Maandag
11 September.
feuilleton van liet „Leidseli
Dagblad".
E VIJF ZINTUIGEN
N°. 3554.
EIDSCH
A". 1871,
DAGBLAD
PRI.I8 DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85
Afzonderlijke Nommersn 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS O KR AUVKRTKNTIKN.
Voorlederen regel
Orootere letten naar de plaatsruimte die rij beslaan.
l-elden, 9 September.
e Stoom vaart-Maatschappij Nederland heeft van
hoofdagentschap der Neder], Indische Han-
bank te Batavia, het volgende telegram van
en ontvangen
ioomscliip Prins van Oranje passeerde heden-
tend Anjer te 8 uren, verwachten het schip
en alhier."
ij de Waalsch-Hervormde gemeente te Rotter-
is gisteren tot predikant beroepen de lieer
I van Hamel, pred. te Leeuwarden.
en verzoekt, onze dezer dagen reeds gegeven
DSpraak van 't gerucht, dat Zomerzorg zou
pi.ocht zijn, te versterken, door te berichten
de gelteele zaak ook nu weer niet anders
an een canard.
ledurende deze week zijn dagelijks in het
veikhuis alhier opgenomen van 95 tot 114 vol-
sen personen en van 26 tot 42 kinderen.
an de Ztveui- en Bad inrichting Rliijnzicht
lijn gedurende deze week 1991 baden genomen.
edurende deze week zijn in het Badhuis op
ile -nimarkt 79 baden gebruikt.
bt. W. J. F. Nuyens schreef den volgenden
hriei aan de Tijd:
in de Redactie van De Tijd.
Mijnheer!
Êd. zult mij tnet de opnatne vau deze ver-
;ten.
k vond in uw blad een bericht betreffende
e benoeming tot ridder van de Orde van de
ekroon. Vergis ik mij niet, dan is dat bericht
utv blad opgenomen, eer het door de Slaals-
ranl wordt vermeld. (Hierover kan ik echter
11 oordeelen, daar ik de Staats-Courant niet lees.)
i zal u derhalve door een mijner vrienden zijn
degedeeld, of op een los gerucht zijn vernield
Er wordt in uw bericht gesprokeu van een
ieel schrijven, volgens hetwelk mij die onder-
eiding zou zijn Ie beurt gevallen om mijne
schiedenis der Nederlandsche Beroerten." Ik
st niet wat men onder officieel schrijven ver-
t. Ik voor mij beschouw de zaak volgender
'ze: Z. M. heeft wellicht een blijk willen geven
hij de grondige, eerlijke historievorsching
ert,zonder aanzien van den persoon dieschrijft,
eze tot de Protestanten of tot de Katholieken,
Ie couservatieven of liberalen behoore.
kze en geene andere beleekenis hecht ik aan
Dderscheiding, waarmede ik mij vereerd ge-
tvijl zij mij is te beurt gevallen van mijnen
igen Vorst.
k heb de eer te zijn UEdd.
Dr. W. J. F. Nuyens."
■esltvoud, 6 Sept. 1871.
BH ij veroorloven ons nan te merken, dat wij niet gewoon
^(niedcdeeliogoo te doen op een los gerucht, zonder tevens die
Rmdigheid er bij te vermelden. Overigens kan de beer Nujrcns
list tvjj in caeu niet op een los gerucht zijn afgegaan
(Ito Redactie van De Tijd.)
In de algemeene vergadering van deelhebbers
der Naatnlooze Vennootschap de Nederlandsche
Loodmijn gevestigd te Amsterdam, op 29 Juli 11.
werd besloten tot het aangaan eener Hypothecaire
geld leening, groot ƒ1,250,000, verdeeld in 25,000
obligatiën, ieder groot ƒ50. Thans is die leening
opengesteld en zijn do volgende voorwaarden
bekend gemaakt:
a. Hypothecaire inschrijving op alle Onroerende
Beziltingen van de Nederlandsche Loodmijn. b. Eene
vaste rente van drie ten honderd per jaar, in-
gaaude 1 September 1871, te voldoen tegen jaar-
lijksche coupons, betaalbaar te Amsterdam, c. Een
Bewijs van aandeel in 15 pCt. van de netto
winsten der Maatschappij, als extra dividend, zoo
lang de obligatie niet is afgelost, d Een certifi
caat rechlgeveude in het overschot van hel
hieronder sub genoemde waarborgfonds, hetwelk
na afloop van alle verplichtingen aan de Premiën-
Leening verbonden op p./tn. 1,090,000 wordt ge
schat. e. Aflossing a pari van wege de Nederland
sche Loodmijn, door jaorlijksche uitloting, ten over
staan van een notaris, te beginnen in 1876, van
welk jaar af moeten worden afgelost, jaarlijks
minstens 300 obligatiën. De Maatschappij zal
het recht hebben deze aflossing te vergrooten of
te vervroegen, Aflossing buiten en behalve de
reeds bovenvermelde, nog door uilloting met aan
zienlijke preiniën, volgens het bijgevoegde plan
zijnde deze aflossing geguarandeerd door een
afzonderlijk waarborgfonds, groot ƒ300,000.het
welk geheel onafhankelijk van het Bestuur van
de Nederlandsche Loodmijn zal worden gedeponeerd
bij de Kas-Vereeniging, en beheerd door drie ach-
achtenswaardige firma's door de obligatiehouders,
daartoe tot eene Algemeene Vergadering op te
roepen, bij meerderheid der aanwezigen stemmen
te kiezen.
