ring dat, ofschoon onze instellingen van onder wijs over het algemeen aan het doel beantwoor den, aanvulling of nieuwe regeling van sommige deelen voorbereid wordt. Die toezegging opent het uitzicht, dat de gewenschte hervorming van het hooger onderwijs geen vertraging te duchten heeft. 6. Wanne belangstelling in den bloei der verschillende takken van ons volksbestaan doet ons den ijver te meer waardeeren, waarmede van overheidswege en door bijzondere krachten gezorgd wordt voor den aanleg en de voltooing van werken en het behartigen van ondernemingen die de algemeene welvaart bevorderen. 7. De aangekondigde voordrachten, betreffende het rechtswezen en de herziening onzer finan- tiële wetgeving zullen wij met nauwgezetheid onderzoeken. 8. De mededeelingen, die ons den toestand van de koloniën en bezittingen van het Rijk als over het algemeen bevredigend schetsen, stellen wij op prijs en niet te vergeefs wordt voor de voor ziening, aldaar door gewichtige belangen gevor derd, op onze ijverige medewerking gerekend. 9. Met die gevoelens bezield aanvaarden wij, Sire, onze werkzaamheden in het vertrouwen, dat zij onder Hooger zegen vruchtbaar zijn zullen voor het heil des volks. In het adres van den Gemeenteraad van 's Gra- venhage aan den Koning, waarbij de Raad in beroep komt van de beslissing van Gedeputeerde Staten in zake de toelating als lid van den Raad van een gemeente-ambtenaar belast met andere werkzaamheden dan de geneeskundige armen praktijk, Dr. H. de Jong, wordt het standpunt van den Raad, die volgens de Gemeentewet zulk een ambtenaar onbevoegd verklaard had om zit ting te nemen, volgender wijze toegelicht: „Naar 's Raads inzien stellen Ged. Staten zich bij de beoordeeling dezer zaak op een verkeerd standpunt. Het is niet de vraag, of de werkzaam heden aan de gemeente-geneeskunstoefenaren buiten de armenpraktijk opgedragen, die genees- heereu maken tot gemeente-ambtenaren ofschoon die vraag bevestigend zoude moeten beantwoord worden, zelfs indien zij alleen tot die werkzaam heden waren aangesteld, want ook dan zouden zij zijn personen door het gemeentebestuur tot vasten gemeentedienst benoemd en dus ambte naren maar het is de vraag, of de gemeente- geneeskunstoefenaar te 's Graveuhage, die buiten eenigen twijfel, ook volgens het oordeel van Ge deputeerde Staten, blijkens het slot hunner over wegingen, iB gemeente-ambtenaar, valt in de uitzon dering van de laatste alinea van art. 23 der Gemeentewet en dus zitting mag hebben in den Raad? „Die vraag meent de Raad ontkennend te moeten blijven beantwoorden, omdat de gemeente-ge- neeskunstoefenaar niet uitsluitend met armen praktijk belast is, maar hem krachtens zijn aan stelling van gemeentewege ook andere werkzaam heden ten dienste der gemeente zijn opgedragen. In zijn hoedanigheid van gemeente-geneeskunst- oefenaar is hij volgens de beide gemelde veror deningen daartoe geroepen verplicht te ad- viseeren omtrent de bewoonbaarheid van wonin gen of het voor de gezondheid gevaarlijke van slooten. Hij kan zulks niet weigeren zonder zijn ambtsplicht te verzuimen. Hij is daarenboven verplicht het plaatselijk bestuur bij te staan bij de keuring der schutters, niet, zoo alt ieder ander ge- neetheer volgens de wel of Kon. besluit, maar bijzonder door zijn instructie als gemeenle-geneeskunsloefenaar, bij welke instructie bet gemeentebestuur heeft ge bruik gemaakt van de bevoegdheid daaraan bij art. 7 van het Kon. besluit van 28 Juni 1828, (Staatsbl. N°. 