Zaterdag 16 September. N°. 3559. A°. 1871. beteugeling van besmettelijke ziekten. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post.3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVEKTKNTIE.N Voor iederen regel7 0.15. Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan. Mochten wij in ons vorig artikel de algemeene strekking van 't wetsontwerp tot wering en be- liiigeling van besmettelijke ziekten toejuichen, ja volgt de vraag of de inhoud daaraan beant woordt? Zeer zeker voor een groot deel, inaar niet lea volle. De conceptie is flink en ingegeven door Je zucht om doortastend in eeDe te lang versuk kelde zaak te bandelen, om in eene groote leemte ie voorzien. De uitwerking houdt daarmede ech- ler met altijd gelijken tred. Laten wij er rond voor uitkomen, dat 't wetsontwerp ons hier en daar niet ver genoeg gaat, dat 't geen symetrisch geheel vormt van gevolgrijke maatregelen, dat waar 't er nog al op aaokoint de verantwoorde lijkheid te veel op hen wordt geladen, voor wien juist dit wetsontwerp tot krachtigen prikkel moet strekken. Wij kunnen niet instemmen met hen die zeg gen: 't is al veel te veel wat we nu krijgen. Vau halve maatregelen, vooral in zulke ernstige uiiistaDdigheden houden we niet 't minst, omdat we overtuigd zijn dat de goede bedoelingen die er aan ten grondslag liggen op die wijze te loor eau. Het doel nu der wet is epidemiën te weren of Ie beteugelen. Zonder krachtige en buitengewone loasfregeleu is dit niet doenlijk. I'an die overtuiging hadden alle voorschriften eu stempel moeten dragen, en dit is niet met allen het geval. Voornamelijk hebben we op het oog die artikelen waarin de burgemeesters in slede van verplicht, bevoegd worden verklaard om het een of ander te verrichten, maatregelen facultatief in plaats van imperatief zijn gesteld. De, zaken zijn te ernstig en te gewichtig om aan de burgemeesters den vrijen wil te laten hoe te handelen. Het geldt hier van die oogenblikken waarin noch aarzeling, noch lang beraad te pas komen, maar handelen, steeds handelen le mot d'or ire moet zijn. De bepalingen waarop wij vooral 't oog hebben zijn de art. 3, 4, 5 en 6. In het eerstbedoelde heeft de burgemeester tweederlei bevoegdheden: om lijders aan eene besmettelijke ziekte, die zich in slaapsteden of logementen bevinden, naar eene andere verblijfplaats ter verplegiug te doen over brengen en om in genoemde inrichtingen maat regelen ter voorkoming van verspreiding dier ziekte voor te schrijven eD, zoo noodig, te doen uitvoeren. Waarom hier geen verplichting is opgelegd begrijpen wij allerminst, waar nog wel de memorie van toelichting er van gewaagt dat slaapsteden en logementen dikwijls broeinesten van besmette-, lijke ziekten zijn en daarin niet zelden ook juist de eerste gevallen voorkomen. ^Inderdaad hangt er toch van een snel hande len in die gevallen veel af en al mag men nu bij een aantal burgemeesters genoeg energie aannemen, dat zij van hunne bevoegdheid zul len gebruik maken, er zullen er toch zijn die wankelen, die tegenover een zeker deel der bevol king kracht missen vooral in kleine gemeenten; een of twee burgemeesters die met hunne be voegdheid den slakkenweg opgaan kunnen oor zaak zijo dat een epidemie ODtstaat. Het tweede artikel waarin ons de bevoegdheid mishaagt, is, dat de burgemeester bevoegd is na ingewonuen advies van den geneeskundigen amb tenaar of van een in de gemeente praktiserend geneeskundige, huizen, die brandpunten van be smetting zijn of dreigen te worden, geheel of gedeeltelijk te doen reinigen en oulsmetten. Alweder een voorschrift dat o. i. zonder ver plichting eene doode letter zal blijven. Een bur gemeester zal waar het van zijo vrijen wil af- bangt, niet zoo licht tot zoo iets overgaan. Al weder juichen wij, het denkbeeld der regeering': 'te, maar zij had voor de praktijk beter moeten waken door 't voorschrift gebiedend te maken. Verder zullen wij niet gaan; wij meenen ge- ooeg gezegd te hebben om duidelijk te doen zien