i
onbevoegd verklaard, om van zijne vordering kennis
te nemen, terwijl de hooge raad, in zake van Mr.
A. daarentegen, het hoog gerechtshof te Batavia
als den bevoegden rechter heeft aangewezen.
Aan dit opperrechterlijk colege zoude worden
te kort gedaan, indien zelfs de mogelijkheid werd
verondersteld, dat deze rechter eene verdering
zoude afwijzen, die de tegenpartij zelve niet in
6taat is geweest, op eerlijke wijze tegen te spreken.
In de jongste zitting van den gemeenteraad te
VGravenhage is ingekomen het volgend prae-
advies:-
„Ofschoon uit het prae-advies omtrent de aan
vraag van den heer Watson blijkt dat Burge
meester en Wethouders het besluit uwer Verga
dering van 25 Januari 1870 daarbij geenszins uit het
oog verloren, meeuen zij toch, ter verduidelijking
daaraan nog een enkel woord te moeten toe
voegen.
„Strekte destijds hun voorstel om eene open
bare mededinging te openen naar de uitvoering
van het plan, zooals het was ontworpen door den
heer Henket, sedert zijn weder nagenoeg twee
jaren verloopen. En toen nu de aanvraag van
den heer Watsou hen bereikte, wiens voor
waarden ook door de Commissie van fabricage
zeer aannemelijk worden geacht, terwijl hij tevens
voldoende waarborgen aanbiedt, dat hij het werk
tot stand zal kunnen brengen, begreep hun Col
lege, aan het denkbeeld eener openbare mede
dinging niet te zeer te moeten blijven vasthouden.
De behoefte toch aan het spoedig bezit eener
duinwaterleiding wordt meer en meer gevoeld,
zoodat Burgemeester en Wethouders, in de ge
geven omstandigheden, geen vrijheid vonden, de
vervulling dier behoefte, wier bestaan zij met velen
erkennen, langer dan noodig op te houden.
Daarom gaven zij den Raad in overweging, van
het nu ontvangeu aanbod gebruik te maken,
zonder zich verder op den omweg van openbare
inschrijving, met haar onvermijdelijke termijnen
van aanbieding, beoordeeling en toewijzing, te
begeven.
Iutusschen zal aan de behandeling van hun
advies, om aan den heer Watson de gevraagde
concessie te verleenen, natuurlijk moeten vooraf
gaan
Vooreerst de behandeling der vraag, in de zit
ting van 25 Januari 1870 door den Voorzitter
gesteldbeslaat er behoefte aan eene waterleiding
En daarna de overweging van het voorstel der
heeren de Pinto c. s. tot het aanleggen eener
duinwaterleiding voor rekening der Gemeente.
Eerst din, wanneer Uwe Vergadering mocht
blijken te deelen in het gevoelen van hen, die
de behoefte aan eene duinwaterleiding erkennen,
en haar aanleg en exploitatie door eeue bijzon
dere onderneming mocht hebben gesteld boveu
het denkbeeld van de heeren de Pinto c. s.eerst
daarna zal het tegenwoordig voorstel van Burge
meester en Wethouders in beraadslaging worden
gebracht."
De vereeniging tot onderzoek naar de middelen
tot verbetering van den gezondheidstoestand in
de gemeente 's-Gravenhage heeft ten aanzien van
de waterleiding-quaestie het volgende adres tot
den raad gericht:
„De vereeniging heeft met de meeste belang
stelling kennis genomen vau de stappen in den
laatsten tijd gedaan ter verkrijging eener duin
waterleiding in deze gemeente. Met oplettendheid
heeft zij de voQrwaarden nagegaan vervat in de
concessie aanvragen van den heer Watson. Mee-
nende dat het niet tot hare roeping behoort haar
oordeel over de finantieele zijde der concessie
aanvrage uit te spreken, is zij echter overtuigd
eenige opmerkingen op het gebied van algemeene
gezondheid niet terug te mogen houden. In de
eerste plaats oordeelt zij de waarborgen tot be
oordeeling der deugdelijkheid van het water niet
voldoende. In de voorwaarden leest men: „indieu
het bevonden wordt in kwaliteit niet overeen
te stemmen met het water dat in bet duin
algemeen wordt aangetroffen." Op dit oogen-
blik is deze maatstaf goed, maar zeer groote
waarschijnlijk bestaat, dat door ontginning als
auderzins na verloop van tijden het water, in
de duinen aangetroffen, en dus niet door de fil
ters der inrichting gezuiverd, volstrekt geen goeden
maatstaf voor de hoedanigheid van het water
zijn zal. In de tweede plaats meent de vereeni
ging, den gemeenteraad onder de aandacht te
moeten brengen, dat de zeer lange duur van con
cessie, in de aanvrage opgenomen, niet wensche-
lijk is, omdat in den tijd van tientallen van jaren
de omstandigheden zeer kunnen veranderen, wat
betreft onze kennis van drinkwater en de methode
tot zuivering daarvan, en het dus verreweg de
voorkeur verdient, dat het gemeentebestuur
hierin meester blijve.
