LI. Zaterdag heeft de heer Thorbeeke den Hoek van Holland bezocht en aldaar, vergezeld van den hoofd-ingenieur Galand, de werken van den nieu wen waterweg naar zee, van den mond vaD 't Kanaal tot aan het Scheur, in oogenschouw genomen. De Minister van Oorlog heeft den öden dezer aan de heeren bevelhebbers in de militaire afdee- lingen de volgende circulaire uitgevaardigd: „Reeds bij de aanschrijving van het Departe ment van Oorlog van 29 Maart 1848, N'. 14 B (Recueil Militair bladz. 86), werd aan de plaat selijke en garnizoens-kommandanten gelast, recht streeks en onverwijld aan dat Departement ken nis te geven van alle onrustige bewegingen, on geregeldheden enz., welke in de vesting of plaats, waarin zij bevel voeren, mochten plaats vinden of zich voordoen. „Ten gevolge van de onlangs opgedane onder vinding, heb ik het wenschelijk geacht, met uit breiding van het voreustaaude te bepalen, de voor noemde konimandanten van de bedoelde voorval len voortaan onmiddellijk per telegram aan het Departement van Oorlog zullen behooren kennis te geven, terwijl zij, wanneer in dergelijke ge vallen, op aanvrage der bevoegde autoriteit door hen militaire bijstand mocht worden verleend, daarvan met vermelding van de sterkte van het detachement en den naam van den kommande renden officier, eveneens per telegram aan opge meld Departement mededeling behooren te doen. „De plaatselijke en garnizoens-kommandanten en in eene plaats waar in gewone tijden geen garnizoen is, ook de kommandant van het der waarts gezonden detachement zijn gehouden, van alle buitengewone omstandigheden, welke zich na aankomst van de aangevraagde militaire macht ter bestemde plaatse mochten voordoen, op de zelfde wijze aan het Departement van Oorlog kennis te geven, onverminderd de meer gedetail leerd schriftelijke rapporten daaromtrent, welke zij door de gewone tusschenkomst dienen in te zenden. „Onder mededeeling van het vorenstaande, heb ik de eer U.H.E.G. te verzoeken de voorschreven kommandanten in uwe onderhebbende militaire afdeeling uit te noodigen, zich voortaan daarnaar te gedragen. De geueraal-majoor M. D. graaf van Limburg Stirum, buitengewoon adjudant des Konings, maakt, overeenkomstig de aankondiging in de Staatscourant van den 19den Augustus jl., bekend, dat bij hem is ontvangen, tot het oprichten van een monument ter eere der gesneuvelden in de Ci tadel van Antwerpen in December 1832: eene bijdrage van honderd gulden van Z. Exc. den Minister van Staat J. A. H. de la Sarraz, gepensioneerd luitenant-generaal, te 's-Hage; eene bijdrage van vijfentwintig gulden van de invalieden van het Kolo niaal Militair Invaliedenhuis op Bronbeek bij Arnhem, door tusschenkomst van den kolonel- komtnandant J. C. J. Smits; eene bijdrage van tien gulden van Jhr. Mr. P. Six, rentmeester van liet kroondomein eu van de domeinen van Z. K. H. Prins Erederik der Nederlanden, te Breda. De Minister van Financiën heeft benoemdmet ingang van 20 dezer, tot Rijkstelegraafkantoor- houder te Werkendam den brievengaarder aldaar M.' M. Versput, en met ingang van 15 October aanstaande, tot Rijkstelegraaf kantoorhouder en brievengaarder te Veere, H. Pauwels, thans klerk bij den Rijkstelegraaf. - - De Minister van Oorlog heeft, bij missive van 11 September jl. de instructie ter regelmatige waarneming van de vétérinaire dienst bij het leger meer in overeenstemming gebracht met de wet vau 20 Juli 1870 Stblu°. 