42) gegeven, om vaste geneesheeren tot de keuring te benoemen. Door die functiën op zich te nemen, doet hij in de eerste plaats een De geschiedkundige beteekenis der vreeae- lijke misdaden, die den Tower bezoedelen, zijn voor de nakomelingschap bewaard geble ven. De geheele geschiedenis^ der Bastille levert een indrukwekkende grootschheid en verschrik king op, een kolossale macht der zielenangst en vertwijfeling, die inderdaad eene algemeene en huiveringwekkende bewondering verwekken. Wenden wij ons echter van de geschiedkun dige misdaden, tot die in het dagelijksch leven, zoo komen wij tot de overtuiging, dat ten gevolge de openbare zittingen der rechtbanken en der pers, de schrijvers van sensatie-romans en de over- groote vrienden der humaniteit te vergeefs de proef namen, om de gevangenissen de hun ontbrekende poëzy te verschaffen. Ook in Rusland, waar de ruwe smaak van het nog weinig geciviliseerde volk nog genoegen schept in vreeswekkende catastrophen, verliest de misdaad spoedig zijne grootste aantrekkelijkheid het element van het ondoordringbare geheim. Het gestrenge en nauwkeurige onderzoek dat door de nieuwe rechtspleging ingevoerd werd, heeft de gehei men der hoofdstad meer onthuld, en aan den dag gebracht, even als eene fakkel, die in een donker grafgewelf ontstoken, de schrikwekkende voorwerpen die tot nog toe ongezien en onbekend door de duisternis gedekt waren, yerlicbt; cata- dienst aan de Gemeente, die anders voor de aan wijzing en betaling van andere geneesheeren had moeten zorgen. „Er zijn dus werkzaamheden aan de gemeente- geneeskunstoefenaren opgedragen, niet behoorende tot de armenpraktijk. Of die werkzaamheden van meer of minder belang zijn, is voor de toepassing der wet onverschillig. Het geldt hier een uitzon dering, gemaakt alleen ten behoeve van hen die met armenpraktijk belast zijn, die dus niet geldt voor hem, wien iets anders is opgedragen. Die uitzondering is strictae interpretations. (Vad.) De heer C. M. Francken, hoogleeraar in de letterk. faculteit aan de hoogeschool te Groningen, schrijft aaD het Handeltblad: In een van uwe laatste nummers wordt eene mededeeling gevonden, met betrekking tot de aan een candidaat-notaris verleende dispensatie van admissie- en propaedeutisch examen, het laatste voor zoover Grieksch en Latijn aangaat. Deze me dedeeling is niet juist. De genoemde persoon zou namelijk gedurende geruimen lijd met vrucht de col leges in de oude talen hebben bijgewoond en daarvan de noodige bewijzen hebben overgelegd. De bedoelde heer, W. C. Jansma van der Ploeg, student aan de Hoogeschool te Groningen, heeft mijne lessen over Grieksche en Latijnsche taai en letterkunde gedurende den afgeloopen cursus 1870/71 met de meeste trouw bijgewoond, maar mij geen bewijs gegeven, dat hij zulks met vrucht deed, daar hij aan geen responsiën heeft deelge nomen; wel heb ik in April dezes jaars een onderhoud met hem gehad, waarna ik hem heb geraden zijn admissie-examen nog uit te stellen. Tegen het einde van den cursus gaf ik hem op zijn verzoek een getuigschrift, dat hij „de lessen over 't Grieksch en Latijn alt toehoorder met den meesten ijver had bijgewoond." Zaterdag-avond heeft te Rotterdam eene ver gadering plaats gehad van het werklieden-verbond. Over het algemeen werd er vrij bezadigd ge sproken, maar tevens met een nadruk, die toonde hoe ernstig de werkman het ook bij ons begint te meenen met zijn verlangen naar verbetering der bestaande toestanden. De voornaamste spreker was de heer J. Th. Pothast, en wel over den sterken drank, waaraan hij wenschte dat niemand zich te buiten ging, zonder nogthans tot matig heid gedwongen te wordenover pretnie-leeningen, die hij wil oprichten om de overtollige werklieden naar andere landen te doen reizen om werk te vinden; en eindelijk over de Internationale, die hij niet direct aanbeval maar het toch niet kwaad vond dat er eene algemeene verbinding der werklieden tot stand kwam. Over het door hem gesprokene werd vervol gens sterk gediscussieerd. Het voornaamste incident daarvan was dat de heer Pothast tegen verschei dene sprekers de stelling volhield, dat een erfe lijk koningschap een onding is en dikwijls een dom onbruikbaar persoon aan het