Deze punten met nadruk aan de aandacht van
den gemeenteraad aanbevelende, meent de ver
eeniging bij den raad in het belang der openbare
gezondheid, en met het oog op den thans be-
staanden onhoudbaren toestand, ernstig te moeten
aandringen op de daarstelling van eene water
leiding door, onder toezicht en ten koste van de
gemeente zelve."
In verband met de uitnoodigingen door den
Minister van Oorlog, door middel van de Staats
couranten van den 8sten en den llden Augustus j 1.,
n°. 185 en 188, tot de gemeentebesturen gericht,
betreffende het voor rekening van het Departe
ment van Oorlog verstrekken van reisgelden aan
met de medaille der Citadel van Antwerpen ver
sierde gewezen officieren en militairen, die aan
de op den 22sten Augustus jl. plaats gehad heb
bende plechtigheid der teraardebestelling op het
kerkhof te Ginneken van de overblijfselen der
op de Citadel begraven Nederlaudsche officieren
hebben deel genomen, heeft de Minister de eer
die besturen uit te noodigen, om, voor zooverre
zulks nog niet heeft plaats gehad, hunne decla-
ratiën van het ter voorschreven zake betaalde,
zoo spoedig doenlijk en wel vóór den 15den Oc
tober aanstaande, aan het Departement van Oor
log in te zenden.
Naar men verneemt is de Minister van Oor
log, Engelvaart, ongesteld en zou Z.Exc. zich naar
een badplaats hebben begeven.
Tot candidaat voor de Tweede Kamer in het
district Tiel, is door de liberale kiesvereeniging,
ter vervanging van den heer Hasselman, gesteld,
Mr. L. A. J. W. baron Sloet van de Beele.
De heer Julius Reuter, te Londen, directeur
der bekende telegraafmaatschappij, is door den
hertog van Saksen-Coburg-Gotha in den adelstand
verheven met den titel van baron.
De raad van onderzoek in de zaak van den
kapitein Jansen, heeft gisteren uitspraak gedaan.
Die uitspraak is inet 5 tegen 2 stemmen in het
nadeel van genoemden officier uitgevallen.
De uitslag der Acten-examens voor het middel
baar onderwijs was gisterenliterarisch gedeelte,
gevraagdvoor het Fransch twee acten, waarvan
éen geweigerd; de andere candidaat was niet
verschenen. Voor het Hoogduitscb twee acten,
beide toegestaan, éen aan Mej. Elisabeth Ernestine
Kempf, geb. te Herborn en een aan Mej- Geer-
truida Anna Elisabetha Oort, geb. te 's Graven-
hage. Voor het Nederlandsch, een acte toegestaan
aan Mej. Henriette Christine Catharine Kramers,
geb. te 's Gravenhage. Voor het Engelsch een
acte, geweigerd.
Door de openbare gezondheidscommissie te
Kampen wordt het publiek aangemaand tot
voorzichtigheid bij het koopen van gerookte pa
lingen, omdat in den laatsten tijd daar ter stede
doode en reeds tol bederf overgegane palingen worden
gerookt, en daarna ten verkoop aangeboden.
Met vergunning van den Minister van Binnen-
landsche Zaken, heeft de Gemeenteraad van
Zwolle den heer Dr. H. F. Kuijper, leeraar aan
de Rijks hoogere burgerschool aldaar, voor den
cursus 1871/72 benoemd tot directeur en leeraar
ran de burgeravondschool, tevens directeur der
teekenschool aldaar.
Als schrijvers van werken over faecale stoffen
der steden, onder het motto: uLucri semper bonus
odor," als antwoord op een prijsvraag van de
Ned. Maatschappij tot bevordering van Nijverheid
ingezonden, en aan welke door deze Maatschappij
wegens de verdiensten als historisch-critisch over
zicht de tweede gouden medaille als eervolle onder
scheiding is toegekend, hebben zich bekend ge
maakt de heeren Dr. L. Ali Cohen, te Gronin
gen Dr. D. Lubach, te Kampenen Dr. G. van
Overbeek de Meijer, te Utrecht. (Landb. Ct.)
