N\ 3541
Zaterdag
A°. 1871.
26 Augustus.
eisjes op de hoogere burgerschool.
Feuilleton van het „Leidseh
Dagblad".
Ondermeester.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS IJ KR ADVKHTKNT1EN.
Voor iederen regelO.iS.
Grootere letten naar de plaatsruimte die ry beslaan.
Hoewel in den laatsten tijd over de toelating
u meisjes op hoogere burgerscholen reeds heel
at is geschreven, kan wellicht, tegenover veel
Opgeschroefdheid van de eene zijde en bombast
a Je andere, een enkel woord over eene meer
'.lichtere beschouwing vau die zaak niet onnut
W
ik stel mij voor eene kleine gemeente, waar
1 voor een paar jaren niet meer dun gewoon
»er onderwijs werd gegeven. Alle ouders, die
umie kinderen meer wilden laten leereu, waren
eooodzaakt ze naar eene andere plaats te zen
en, hetzij op eene kostschool, hetzij bij eene fa-
ilie aan huis. In die gemeente is nu eene hoo-
ere burgerschool opgericht en daardoor voor de
ngens de gelegenheid geopend, om van talen
n wetenschappen zooveel te leeren, als bij eene
escliaafde opvoeding behoort. Met graagte wordt
an die gelegenheid gebruik gemaakt, en weldra
lijkt het nut der inrichting door de groote vor-
eriDgen van hare kweekelingen. Vele meisjes
an die plaats vinden het verdrietig, omdat hare
lakkers in plaats van zooals te voren geregeld
li uans- en andere partijtjes te verschijnen nu
tel meer in de boeken zitten studeeren. Doch
en enkel meisje is niet van dit gevoelen. VaD
roeder of neef heeft zij vernomen wat op de
oogere burgerschool gedaan wordt, hoe prettig
aar vele zaken worden geleerd, en hoeveel licht
oor hunne studie op vele verschijnselen van het
agelijksch leven wordt geworpen. Langzamer-
laDd-ontwaakt daardoor de lust om ook meer te
eeren, de aanleg ontbreekt niet, de begeerte
aar kenDis wordt steeds levendiger, maar waai
de gelegenheid om die op te doen? Dicht bij
aar buis staat het gebouw, welks deuren voor
utivele, dikwijls ondankbare, jongens worden ge
pend, maar die voor haar onverbiddelijke blij
er) gesloten. Na een en ander lang bij zich zelve
e hebben overlegd, besluit zij in deze teedere
uaestie haar vader te raadplegen. Deze isgeens
ins doof voor die stem en stelt de weetgie-
igheid zijner dochter op hoogen prijs; maar
vat te doen om die te bevredigen? Haar uaar
ene andere plaats zenden dat gaat boven zijne
iddelen; privaat-lessen zijn ook duur en een
eer onvolkomen hulpmiddel. Kon de deur der
cliool maar voor zijne dochter geopend worden
was alles gevonden. Mama heeft wel bezwa-
eD. Een meisje tusscheD al die jongens, dat gaat
iet en is ongepast. Maar is het zooveel erger te
men op de schoolbanken te zitten dan naar
se danspartij te gaan? Vele moeders zouden
et eerste O, zoo ongepast vinden; terwijl zij het
iveede aanmoedigen; en zij bedenken niet dat op
et bal veel meer aanleiding en gelegenheid is
üt al het ongepaste, dat op de school zoozeer
vordt gevreesd. Hier schijnt de zon, daar alleen
unstlicht.
Hoe dan ook, de moeder laat zich overtuigen,
at de bezwaren wel te overkomen zijn. Nu
wordt de directeur in den arm genomen; deze,
een verlicht man, is getroffen door de studie-lust
van het meisje en zou daaraan gaarne te gemoet
komen door den eenigen bereikbaren weg toe
gankelijk te maken. Hij houdt raad met zijne
leeraren; de een juicht het plan toe, de ander
heeft gewichtige bezwaren. „De onordelijkheid
der klasse zal toenemen en de studie daaronder
lijden." Maar de eene docent is de andere niet.
