N°. 3549. A0. 1871. Dinsdag 5 September. Ondermeester. ËIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. oor Leiden per 3 maanden3.00. franco per post3.85 afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. I PRIJS DKR A DVKRTKNTIKN. Voor lederen regel Grootere letter, naar <te plaatsruimte die nj beslaan. belden, 4 September. 81ste verjaardag van Z. K. H. den Prins van jnje werd heden met de gebruikelijke plech jedeu alhier gevierd. Te 12 uren werd op de H0e eene wapenschouwing over het garnizoeu Buden. gisterenmiddag had een meisje het ongeluk van touw waarop het schommelde achterover te gen, met het gevolg, dat het kind deerlijk aan I achterhoofd werd verwond. Burgemeester en Wethouders alhier, gezien de lessen van a. Jan Parmentier Janszoon, fabrie kt in sajetten garens alhier, houdende verzoek i in het perceel in de Vestestraat, n'. 21. twee jefele/s, een waschketel met fournuizen en een Sielüoi te mogen doen plaatsen; en b. Hendrik jn-er, winkelier, wonende alhier, om vergun- |g tot het houden en mesten van varkens op de fiats achter zijn huis in de Geerestraat n°. 15; gn te weten, dat tot het hooren der eigenaars [bewoners van de naast bijgelegene en beien- ide panden, ten opzichte der informatiën de linilo et incommodo, door Burgemeester en Wet- Biers zal worden gevaceerd op het Raadhuis let Gemeente, op Donderdag den 7den Sep- pbet aanst., 's voormiddags te elf uren. lij de Tweede Kamer is ingediend een wets- iliverp tot onteigening voor een spoorweg van iveubergen naar Zwaluwe, bevattende een eenig fikel: cWij verklaren, dat ter uitvoering van de con- ïssie namens Ons aan de „Société anonyme des lemins de fer d'Anvers Rotterdam," te Brus- 61, verleend voor den aanleg en de exploitatie ran een spoorweg van Zevenbergen naar Zwa- Iwe, het algemeen nut de onteigening vordert |u name van de Société anonyme des chemins i fer d'Anvers A Rotterdam vao de eigendommen fcodig tot den aanleg van een spoorweg van tevenbergen naar Zwaluwe in de gemeente Zeven- lergen, rechtsaf buigende van den spoorweg van posendaal naar Moerdijk om verder door den |looten Schenkelschen polder en den Gelderschen jplder met eene bocht aan den Staatsspoorweg 6n Breda naar Zwaluwe aan te sluiten en dien ipoorweg te volgen tot het station Zwaluwe. Gisterenavond heeft er een ongeval plaats gehad op den flollandschen Spoorweg, dat echter goed is afgeloopen. Men verneemt dat van een der linen, tusschen Voorschoten en 's-Hage, een der lederenwagens van den trein afgeraakt en ge railleerd is en eenige verwoestingen op de lijnen heeft aangericht. Gelukkig werd deze hin- dérnis en belemmering op den weg bijtijds ont- d, zoodat de treinen, die nog voorbij moesten, Onder onheilen zijn gepasseerd. Sommige treinen üo daardoor later op hunne bestemmingsplaats ingekomen. Door voorzichtigheid en beleid en loor gemeenschappelijk overleg is er alzoo een [root onheil verhoed. Aan het Utrechtsch Dagblad wordt het volgende uit Zaandam gemeld van den 2den dezer Met den feesttrein waren gisteren ongeveer 500 personen naar den Haag vertrokken, welke trein tegen halfelf 's avonds terug verwacht werd. Noch Donderdag, noch gisterenavond was de rust een oogenblik gestoord geworden, zoodat men dacht, dat de gewooe orde teruggekeerd was. Vroolijk eu wel trok dan ook een groote menigte naar het station, om volgens een Zaandamsche gewoonte „eens naar de terugkeerenden te gaan kijken." Op den zoogenaamden derdeu Pinksterdag, b. v. is het regel, dat de Zaandamsche fabriekarbeiders met hunne vrouwen en meisjes naar Amsterdam gaan, maar ook dat de ineer deftige bevolking, zelfs fatsoenlijke jonge dames, in groepjes, zonder geleide, naar de terugkeerenden gaan „kijken" en zich vermaken met de soms vroolijke, soms echter ook minder stichtelijke tooneelen, die een dergelijke, van een uitstapje terugkeerende menigte aanbiedt. Wat echter in gewone