geldige redenen.
Het is reeds vroeger erkend en wordt hier
herhaald, dat de trouwe opkomst der militiens,
zoowel als hunne bereidwilligheid, hun ijver en
hui.ue plichtsbetrachting tijdens hun verblijf
onder de wapenen, den meesten lof verdienen.
Tevens is het nu proefondervindelijk gebleken,
dat er hoegenaamd geeil bezwaar bestaat om de
militie iQ vier dagen onder de wapenen tc heb
ben. Zelfs bestaat alle grond om aan te nemen,
dat die termijn nog voor bekorting vatbaar is.
3 Wijst op de middelen aangewend om het
effectief te verhoogen.
Ten einde de vrijwillige werving te bevorderen,
werd bij Kon. besl. van den 18den Juli 1870 be
paald, dat mannen van 1750jarigen leeftijd tot
eene vrijwillige verbintenis zouden worden toe
gelaten voor den onbepaalden tijd, doch iniusteDs
zoolang de militie buitengewoon onder de wape
nen bleef. Tevens werd aan hen, die als ooder-
olficier of korporaal bij het korps mariniers, de
landmacht of do koloniale troepen gediend eu
den dienst op eervolle wijze verlaten hadden, ver
gund in hunnen vorigen graad en voor oube-
paaldeu tijd in dienst te treden.
Deze maatregelen beautwoordden echter geens
zins aan de verwachting; de vermindering van
net aantal vrijwilligers daardoor verkregen, was
uiet anders dan zeer gering te noemen.
Voorts is gebleken dat net reserve-kader, om
in tij de u van gevaar of oorlog te dieneu tui aan
vulling of versterking van bet onderofficierskader,
geen bevredigende uitkomsten heeft opgeleverd
Zoodra dau ook, na de afschaffing van de
plaatsvervanging, een kader uit de militie zal
kunnen gevormd worden, zal het overweging
verdienen, het reserve-eskader te doen vervallen.
Met opzicht tot de voorbereiding tot mobilisatie
der schutterij, heeft de ondervinding ook nu weder
bevestigd, dat organisatie en oefening der schut
terijen verre van voldoende zijn en dat eene
nieuwe regeling der schutterijen dringend noodig
is, opdat eene voldoende macht, goed georgani
seerde en geoefende schutterij, dadelijk bij het
uitbreken van den oorlog beschikbaar zij, om,
met de daartoe bestemde troepengedeelten van
het leger, de vaste bezettiugen der vestingen en
liniën uit te maken. (Wordt vervolgd.)
EiAATSTE UKK1CHTE.N.
Per telegraaf). 's-Gravenhage, 3 October. De
kapitein Janssen van het eerste regiment infan
terie is uit den militairen dieost ontslagen.
's-Gravenhage, 8 October. Bij Kon. besluit van
October, is opgeheven het ontvangkantoor der
en uitgaande rechten en accijnsen, gevestigd
te Ter Apel (Groningen), zooals het thans be
staat, eD ingesteld een grenskantoor der in- en
uitg. rechten Ter Appel, met bepaling, dat het
in verbaDd met art. 8 van Z. M. besluit van 20
Mei 1869 u°. 29 door een Commies-ontvanger zal
worden waargenomen; voorts is aan deu heer
S. Balkema eervol ontslag verleend uit zijne be
trekking van ontvaDger der in- en uitg. rechten
en accijnsen te Ter Apel behoudens aanspraak
op pensioen.
De afdeelingen van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal hebben heden het onderzoek van
de ontuierpeD van wet betrekkelijk de Staatsbe-
grootiüg voor 1872, voortgezet.
Graaf de Bourgoing, buitengewoon gezant
eu gevolmachtigd minister van Frankrijk bij het
Nederl. Hof, is heden, na eene afwezigheid van
ruim 8 dagen, in de residentie teruggekeerd eu
aan het Hotel Paulei afgestapt, waar de minister
voorloopig zijn verblijf houdt.