hoofd van den staat stelt. De heer Furley, kapitein der Engelsche vrij willige scherpschutters, die herhaaldelijk hier te lande gehouden wedstrijden heeft bijgewoond, deelt ons mede hoe hij bij die gelegenheden meermalen heeft vernomen, dat de reden waarom Nederlandsche scherpschutters en leden der schut terijen nooit de kampen bijwonen, welke door die korpsen in Engeland worden gehouden, is dat zij daartoe nooit oflicieele uitnoodigingen hebben ontvangen. Dit heeft hem aanleiding ge geven aan verscheiden personen, die hij gespro ken heeft, mede te deelen, dat er nooit oflicieele uitnoodigingen van Wimbledon uitgaan. De Bel gen, die onder de vreemde bezoekers steeds het talrijkst waren, en andere buiteulanders werden daar altijd gastvrij ontvangen en alle faciliteiten comben waarin menschen binnentreden om er nimmer uit terug te keeren, donkere vuile riolen die de gemompelde geheimen van middernach telijke moorden verbergen holen vol woest ge weld en verdierlijking, van waar loerende boos wichten hun prooi bespringen, mannen, zonder mannelijken moed, vrouwen, zonder vrouwelijk gevoel, kinderen, zonder kinderlijke onschuld de akelige naaktheid der misdaad in al zijne afschuwelijkheid, zonder een spoor van poëzy of gevoel. Voor hen, die Petersburg alleen van de prachtige buitenzijde hebben leeren kennen, die de trotsche paleizen en prachtige kerken be zichtigden, die alleen voorname gezelschappen en de schouwburgen bezochten en de oppervlak kige beschaving opmerkten, moet het een vreeselijk ontwaken zijn, als zij bespeuren, dat onder die gladde schitterende oppervlakte een bodeinlooze diepte van ellende hen aangrijnst en dat in de schaduw van den gulden toren der Isaakskerk menschen elkander voor weinige koperen muntstukken den hals afsnijden, vrouwen hunne eigene kindereu verworgen om in hunne dagelijksche behoefte te voorzien. Zulke details, al doen zij een gevoelvol hart ook nog zoo smar telijk aan, hebben ten minste Jiet nut, dat zij de ondeugd en de misdaad in hunne ware gedaante doen kennen. werden hun toegestaan om aan het schieten deel te nemenmaar het zou in strijd wezen met de beginselen der Britsche Nationale Scherpschutters- Vereeniging, officieele uitnoodigingen aan de ver schillende Staten van Europa toe te zenden. Kapitein Furley heeft dikwijls aan de Neder landsche scherpschutters en aan allen, die in de nationale verdediging hier te lande belang stellen, te kennen gegeven, dat de Engelsche vrijwilligers met het grootste genoegen, bij voorkomende ge legenheden, hun Nederlandsche vrienden in hun midden zullen zien, en dit heeft hij dezer dagen, zoowel te Rotterdam als te Waalsdorp, meermalen herhaald. Kort geleden was iemand op zijn retour van Arnhem naar Amsterdam met een retourbiljet, toen te Ede een beambte hem zijn biljet vroeg; hij weigerde het af te geven, waarop de beambte hem verzocht, zoo hij geen biljet had, de vracht van Arnhem naar Ede te voldoen. De reiziger weigerde ook dit en nu werd proces-verbaal tegen hem opgemaakt. De kantonrechter te Wageningen, aan wiens beslissing deze zaak onderworpen werd, heelt den gedaagde van alle rechtsvervol ging ontslagen, op grond der volgende overwe gingen: 1°. dat met het betreflende artikel van het algemeen reglement niet bedoeld kan zijn aan de spoorwegbeambten het recht te geven om de plaatsbewijzen ten allen tijde van de reizigers af te vragen, en hun onder bedreiging van proces verbaal, dat is van straf, de verplichting op te leggen van hunne plaatsbewijzen af te geven en daardoor hen te dwingen afstand te doen van hun recht om naar een bepaalde op het bewijs aangegeven plaats vervoerd te worden, en 2°. dat het bewezen feit bij geen andere wet of veror dening, die wettelijke kracht heeft, strafbaar is gesteld. Een Beiersche boer heeft gouden sporen ten geschenke gezonden aan keizer