omstandigheden een eigen aardig, zij het misschien eeD niet in alle opzich ten te verdedigen gebruik mag heeten, was nu bij de afgekondigde verordening van bet hoofd der gemeente, waarbij samenscholingen verboden zijn, bepaald verkeerd te noemen. En het gevolg I Ofschoon meermalen door de politie aaDge9poord en verzocht uiteen te gaan, bleef de menigte bij- eeD, onder het zingen van verschillende liedereu, vooral van „Wien Neerlaudsch bloed." „De straat is toch vrij" zooals het hij zulke gelegenheden heet. Ten slotte had na behoorlijke aaumaniug een charge der cavalerie plaats, waarbij van het scherp der sabels gebruik weid gemaakt, tenge volge waarvan een man, toevallig van niet te guustige reputatie, op de plaats dood bleef en verscheidene anderen gewond werden. In den angst, om zich ie redden, hebben verscheidene personen, vooral vrouwen eD kinderen, zich te water begeven, die echter allen (in zoover ver heugt het mij miju telegram te kunnen rectificee- ren) naar ik later vernomen heb, gered zijn. In hoeverre de cavalerie zich wat al te ijverig van hare taak heeft gekweten (men zegt, dat zij vluchtende personen tot in afgesloten tuinen ver volgd heeft) wil ik hier niet beoordeelenzeker is het dat er heden eene groote spanning heerscht en men met eenigen vrees den avond tegemoet ziet. Hedenmorgen is de Commissaris des Konings iu Noord-Holland alhier gearriveerd, en heeft een onderhoud gehad met het dagelijksch bestuur der gemeente en verdere autoriteiten. Aan het Handelsblad worden te dezer zake uit Zaandam de volgende bijzonderheden gemeld Vrijdag avond had een groot aantal niets kwaads vermoedende en zeer zeker geen kwaad in het zin hebbende burgers, waaronder vele vrouwen en dames, uitgelokt door het sehoone weder, zich naar het station begeveD om de komst van den volkstrein van Rotterdam af te wachten, die dan ook omstreeks II uren aankwam. Zooals dat gewoonlijk gaat, kwamen de reizigers in opge ruimde stemming aan en trokken, deels zingende, deels pratende, in groepjes huiswaarts. Ongelukkig genoeg meende de commissaris van politie het zingen, dat zich thans alleen bepaalde tot een „Wien Neerlaudsch bloedenz., te moeten verbieden, hetgeen wel eenig gemompel uitlokte, maar volstrekt geeu werkdadig verzet tengevolge had. Eensklaps hoorde men het thans alhier ge stationeerde escadron cavalerie, onder luitenant Jr. des Tombes, aankomen, dat zich aan het einde van het plein in orde schaarde. Men zegt, dat toen de wandelaars zijn aange maand om het stationsplein te ontruimen. Waarom? kan ik mij als toeschouwer niet ver klaren. Die verwijdering ging niet zeer vlug, hetgeen zeer goed te begrijpen is, wanneer meD in aanmerking neemt, dat ongeveer 500 menscben uit den trein kwamen en dat daarbij, zonder overdrijving, even zooveel nieuwsgierigen waren gekomen, van eiken stand der maatschappij. Kort daarop werd door de cavalerie op die niets ver moedende menigte 6ene charge gemaakt met de sabel. De schrik en ontsteltenis waren algemeen; ieder trachtte het leven van zich en de zijnen zoo goed mogelijk te redden. De wanorde was verschrikkelijk; vrouwen zoowel als mannen trachtten zich door de slooten heen te redden of werden daarin gejaagd of gedrongen, terwijl de cavaleristen hen daar nog nazetteden. Zoo ik hoor, zijn hedenmorgen twee personen levenloos opgehaald. Aan een aantal burgers werden met de sabel geduchte wonden toegebracht; éen kreeg een sabelhouw op het hoofd en was onmiddellijk dood. Met afkeuring en leedwezen hebben de meeste inwoners de schandalen van Maandag en DiDsdag aanschouwd, maar over deze zaak van ruw ge- wfld is men algemeen verontwaardigd. Je verouceriug is groot, zelfs under hen, die nimmer aan wanorde dachten. Des ochtends te vijf uren is de cavalerie ver trokken, hetzij uit vrees voor schromelijke too neelen, die wellicht zouden gevolgd zijn, hetzij omdat het bestuur de ruwe maatregelen