wat wij wenschen. Nog deze opmerking, dat ons een en ander te meer bevreemd, als wij zien, dat het wetsont werp in een aantal andere gevallen 't vuur nog al na aan de schenen legt zoowel van autoritei ten als bijzondere personen. Overigens kunnen wij ons met de maatre gelen, die anderen te kras en daarom niet doeltreffend voorkomen, zeer goed vereenigen Wij vinden ze zelf3 in dit speciaal geval voortref felijk. Vrienden van inbreuk op de individueele vrijheid zijn wij niet, evenmin als wij het zijn van 't der burgerij lastig te maken. Maar wij zijn hier zoo doordrongen en zoo overtuigd dat een en ander door 't algemeen belang gevorderd wordt, dat we zonder aarzeling over de teedere vraagstukken, die voorzeker veel tegenstand zullen uitlokken, heen stappen. De gewichtigste beginselen van het wetsontwerp, om de besmettelijke ziekten voor te komen ofte stuiten zijn: Openbaarheid te geven aan't verschijnen eener epidemie, ook in 't buitenland en haren vorderin gen bekend te maken; afzondering zooveel mo gelijk van aangetasten, reiniging en ontsmetting van brandpunten van besmetting en van besmet ting verdachte voorwerpen, en des noods onteige ning van de laatste voorwerpen, maatregelen tot bevordering der openbare reinheid, verbods bepalingen tegen liet vervoeren of doen vervoeren van lijders aan eene besmettelijke ziekie, van voorwerpen die op een of andere wijze met lijders of overledenen aan besmettelijke ziekten in aan raking zijn geweest, quarantaine maatregelen voor vaartuigen waarin besmettelijke ziekten zijn of zich vertoond hebben, verbodsbepalingen tegen het houden van kermissen of jaarmarkten in ge meenten waar epidemiën verspreid zijn, legen het bezoeken van scholen of fabrieken door personen uit huizen waarin eene besmettelijke ziekie voor komt; verplichtende vaccinatie en revaccinatie als voorwaarde tot bezoek van scholen; 't kenmerken door zichtbare teekens van huizen en vaartuigen waarin besmettelijke ziekten voorkomen; in stelling van cliolera-com missiën, onderzoek van alle openbare en bijzondere gebouyven door de bevoegde autoriteiten bij 't verschijnen van be smettelijke ziekten enz. Het lijdt geen twijfel dat dit legio voorschriften met zeer vele bezwaren zal le kampen hebben. Veel hangt af van de medewerkiug die de auto riteiten bij de burgerijen en de geneeskundigen' zullen ondervindenhebben zij den steun van beide cathegoriën dan wordt hunne taak zeer verlicht. Als wij zien dat in tal van gemeenten de irn- pulsie om aan den algemeeuen gezondheidstoestand bevorderlijk te zijn juist van de burgerij uitgaat, dan hebben wij goeden moed voor de wer king van het tegenwoordig wetsontwerp. Maar daarmede is nog niet alles verricht; het wetsont werp heeft ongetwijfeld een tijdelijk karakter, zijne toepassing zal afnemen met het wijken of opnieuw beginnen met het in aantocht zijn van besmettelijke ziekten. Moge bet bovenal een prikkel zijn om in gewone tijden steeds met Dauwgezetheid te zorgen voor' al hetgeen den gezondheidstoestand in de ge meente kan verbeteren. Vele middelen doen de deskundigen daarvoor aan de hand. Goed drinkwater, verbeterde riool stelsels, verbetering der woningen, ziedaar drie van de voornaamste punten waaraan de gemeen ten die daarvan nog niet in 't bezit zijn, al hun aandacht en zorg zullen moeten wijden. Leiden, 15 September. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft( hedenmiddag namens Z. M. den Koning het tegen woordig zittingjaar der Staten-Generaal gesloten. Hoewel vertraging, zeide Z. Exc., in de siuitings- rede, in het eerste tijdperk der zitting en de dis cussie over eene dubbele begrooting, is onder vonden, zoo is toch menig gewichtig besluit ge nomen en menige nuttige maatregel tot stand gebracht, o. a. de Ooster-spoorweg en dë verbe tering van de haven te Harlingen. Onderscheidene onafgedane maatregelen zullen in de volgende zitting worden herval. Namens den Koning werd aan de Staten-Generaal dank betuigd voor hare toewijding. Het