BUITENLAND. Duitschland. Munt-hervorming. Burgelijk huwelijk. Scheiding van Kerk en Staat. De Pruisische Minister van Finantiën en de rijkskanselier zijn druk bezig, zich met elkander te verstaan over de inunt-hervorming, met welker behandeling in dit zittingjaar het waarlijk ernst is. Het Bremer Handelsblad meent het volgende plan te kunnen inededeelen, dat daartoe den rijksdag zal overgelegd worden. Men zal over gaan tot den gouden standaard welke zal ver tegenwoordigd worden door goudstukken van lb, 61/, en 5 thaler (18. 12 en 9 hollandsche gul- dens) of van 30, 20 en 15 marken. Deze mark zal de éénheid ziju, waarnaar de waarde van de verschillende stukken wordt berekend, cn de waarde hebben van tien groschen (ƒ0,60), De groscben zal verder niet meer zooals tot nu toe in Pruisen in 12 plëuningen verdeeld worden, maar op het voorbeeid van Saksen in 10; der halve zal men geheel het tiendeelig stelsel in het Oog houden. Het Bremer Handelsblad voegt hierbij: „De aanneming van stukken van 15 en 30 marken moet als eene concessie beschouwd worden des Ministers van Finantiën aan den rijkskanselier, die steeds sterk heeft vastgehouden aan het idéé ran vijf- en tienthalerstukken. De reden daar van zou zijn, dat hij een sterken toevloed naar Duitschland vreest var. vreemde, slecht gesla gene of afgesletene vreemde muntstukken, in geval de Duitsche goudmunten met die van de andere lauden ongeveer gelijke waarde hebben. Het genoemde blad keurt echter de aanneming van die drie groote goudstukken naast elkander af. Tusscheu 20 en 16 mark is het verschil veel te klein om noodig of nuttig te zijn. Het zou beter zijn, zich eenvoudig te vereenigen met de conclusie van het congres te Lubeck, namelijk enkel den goudgulden aan te nemen, waardoor men een goed geordend en duurzaam muntwezen zou verkrijgen. De N. Pr. Z. is volgens hare verzekering eeue tegenstandster van alle burgerlijk huwelijk; maar als het dan toch ingevoerd moet worden, verkiest zij het verplichte boven het facultatieve De eerste zou dan meer als een door den staat voorgeschreven vorm kunnen beschouwd worden en met het geweten verder niet te maken heb ben; daardoor zou aan de kerkelijke acte een voudig eene burgerlijke worden toegevoegd, en de voltrekking van kerkelijk huwelijk zou bij hun, die huu godsdienstig bewustzijn nog bewaard hebben, toch van zelf plaats hebben. Het facul tatieve huwelijk schijnt dus volgens het blad, hoewel het er dit niet bijvoegt, meer aanleiding te zullen geven tot het kiezen tusscheu een van beide voltrekkingswijzen en daardoor geheel achterwege laten van de kerkelijke inzegening, wanneer men eenmaal de burgerlijke voltrekking heeft verkozen. De N. Pr. Z. eindigt echter weder zooals zij begonnen is: „Onze leus blijft: noch verplicht, noch facultatief burgerhuwelijk." De afgevaardige Kolb heeft in de Beiersche Kamer een voorstel ingediend, om tot den koning het verzoek te richten, bij den tegenwoordigen landdag een wetsontwerp voor de scheiding van kerk en staat te doou iudieneu. De quaestie, die zooals vooruit te zien was het brandpunt dezer zitting zou worden zal dus al dadelijk op het tapijt gebracht worden. Het zal er nu maar van afhangen of de 11 zuivere patriotten in het centrum (in tegenoverstelling van de clericalen) de rechterzijde en overige centrum-mannen in deze kerkelijke quaeslie zullen ondersteunen of niet. Italië. Verdriet voor den pau9. Opheffing der geestelijke orden. De 26ste dezer maand is voor den paus en Antonelle een onaangename dag geweest. De laatste ontving namelijk van