N°. 3558. A0. 1871. Dinsdag 12 September. feuilleton van het „Leidsch Dagblad". DE VIJF ZINTUIGEN. PRIJS QEZSR COüBANt. Voor Laiden per 3 meendenJ.. Franco per post. Afronderlijke Nommew 3.00. 3.85 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en- Feestdagen, uitgegeven. pRijh deb advertentien. U J l I Vooriederen regel0.13. Grootere letten neer de pleetsruimte die tij bealean. lalden, 11 September. Aan het Vaderland wordt uit Leiden omtrent proef io den nacht van 5 op 6 dezer alhier, iet de pneumatische reiniging van privaten vol- its Liernurs stelsel genomen, het volgende ge- Ihreven Het stelsel is te Leiden toegepast op gedeelten ia vier blokken en op een geheel blok; het .Dtal huizen, dat er van voorzien is, bedraagt 1 meerendeels kleine woningen, maar waar- ider een groot gesticht voor oude lieden en kin- ren en eenige meer aanzienlijke woonhuizen irkomen. Het aantal inwoners, dat er door idiend wordt, bedraégt 1180. ,De geschiedeois van de toepassing is dezede art waar het is aangelegd, verkeerde, wat oer van vuilnis betrof, in den meest betreu- mswaardigen toestand; eene heerschende epide- lie had vele slachtoffers geëischt; als middel tot irbetering meende men overdekte riolen met kputten voor de opens kanalen in de plaats moeten stellen, zooals trouwens op meer plaat- in geschiedt, maar met een zeer ongunstig resultaat. De vereeniging tot verbetering van de volks- londlieid te Leiden verhief hiertegen hare waar- iiinvende stem en ten einde klem aan hare jumenten bij te zetten, deed zij een plan voor lioleering voor dit gedeelte, volgens Lier- ta stelsel, opmaken, en beval dit den Gemeen- iad als proefneming ter uitvoering aan. De Gemeenteraad, die gretig alle gelegenhe- |n aanneemt om het welzijn der ingezetenen bevorderen en niet het minst op het gebied It openbare gezondheid, nam het plan der ge- bdheidsvereeniging over en zooals het eerst rd ontworpen, is het thans bijna geheel voltooid- '«Het bestaat uit twee groepen. Er zijn twee ervoirs op verschillende punten geplaatst, het ine vereenigt vier hoofdbuizen, het andere drie. an het eerste reservoir loopt een hoofdbuis, die |f lakbuizen op zich vereenigt; twee daarvau^ naaste en de verste van het reservoir verwij- rd, waren gereed, de aansluitingen aan alle ivaten bewerkstelligd, de tijd voor de proefne- ,ng was daar. De eerste buis was voor de lediging van tieö, tweede voor die van elf privaten ingericht, In tal dat nooit overschreden behoeft te worden. De laatste privaten van beide buisleidingen wa- fcn op fiO m. van de hoofdbuis geplaatst.de eerste tiktmis sloot aan op 30 m., de tweede op 70 m., Bp bet reservoir; de totale afstand vaD het verst Vtttvijderde privaat; bedraagt dus 130 m. De 21 pUtalea waren reeds eenige dagèn in gebruik eest, en teD gevolge van de nieuwheid der •en had de afloop niet behoorlijk plaats en wiren sommige trechters ter halver hoogte gevuld iPe locomobiel-luchtpomp werd dien avond zoo- dfil tender gebezigd, de luchtslang was op de uis van het reservoir bevestigd; met stoom 'en 96 Eng. pondeD drukking werd al spoedig •en volume van 25 Eng. duim 5'/« atmosfeer Jthet reservoir verkregen; de kraan die de ge- Menschap tusschen het reservoir en de hoofdbuis daarstelt, werd plotseling geopend eg men be speurde aan het geluid dat er zich stoffen in het reservoir slingerden; een onderzoek naar den toe stand der privaten ingesteld, die vóór de bewer king waren nagezien, bewees dat hun inhoud aanzienlijk was verminderd. „De proef die met zoo gunstigen uitslag had plaats gehad, werd op den 7den in tegenwoor digheid van het gemeentebestuur herhaald; nu was de tender er bij en nadat men zich over tuigd had, dat er ten gevolge eener herhaalde bewerking eene aanzienlijke uiassa stoffen in het reservoir aanwezig was, werden deze in dep tender overgebracht. Dit had met 900 liters in 20 keconden plaats. „Daarna werden de traagheidskleppen nage zien, van de goede werking waarvan men zich had kannen overtuigen, de vacuum-meter toch hield stand bij de juiste grens van spanning waarbij zij gesloten moeten blijven. „Zöo is dan eindelijk in Nederland het eenige stelsel uitgevoerd, dat tot