Bij den een is altijd wanorde; de graad daarvan
hangt slechts af van den lust, dien de jongens dat
uur hebben om alles in de war te sturen. Bij
den ander is het steeds rustigals de jongens
bemerken, dat hij nadert zijD zij reeds doodstil;
zoo lang hij in de klasse verkeert is alles op orde;
de jongens zouden het niet wagen de minste
streek uit te halen, al staat hij met den rug naar
hen gekeerd. Dat bij het middelbaar onderwijs
niet weinige docenten van de eerste soort wordeD
gevonden is geen wonder, wanneer men bedenkt
hoe in den eersten tijd, bij de onverwachte
vlucht, die de scholen namen, en het gebrek
aan geschikte onderwijzers, dikwijls rijp en
groen dooreen werd geplaatst. Waar in de
klasse altijd orde was, zal de tegenwoordigheid
van een weetgierig meisje die niet verstoren, en
zullen de jongens het niet wagen het minste of
geringste vergrijp te plegen. Waar de docent door
vrees hierover wordt bevangen, kan men met
grond vermoeden, dat de orde toch wel wat te
wenschen overlaat. Het bekend plaatje van den
spectator bewijs niets tegen de school, maar veel
tegen den docent.
De slotsom van alle overleggingen in den do
centen raad en bij de commissie van toezicht,
is dat de directeur den vader van het meisje aan
raadt, zich tot den minister te wenden met het
verzoek 0111 voor zijne dochter den toegang tot
de school open te stellen. Wat moet de minister,
directeur en commissie gehoord, nu doen?
Afwijzen, zeggen sommigen „want anders wordt
de deur wijd geopend zoowel voor meisjes als
voor jongens, en verkrijgt men eene gemengde
school, wat niet in de bedoeling der wet ligt.
Of dit zoo is, zal toch de minister, die de wet
heeft gemaakt wel het best weten. Daarenboven
zullen de enkele meisjes, die op enkele rijks
scholen toegang vragen, nog niet alle scholen tot
gemengde maken.
Afwijzen, zeggen anderen „want het onderwijs
voor jongens, deugt niet voor meisjes; daartoe
moet het van geheel anderen aard zijn. Te recht
zal het meisje uit Sappemeer antwoorden, dat
het beter is wat minder geschikt onderwijs, dan
in het geheel geen onderwijs te ontvangen. Ook
moet niet over het hoofd worden gezien, dat dit
argument gaarne wordt gebezigd door zoovelen,
die over onderwijs en scholen schrijven zonder
er meer van te weten dan hun uit de jeugd is
bijgebleven. Talen, natuurkunde en andere vak
keu zijn steeds zichzelven gelijkwat hierin
geschikt, nuttig en duidelijk is voor jongens, kan
het even zoo goed ziju voor meisjes.
„Afwijzen, want een cursus voor dames kan
ruim aan hare behoefte voldoen."
Met allen lof voor den ijver der dames en de
opoffering van tijd eu moeite der docenteD, zijn
deze cursussen, uit den aard der zaak, slechts
gebrekkige tegemoetkomingen aan het degelijk
ouderwijs op eene geregelde school.
„Afwijzen, want anders wordt de kans minder
0111 hoogeie burgerscholen voor meisjes te ver
krijgen." Dit argument is voor de meisjes te
Sappemeer en Winterswijk eene schrale troost.
Eer op die plaatsen meisjesscholen worden opge
richt, zullen gewis nog vele jaren verloopen, en
zoolang zouden ze dan van deugdelijk onderwijs
verstoken blijven. Zij kunnen dan bij gebrek aan
wat anders stukken in de kranten schrijven over
verdrukking en miskenning der vrouw; wellicht
verkrijgen ze na jaren recht, maar dan is voor
haar de schoone tijd der jeugd voorbij en de ge
legenheid tot ontwikkeling niet meer van nut.
„Afwijzen, want nu komt door het venster bin
nen, wat vroeger buiten de deur is geworpen;
geene meisjes-hoogere burgerscholen, sprak de
Minister, dus nu ook geene meisjes op de h. b.
scholen.
De Minister heeft dit nooit gezegd. Hij heeft
niet willen meewerken aan de kunstmatige op
drijving van het onderwijs door subsidiën, die
dikwijls de nekslag zijn voor alle zelfstandigheid.
Of is het niet ergerlijk, dat steden, waar millioe-
nen sehats rusten en tonnen gouds worden ver
kwist aan vermaken van allerlei soort, komen
bedelen om subsidiën van een paar duizend
gulden!
Wanneer de tijd is gekomen zal aan de drin
gende behoefte voor meisjes-onderricht evenzoo
goed worden voldaan als vroeger voor jongens
is geschied. Men schijnt te vergeten, dat de
Minister door de ondervinding, bij het inwerking
treden der wet op het M. O. opgedaan, stellig
neeft geleerd, en met bekwame hand de klippen
zal ontzeilen, waarop toen zooveel is gestrand.
Ik verheug mij, dat er meisjes zijn, die uit
lust voor studie alle misbaar trotseeren, en dat
wij een Minister hebben, die er zich boven
verheft.
VAN GEER.
Lelden, 25 Augustus.