Hedenmorgen vroegtijdig is bij den loge
menthouder G. op het Spui alhier door de politie
gearresteerd een man, die volgens zijn opgave
van Amsterdam kwam, en zijn intrek had geno
men bij bovengemelden logementhouder, alwaar
hij eeu ander persoon, die mede aldaar zijn in
trek had genomen, heeft bestolen, zoowel wat
diens gelden en horologie als wat andere voor
werpen betreft. Toen de politie hem kwam ar-
resteeren heeft hij zich gewelddadig verzet, en al
worstelende is hij naar het politiebureau over
gebracht.
s-Hertogenbosch, 3 October. Morgen zal aau
den korporaal H. van Leersutn van de5decomp.
van het depót van het 5de reg. inf. alhier, de
gouden medaille worden uitgereikt voor 36 trouwe
militaire dienstjaren.
Harderwijk, 3 October. De kapitein C. L. D.
Musschart van het Koloniaal Werfdepöt alhier,
op zijn verzoek bij het 6de reg. inf. te Breda
overgeplaatst en wordt bij het depót vervangen
door deo kapitein G. J. Sas van laatstgemeld re
giment.
MUZIEKUITVOERINGEN
MUSIS SACRUM.
Op .Donderdag 5 October, des namiddags te
zeven oren, door het korps muziekanten van
de Leidsche Schutterij, onder directie van den
kapelmeester J. K. H. Miiller. Programma. Eerste
afdeeling. 1. Diirpler Schanzeu-Marsch, Bratfisck;
2. Ouverture: „Cuitlaume Tell", Rossini3. Vision",
Phantasiestück", J. K. H. Muller; 4. Souvenir
de „Iphigenia in Tauris", Glück. Tweede afdeeling.
5. Divertissement: „Lohengrin", Wagner; 6. Aria
(„Er isl genug") en Koor: Eliasmendei.sson7.
Fantaisie: „Marlha", Flotow; 8. Marsch, (Opge
dragen aan de Ledeu vaD „ilusis Sacrum"), J. K.
H. Muller.
«roste KT AATd-LOTEK IJ.
vijfde klasse. negende lijst.
Trekking van Dinsdag 3 October.
N». 8609, 1677L 1000. N«. 5887, 6977, 11614,
15161 400. N». 4417, 685», 10073 200. N". 416,
677, 2546, 2783, 7138, 8779, 10344, 16977 100.
Pr(|zen van f7O.
•2
1990
4154
6483
9303
11057
14415
17-257
47
2139
4221
6501
9329
11103
14429
17444
132
'2269
4391
6682
9441
11155
14470
17664
160
'2273
4496
6803
951»
11345
14492
17687
185
2371
4618
6840
9557
11601
14594
17749
189
2389
4763
6986
9573
11785
14870
17918
'254
'2411
4768
7081
9654
11855
14896
18016
304
2414
4789
7-230
9664
11941
14938
18129
385
2546
4843
74-26
9696
12084
14987
18-223
656
2563
4934
7478
9718
12184
15036
18246
708
2670
4981
7483
97-22
12-288
15045
18453
802
2761
5089
7638
9733
12381
15264
18486
835
2789
5093
8050
9736
1-2398
15264
18501
879
2817
5113
8109
10166
1-2465
15282
18505
949
2831
5169
8135
10270
1-2466
15549
1857-2
975
2874
5346
83-24
10361
1-25-22
15757
18691
976
3087
5394
8402
10445
1-2527
15850
18711
1020
3208
5411
8469
10473
12565
1585-2
18739
1035
3258
5448
8561
10546
12629
15969
18779
1257
3333
5464
8594
10583
12776
16061
18810
1349
3348
5542
8639
10622
1-2970
16097
18840
1466
3452
5724
8757
10625
1-2992
16108
18895
1509
3506
5756
8820
10737
13-283
16149
18016
1539
3637
5798
8863
1074-2
13287
16151
19126
1554
3660
5893
8879
10758
13352
16492
19187
1575
3825
5932
9018
10806
13466
16704
19214
1660
3873
5979
9199
10839
13547
16705
19386
1745
3988
6151
9210
10918
13875
16787
19440
1775
3999
6159
9217
10938
14113
16920
19499
1890
4025
6377
9-244
10944
14-279
16934
198-21
1929
4082
WQ3
9271
11010
14302
17160