nog toe voldoet aan de eischen, die men voor den afvoer van faecale stoffen stellen mag, en voor betrekkelijk weinig kosten. In Leiden kost hét stelsel 11.87 per hooft! behalve de kosten der verplaatsbare toestellen, die voor een veel grooter aantal inwÓDers vol doende zijn en die alsdan op ƒ1 per hoofd komen. „Dat afdoende middelen zooals dit, noodigzijn, is te Leiden gebleken; men kan zich geen denk beeld vormen van den gebrekkigen toestand waarin de afvoermiddelen verkeerden die eenmaal tocb met zorg waren daargesteld; ingevallen riolen en beerputten, gemeenschap tusschen deze laatste en den wel- ofTegenbak kwamen bijna overal voor. Geen wonder dat dié buurt vroeger zoo geteisterd werd door epidemische ziekten. Omtrent den afzet der faccaliëo is nog niets bepaald, binnenkort zal er een verpachting gehouden worden. Ondertusschou zal men de stoffen met aarde vermengen, het eenige voldoende tot nog toe bekende desinfëctie- middel, en er èen compost van maken dat onge twijfeld Waarde zal bezitten. „Het gemeentebestuur van Leiden verdiént deu dank vsth altén voor de flinke wijze waarop het zich door eigen ondervinding heeft Willen over tuigen van de deugdelijkheid vah een stelsel, niettegenstaande het zelfs bij erkende autoriteiten op het gebied der wetenschap twijfel heeft ver wekt. Het was bovendien in het bezit van een plan voor een spoelstelsel, door drie bekwame mannen ontworpen; de proef met Liernurs stelsel heeft daar den doodsteek aangegeven, en zulks niet alleen te Leiden, ook op alle andere plaatsen in Nederland, die wegens verschillende omstan digheden voor de uitvoeriog van zoodanig stel sel ongeschikt zijn. „Het stelsel is te Leiden toegepast in een nor maal gedeelte der stad, het breken door muren, het opnemen van vloeren en al die bezwaren, waardoor velen het stelsel onuitvoerbaar achtten, zijn daar voorgekomen. Het kan dus aan iedere andere stad tot Voorbeeld strekkenen de wijze, waarop door den heer Liernur in zijne plannen iedere zwarigheid van iocaliteit wordt opgelost, strekt ten waarborg van de mogelijkheid der uit voering en goede werking onder de meest saam- gestelde omstandigheden. „Van de bewoners der huizen heeft men de meeste medewerking ondervonden. „Te Amsterdam heeft men weder met audere eigenaardigheden te kampen dan te Leiden maar ook daar is ieder moeielijk vraagstuk glansrijk opgelost. Het zal nog eenigeo tijd duren, totdat het geheele stelsel zal voltooid zijn en alle pri vaten aangesloten; men verneemt dat het ge meentebestuur van Geiden alsdan de ruimste gelegenheid zal geven aan allen, die zich van de deugdelijke werking willen komen overtuigen." De Indische begrooting voor het dienstjaar 1872 is bij de Tweede Kamer ingediend. Het eindcijfer van uitgaven is vastgesteld ten bedrage van 108.396.333, tegenover eene raming van middelen ad 119.032.020. De sluitpost als bijdrage aan 's Rijks schatkist uitgetrokken bedraagt derhalve /TO.635,637; voor 1871 was de sluitpost 10.301.701. De Minister van Koloniën herinnert echter in de Memorie van Toelichting, dat latere voorstel len in Indië, inzonderheid bet departement van Marine betreffende, waaromtrent nog nadere voor stellen worden tegemoet gezien, invloed op deze cijfers kunnen uitoefenen. Aan hét verlangen naar bespoedigde indiening van de begrootihgs ontwerpen voor bet dienstjaar ifi72 is nog met volledig voldaan door de Indi sche Régeèring. De benoodigde bescheiden, de primitieve ontwerpen uitmakende, werden nage noeg op hetzelfde tijdstip als in 1870 ontvangen, en spoeèig achtervolgd door voorstellen tot aan vulling eh wijziging. De Minister móet zijn léédwezen uitdrukken over de onmogelijkheid waarin hij verkeert om nadere vólledige opgaven te doen nopens de uit komst van vroegere diensten. Het is echter genoegzaam zeker dat het batig slot van den dienst 1867 het daarvoor in 1870 ge. raamde cijfer nog 'overtreffen zal. Wat 1869 be treft, het vermoedelijk batig saldo zal zijn ƒ12.94.3.900; dat van 1870 ƒ16.745.800. Met het oog op deze uitkomsten, vond de Mi nister geen bezwaar, aan zijn ambtgenoot voor Financiën de verzekering te geven, dat de som men, welke tot hiertoe niet