De opbrengst dezer leeniug zal strekken: 1°. Tot
coinpleteering der bestaande machineriën en daar
door krachtige doorzetting der exploitatie. 2". Tot
conversie der thans bestaande 2de Hypotheek.
Verder lezen wij in het prospectus
De bergwerken aan de Nederlandsche Loodmijn
hehoorende, zijn de reeds in exploitatie gebrachte
mijnen Friedichsglück en Augusta Catharina, en
de mijnvelden Admiraal de Ruyter en Holland,
alle met elkander een doorgaand geheel uitma
kende. Zij zijn gelegen in de gemeente Lintorf,
nabij het station Grossenbaum van den Cöln-Min-
dener spoorweg tusscheu Duisburg en Diisseldorp,
terwijl zij door de bijna voltooide spoorweglijn
Mülheim a/d Ruhr-Düsseldorp van de Bergisch-
Markische Spoorweg-Maatschappij, die op ruim
een half uur afstand is aangelegd, en meer nog
door de reeds vastgestelde lijn Troisdorf Speldorf-
Linlorf-Diisseldorp te bouwen door deRheinische
Spoorweg-Maatschappij, in onmiddelijke verbin
ding zullen komen met het Europeesche spoor
wegnet.
De mijnen en mijnvelden hebben eene opper
vlakte van 7,000,000 meters, die bereids over
eene lengte van 700 meters in uitdelving gebracht,
overal edel, dat is ertsvoerend werden bevonden
met eene machtigheid van gemiddeld 1 meter.
De grootste diepte waarop tot nu toe de erts-
voerende massa werd onderzocht is 42 meter en
nam de edelheid der ertsen toe, naar mate men
dieper kwam. Op geologische gronden kan voort
zetting der ertsvoerende massa op veel grootere
diepte bij steeds verbeterend ertsgehalte niet
worden betwijfeld.
Sedert de Nederlandsche Loodmijn eigenares der
bovengenoemde Bergwerken werd, zijn deze
onderzocht door vele bekende deskundigen, waar
onder ook de heer J. P. de Bordes, oud kapitein
der genie.
Deze zaakkundigen brachten omtrent de geolo
gische. formatie en etsrijkdom, niet alleen de
gunstigste rapporten uit, maar waren eenstemmig
van oordeel, dat de exploitatie dezer bergwerken
op zeer uitgebreide schaal verdient en behoord
te worden doorgezet. Buiten en behalve dat de
aanwezige geconstateerde ertsmassa, de aanwen
ding van groole kapitalen wettigt, werd nog
daarop gewezen, dat de generale kosten over
eene. uitgebreide exploitatie minder drukken, en
ook dat ertsen naarmate zij in grootere hoeveel
heden worden geproduceerd, meerdere waarde
verkrijgen en regelmatiger en voordeeliger kunnen
worden verkocht.
Op grond van de goede raadgevingen van ver
schillende deskundigen werden reeds zeer belang
rijke machineriën in werking gebracht, hoofdza
kelijk bestemd tot waterhouding, daar de geolo
gische regel. „Geen loodertsen zonder veel water"
zich ook op deze bergwerken bevestigt.
Door den aanleg dezer machineriën werd liet
bewijs verkregen van den feitelijken ertsrijkdom
thans moet worden overgaan tot nog belangrijker
uitbreiding dier machineriën, ten einde door de
zekerheid van beschikking over reservekrachten,
le kunnen komen tot regelmatige en doorloopend on
gestoorde ertsproductie. De waarde toch van elk
genot is in groote mate afhankelijk van de ze
kerheid van rustige duurzaamheid.
De Afdeeling voor Taal-, Letter-, Geschiedkun
dige en Wijsgeerige Wetenschappen van de Ko
ninklijke Academie van Wetenschappen, zal eene
gewone vergadering houden op Maandag den 11de»
September e. k., des middags te twaalf uren, in het
gebouw der Academie Trippenhuiste Amsterdam.