Z. M. heeft de benoeming van Jhr. D. C. van
Lennep, burg. van Buurmalsen, tot secr. dier
gemeente, goedgekeurd.
Z. M. heeft aan Mr. A. C. van Rossem, te
Rotterdam, vergunning verleend tot liet aannemen
en dragen der versierselen van comm. der orde
van Isabella la Catholica. hem door Z. M. den
Koning van Spanje geschonken.
Z. M. heeft benoemd tot voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal voor den
duur der op den derden Maandag van Sept. dezes
jaars geopende zitting de heer Mr. W. H. Dullert,
lid dier kamer.
Z. M. heeft aau den heer N. G. Peter, op zijn
verzoek, eervol ontslag verleend als Nederl. consul
in China, onder dankbetuiging voor de in die
betrekking bewezen trouwe diensten.
Z. M. heeft aan Mr. A. J. Hoekwater, op zijn
daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend
als plaatsverv. kantonr. te Noordwijk, en benoemd
tot plaatsverv. kantonr. te Noordwijk C. L. C. W.
Pické, burg. dier gemeente.
Z. M. heeft aan Mr. J. M. Roessingh Udink,
op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang van
1 Oct. 1871, eervol ontslag verleend als kantonr.
te Ootinarsum.
Z. M. heeft goedgevonden den schout-bij-nacht
J. J. Wichers, met den laatsten Oct. aanstaande
eervol te ontslaan uit de betrekking van direct,
en comm. der marine te Hellevoetsluis, onder
dankbetuiging voor zijne in die betrekking bewe
zen diensten; en met den eersten Nov. aanstaande
als zoodanig te benoemen den kapit. ter zee P.
A. van Rees; terwijl naar aanleiding van gemeld
besluit, de kapit. ter zee J. P. G. Muller met den
laatsten Oct. aanstaande eervol wordt ontheven
van het bevel over Zr. Ms. wachtschip te Wil
lemsoord, en dat bevel met den lsteu Nov. aan
staande opgedragen aan den kapit. ter zee W.
C. Klis.
BINNENLAND.
Amsterdam, 21 Sept. Voor het Prov. Gerechtshof
alhier werd eergisteren en gisteren behandeld
eene strafzaak tegen J. J. de Wilde, van Beverwijk.
Uit het getuigenverhoor kan men opmaken dat het
hier de vraag gold, of het bewijs kon geleverd wor
den, dat de beschuldigde een op den tweeden Pink
stermorgen dezes jaars op M. de Groot gelost
schot had gedaan. De beschuldigde ontkende
zoowel dit hoofdpunt der beschuldiging als de
bewering van den verwonde, dat hij hem eenige
dagen te voren zou hebben bedreigd met de
woorden: „alsje nietophoudtgras tesnijden, zal ik
je wel vinden." Zoowel de getuige de Groot als
de getuige K. Tegel verklaarden onder eede, dat
zij na het vallen van het schot den beschuldigde
met een geweer over den schouder in zijn bui
tenplaats hard hadden zien wegloopen, en dat
hij toen eeu booge pet op het hoofd droeg en iu
een grijsachtigeu jas gekleed was. Beschuldigde
ontkende dergelijke stukken in zijn bezit te heb
ben. Sommige getuigen verklaarden iutusschen,
dat zij hem op andere tijden daarmede gezien
hadden. Beschuldigde beweerde verder, op het
uur, waarop het schot zou gelost zijn, in zijne
woning te hebben vertoefd en beriep zich op
eenige getuigen, die hem ongeveer op het bewuste
uur op het terras zijner plaats, vlak aan den
straatweg, bij zijne geraniums hadden gezien.
De groote vraag was evenwel, of dit vóór of na
het vallen van het schot had plaats gevonden.
Terwijl uit de getuigen charge het laatste
viel op te maken, verklaarden enkele getuigen
décharge, dat zij het op drie minuten afstand
van het terras gevallen schot hadden gehoord,
onmiddellijk nadat zij den beschuldigde bij den
straatweg hadden zien staan, dat zij hem der
halve daar hadden opgemerkt, zeer kort voordat
het schot viel. Dit laatste nu zou het minder
waarschijnlijk maken, dat hij dat schot had ge
lost. Enkele getuigen a décharge beweerden, dat
de beschuldigde toen eeu platte pet op het hoofd
droeg en in een donker blauwen jas gekleed
was, hetgeen dus streed tegen de verklaring der
getuigen de Groot en Tegel. Uit verschillende
getuigen bleek, dat de beschuldigde gewoon was
op alles te schieten wat hem op zijn buiten over
last aandeed, op honden, katteD, kippen en zelfs
op inenschen. Zoo heeft hij de gevangenis van
een maand ondergaan, ter zake van het schieten
met hagel op en daardoor in het aangezicht
verwonden van een kind.