Gisteren werd door onderofficieren, korporaals
en schutters der d.d. schutterij alhier, op een
afstand van 200 passen, om prijzen naar de schijf
geschoten. Des morgens te haltacht ving dewed
strijd aan, die om twaalf uren des middags was
beslist.
De 1ste prijs, eene marmeren pendule werd be
haald door den korporaal P. Kat met 46 punten;
de 2de prijs, een zilveren ciliuder-horloge, door
den korporaal J. H. Roman met 45 punten; de
3de prijs, eene porceleinen pretoleum-lamp, door
den sergeantmajoor J. G. Lohmam met 43 punten
en de 4de prijs, een inktkoker, door den sergeant
B. A. Kreps met 41 punten.
Daarna werd door onderofficieren om een extra
prijs en premie geschoten, die behaald werden:
de prijs, een zilveren cilinder-horloge, met
punten door den sergeant B. A. Kreps en de pre
mie, een paar beelden voorstellende éen vaandel
drager en éen schutter, met 41 punten door den
adjudant-onderofficier J. Baer.
Het muziekkorps voerde van 12 tot halfhvee
uren eenige muziekstukken uit.
Na afloop van den wedstrijd vereenigden de
overwinnaars met de overige leden der schutterij,
in de Schietbaan aanwezig, zich voor de teut
waarin de officieren zicli bevonden. De kapitein
H. A. Schmier wenschte, bij afwezigheid van
den heer majoor-kommandant J. Schellema, de
overwiunaars der prijzen geluk en reikte nun
dezelve uit. Hiermede eindigde het feest, dat naar
aller genoegen en in de beste orde is afgeloopen.
Hedenmiddag omstreeks 2 uren geraakten twee
schooljongens op de Oude Vestal spelende in het
water. Zij waren reeds in het midden der gracht
en in zinkenden toestand, toen een heer die juist
in de nabijheid was, zich te water begaf en ze
beiden met levensgevaar redde.
Sedert de vorige opgave zijn alhier geene
door pokken aangetast, als hersteld opgegeven 1,
overleden 1, zoodat in behandeling blijven 11.
De hoofdbepalingen, die in het bij de Tweede
Kamer iogediende wetsontwerp tot voorkomiDg
van besmettelijke ziekten voorkomen zijn de
volgende:
Opgave, wat besmettelijke ziekten zijn:
Aziatische cholera; 6. Typhus; c. Febris ty-
phoïdea; d. Pokken (varioloides); e. Roodvonk;
f. Diphtheritische keelziekte; g. Mazelenh. Kink
hoest; t. Besmettelijke oogziekte.
Bevoegdheid a. van den Burgemeester-, tot het
overbrengen van de lijders uit slaapsteden of
logementen naar elders; tot ontreiniging van
huizen; tot ontsmetting van verdachte voorwerpen;
tot het doen opruimen van vuilnis ol'mesthopen,
bij weigering na schriftelijke waarschuwiug op
kosten van den overtreder; tot omniddelijk ver
voer van een gestorvene naar het lijkenhuis op
de begraafplaats.
van den Staal: Tot het uitbreiden van de wet
tot andere dan de genoemde ziektentot het
verbieden van kermissen of jaarmarkten in ge
meenten, provinciën of het geheete Rijk
c. van geneeskundige ambtenaren, leden der genees
kundige raden, plaatselijke commissièn tegen de ziekten,
tot het binnentreden van alle openbare en bijzon
gebouwen tusschen zons op- en ondergang, met
machtiging van den burgemeester en, voor zoo
ver de bijzondere gebouwen betreft, in het bijzijn
van den kantonrechter, een lid van het gemeente
bestuur of een commissaris van politie.
Verplichting, a. Van den Burgemeester of het ge
meentebestuurTot het openbaar aankondigen, dat
de ziekte epidemisch voorkomt, zoodra hij daar
van van den geneeskundigen ambtenaar heeft
kennis gekregen; tot het wekelijksch bekend
maken van het getal overledenen tot het inrichten
van eene gelegenheid tot afzondering en verple
ging der lijders; tot het inrichten aan iedere be-
IETS UIT HET LEVEN
VAN EEN
E R, C Kt Ad! -A. 2>T - O H -A. T K, I -A. 1ST
naverteld.