De raad der gemeente Maastricht heeft op voor
stel van den heer Mr. van Wintershoven aan de
commissie, belast met het onderzoek der begroo
ting voor 1872, de taak opgedragen om een ver
ordening voor te bereiden op een „inkomsten
belasting." De beweegreden, die hoofdzakelijk tot
dit voorstel heeft geleid, is de ongelijke verdeeliug
van den hoofdelijke» omslag op de thans bestaande
grondslagen.
Men schrijft aan de N. R. Ct. uit Zeeland
Voor eenigen lijd liep in deze streken het ge
rucht, dat de Minister Thorbecke, wien het talmen
inet de uitvoering der spoorwegwerken, vooral
in Zeeland, rechtmatig verdroot, zou hebben ge
zegd „Ik verlang dat men in November aan
staande spoort van Middelburg tot Dordrecht."
Hoe vurig men zulks in Zeeland ook wenschte,
weinig durfde men op de verwezenlijking dier
energieke woorden vertrouwen, als door ondervin
ding overtuigd, dat zij, die met de leiding der
Zeeuwsche werken zijn belast, die liefst niet
voltooien en allerlei uitvluchten zouden weten
te vinden, om het onsamenhangend werken te
rekken. Die vrees werd versterkt, toen men ge-
gedurende eenigen tijd niets vernam, wat hoop
konde geven tot verwezenlijking der krachtige
woorden, den Minister toegekend. Sedert weinige
dagen bemerkt men echter verandering en toont
het opstellen van de twaalfde spanning der
Moerdijkbrug, benevens het indienen van de ont
eigeningswet ZevenbergenZwaluwe eenigszins
leven. Ook in Zeeland heeft krachtige werkzaam
heid plaats gemaakt voor bestaande inertie, ge
tuige dat niet alleen de toegangwegen tot den
Sloedam eerlang zullen worden aanbesteed; maar
wat alles afdoet is, dat op last der hooge regee-
ring maatregelen worden genomen tot opheffing
der moeielijkheden, die er bestaan in het afdam
men der Arneniuidsche haven, thans de eenige
hinderpaal voor liet spoedig openen der spoor
weglijn GoesMiddelburg. Ziedaar wat de krach
tige hand vermag van den staatsman, aan wien
Nederland zooveel dank verschuldigd is.
Het heeft Z. M. den Koning behaagd de opdracht
te. aanvaarden van een door den heer M. A. Perk,
Waalsch Predikant te Breda, met voorkennis van
den Minister van Oorlog en de Bredasche feesl-
coiiiniissie, uitgeveveu: Gedenkboek der onlangs aldaar
gehouden vijfjarige Reünie van de Vereeniging het Me
talen Kruis en van de plechtige overbrenging naar het
kerkhof te Ginneken der overblijfselen van de op de
Antwerpsche Citadel in 1832 gesneuvelde officieren.
Dit gedenkboek zal, naar wij vernemen, worden
uitgegeven ten voordeele van het fonds tot oprich
ting van een Monument op het graf der op de
Citadel gevallen strijders. NR. Cl,)
De generaal-majoor M. D. graaf van Limburg
Stnuin, buitengewoon adjudant des Konings,
maakt, overeenkomstig de aankondiging in de
Staatscourant van den 19den Augustus jl, bekend,
dat bij hern is ontvangen, tot het oprichten van een
monument, ter eere der gesneuvelden in de Cita
del van Antwerpen in December 1832: eene
bijdrage van vijf en twintig gulden van Jhr. Mr.
W. A. C. de Jonge, lid van den Raad van State,
te 's-llage; en eene bijdrage van twintig gulden
van G. van H., te 's-Hage.
Z. M. beeft pensioenen verleend ten laste van
den Slaat aan J. Hermsen, gewezen hoofdonder
wijzer te Welti, ten bedrage van ƒ133 'sjaars;
J. van Varik, gewezen hoofdonderwijzer te's Gra-
veland, ten bedrage van ƒ680 'sjaars.
BINNEN LAND.
AsisTtRDAM, 8 September. Men verneemt dal de
lieer Croinuielin, door den Gemeenteraad tijdens
Pe tijd, waarin wij leven, geeft ons rijke stof
O 'ie vruchtbaarheid van het menschelijk genie
l'elerlei opzichten te bewonderen maar vooral
n wij gedurig verbaasd over de vorderingen,
N gemaakt worden op het gebied der werk
ende, nieuwe uitvindingen en volmaking
het reeds bestaande, het dienstbaar maken
<le krachten der natuur aan de kunst, in
woord, al wat we in dit opzicht in de laatste
jaren zien gebeuren, doet ons vragen wat
n we zien, als ons nog eene halve eeuw
ven gegeven werd! Met daokbare bewonde-
erkennen wij de groote diensten, die de
hluigkunde aan alle vakken van menschelijke
htaamheid en ook aan de wetenschappen
ü'trokken oit en vrij gevolgd near een werk van Professor
jtv over dat onderwerp.
bewijst, en vertoeven gaarne met onze opmerk
zaamheid bij het eene of andere doeltreffend en
kunstig samengesteld werktuig, dat we aan het
genie van een onzer medeinenschen dank wijten.