Wilhelm, om aan zijn gevoel van vaderlandsliefde te voldoen; de keizer heeft den boer een brief vol dankbaarheid geschreven. Hoewel op eenigszins gevorderden leeftijd schijnt Wilhelm dan toch zijne sporen verdiend te hebben. Te Dyon zijn twee Duitsche geneesheeren, die een toer te paard deden, door geweerschoten ge troffen. Generaal van Groeben heeft, daar Dyon nog altijd in slaat van beleg verkeert, bevolen dat alle wapens aan de prefectuur moeten worden afgeleverd; dat daarna eene huiszoeking zou worden gedaan en ieder, die nog in het bezit van wapens werd gevonden, voor een krijgsraad te recht zou staan en, zoo hij veroordeeld werd, naar eene Duitsche vesting zou worden gezonden. Het huis, waarin wapenen gevonden werden, waarvan men de eigenaar niet kent, zal inkwar tiering bekomen. In het thefftre des Gobelins te Parijs werd de voorstelling Donderdag-avond op eene ongewone wijze afgebroken. Daar het licht flauwer begon te branden, klom een der werklieden in den kroon met het gevolg, dat deze, niet voor zulk een gewicht bestand, in het parterre viel en ver scheidene personen kwetste. In den sneltrein van Liegnitz naar Bunzlau klom, juist bij het vertrok van den trein, aan de tegenovergestelde zijde van het perron, een man in de dames-coupé en eischte van haar geld en kostbaarheden. De dames ontsteld en in't bewust zijn dat geen hulp kon verleend worden, ont deden zich van hare ringen, oorknoppen, horloges en porte-monoaies. Toen de trein een station na derde, verliet de dief nog onder .het rijden de coupé en veriiween in de duisternis. Toch gelukte het aan den ijver der beambten, die zoodra zij 't geval vernamen den roover achtervolgden, dezen, nog Op het eerste gezicht levert de gevangenis van Petersburg niets bijzonder indrukwekkends. De Offitserski-straat afgaande, komt men eerst op een groot plein, waarop zich de beide groote schouw burgen bevindenjop den tegenoverliggenden oever van het Catharina-kanaal zien wij er een groot, langwerpig, grauw, laag gebouw staan, dat men lichtelijk voor een oud magazijn zoude houden, wanneer de ronde torens aan de vier hoeken het geen ander karakter verleenden. Hoe meer wij het naderen, hoe meer andere keuteekenen ons de ware bestemming van bet gebouw verraden zooals de dikke tralies voor de vensters, de ge sloten, met ijzer beslagen poorten, de schildwach ten, aan alle hoeken. Bij het vallen van den avond levert echter de geheele nabuurschap het treurigste gezicht op en verkrijgt de omgeving zijne vreeslijkste beteekenis. Evenals de rivier die de klassieke onderwereld omgeeft, scheidt alsdan het donkere, stille kanaal de levende wereld van de doode. Aan de eene zijde heerscht licht en leven; flikkerende gas vlammen, ratelende voertuigen en het gewoel eener bedrijvige menigte; het geheel verlichte front van den grooten schouwburg en het vroolijke gedrang voor de deuren; aau de andere zijde, duisternis, diepe stilte en eenzaamheid. Mijn ge leider, een onderbeambte der gevangenis, voerde -As in 't bezit van al het gestolene, te achterhalen en gevangen te nemen. De Minister van Binnenlandsche Zaken heek ter algemeene kennis gebracht, dat ter uitvoering van art. 4 der algemeene wet van 19 Juni 18; (Staatsblad n°. 62), op 2 November van dit jat- in het gebouw der Polytechnische schoo -. Delft, vergelijkend examen zal worden afgenou, van hen, die voor de betrekking van adjunct- ijker in aanmerking wenschen te komen. Aan die betrekking is verbonden eene jaar wedde van negen honderd gulden. Zij, die aan dit examen wenschen deel te nemen, moeten zich vóór 8 October 1871 schril- telljk bij het Departement van Binnenlandsche Zaken aanmelden, met nauwkeurige opgaaf van naam voornamen en woonplaats, en overleggin» van eene geboorte-akte, waaruit blijkt, dat de candidaat op 2 November 1871 den ouderdom van achttien jaren heeft bereikt. De Minister van Financiën heeft, bij resolutie van 21 dezer n°. 