Msgr. Meglia, nun- cius te Munchen, verscheidene dépêchen en daar onder ook den tekst van het programma, door Düllinger en de andere hoofden aan het katho lieken-congres voorgelegd. Dit maakte op den paus een zeer pijnlijken indruk en men verze kert, dat hij in een brief aan alle katholieke bis schoppen er tegen zal opkomen. Aan het parlement zal een ontwerp voorgelegd worden, door Ricasoli opgesteld, waarbij wordt voorgesteld, de wet tot opheffing der geestelijke orden uit te breiden tot de Romeinsche provincie. De gebouwen der generalen der verschillende orden zullen van de onteigening uitgezonderd worden. De koniug is van zijne reis naar Venetië en Verona te Turin teruggekeerd. Zweden. De legerorganisatie. Men heeft in den laatsten tijd nog al eens hooren spreken van de reorganisatie van het Zweedsche leger en de tegenkanting, die zij bij de uit de eerste en tweede kamer gekozene com missie heeft ontmoet. Wat echter de oorzaak dier oppositie of den eigenlijken geest der hervorming aangaat, waar hem om zoo te zeggen „de schoen wringt"daarvan wordt gewoonlijk niet veel gewag gemaakt. Wij achten het derhalve niet ondienstig hiervan een kleine uitlegging te geven. De grond van de oneenigheld ligt in de zoo- genaamds Indelta, eene eigenaardige Zweedsche instelling bij het leger, die reeds van den tijd van Gustaaf Adolf dagteekent, en waarbij de indee ling van het leger, de wijze waarop het bij elkan der wordt gebracht geregeld is. Daarin komt nu onder anderen de bepaling voor, dat iedere boer moet zorgen voor de levering en het onderhoud van een soldaat. Het spreekt van zelf, dat dit vooreerst een onrechtvaardige belasting is met het oog op den verschillenden rijkdom der boeren, en ten tweede tegenover de andere staatsburgers. Daarom hebben de boereu op den vorigen Rijks dag reeds hunne afgevaardigden opgedragen om aan te dringen op de afschaffing dezer bepaling na verloop vau 15 jaren. Op deze voorwaarde zouden zij toestemmen in eene door het gouver nement voorgestelde uitbreiding der dienstplich tigheid, van de defensiemiddelen enz., kortom in de legerorganisatie. Doch terwijl de voorstanders der boereu-belan- gen in de Tweede Kamer eene meerderheid vaD ongeveer 40 stemmen hebben, denkt de Eerste Kamer er geheel anders over en wil van de op heffing van genoemde bepaling niet weten. Te vergeefs hebben de twee kamers toch beproefd, tot eene schikking te komen. In het voorstel dat, nu aan den rijksdag werd voorgelegd, werd wel de last der Indelta eenigs- zins gelijkmatiger verdeeld, maar te gelijk uit breidingen voorgesteld, die lot nieuwe drukking aanleiding geven, waaronder langere diensttijd niet de minst bezwarende was. De natie nu is over het algemeen tegen die uitbreiding gestemd; zij ziet er het nut eu de noodzakelijkheid niet van in. Uit iedere kamer werden nu 12 leden geko zen, die te zamen de zaak onderzochten, en met 14 tegen 9 stemmen de voordracht verwier pen. De regeering zou nu toch haar plan wel kunnen doordrijven, daar zij in de eerste kamer eene meerderheid van 60, in de tweede eene min derheid van 40 leden telt. Zij zou dus in eene algemeene vergadering van den rijksraad hare plannen kunnen doordrijven, doch het is niet erg recommandabel, zulk eene gewichtige hervorming met zulk eene kleine meerderheid tot stand te brengen. Het Zweedsche volk is toch al niet zeer tevreden ten gevolge der houding van de hoogere kringen in den laatsten oorlog. Koning Karei zal dus wel voorzichtig zijn met maatregelen te ne men, waardoor de ontevredenheid nog zou toe nemen, en