door het Departement van Koloniën waren uitgekeerd op de posten, als bijdragen aan 's Rijks schatkist op de begroo tingen 1868 en 1869 uitgetrokken, later uitgekeerd zouden worden. Die mindere uitkeeringen be dragen: over 1868 ƒ534,509,64, over 1869 4,962,731.00, te zamen ƒ5,497,240.64. Het zal wel schier overbodig zijn te vermei den, dat de minister met nadruk de aanschrij vingen van zijnen voorganger heeft herhaald, waarin de Indische Regeeriug werd gewezen op de onverschoonbare nalatigheid, welke in Indië heerscht met opzicht tot het vereffenen van de vroegere dieosten. Die toestand kan niet onbepaald voortduren. Wat men ook tot verontschuldiging of ter ver goelijking moge aanvoeren, de voortdurende ver onachtzaming van zeer stellige voorschriften der wet getuigt allerminst van zucht om de wet te eerbiedigen. Aan de Indische Regeering is de gelegenheid gegeven om in de ruimste mate op gave te doen van de bedenkingen, die bij haar mochten bestaan ten aanzien van de tegenwoor dige wetteijke bepalingen, en voorstellen in te dienen tot verbetering, waar die haar noodig of wenschelijk mocht voorkomen. Tot nu toe ont breken die voorstellen. Er moeten blijkbsar in het financieel beheer in Indië fundamenteele gebreken bestaan. De Mi nister zoekt de oorzaak van het kwaad in de omstandigheid, dat de waarde van een ordelijk én geregeld beheer in Indië niet hoog genoeg geschat wordt, en dat het beheer der geldmidde len hier en daar te veel als bijwerk wordt be schouwd. Om grondig herstel zooveel mogelijk te bevorderen, komt het hem noodzakelijk voor een buitengewone maatregel te nemen, daarin be staande, dat eenige ambtenaren, met het financieel beheer en de comptabiliteit volledig bekend, van hier worden uitgezonden om den toestand grondig te onderzoeken en den Gouv.-Generaal de noodige voorstellen te doen, omtrent hetgeen gedaan moet worden tot afdoende verbetering van het financieel beheer in zijn geheel. Daardoor wordt op hoofdstuk II, onderafdeeling 6a, een krediet van ƒ50,000 aangevraagd. Dit intusschen durft de Minister, op grond van de bovenstaande cijfers, bewerendat de finan- tieele toestand van Indië tot op den huidigen dag in geeneu deele onbevredigend is. De bere kening van het batige slot van het jaar 1867, te vermeerderen met de baten van vroegere dien- steD, welke nog ODder de baten van dat jaar zijn op te nemen, geeft niet alleen de zekerheid, dat de bijdragen aan 's Rijks schatkist over 1868 en 1869 ten volle gekweten zullen worden, maar het zal ook de middelen opleveren, die benoodigd mochten zijn om in mogelijke teleurstellingen bij het opmaken der Indische rekeningen over 1868 en 1869 te voorzien. De inkomsten in Nederland over 1870 overtreffen de raming met ruim zes millioen, zoodat ook de dienst van dat jaar als ^geheel tegen eventualiteiten verzekerd kan wor- ;den beschouyvd. Geeft alzoo het verledene alleszins stof tot erken telijkheid, ook de toekomst komt den Minister voor geene ernstige zorg op te leveren, mits het noodige beleid bij de vervulling van de talrijke behoeften, welke in Indië bestaan, niel|uit het oog worde verloren. Die behoeften zijn groot, en de den zich al dadelijk bij het samenstellen der be grooting voor. De meer uitgebreide kennis van den eigenlij ken omvang van het benoodigde, van lieverlede in de laatste jaren verkregen, gaf veelvuldige gelegenheid tot juistere ramiDg van vele onder deden. Een alleszins loffelijk streven naar nauw keurigheid en naar bezuiniging, daar waar deze (Vervolg,) f-aat daarom niemand zich verwonderen dat kerseneter zijn vergrootenden bril opzet, op- de vruchten lekkerder en dikker Schijnen gen, daar we toch weteD, dat in 't donker M den lekkerbek zijn halve genot beneemt, 1 we zelfs over bet meer of min geurige ODzer jfe niet juist kunnen oordeelen als ze ons in [donker wordt toegediend. In de vijf zintuigen i ieder op zich zelf zoowel als te samen doel- pend werkende, hebben we een alleszins toe pad middel ontvangen om de ons omringende •'werpen te leeren kennen, en wordt aan ons ptand stof tot denken in ruime maté aange- telit. Groote zekerheid kenoen wij toe aan al, door de zintuigen ter onzer