131), regelende het veeartsenijkundig Staatstoezicht en de veeartsenij- kundige policie. De Minister van Marine brengt ter kennis van belanghebbenden, dat aan quarantaine maatre gelen zuilen worden onderworpen de schepen, komende van Pruisische havens in de Oostzee en van plaatsen gelegen aan de Elbe. Bij Zr. Ms. besluit van 23 Mei jl., is de exploit tatie van 's Rijks gieterij van bronzen geschut, met den lsten November a. s. onder het recht streeks beheer vau het Departement van Oorlog gesteld. Ter regelmatige uilvoering van hetgeen in dat besluit is voorgeschreven, heeft de Minister van Oorlog den 2deti dezer vastgesteld eene instructie voor de directie van genoemde gieterij, met bepaling dat zij in werking zal treden met 1 November a s. Z. M. heeft bij, besluit van 5 dezer bepaald, dat, te rekenen van 1 Januari dezes jaars en voortaan ook bij het heerschen van anderen dan de bij het besluit van 6 Juli bedoelde epidemische ziek ten, op daartoe door den minister van oorlog te verstrekken machtiging, de verhooging op de be zoldiging aan de geëmploieerdep bij de militaire hospitalen over de dagen, waarop zij met de ver zorging van aau die ziekten lijdende militairen, worden belast, zal worden uitbetaald, en gelijke verhooging als bijslag—op-de soldij zal worden genoten door de militairen van de compagnien hospitaal-soldaten bij de hospitalen met de ver melde dienst belast, en zulks voor de onder officieren en korporaals naar den maatstaf voor de geëmploieerden der 2dekl.en voor de soldaten naar den maatstaf voor de geëmploieerden der 3de klasse vastgesteld. Z. M. heeft op zijn verzoek, een eervol ontslag verleend: aan J. Vreeswijk, als gezworen van den polder Battenoord, gemeente Nieuwe Tonge, provincie Zuid-Holland. En zijn voorts benoemd: tot heemraad in het bestuur van de polders Dirk Smeetsland en Meester Arend van der Woudensland, provincie Zuid- Holland, J. Klootwijk; tot gedeputeerde van den polder het Binnen-Kijveland, gemeente Poortu- gaal, provincie Zuid-Holland, C. van Tooien; tot dijkgraaf van den polder Albrands waard, gemeente Poortugaal, provincie Zuid-Holland, A. van der Waal, Cz.; tot heemraad van den Zegeupolder, gemeente Rhoon, provincie Zuid-Holland, J. Dekker; tot heemraad van het waterschap Mijns- beerenland van Moerkerken, provincie Zuid- Holland, O. B. 't Hooft; tot heemraad van Rhijn- land, provinciën Zuid- en Noord-Holland, J. van der Breggen Az. en Mr. C. Cock. Z. M. heeft benoemd tot plaatsverv. kantoor, te Amersfoort Mr. J. W. Sluiter, procureur bij de arrond.-rechtb. aldaar. Z. M. heeft de Commissie, ingesteld bij dat van den 22sten Februari 1871, otn, naar aanleiding van door den Minister van Koloniën aan haar voor te stellen vraagpunten, te dienen van advies over de ontwerpen van aanleg van spoorwegen in Nederl.-Indië, ontbonden, onder dankbetuiging voor hare belangrijke werkzaamheden. BINNENLAND. 's-Gravïngaqx, 20 September. De Hooge Raad behandelde gisteren het beroep in cassatie door den procureur-generaal bij het Hof in Zuid-Hol land, ingesteld tegen een arrest van den 27 Juni jl. waarbij W. Man in 't Veld, koopman teAlb- tasserdam, met bevestiging van een vonnis des eersten rechters is vrijgesproken van het zonder vergunning van Gedep. Staten oprichten van ge- bouweu binnen den verboden afstand eener be graafplaats. Ook van deze zaak maakten wij vroeger melding. De memorie van cassatie door den proc.-gen. ingediend beweert dat het Hof zich zou hebben schuldig gemaakt aan overschrij ding van rechtsmacht door als rechter in appel eene beslissing te geven waartoe het onbevoegd was. Mr, van Gigch, die ook nu weder optrad voor den gerequereerde, geloofde dat van over- schiijding van rechtsmacht geen sprake kon zijn, zoolang de bij de grondwet bevolen organieke- wet niet uitgevaardigd is. Hij concludeerde tot verwerping van het beroep. De zelfde verdediger trad ook op tot toelichting van eene voorziening tegen een arrest van het Hof in Utrecht ingesteld, .waarbij eene veroor deeling van een half jaar eenzame opsluiting en f 25 boete is uitgesproken tegen twee rondreizende kooplieden die te Utrecht voor zuiver linnen goederen verkochten, die den toets daarvan niet konden doorstaan. N°. 