wellicht definitief afzien van een hervormingsplan, waarmede de natie niet in het minste ingenomen is. Alleen door eenige bepa lingen van de Indelta te veranderen zou hij een goed werk doen. liet ia in Zweden een oude gewoonte, om eerit éen atem- briefje ongeopend neer te leggen, ten einde «taking vau stemmen tc voorkomen. TEL.EÖKAMMEIV. Kopenhagen, 2 October. De rijksdag is heden zonder troonrede geopend. De beide kamers hebben dezelfde presidenten als ten vorigen jare gekozen. -oll Stockholm, 2 October. De eerste kamer heelt het regeeringsvoorstel betreffende de dienstplich tigheid met algemeene stemmen aangenomen. De discussie over de verdere hiertoe behoorende voor stellen wordt voortgezet. Madrid, 2 October. In eene vergadering van afgevaardigden, tot de parlementaire meerder heid. behoorende, heeft Zorilla medegedeeld dat Rivero regeeriugscandidaat is voor het president schap der Cortes. Sagasta bestreed die candida- tuur eu wilde zijn eigen candidatuur intrekkeD, indien Rivero dat voorbeeld volgde; men zou zich dan op een nieuwen candid iat kunnen vcroeni- gen. Rivero heeli echter aat vuoistel van ue hand gewezen. Tot eene beslissing is het in deze eerste bijeenkomst niet gekomen. Pary», 2 Oct. De krijgsraad heeft Maroteau, dagbladschrijver, schuldig verklaard aan de mis daad van aanzetting tot den burgeroorlog en van medeplichtigheid aan den moord op mgr. Darboy, en hem dienteugevolge ter dood veroor deeld. Voorts is Gromier, dagbladschrijver, tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld. Barbet en de vrouwen Bonnefoy en Rouoert zijn veroordeeld tot eenvoudige deportatie. Levreux is vrijgesproken. Brunei, Chavrant en Lalande zijn bij verstek te dood veroordeeld. Weenen, 2 Uct. Trekking der Oostenr. Cre- diet-Loten 1358. Serie 2487 N°. 96 11. 200,090; serie 1483 N° 32 11.40,000serie 3224 N0 45 II. 20,000; verder getrokkeue seriën 172, 407, 1692, 1762, 2415, 2428, S158, 3295, 3495, 3612, 3384, 3996. Munchen, 2 Oct. De interpellatie wegens de kerkelijke quaestie is reeds vastgesteld, en zal in de aanstaande zitting der Kamer van Afgevaar digden worden ingediend. Gelijktijdig met de hierop betrekkelijke besluiten, heeft de zooge naamde partij vau den vooruitgang zich vast ge constitueerd, en is het denkbeeld eener nationaal democratische fractie ter zijde gesteld. Tot leden der commissie vau die partij zijn gekozen de heeren Staufl'enberg, Marquardsen en Völk. 2 Oct. De heer Stanley, deken van West minster, die het congres der oud-Katholieken heeft bijgewoond, staat thans in drukke brief wisseling met de aanvoerders der beweging. Londen, 2 Oct. De koningin bevindt zich beter, De Times meldt, naar aanleiding van een dé pêche uit Parijs, dat de Fransche regeering aan de bedenkingen der Pruisische regeering, ten opzichte van het handelsverdrag met Elzas-Lotha- riugeu, beeft toegegeven, en dat de onderteeke- ning van het verdrag ophanden is. De bemanning van de Magaéra, op de St. Paulusrots gestrand, is door het schip Malacca gered. Wegens den storm kon de Rinaldo, insge lijks naar de St. Paulusrots afgezonden, deze niet naderen. Men heeft de nog voorhanden zijnde levensmiddelen op de rots achtergelaten. De messemakers en schrijnwerkers van Shef field en de vlasspinners van Bolton hebben den arbeid gestaakt. Hedenavond is door de werklieden te Newcastle een monstermeeting gehouden en het besluit ge nomen geene coucessiën te doen. Londen, 3 Oct. Volgens bericht uit Dublin is aldaar verleden Zondag een fenian gearresteerd. Hij is door den rechter verhoord eu vervolgens naar de assises verwezen. Brussel, 3 Oct. Aan de Echo du Parlement wordt uit Berlijn het volgende gemeld: De graaf von Arnim heeft zijn reclamatie met betrekking tot de vervolgingen, waaraan de Duitschers te Lyon blootstaan, herhaald en verklaard, dat Duitschland zich niet met halve maatregelen zal tevreden stellen. De heer de Rémusat heeft ge antwoord, dat de Fransche regeering van alle ter harer beschikking staande middelen zal ge bruik maken, om de buitensporigheden te keer te gaan. STATEN GENERAAL. Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is thans ingekomen het wetsontwerp lot heffing van eene algemeene belasting op de inkomsten, tol vervanging van het recht van patent en van den accijns op het geslacht. Het wetsontwerp bestaat uit 43 artikelen en is verdeeld in acht afdeelingen. Wij laten hier volgen: AFDEELING I. Grondslag der belasting. Wal door inkomen en door zuiver inkomen te verslaan. Vrystellingen. Classi- ficalie. Bedrag der belasting. Art. 1 Er wordt een directe belasting geheven van het jaarlijksch zuiver inkomen van elk in gezeten des Rijks, die daarvan naar art. 9 niet is vrijgesteld. Art. 2. Door inkomen wordt verstaan al het geen in geld, in vruchten of door eigen gebruik genoten wordt uit onroerende goederen uit roerende goederen; uit arbeid, beroepen, bedrijven, handel, nijver heid en andere ondernemingen; uit ambten, bedieningen, betrekkingen, wacht gelden en pensioenen en verder alles wat uit anderen hoofde duur zaam of tijdelijk wordt genoten. Door zuiver inkomen wordt verstaan al het geen op de voorschreven wijze is genoten, na aftrek van de kosten en lasten, aan dat genot verbonden; van alle verschuldigde renten en van alle verplichte uitkeeringen. Tot bepaling van het een en andèr gelden de regels, gesteld in de artt. 37 dezer wet. Art. 3. Van gronden, gebouwen, land-, vee- en bouwhoeven, die verpacht of verhuurd zijn, wordt de pacht- of huursom als inkomen aange merkt, verhoogd met de waarde van hetgeen in natura of aan andere baten wordt genoten. Van woonhuizen geheel of ten deelein gebruik krachtens recht van bezit, eenig ander zakelijk recht of vruchtgenot, wordt het inkomen bepaald naar de huurwaarde voor 's Rijks persoueele be lasting, of zoo te dezer zake geheel of ten deele vrijstelling wordt genoten, naar de plaatselijke huurprijzen. Van gronden, land-, vee- en bouwhoeven die niet verpacht of verhuurd zijn, wordt als inkomen beschouwd het gemiddelde van hetgeen die eigen dommen in de drie laatste jaren, voorafgaande aan het jaar waarin het dienstjaar aanvangt, hebben afgeworpen. Het inkomen, in de drie voorafgaande zinsneden bedoeld, en genoten krachtens recht van bezit, eenig ander zakelijk recht of vruchtgenot, wordt ook verminderd met de noodzakelijke kosten van onderhoud der eigendommen en met de daarop drukkende lasten, die volgens rijks-, provinciale- of gemeente-wetgeving of volgens plaatselijk ge bruik voor rekening komen van dengeen die dat recht uitoefent of dat vruchtgenot heeft; een eu ander voor zoo verre de betaling daarvan werkelijk door hem geschiedt. Het inkomen van onroerende eigendommen, tot een der in art. 5 vermelde einden gebezigd en niet verhuurd, wordt niet afzonderlijk bere kend, maar begrepen ouder het inkomen, bij dat artikel bedoeld. De in die eigendommen tot wo ning bestemde deelen zijn van dezen regel uit gezonderd. Art. 4. Inkomsten uit roerende goederen, in geld of in natura genoten; jaarlijksche renten van schuldvorderingen, van publieke of bijzondere leeriiugeu, zoowel binnen- als buitenlandsche; vau