62, vastgesteld de 277ste Staats loterij. Zij bestaat uit 20,000 loten, 10,000 prijzen en 2 premiën. De collectie wordt geopend op Maandag, 23 October 1871, en gesloten op Zaterdag, 4 November daaraanvolgende. De trekking van de eerste klasse vangt aan Maandag 20 November terwijl de laatste 100 nommers op Zaterdag 10 Februari 1872 zullen worden getrokken. De audiëntie van den Minister van Oorlog zal Donderdag den 28sten Sept. aanstaande, niet plaati hebben. Z. M. heeft Dr. J. Lunsingh Tonckens herbe noemd als burgem. der gemeente Opsterland. Z. M. heeft aan de na te melden officieren bij de dienstdoende schutterijen, op hun verzoek, eer vol ontslag verleend, als: bij die te Amsterdam, aau E. C. Bundten, als late luit., onder gehoo- denheid tot het volbrengen van de op hem w; rustende schutterlijke verplichtingen als gewoo: lid der schutterij bij de reserve, met al de get gen daaraan bij de wet gehecht; bij die te Si Almelo, aan Mr. W. C. Uytteuboogaart, als 2», luit. Voorts zijn bij de d.d. schutterij te Devento benoemd: tot kapitein a la suite G. A. H. Bak hoven, thans 1ste luit.; tot 1ste luit. N. van Schoo- ten, thans 2de luit.; tot 2de luit. L. J. A. Paul, thans serg.-majoor, en J. VV. D. Jonker, thaDS schutter; en aan den kapelmeester van het korps muziekanten der d.d. schutterij te Deventer, E. Grefe, als zoodanig den personeeten rang van 2de luit. bij die schutterij verleend. Z. M. heeft benoemd tot rechter in de arrond. rechtb. te Alkmaar Mr. W. A. L. Domis, thans griffier bij het kantong. te Zwolle; tot griffier bij het kantong. te Zwolle Mr. G. J. Storm Buysing, adv. aldaar. Z. M. heeft benoemd tot offic, van justitie bij de arrondissements-rechtb. te Amsterdam Mr. H, J. van Lennep, thans subst.-oflic. van justitie bij die rechtbank; tot subst-offic. van justitie bij de arrond.-rechtbank te Amsterdam Mr. W. R. Op ten Noort, thans subst.-oflic. van justitie bij de arrond. rechtb. te Hoorn; tot subst.-offic. van jus titie bij de arrond.-rechtb. te Hoorn Jhr. Mr. i. Laman Trip, thans comm. bij het Depart, n Binnenl. Zaken. Z. M. heeft aan Mr. G. J. D. Hondius, op z; daartoe gedaau verzoek, eervol ontslag verleed als plaatsverv. kantonr. te Naaldwijk. Z. M. heeft benoemd tot kantonr. te Tilburg Mr. A. H. Verster, thans kantonr. te Boxtel. Z. M. heeft goedgevonden bij den plaats, stal te benoemen, tot plaats, komm. der lste kl., den kol. N. C. Vinkhuizen, plaats, komm. der 2de kl- te 's-Hage. mij naar de hoofddeur van 't gebouw, waarboven zich twee ruw gebeeldhouwde engelen bevinden, die kruisen in de hand houden, alsof zij den ingang beschermen wilden. Onwillekeurig viel ons oog op de onmeedoogenlooze gezichten der schildwachten in hunne grijze mantels, en op hetzelfde oogenblik, deed zich als een antwoord op mijne overdenking, een heldere, volle stem uit een der bovenste vensters hooren, die een kla gend gezang aanhief; de melodie was echt Rus sisch, langzaam en zwaarmoedig, evenals de ellende van een onderdrukt volk. „Ja, hij zingt zeer goed," zeide de beambte, met het air van iemand, die het gezang van zijn geliefkoosde kanarievogel hoort; en daarbij is alles zijn eigen vinding; hij maakt de woorden, de melodie en alles zelf en wordt daarom onder de gevangenen bijzonder begunstigd. „Wat heeft hij misdaan?" vroeg ik. „Een moord" hernam mijn cicerone, terwijl hij bijzonderen nadruk op dit woord legde. „Hij sneed zijne vrouw in den slaap den hals af, en gaf zich zelf bij de politie aan. Hij beweerde- dat hij niet zou hebben kunuen verdragen, haar te zien sterven; maar zij trachten zich allen op allerlei wijzen te verontschuldigen voegde hij e' met een medelijdend lachje bij. „Hij zal wel voor geruimen tijd naar Siberie gaan." [Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2