afkeurde; 120 man infanterie zijn daarvoor in de plaats gekomen. De Commissaris des Konings met den griffier, benevens de procureur-generaal bij het prov. gerechtshof, zijn des morgens hier geweest. De vreeselijke nacht van gisteren zal bij ieder ingezetene lang in het geheugen blijven, en wan- Deer na dagen van kalmte de feiten en bijzon derheden bekend worden, zal men kunnen oor- deelen, op wie de verantwoordelijkheid van deze treurige gebeurtenis rust. De burgemeester heeft gemeeüd ziju ontslag te moeten aanvragen Het garnizoen van Woerden is Zaterdagavond opnieuw naar Bodegraven opgerukt om, zoo noodig, tot handhaving der orde mede te werken. Men had hoop, dat deze voorzorgsmaatregel on- noodig en dat men te middernacht in het garni zoen WoerdeD teruggekeerd zou zijn. In de Haarlemsche Courant van 19 Juli is melding gemaakt van het manifest, aan de Fransche natie gericht door den graaf Gruau de la Barre, tot handhaving der rechten van de hier te lande wonende heeren de Bourbon, alsmede van de pogingen, welke andermaal worden aangewend bij het Hof van Appèl te Parijs om aan die rechten voldoening te geven. Naar men verneemt, begint deze zaak zeer de openbare aandacht te trekken en ontvangt de familie de Bourbon uit alle landen van Europa, Frankrijk niet uitgezon derd, blijken van sympathie. Naar men verder verneemt, zal het nieuwe, vroeger aangekondigde verweerschrift (A messieurs les presidents et conseil- lers de la Cour de la Seinewaarschijnlijk nog in deze maand verschijnen. De schrijver van dat geschrift verwacht, dat het lezen daarvan iederen onbevooroordeelde overtuigen zal van der echtvaar- digheid der zaak, die andermaal aan de uitspraak der Fransche rechtbanken is onderworpen. Alle aanvragen naar dat geschrift moeten wor den gericht aan den heer J. J. van Brederode, te Haarlem, die zich met de uitgaaf heeft belast terwijl de heeren E. Dentu, te Parijs, C. Muquard, te Brussel, A. Durr, te Leipzig, eu Dulau C0., te Londen, aanwijzing van hem zullen ontvangen om aan de aanvragen uit die landen te kunnen voldoen. HCl.) De generaal-majoor M. D. graaf van Limburg Stirum, buitengewoon adjudant des Konings, maakt overeenkomstig de aankondiging in de Staats-Cou- rant van den 19den dezer, bekend, dat bij hem is ontvaDgen tot het oprichten van een monu ment ter eere der gesneuvelden in de Citadel van Antwerpen in December 1832, eene bijdrage van tien gulden van den heer G. C. Hartz, gepensi oneerd majoor der artillerie, te Rotterdam. Het Weekblad van het Hecht herinnert heeren advocaten aan de bepaling van art. 6 van liet reglement van orde, voorschrijvende, dat zij ieder jaar in de maand September hunne acte van beëediging moeten laten viseeren ter griffie van het college, waarbij zij zijn ingeschreven. De vereeniging van en voor Nederlandsche Industrieelen zal Woensdag a. s., 6 dezer, hare 39ste algemeene vergadering houden, waarin de volgende punten zullen worden behandeld: 1". Mededeelingen van den voorzitter; 2°. Verslag van den secretaris; 3°. Besprekingen over de uit komsten der handelsbeweging naar aanleiding der tabel van in-, uit- en dosrvoer, voorkomende iD de Nederl. Industrieel van 20 Augustus 1871; 4°. De accijnseu van zeep eu geslacht in verband met de patentbelasting; 5". Het aanhangige wets ontwerp tot regeling van den dienst en het ge bruik der spoorwegen; 6°. De ijk van gasmeters. Hoogstwaarschijnlijk zal de beroemde roman schrijver Berthold Auerbach in den aanstaanden winter ons land bezoekeu en in eeuige genoot schappen letterkundige voordrachten houdeD. Vaderland). IETS LIT HET LEVEN VAN EEN EH,cjs:M;_A.3<r-ci3;J!ATiLiAL2ir naverteld. (Vervolg). hu en dan stond ik stil, die eeuwenoude, met vennen beplante bergen beschouwende, zoover bet oog reikte, de sombere ravijnen, waar Ensschen de Sarre zich als een glinsterend lint l'oordeed, de smalle roodgekleurde voetpaden 1'ingerden