Vervolg
Dit aanbod nam ik dadelijk aan, verrukt zijnde
over dit natuurtooneel. Toen gingen wij verder
Mi weldra verkondigde het hanengekraai ons de
osbijheid der boerenwoningen. Een open plek
midden tusschen de hoornen werd zichtbaar; wij
waren aan den zoom van het woud, en eensklaps
zagen wij te midden van een uitgestrekte opene
ruimte, precies in de kromming van een snelvlie
tend riviertje, dat zijne wateren klaterend in de
Sarre uitstorte, de grootste boerderij, (die van
Vader Jakob), met hare groote voorraadschuren,
waar bosschen stroo tusschen de balken hingen,
iets lager, de koestal en de andere stallen, links de
dubbele deur van de deel, dan het woonhuis met
drie ramen beneden, de trap en de deur, en vier
ramen boven; de bron en de waterput in het
midden van de binnenplaats, met een hoogen
muur omgeven, de groote vierkante mestvaalten,
alle op éen rij, in éen woord, eene welge
ordende en welvarende boerderij, door Men
nonieten bewoond, zonder versierselen, maar
waar eenvoud, zindelijkheid en goede orde den
indruk gaven dat het goed was daar te wonen
en dat zij die er woonden, niet ongelukkig
waren.
Toen wij het bosch verlieten, begon een groote
herdershond met lange zwarte haren te blaften,
oogenblikkelijk ging er een deur der woning
open en trad de oude Jakob zelf er buiteu met
een strooien hoed en in grijs laken gekleed, zijn
grooten witten baard op de borst uitgespreid en
zag ons aankomen.
De boschwachter deed een hekje open, ging
over de plaats en lichtte zijn muts af, terwijl de
oude Mennoniet hem vroohjk „goede morgen
toeriep. Ik volgde Jeróme op de hielen, die tot
den grijsaard van tachtig jaar zeide: „Ik breng
u een man, dien gij reeds kent, Vader Jakob!
het is de schoolmeester van Roches, die daar de
zuster heeft vervangen. Ik heb met hem gespro
ken over hetgeen wij vroager wel eens hebben
bepraat, namelijk dat gij wenschtet dat uwe klein
kinderen in het landmeten en cijferen onderwezen
zouden worden."
De oude keek mij met zijne grijze grauwe
oogen, toegeknepen mond en gerimpelde wangen
tot in de ziel en de deur openende, zeide hij„Gaat
binnen heerenl gaat binnen! Ja, ik stel daarin
veel belang. Gaarne wil ik inet dezen jongman
kennis maken."
Hij beloofde niets, antwoordde noch ja, noch
neen, hij was een voorzichtig man.
Wij gingen dus binnen, en ik zag voor het eerst
de groote kamer eener Mennonieten-boerderij met
de dubbele rij banken, de gladgeschuurde tafel,
de lange reeks van emmers, om de melk zuur
te doen worden, op planken dicht bij de kachel,
en in den hoek de oude klok. De hond was bin
nen gekomen, Vader Jakob opende de deur we
der en joeg hem weg, terwijl wij plaats namen,
üp dit zelfde oogenblik hoorden wij daar buiten
nog meer deuren open gaan, die van den stal
de kudden ontsnapten naar de binnenplaats, spron
gen, draafden, liepen naar den trog, en door alles
heen hoorde men het geschreeuw der jongens,
die ze moesten hoeden. De grootvader keek uit
een der ramen en riep eene vrouw, ging toeD
op een der banken vlak over ons zitten, en voegde
ons glimlachend toe: „Zoo, zoo, gij zijt heden
vroeg op weg gegaan. Het vee gaat nu pas naar
de weide." De vrouw kwam binnen. Het was
een klein, gerimpeld moedertje, inet een wollen
jakje, klein rokje en zwart mutsje; met diepe
rimpels rond den mond, en wangen, zóo bruin,
dat zij deden denken aan de kleur der wijnran
ken in den herfst. „Kijk, Salome!" riep de grijs
aard haar toe, „daar is de schoolmeester van Ro
ches. Vader Jeróme heeft hem bij ons gebracht,
hij wil de kleinkinderen cijferen leeren, wat
denkt gij er van?"
11'l Beste is dat ge Christel en David laat halen,"
zeide het oude grootmoedertje, „dan kunt ge alles
te zamen bepraten," en het vertrek verlatende,
stuurde zij dadelijk twee jongens uil, 0111 hunne
ooms van de naburige boerderijen te halen.
Weldra kwamen deze, ernstige mannen, en
precies 't zelfde gekleed, hun uiterlijk leekende
bedaardheid. Zij droegen zware baarden, tot ach
ter de ooren. Met korte woorden deelde de groot
vader hen mede, wie ik was, en wat ik hen
kwam vragen, en reeds dadelijk las ik op hun
gelaat hoe welkom hun dit voorstel was.
„Gij moet weten," zoo vertelde mij de groot
vader lachende, „dat mijn twee oudsten sedert
achtien jaar naar Amerika zijn vertrokken en
in elkeri brief aan hunne broeders en schoon
broeders schrijven om toch de kleinen daarheen
te sturen, dat daar uitgestrekte gronden voorlut-