Gisteren voerde de adv.-gen. Jhr. Mr. C. II.
Backer het woord en betoogde: 1". dat M. de
Groot, op 29 Mei II., door een schot in den rug
was verwond, toen hij op het aan de buiten
plaats des beschuldigden grenzend land bezig
was gras te snijden; 2°. dat de beschuldigde en
blijkens de verklaring van twee getuigen en blij
kens eenige nadere aanwijzingen, de persoon
was die dat schot had gelost; 3". dat de daar
door aan de Groot toegebrachte verwonding een
ziekte en beletsel om te werken, van meer dan
20 dagen had veroorzaakt. De aan den beschul
digde ten lasten gelegde verzwarende omstandig
heid, dat hij die verwonding voorbedachtelijk
had toegebracht, achtte spreker niet voldoende
bewezen. Spreker wees er ten slotte op, dat de
beschuldigde in de gemeente Beverwijk als een
lastig en twistziek man bekend stond, steeds ge
neigd om wat hij zijn recht noemde zelfs door
geweld te handhaven. Hij vroeg mitsdien zijne
veroordeeling tot een cellulaire gevangenisstraf
van twee jaren.
De advocaat Mr. Ph. A. Haas betwistte een
en ander met grooten nadruk en beweerde, dat
het niet aanging dezen beschuldigde voor schuldig
te houden, alleeu omdat het publiek hem voor
een lastig en twistziek man hield. Die reputatie
vond haar oorsprong in de omstandigheid, dat
deze man, die door eigen vlijt van niets tot het
bezit van een niet onaanzienlijk vermogen was
gekomen, sterk op zijne rechten stond en daarvoor
tegen verschillende personen vele procedures had
gevoerd, zelfs tegen een kantonrechter, welke hij
in verschillende instantien en voor het hoogste
ressort had gewonnen. Men denke slechts aan de
voortdurende twisten in den Gemeenteraad. Bever
wijk was bovendien een twistzieke gemeente bij
uitnemendheid. Waarlijk, iemand die in dezen
tijd zulk eene strenge opvatting van het eigen
domsrecht had, verdiende, vooral in deze dagen,
daarvoor niet bij den hove te worden zwart ge
maakt. Wat nu de zaak zelve betrof, achtte spre
ker de geheele beschuldiging onbewezen, daar
de geloofwaardigheid der beide getuigeD, die het
feit zouden gezien hebben, aan ernstige beden
king onderhevig was. Beiden toch hadden rede
nen om in deze niet geheel onpartijdig te zijn.
Getuige Tegel had zelfs processen tegen den be
schuldigde verloren, terwijl een rechtsgeding nog
in hooger beroep voor dit Hof moet behandeld
worden. Zonder hun nu juist opzettelijke verkor
ting der waarheid te last te leggen, meendepjj
ter dat zij geïmpressioneerd konden zijn d0or
gedachte, dat de Wilde de man moet zijQ ,j]H
geschoten had. Pleiter vestigde de aandach I
verschillende ten processen gebleken, o inst^jB
heden, die wel niet het tegendeel bewezen
toch genoegzaam aautoonen, dat event;,
bewijs aanwezig was dat de Wilde
had. Pleiter trachtte o. a. aan te toonen dati.M
dit niet kon hebben gezien. Ten slotte betir^H
hij dat deze verwonding den verwonde een >1
letsel om te werken van meer dan 20 davp.n B
veroorzaakt. Hij concludeerde dus tot zijne
spraak.
's-Gbavenhage, 21 Sept. Omtrent de aanbinJ
van het geschenk aan den heer Loudon, waat.B
wij gisteren eene beschrijving gaven, meldt«El
Haagsche correspondent: Het was eene geluk tl
gedachte, blijk gevende van warme vereeringil
verdiensteu van den heer Mr. J. Loudon, Cel
missaris des Konings in dit gewest, benoemd Gil
verneur-Generaal van Nederlandsch Indië, om tl
de zijde der Staten dezer provincie vóór de afrei
van den waardigen hoogen ambtsbekleeder i. l
op krachtige wijze hulde te brengen. Dat detl
beeld, bij sommige leden dier vergadering gerijpt, <1
zich daartoe als commissie hadden geconstituee:!
vond al spoedig bij de Staten ingang; en het»
was bestemd om het aandenken namens die Sta»
met den griffiier, den heer Commissaris des KoniJ
bij het nederleggen zijner betrekking, aan m
bieden. Te éen uur had die plechtigheid pld
aan het gebouw van het provinciaal gouverneur:!