alle andere geldbelegging, alsmede grondrenten, lijfrenten, tontines, tijdelijke of periodieke niikee- ringen, tienden of andere geldwaardige voordee- len uit overeenkomsten of verzekering, worden onder het inkomen opgenomen tot huu bedrag waarop zij zijn genoten in het jaar, voorafgegaan aan dat waarin het dienstjaar aanvangt. Bestaan uitkeeringen of inkomsten gedeeltelijk in kapitaalsatlossing, dan blijft dat gedeelte voor het berekenen van het inkomen buiten aan merking. Eigen gebruik van inboedel wordt niet als in komen aangemerkt. Art. 5. liet inkomen uit de uitoefening van eeuigen tak van landbouw, fabrieks-, ambachts- of handelsnijverheid, van knnst of wetenschap, van eenig ander beroep of bedrijf, zoomede uit ambten, bedieningen of betrekkingen, die in het volgend artikel uitgezonderd, wordt be rekend voor zoo verre de uitoefening drie of meer jaren heeft plaats gehad, naar het gemiddelde over de drie laatste jaren, voorafgaande aan dat waarin het dienstjaar aanvangt; voor zoo verre de uitoefening plaats had lan ger dan éen, doch minder dan drie jaren, voor afgaande aan het jaar waarin het dienstjaar aanvangt, naar het gemiddelde over dat tijdvak, en bij korteren duur naar de vermoedelijke winst gevendheid. Tot het berekenen van dat inkomen worden de noodzakelijke kosten van onderhoud voor ge bouwen,werktuigen en paarden en die, tot voortzet ting der zaak in haren bestaanden omvang gedaan, afgetrokken van de behaalde winsten. Geen aftrek geschiedt voor uitgaveu tot vorming van een reservefonds, tot uitbreiding of tot verbete ring der zaak. Art. 6. Vaste jaar-, maand- en weekgelden of tractementen, aan de waarneming van ambten bedieningen of betrekkingen verbonden, wacht! gelden, pensioenen en in het algemeen alle door- loopende vaste iukomsten, andere dan die, in de artt. 3 en 4 genoemd, worden genomen naar den toestand op den lsten Mei des dienstjaars. Schadeloosstelling of vergoeding voor reis-, ref. blijf- of bureaukosten of voor onderhoud i4t dienstpaarden, afzonderlijk en afgescheiden \44 belooniug of tractement toegekend, wordt niq onder inkomen begrepen. Is voor ambtenaren welke bijdragen aan liet algemeen burgerlijk pensioenfonds, die schadeloosstelling of vergoe. ding onder de belooning begrepen, dan wordt hun grondslag voor dat fonds als bedrag der belooom» aangemerkt. Verplichte kortingen voor het pensioenfonds waarmede de inkomsten van ambten of bedie ningen krachtens wettelijke verordeningen be zwaard ziju, worden van die iukomsten afge trokken. Art. 7. Tot berekening van het inkomen worden kosten van woning eu huishouding van deu be lastingplichtige en die tot onderhoud der leden van ziju gezin, evenmin afgetrokken als persoon lijke belastingen, door het Rijk, de provincie of gemeente geheven. Vrijwillige uitkeeringen aan bloed- of aanver wanten worden niet van het inkomen afgetrok ken, maar komen bij de berekening van liet inkomen vau deze niet in aanmerking. De huurwaarde voor de personeele belasting vau het deel van een gebouw voor den openbaren dienst bestemd, waarin een belastingplichtige kosteloos woont, wordt bij diens inkomeu gevoegd. Art. 8. Vermeerdering of vermindering van in komsten in deu loop des dienstjaars, blijft op het bedrag van den aanslag voor dat jaar buiten in vloed. Art. 9. Van de belasting zijn vrijgesteld: a. de ingezetenen wier jaarlijksch zuiver inko men minder bedraagt dan 590; b. vreemdelingen, hier te lande als consuls of consulaire agenten toegelaten en geen ander beroep of bedrijf uit oefenende. Art. 10. De ingezetenen worden naar mate van hun zuiver iukomen gerangschikt in de navol gende klassen: ZUIVER INKOMEN IN ART. I VERMELD. 