Ieder onzer kan met veel voorbeelden liet ge
zegde staven; ieder plukt in zijn werkkring de
vruchten van de groote vorderingen der industrie,
en deelt in het genot van zooveel nuttigs en
schoons door haar in de laatste jaren tot stand ge
bracht. Terecht roemen wij daarom onzen tijd,
en waardeeren dankbaar onze voorrechten. Laat
ons evenwel van de vruchten tot den boom op
klimmen en onze dankbaarheid eene hoogere
wijding geven door onze aandacht te bepalen bij
en eenige oogenblikken bezig te houden met de
beschouwing van een werktuig, waardoor al wal
in den loop der eeuwen op het gebied van kunst
en wetenschap is uitgevonden werd tot stand ge
bracht, en dat wegens deszelfs voortreffelijkheid
in ieder opzicht alles achter zich laat, wat het
voorgeslacht heeft doen verbaasd staan of den
nazaat met bewondering zal vervullen, een werk
tuig eindelijk, welks bouwheer en onderhouder
in zijne kleinste werken eene volkomenheid ten
toon spreidt, waarbij al wat van den mensch uit
gaat als in 't niet verzinkt. Behoef ik u te zeggen
welk werktuig door mij wordt bedoeld? Voor
zeker neen.
Het menschelijk lichaam is, zoo als gij reeds
vermoedt, het onderwerp onzer tegenwoordige
beschouwing, meer in 't bijzonder evenwel
wenschte ik de aandacht onzer lezers le bepalen
bij onze zintuigen, als de werktuigen waarmede
wij met de geheele natuur eene gedurige en voor
ons bestaan noodwendige gemeenschap oefenen,
eene gemeenschap welke ons levensgenot ver
hoogt, en op onze ontwikkeling een onbereken
liaren invloed uitoefent.
Zintuigen! deze benaming zelve leert ons, dat
we hier te spreken hebben over de geleiders, die
onze inwendige zin met de ons omringende bui
tenwereld in betrekking stellen; Plato heeft de
zintuigen boodschappers genoemd, welke echter
voor ons geene waarde hebben zouden, zoo er
niet in ons een zin of ziel aanwezig ware, die
ons door die organen kennis van zaken deed be
komen.
Van dien inwendigen zin zijn wij ons zelve
als redelijke wezens bewust, en de zintuigen zijn
de onmisbare hulpmiddelen om de stof voor ons
denkvermogen aan te voeren.
Dat deze organen vijf in getal zijn, dat wij ze
gevoel, reuk, smaak, gezicht en gehoor noemen,
vermeld ik u, niet als iets nieuws, maar als iels
dat in den gang mijner redenering niet gemist
mag worden. In de eerste plaats willen wij onze
aandacht wat nader bepalen bij het zintuigelijk
of uitwendig gevoel, welk zintuig de meest uit
gestrekte zitplaats heeft, en in zijnen werkkring
een uitgebreid gebied omvat; door middel daar
van leeren wij de eigenschappen der dingen hui
ten ons kennen, voor zoover zij op ons werken
bij onmiddellijke aanraking; daardoor worden
wij bij de betrekkelijke warmte of koude, de
droogte of vochtigheid, de gladheid of ruwheid
der oppervlakte, de gedaante, de groote, de plaats
verandering en den afstand der diügen gewaar.
De hand wordt voor het bijzondere werktuig
vau het zintuigelijk gevoel of deu tastzin gehou
den, want dezelve is vooral aan de vingertoppen
rijkelijk van gevoelszenuwen voorzien, terwijl
ook het overige maaksel der menschelijke hand
alle voorwaarden oplevert, die voor eene naauw-
keurige waarneming van de tastbare eigenschap
pen der dingen gevorderd worden. Eene groole
verscheidenheid van denkbeelden wordt door het
ziDtuig des gevoels opgewekt; daar toch de tast
bare eigenschappen der dingen zoo menigvuldig
zijn, moet natuurlijk aan het daarvoor dienende
zintuig een uitgestrekte iuvloed op ons verstand
worden toegekend.
De rechtstreeksche bestemming van de reuk
en smaakorganeo bestaat daarin, om ons met
de eigenschappen der lucht, welke wij inade-