garnizoen trok heden morgen uit tot het doen van eene strategische verkenning naar den kant van Wassenaar, waarbij de landing van een vijand tusschen Scheveningen en Katwijk ver ondersteld werd. In de volgende week zullen de gezamenlijke troepen manoeuvres op groote schaal uitvoeren. Hedenmiddag omstreeks halfeen werd een kind dat speelde op den Ouden Rijn, door een wagen met stoelen en banken beladen, overreden. Zeer pijnlijk werd bet kind in eene nabijgelegen wo ning gebracht. Zooals wij gisteren reeds vermeld hadden, zou Prins Hendrik der Nederlanden te Parijs zijn aangekomen (de Prins is dezer dagen terug gekeerd) om met den heer Thiers over staats zaken te spreken. Het Ultramontaansche dag blad L'Univers neemt daaruit aanleiding om een artikel vol hatelijkheden en stuitende grofhe den tegen dien vorst te schrijven, welken, zegt de Arnh. Cl,, die dit artikel reproduceert, zij blijk baar wegens zijne vermeende Duitschgezindheid en zijn kerkgeloof geen goed hart toedraagt. Na eene weinig vleiende beschrijving van 's Prinsen uiterlijk gegeven te hebben, beweert zij, dat zijn leven vergiftigd wordt door eene idee fixebehoud tot eiken prijs van zijne positie in het groother togdom Luxemburg, minder ter wille van het geldelijk belang, hoewel zij er volstrekt niet zeker van is, dat ook dit niet bij hem weegt, dan om het weinigje eer en de luttele privilegiën van zijn miniatuur-onderkoningschap, die hem zijn geïsoleerd en vergeten standpunt te's-Gravenhage moeten vergoeden. Protestan6Ch; van eene andere nationaliteit dan zijne onderdanen per delegatie; door neiging en door zijn huwelijk aan Duitsch- land gehecht en derhalve de natuurlijke vijand van al wat Fransch is, kan de Prins, volgens l'Univers, onmogelijk bemind zijn bij een volko men Fransch en katholiek volk, waarvoor bij hem wederkeerig geene sympathie bestaat, ge lijk, naar het blad meent, ook hieruit blijkt, dat de Prins, tot de Luxemburgers sprekende, steeds van hun land, van hunne belangen, van hunne zaken gewaagt. Het zou den vorst dan ook, meent l'Univers, weinig kunnen schelen, of de autonomie van het Groothertogdom moest opgeofferd worden, indien hij bij eene inlij ving in het Duitsche rijk de souverein van Luxemburg werd. Prinses Hendrik zelve heeft, zegt l'Univers, verklaard, dat haar gemaal het niet zou overleveD, indien Luxemburg voor hem verloren ging. Het ultramontaansche blad spreekt op den toon van bewondering over de grondleg gers der dynastie van Oranje, en treurt er over, dat het genie dier groote mannen noch door de baatzuchtige politiek .van het hofje van Walfer- dange, noch door de persoonlijkheid van den Prins, in herinnering wordt gebracht; welke laatste niet slechts door bekrompen denkbeelden, en kleingeestigen wrok beheerscht wordt, maar populariteitsbejag zelfs zoo ver vergeet alle banketten en feestgelagen, zelfs geringste gehalte, plaats te nemen en klinken. Het blad geef ten slotte de kennen, dat „indien" de heer Thiers den Prins mocht ontvangen, hij zich niet door diens welbespraakheid zal laten begoochelen, en niet zal vergeten, dat hij met een vriend van de Pruiseü en met een verklaard vijand der Fran- schen te doen heeft, die in 1S67 aan Frank rijk de grootste ongelegenheden berokkend en door middel der vrijmetselaars-loges geheel Duitschland tegen dat rijk in het harnas gejaagd heeft; en die zeer onlangs zich heeft beijverd.de bevalen uit Berlijn op te volgen, door het exequ atur van den Franschen vertegenwoordiger in het groothertogdom in te trekken. L'Univers acht het overigens zeer mogelijk, dat Prins Hendrik te Parijs is gekomen om eene zending van Bismarck te vervullen. Het zou, meent het blad, opnieuw van de Pruisische diplomatieke handigheid getui gen, indien men zich te Berlijn van een onder handelaar bediende, die zijne antipathie zoo goed onder een voorkomen van eenvoud en onschuld weet te verbergeD. zich uit om aan van het mede te hoop te De Minister van Justitie heeft aan heeren procureurs-generaal bij de prov. gerechtshoven den 9den Sept. jl. de volgende circulaire uitge vaardigd „Mij is gebleken, dat in de laatste jaren meer malen jeugdige beschuldigden van de diefstallen, bedoeld bij artikel lo der wet van 29 Juni 18541 Staatsblad n°. 