1 deed zich voor als Fransch koopman uit den Elzas, die voor den oorlog met zijne goederen op reis gegaan zijnde, ten einde zijn vaderland te hulp te snellen, zijne goederen voor eiken prijs wilde verkoopeu. N°. 2 liet zich als tolk gelden en gedroeg zich bij ge legenheid van verkooping alsof hem de zaak niet aanging. Het bleek echter later dat het echte Hollandsche kooplieden waren. Pleiter droeg een middel van cassatie voor dat het fond der zaak betrof en kwam tot de slotsom dat er vol gens hem noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding was g"ëplëegd, dat mitsdien het ar rest moest worden vernietigd en de requiranten ontslagen van rechtsvervolging, Het Openb. Ministerie zal in deze zaken den 25sten dezer concludeereu. Rotterdam, 19 September. De volgende be langrijke en gelukkig zeldzaam voorkomende zaak werd heden voor de Rechtbank alhier be handeld.. Een docter in de genees-, heel- en verloskunde, de heer G. H. L. V., had den 2den Augustus 11. de vrouw van den hoedenmaker H. alhier als verloskundige bij hare bevalling bijge staan, waarna die vrouw denzelfden nacht was overleden. Uit hetgeen bij die verlossing had plaats gehad scheen men te kunuen opmaken, dat de behandeling zoodanig was geweest, dat de dood daarvan het gevolg moest zijn. Tegen den geneesheer werd dientengevolge een straf proces ingesteld, ter zake van door onbedreven heid, onhandigheid, onvoorzichtigheid en gemis aan voorzorg, onwillig ernstige beleedigingen en verwondingen te hebben toegebracht aan de in wendige lichaauisdeeteo der kraamvrouw en haar den uterus geheel te hebben uitgerukt en uitgesueden, tengevolge waarvan verbloeding is ontslaan en de dood dier vrouw is veroorzaakt. De advocaten Mrs. G. J. de Haas en K. G. Havelaar traden voor den bekl. op. De laatste verzocht aan de Rechtbank, dat de zaak met ge sloten deuren zou wordeu behandeld, omdat hij haar minder geschikt voor het publiek oordeelde. De substituut-officier Mr. A. J. Roest verzette zich echter hiertegen, omdat het naar zijn oordeel de bedoeling der wet niet is, zaken als deze met gesloten deuren te behandelenmet welk ge voelen de Rechtbank zich vereenigde. Allereerst werden daarop de heeren Riender- hoff en Lycklama Nyeholt geboord, die eene lijkschouwing van de overledene hadden gedaan, en die ook nu bij hunne meening persisteerden, uitgedrukt in het daarvan opgemaakt verslag, namelijk dat de vrouw goed gevormd was en dat de dood inoet worden toegeschreveu aan ver bloeding, ten gevolge van inwendige mechanische beleedigingen. Volgens hen was de uterus met een schaar in het lichaam weggesneden en daarop verwijderdhoezeer zij toegeven dat het leven mogelijk is zonder aanwezigheid van den uterus, doch uiet als die verwijderd is op deze wijze, dadelijk na de verlossing. Beiden zijn van oordeel dat de bekl. zeer onvoorzichtig heeft gehandeld. Bekl. verklaarde dat hij, bij de vrouw geroepen, zich tot haar heeft begeven zonder instrumenten bij zich te hebben. Hij geeft wijders op, dat hij, toen er bij de verwijdering der placenta bloeding ontstond, meende dat er een polyp aanwezig was, die hij wilde verwijderenwaarom hij eerst ge- ruimen tijd heeft getrokken eu gescheurd en daarna uitwendig iets heeft afgeknipt, wat later bleek de uterus te zijn. De 3e getuige was de man der ongelukkige vrouw. Hij deelde mede, dat hij eerst sedert Degen maanden met haar was gehuwd en dat zij zich in eene volmaakte gezondheid mocht verheugeu. De verlossing was aanvankelijk zeer voorspoedig gegaan; het kindje was flink en gezond; doch bij het verwijderen der placeuta, waartoe de dokter, die in een opgewonden toestand was, on middellijk overging en dat met rukken eu veel geweld gepaard ging, vroeg de doctor eene schaar, waarop de vrouw riep: „God helpe mij, ik ben zoo naar!" waarna het voorwerp, dat later bleek de uterus te zijn, te voorschijn kwam. Op aan maning van get. ging de