Nadat onderscheidene leden der Staten metdel
griffier in eene der zalen hunne opwachting bad J
gemaakt, trad de beer Loudon met zijne echli
noote en kinderen hen te gemoet.
De heer Metelerkamp, als oudste lidvanGe:!
puteerde Staten, vatte alsnu het woord opeorl
hoofdzakelijk te kennen, dat de Staten vanZs;:!
Holland tot den heer Commissaris des Ko» J
Loudon, vóór het verlaten zijner betrekkio»®®
woord van dank wenscbten te richten eokfl
tevens een geschenk aan te bieden. Ais desiaM
een terugblik werpen op den toestand irtjH
gewest, dan zien zij, dat in het laatsteaa^|
jaren dat gewest in bloei en welvaart is;»«
nomen. Dit moet zeer zeker worden toegesW
ven aan de wetten en instellingen die ons tel
beheerschen, maar het zal ook voor een Kil
deel te danken zijn aan de wijze, waarop debel
Loudon in zijne hooge betrekking werkzaam™
om die wetten en instellingen toe te passen, 's Mil
bekende nederigheid, maakte het moeilijk oml
weinig woorden hem te schetsen, hoe verdien.!
lijk hijzich gemaakt heeftgedurendezijne loopbaJ
om te spreken van zijn bijzonderen ijver en zijl
bekwaamheid, gevoegd bij de welwillendheid!
heuschheid, waardoor hij zich heeft gekenmerll
Genoeg, zeide de spreker ongeveer, de Staten i!
den heer Loudon dankaar voor hetgeen door heul
verricht. Het doet hun leed, dat hij deze betrekkit.!
moet verlaten; maar zijn naam zal toch in wairJ
herinnering bij de Staten verblijven. Het heel
den Koning behaagd hem de hoogste betrekkit,!
in Nederlandsch Indië op te dragen. De Statcil
verheugen zich in dat blijk van vertrouwel
want zij weten, dat deze aanzienlijke betrekke!
zal worden vervuld door een man die haaitl
volle waardig is en die met een edel en voo:?B
vaderland warm hart vervuld is. Mogen d.-'i-H
ten vertrouwen, dat zij door hem niet
worden vergeten, de heer Loudon aanvaaf.7-1
verzekering, dat ook hij geenszins door hetul
worden vergeten. Het is hun eene aangetü-l
taak hem hierbij een geschenk aan te biel'!
De heer Loudon moge het aannemen als een'!
wijs van de hartelijke genegenheid, die de SlaisJ
hein toedragen; en zal hunne bede ver bowl
worden, dan zal het hem, zijne geachte ecbige-l
noote en kinderen wel gaan. Het zij hem gfg'j
veD, als hij in het Vaderland met de zijnen#1
zijn teruggekeerd, weer in welstand te worde»
begroet door de Staten, die dankbaar zullen blij'
ven erkennen zijn zoo werkzaam en nuttin
leven, waarin hij steeds voor oogen had betwel-
zijn van Vaderland en Oranje.
Diep getroffen vatte hierop de heer Loudon hei
woord op, die te kennen gaf, dat het hem mei
gemakkelijk viel om woorden te vinden, I»»
einde Daar waarheid terug te geven wat bij °1
dit oogen blik gevoelde. Innigen dank betuigd'
hij voor zoo ruime bewijzen van ondersteuning
eD genegenheid als hij steeds in zijne betrekkin.;
mocht ondervinden. Wat hem heden ten dei
viel was het slot eener reeks van onderschei
dingen. Hij was diep getroffen door de waril
taal, hem door tusschenkomst van den tolk dij
Staten, zijn geachten vriend toegesproken. Toil
kort geleden, hij de zomervergadering der Sta!
sloot, kostte het hem moeite om voor de tie 1
en laatste maal een woord van afscheid tot fe
te richten. Hij is er erkentelijk voor, dat bi»]
nog eenmaal de gelegenheid geschonken is o0
hen te spreken. Hij betuigt zijn innigen da»'
voor de vele bewijzen van ondersteuning, die b'i
van de Staten mocht ondervinden van het beg1"
af dat hij als Voorzitter optrad, en voor de co»
diale medewerking, de sympathie eD genege»
heid, die hij in zoo ruime mate mocht deelachtig