kennis komt, |®et reden wat toch onze oogen gezien, onze r-a gehoord, onze handen geta6t hebben, geldt ''8 waarheid en heeft voor ons weten het hoogste gezag. Dit gezag evenwel is meermalen betwist door eenzijdige redenering en overmatige twijfelzucht, zoo zelfs dat sommige Wijsgeeren de zintuigelijke waarneming beschuldigd Hebben, dat zij zich als gebiedster opwerpt, en ons toch dikwijls bedriegt, zoodat we voor haar niet ge noeg op onze hoede kunnen zijn. Andere daar entegen vermanen ons om voor waar te houden, wat we met gezonde zintuigen hebben waarge nomen, maar om daarbij niet te vergeten, dat de zintuigen slechts dienen om het tegenwoordige 'te onderkennen, en hierdoor eeUen indruk op de ziel te maken, welke indruk als Het ware door het verstand moet verwerkt wór den, dat dan het oordeel over het waargenomen uitspreekt. Het verstand nu kan in dat oordeel dwalen, dé gezonde zintuigen niet, daar zij ons dé voor werpen enkel voorstellen zoo als zij zich juist nu aaD ods voordoen. De wijsgeer Kant zegt hier- oter sprekende: „De zinnen bedriegen niet. Deze Woorden behelzén de afwijzing van het gewich tigste, maar wél beséhoüwd ook vod het nietigste virwijt,' dat men aan de zintuigen doet; en wel diarom, niet dewijl zij altijd juist oordeelen, uiaar dewijl zij niet oordeelen, westhalve de dwaling altijd voor rekening van het verstand komt; even- wiel vindt hlet' vérstand eetiige vérschbömng iri den schijn der dingen; zoo wordt de verwijderde tloren, waaraan het oog geen hoeken ziet, voor rond, het verwijderde deel der zee voor hooger dan het strand, de volle maan bij haren opgang aan den gezichteinder voor grooter dan wanneer zij hoog aan den hemel staat, gehouden, zoo loopt de mensch derhalve gevaar om schijn voor wer kelijkheid te houden en dus eene dwaling te be gaan, die echter niet aan de zinnen maar aan het verstand moet worden toegeschreven." Meer- ihalen heeft men dus aan zintuigelijke onvolko-^ menheid toegeschreven, wat aan bekrompenheid t eenzijdigheid van het verstand te wijten was. ijsgeeren zoowel als natuurkundigen erkennen ebhter meer en meer de onmisbaarheid van zin tuigelijke waarneming, zonder haar is geene ken nis van feiten, zpnder deze geene ware weten schap mogelijk. Dikwijls heeft men de zintuigen miskend door mathematische zekerheid met proef ondervindelijke zekerheid té verwarren. Hoewel lach de stellingen der mathematische wetenschap pen ook door zinnelijke waarneiping bij gevolg trekking kunnen verkregen worden, zoo moeten zij édbter hoofdzakelijk door redenering uit grondwaar heden wórden afgeleid. Zoodanige grondwaarheden dijagen het kenmerk harer waarheid met zich, dat 'b.!v. de som van twee zijden eens driehoeks steeds grooter is dan de derde zijde, of dat de halve aom van twee getallen gevoegd bij de helft van derzelver verschil, gelijk aan het grootste getal is zoodanige stellingen zijn niet alleen waar maar kunnen niet anders dan waar zijn, van dien aard zijn niet de waarheden der natuurkundige weten schappen die door zintuigelijke waarneming kunnen ontdekt worden; zij worden daarna in tkgenoverstelling van de noodzakelijke waarheden jder Mathesis toevallige waarheden genoemd. De zekerheid dus langs zoo verschillende wegen ver- jkjregen, is daarom, welke dieosten zij ook elkander .bewijzen, voor geene vergelijking vatbaar. In ^aats van aan de zintuigen te groote eischen te doen, willen wij dus liever rnet dankbaarheid opmerken, dat ook proefondervindelijke zekerheid ,.al ons vertrouwen waardig is. Op de ontwikke ling van ons inwendig leven oefenen de zintuigen een uitgestrekten invloed uit; ons zelfbewustzijn ontwaakt er door in onze eerste jeugd en naar mate de werkkring der zintuigen wordt uitge breid, verruimt zich onze inwendige aanschou wing. Ook ons gemoed ondervindt de gedurende inVloed der zintuigenniet slecht6 door den aard JBl be de male van het ongeluk toch, maar ook door n toon der klacht eo bet geziekt der tranen wordt t menschelijk hart aangeroerd, als ons verstand gej niet voor onoprecht of ongegrond houdt. Ook ouze zin voor het ware, schoone en goede al is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1