dokter daarop een an deren geneeskundige halen, om diens raad in te winnen, die zulks thans als getuige bevestigde. Spoedig daarop overleed de kraamvrouw. Na afloop van het getuigenverhoor nam de Of ficier zijn requisitoir, dat hij toelichtte. Zijns in ziens ontbrak niets aan het bewijs. De bekl. heeft niet gehandeld met de noodige bedaardheid; hij had eene verkeerde diagnose. Wat de strafbaarheid van het feit betreft, merkte Spr. op, dat alle schrijvers eenstemmig zijn, dat er geen vrijbrief bestaat voor genees kundigen ten opzichte van handelingen met hunne patiënten. Het Code Penal bedreigt straf tegen ieder, die door onvoorzichtigheid of onbedreven heid een manslag begaat, zonder hiervan iemand, dus ook niet geneeskundigen, uit te zonderen. Hier nu is een on willige manslag gepleegd, onder zulke zware omstandighedeu, dat ZE. meeude het maximum te moeten eischen van de straf, bij art. 319 Code Penal op dit misdrijf gesteld, en wel eene gevangenisstraf vau twee jaren eu eene boete van 25. Vervolgens nam advocaat Mr. Havelaar het woord en trachtte in eene uitgewerkte rede de niet-strafbaarheid vau het feit aan te toonen. Bij repliek adstrueerde de heer officier nog nader ziju requisitoir, en wees op het lijden en de ellende, die de bekl. heeft gesticht in het huishouden der ongelukkige vrouw, wie hij zooveel nameloos lijden beeft doen ondergaan. De bekl, zeide Spr., heeft aan zijn naam een gedenkteeken verbonden; de familie van het slachtoffer zal hem herdenken als een naam van jammer en kommer eu de geneesheeren dezer stad als een die de praktijk tot oneer strekt. Met de voorstelliug van het lijden kon Mr. Havelaar zich hij dupliek wel vereenigenmaar hij geloofde evenwel, dat bekl., die zulks deed ter goeder trouw, naar zijn beste weten, daar voor niet strafbaar is en in tegendeel zijn plicht heeft betracht, waarvoor hij lof verdient. Aanst. Dinsdag zal de Rechtbank uitspraak doen. (A II. Cl.) Dordrecht, 19 September. Gisteren zijn de aan nemers van deu bovenbouw der brug over het Hollaudsch Diep door de directie daarvan uitge- noodigd, om te Willemsdorp eene bijeenkomst te houden, ten einde hunne voorwaarden op te geven voor het vervroegd berijdbaar opleveren dier brug. Naar wij vernemen, zijn door de aannemers als voorwaarden gesteld: Vervroegde betaling, vervroegd eindigen van het onderhoud in ver houding van de vroegere oplevering, met gedeel telijke betaling vau den termijn voor het onder houd bepaald. Het is te wenschen dat deze voorwaarden, billijk en in het belang van het algemeen, door de hooge regeering goedgekeurd kunnen worden, dan bestaat de mogelijkheid, dat deu 23sten De cember a. s. die brug voo- het verkeer gereed is. [Dordr. Cl.) Gouda, 19 September. Zaterdag is te Haastrecht door het dagelijksch bestuur vau het waterschap de Hooge Boezem achter Haastrecht, bij inschrij ving in het openbaar aanbesteed, het maken van de gebouwen eu iurichtiugeu voor een stoom gemaal. Er waren tien ïnschrijviugs-biljetlen in- geleverd; de minste inschrijver ,was de heer A, van deu Berg, aanuemer, wonende te Boskoop voor f 31,990, aan wieu het werk is gegundde benoodigde stoomwerktuigen worden ge|J door de directie der Nederlandsche stoonJ maatschappij te Rotterdam, voor f 18.500;»,] de geheele aauneiningssom voor dit zoo beljjJ werk beloopt, f 61.490. Een schoone dag is dit voor den Vooryi,, J geachten burgemeester van Lopik, detü| J. van Nooten, die aauspraak heeft op dta| telijkheid van allen, die krachtige bevotol der welvaart van een belangrijke streek o;l te stellen. Bijna vijf jaren heeft de strijd geduurd (J zoo ver met die zaak te brengen; tnaareej de taak opgevat hebbende, gaf hij de zaati op; hij hield het oog op de ruim 4200 hectj kostbaren grond, die er bij betrokken ware- begreep dat de welvaart der ingezetenen zeerste daaraan was verbonden