langs de helling. Wijd spalkte ik de b°gen open, om in mijn hart het beeld van dit "Hes en van nog veel meer mede te nemen. Hon- berdenmalen had ik dit alles gezien, zonder er Nu op te slaan. Ach I hoe SDel had ik mij aan [eze landstreek gehecht I hoe lief had ik haar pkregen, en hoe voelde ik mijn toorn ont ronden tegen hem, die mij dwong haar te pffiaten I Ik liet Chène Fendu links liggen, misschien ware ik pastoor Bernard tegengekomen, en de enkele gedachte om dien man weder te moeten zien, maakte op nieuw mijne verontwaardiging gaande. Ook ware ik dan genoodzaakt geweest meester Guillaume rekenschap te geven, en mis schien andermaal zijn raad en terechtwijzing te moeten aan hooren; ik had er genoeg vao. Ik ging door de bergeD, en wandelde lang door de bosschen. Het was zeer heet. Tegen tien uren kwam ik in Lorquin. Ik wilde het land niet verlaten zonder afscheid te nemen van den heer Regoine, die mij altijd veel vriendschap had be wezen; ik stapte zijn wiDkel binnen en vond den ouden apotheker gezeten voor een grooten foliant vol met gedroogde planten, die hij met eene loup onderzocht. „Zoo, Renaudzijt gij daar," zeide hij, en mijn pakje ziende; „wat drommel! waar ga je nu beeD „Ik ga weg," zeide ik hem. „Kom, kom 1" „Ja, en ik heb deze streken niet willen ver laten zonder u te bedanken voor uwe goedheid, mijnheer Regoine, en zonder u goeden dag te zeggeo." „Maar waarom ga je weg?" En toen vertelde ik hem mijne geschiedenis. Hij luisterde aandachtig naar mij, zonder eenige verwondering aan den dag te leggen. „En nu," vroeg hij mij, toen ik ophield, „wat gaat gij nu beginnen?" „Ik ga dienst nemen bij een regiment te H uneville." „Soldaat worden?" „Ja, dat is nog het beste wat ik doen kan." „Dat is slecht gezien," hernam hij, het hoofd schuddende, „slecht gezien; tijdens Bonaparte was het nog wat. Met een beetje kennis en veel geluk kon men het tot kolonel of zelfs generaal brengen, maar thans is dat gansch anders." „Maar mijnheer Regoinel wat wilt gij? het is mijn eenigste toevlucht. Na hetgeen mij is gebeurd, krijg ik nimmer een goede ondermeestersplaats, en ik heb noch tijd, noch de middelen om eene andere plaats te zoeken." Hij keek mij met zijne groote oogen veelbe- teekenend aan, en scheen over iets te denken. Na eene minuut tijdsverloop legde hij de loup op de tafel en sprak mij toe: „Meester Renaud, uwe handelwijze is goed en bewijst dat u het hart op de rechte plaats zit, en dat gij eergevoel hebt. Dergelijke gevoelens moeten altijd worden beloond, want zij zijn zeldzaam, zelfs bij jonge lieden. Wat zoudt gij wel zeggen, zoo ik u eene betrekking bezorgde?" Diep getroffen riep ik uit: „Och, mijnheer Regoine, u zou mij een nieuvv leven geven." „Welnu, luister; ik heb een jong mensch noo dig, die goed lezen en schrijven kan, om in mijn winkel te helpen. Hem, dien ik tot hiertoe had, heb ik moeten wegjagen, omdat hij een dronkaard was. Wilt gij in zijne plaats komen? Gij zult kost en imvooing en bewassching hebben, en om te beginnen, wel te verstaan 1 twintig franken 's maands; maar gij zult u oogenblikkelijk op de plant- en scheikunde moeten toeleggen. Ik heb goede boeken, en zal u helpenstaat u dat aan Is het noodig dat ik uitweid hoe gelukkig deze voorslag van den waardigen man mij maakte? Niet slechts dat ik eene betrekking vond op een oogenblik, dat ik er in het minst niet aan dacht, maar bovendien zoude ik meer verdienen dan te Roches, ik kon dus mijn vader blijven ondersteu nen, en ik zoude boeken hebben, nieuwe zaken leeren; wat kon mij beters overkomen? Ik bleef drie jaren bij den heer Regoine. Die drie jaren zijn de best bestede van mijn leven geweest, nooit heb ik zooveel gewerkt. Mijnheer Regoine hielp mij, hij moedigde mij aan, en dreef zijne goedheid zoover, dat hij mij zelfs des avonds les wilde geven in de plant- en scheikunde. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1