1 van f 500 tot beneden f 600 2 n u 600 u ii H 800 8 u u 800 u n II 1,000 4 u u 1,000 n n II 1,200 5 u u 1,200 ii u II 1,600 6 H 1,600 n u II 2,2(1 •7 u U 2,200 n u II II 3,06 8 II II 3,000 u u 3,800 9 II II 3,800 u 7/ -■ II 4,800 10 II II 4,800 ii u II 6,000 8,000 11 1/ II 6,000 n ii II 12 n II 8,000 li ii II 10,000 13 n II 10,000 u ii II 14,000 14 II II 14,000 u n II 18,000 15 u II 18,000 li n II 24,000 16 ii II 24,000 u n II 30,000 17 n II 30,000 u li H 40,000 18 u tr 40,000 ii ii n 50,005 19 u 50,000 64,000 ii n II 64,000 20 u u ri ii 1/ 80,000 21 u u 80,000 -li n II 100,000 Voor elke f 20,000 of onderdeel van deze som boven de f 100,000 zuiver inkomen, éene klasse hooger. Het minimum van zuiver inkomen, aangewezen voor iedere klasse, doch verminderd: voor eerste en tweede klasse, met f 400voor de derde klasse- met f 300; voor de vierde klasse, mei 200; en voor de vijfde klasse, met f 100strekt tot grondslag voor het bepalen van het bedrag der belasting. Art. 11. De belasting over het geheele dienst jaar bedraagt twee ten honderd van het inkomet dat, ingevolge de laatste alinea van het voorgaan.' artikel, tot grondslag der hefting strekt. De afdeelingen II tot- VIII loopen over der' gende bijzonderheden: Dienstjaar, verdeeling het dienstjaar in tijdvakken. Wie als ingezette' zijn aan te merken. Belasting over het vollets over een deel des jaars. Verplichting van voog den, curators en personen bij wie anderen in- wonen of die met anderen samenwonen. Wat de belasting verschuldigd is. Beschrijving en aangifte. Registers van aangift Werkzaamheden der commissie van classificatie- Opmaken en ter lezing leggen van kohieren. Ver dere werkzaamheden der commissie van classi ficatie in den loop des dienstjaars. Bezwaar- en verzoekschriften. Boeten. Processen-verbaal van overtreding Transactiën. Vervolgingen. Verjaringen. Bestem ming der boeten. Algemeene bepalingen. Volgens art. 43 der algemeene bepalingen treed' de wet in werking den lsten Mei 1872. Van de memorie van toelichting op dit wetsontwerp nemen wij het volgende over: Reeds bij de aanbieding der jongste Staats begrooting was gebleken, dat het evenwicht tusschen de ontvangsten en uitgaven niet lan ger is te handhaven met de gewone R-ijks middelen, en werd door den vorigen Minis ter, van Finantiën de noodzakelijkheid betoog" om op nieuwe hulpbronnen bedacht te zijn. Zelf» werd daartoe een wetsvoorstel door hem inga diend. De begrooting van 1871 is nu wel zonder nat middel tot stand gekomen, doch men herinnert zich dat bij de beraadslaging over die begrootins in beide Kamers der Stateu-Generaul beweerd en erkend werd, dat de gewone uitgaven niet volledig door gewone middelen gedekt werden zoo als dit regel behoort te zijn en ook ligt e° den geest van art. 119 der Grondwet. Het was alleen aan de buitengewone omstandigheden B wijten, dat de ondergeteekende er voor zich ze veu vrede mede kon hebben, eeue zoodanige he- grooting aar. te bieden en de Vertegen vvoordigm? er zich mede heeft kunnen vereenigen. Bevreemding kau liet derhalve niet wekken, dat bij de aanbieding van de begrooting vc°r het jaar 1872 op nieuw blijkt, dat de gew middelen te kort schieten, om, wil men iu da behoeften van 's Rijks dienst behoorlijk io°r' zien, de daarvoor gevorderde uitgaven te dekken- Al mogen wij ons verheugen in het voorree dat sommige onzer belastingen gestadig in of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2