niettegenstur deu reeds hoogen prijs die voor deu grond m besteed, zullen de landerijen nog aanzieclijl waarde stijgen, nu er uitzicht bestaat van krachtig stoomgemaal in een volgend jas mogen bezitten. BUITENLAND. Frankrgk. Bemusat en Visconti Venosta te Turin. Hen taat over Elzas-Lotharingen. Bevindingen commissie voor de contracten. Installatie: ministeries te Versailles. Staat van bels Vonnis van Hossel. G-eene grèves. Eegee rings-liohamen te Versailles. Vonnis der weduwe Leroyj De minister van buiteulandsche zaken, de musat, die Zondag te Turin aankwam, heeft al: deel genomen aan den feestmaaltijd, die dor stad gegeven werd en waaraan ongeveer genoodigden aanzaten. Deze gebeurtenis kt behalve dat zij ons herinnert aan het gr" werk der doorboring, nog een grootere betee wanneer men mag afgaan op hetgeen dooi heeren de Remusateu Visconti Venosta gesp:, is. De Fransche minister van buitenlandscht stelde namelijk een toast in op het vee koningrijk Italië en Victor Emanuelbij oor in den tegenwoordigen toestand van Euro nauwe vereeniging van de Latijnschi noodzakelijk, met andere woorden, hij w* eene innige vriendschappelijke betrekkingt" Frankrijk en Italië. De heer Visconti V stelde een dronk in op den president der Fra1 Republiek en op de eensgezindheid der volken, die door deu nieuwen tunnel als het nader tot elkander waren gebracht. Indies dus mag aannemen, dat de ministers zich de opgewondenheid van het feest niet hebben I influeuceereu, dan is tusschen Frankrijk en i op het oogenblik alles couleur de rose. Vóot banquet heeft de heer de Remusat een langd audiëntie van deu Italiaanschen koning ge die 's morgens te Turin was gearriveerd, en zeer vriendschappelijk door hem ontvangen. De opinie van de Duitscbe dagbladen het tractaat omtrentElzas-Lotharingen is ovei algemeen ongunstiger dan die van de Fra" wanneer men namelijk hiervan uitzondert!; uit oppositie tegen den heer Thiers bewer het tractaat voor Frankrijk veel te nad en dat men had moeten beproeven om d' ruiming van alle nog bezette departemei verkrijgen. De National Zeilung heeft er vet dat nu nog meer dan een jaar de tol-1 schen het Duitscbe rijk en de nieuw ve« provinciën zal in stand blijven, daar toch hei doel der Duitscbe regeering met het tractaat in aan de producten uit Elzas-Lotharingen et: der déboucbé te verschaffen, opdat zij de Dm industrieele wereld niet zouden overstrW De regeering houdt dus natuurlijk de Dm' tollinie staande zoolang als de verminderio; rechten aan de Fransche zijde duurt. Het iniuisterieele Berlijnsche orgaan, de Deutsche Zeitung (van welks beschouwingen Bismarck de officieele waarde onlangs veel dectineerd heeft) oordeelt, dat het verdrag de verordemngen, die er door de Nationale I gadering in gebracht werden, zijn groote 1 verliest en derhalve voor Duitschland ona" melijk is. De telegram uit Parijs, die wij achter mededeelen, en waarbij de eeusg' heid tusschen graaf von Ariiim en Thiers zekerd werd, doet ons echter over het ongen' der Duitsche pers uiet zeer ougerust zijn. - Voor de commissie, die zich bezig houdt het onderzoek naar de contracten, die dooi keizerrijk tijdens het begin van den oorlog sloten werden, zijn gehoord de generaals B: eu Buzanne, die eene belangrijke rol bebbef speeld in de organisatie van de laatste keize' legers. Niet alleen hunne ophelderingen, over het algemeen de resultaten van haaro zoek, geven de commissie weinig reden tot denlieia. Er blijkt uit, dut door verschë personen van deu benarden toestand des partij is getrokken om hunne zakken h> meer welvarenden toestand te brengen. D regeeriug heeft daartoe alle gelegenheid ge? door de wijze waarop zij de verschillende ringen heelt doen aaunemeu. Er zijn, een massa tusschenpersonen geb' hooggeplaatste, invloedrijke personen, die bi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2