103), na vrijspraak deswege, als hebbende zij gehandeld zonder oordeel des onder scheids, echter ingevolge rechterlijk bevel in het vonnis van vrijspraak, zijn overgebracht naar een huis van verbetering en opvoeding, om daar ge durende eenige jaren te verblijven, „Ofschoon nu, met het oog op art. 6 der ge melde wet, des kantonrechters formele bevoegd heid tot zoodanig bevel niet kan worden betwist, zoo meen ik toch, dat het in strijd is met den geest en de kennelijke bedoeling van art. 66 van het Wetboek van Strafrecht, om uit krachte van dit artikel jeugdige kinderen, na vrijspraak van be trekkelijk zeer geringe misdrijven, waartegen ge vangenis van slechts éen maand als maximum is bedreigd, gedurende éen of meer jaren van hun vrijheid te berooven. „Ik heb het dus wenschelijk geacht uw aan dacht te vestigen op deze vonnissen, met uit- noodiging om de officieren van justitie in uw ressort aan te schrijven, in het vervolg dergelijke uitspraken van kantonrechters in hun arrondisse ment door middel van hooger beroep aan het oordeel van den hoogeren rechter te onderwerpen. „Het noodig aantal exemplaren der circulaire voor de officieren van justitie in uw ressort gaat hiernevens." Uit Utrecht wordt aan Jt Vaderland geschreven „Aan de compagniën vesting-artillerie der dd. schuttefij te Utrecht is door het Departement van Oorlog een officier van het aldaar in garnizoen liggend 2de regiment vesting-artillerie toegevoegd, ten einde de instructie der manschappen door instructeurs van genoemd regiment te regelen en daarop toezicht te houden. Onlangs heeft een hoorn blazer dier comp. vesting-artillerie-schutterij ge- geweigerd de bevelen van genoemden officier op te volgen, bewerende alleen gehoorzaamheid schul dig te zijn aan den kommandant der schutterij en daaraan verbonden officieren en superieuren. Voor den schuttersraad is hij te dier zake wegens wangedrag tegen de ondergeschiktheid en voor dien officier toegevoegde beleedigende uitdruk kingen, veroordeeld tot een geldboete van ƒ15 en bij wanbetaling tot 14 dagen provoost-arrest. „De gemelde officier heeft daarna bij dearrou- dissements-rechtbank tegen den bedoelden hoorn blazer opnieuw vervolging doen instellen, ten gevolge waarvaD die scliutterplichtige opnieuw wegen6 beleedigingen aan den officier na afloop der exercitie toegevoegd, tot eene cellulaire gevan genis van 5 dageD is veroordeeld." Het vijftigjarig bestaan van de rijksveeartsenij school, in het jaar 1872, zal door de maatschappij tot bevordering der veeartsenijkunde in Neder land, feestelijk worden gevierd, volgens het nu ingediende voorstel des hoofdbestuurs, ten tijde van de in 1872 te houden jaarlijksche (10de) al gemeene vergadering. Het hoofdbestuur noodigt thans de afdeelingen en de leden uit, in de aanst. algemeene vergadering op 20 September e. k. hunne weDschen omtrent de inrichting van deze feestviering bekend te maken, zoodat alsdan na onderlinge gedachtewisseling, door gemeen over leg kan worden zorg gedragen, dat de samen komst in 1872 op eene ruime deelneming zal mogen rekenen. r t> en ps y O. 2 5 S Oq 3 3 cS 2 O Cu 3 r—~ -T no S V 00 3 3 CJQ h- i—to O tO ÜI ut CO 1—{O l— Oi cn to tir- —i V* "o O' OS 1-J 1—'OtOCOCOOCOfX to IV -J Oi -J to coi _o ^aoobstocuK-co CGiOOCH o CA W to tf- <o io 5T r- p £L to 1 e ci cc a h cc ts cn co ""*3 "c/2 "rO tO "QI CO C/0 tO J tt* OJ co p oo co o co co co h üi cc o: Oi'to O H tO G3 -J C W O' O g o Dr. Lycklama d Nyeholt, le Rotterdam die in het laatst van Augustus van 't vorige jaar naar Mannheim vertrok, en aldaar een hospitaal voor typhus- en dissenterie lijders (Zeughauslazareth) heeft georganiseerd en gedurende 11 weken ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1