Au. i»7i.
S°. 35i0
Vrijdag
25 Augustus.
ISHANDELING VAN DIEREN.
Feuilleton van het „Leidscli
Dagblad".
Ondermeester.
LEID8CH
DAGBLAD
PRI.1S DKZKR COURANT,
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DKR ADVKRTKNTIEN.
Voor ieder en regelj 0.15
Grootere lett«r« naar de plaatsruimte die zij beslaan.
v.
1 zal een jongen op de school met de meeste
iclit alle goede eigenschappen van de kat
den meester hooren opsommen; maar zoodra
luiten gekomen is en een kat ziet loopen,
lenkt hij niet: „Daar is nu dat lieve beest,
de muizen voor mijne moeder vangt en
dat zij van ons eten afblijven," maar hij
:envoudig een dier, dat alle jongens gewoon
te plagen en hij zal het even als de ande
met steenen gooien of beproeven het in het
r te jagen. School gaan! het is alsof in dat
d een loovermacht ligt opgesloten, die alle
id, en domheid van de jeugd verwijderd
t. De eerste vraag, die meestal door eene
■naamde liefdadige bezoekster in een arm
u gedaan wordt is: „Goeie man" of „Moe-
3, laat je de kinderen wel tronw naar school
Men geeft geen armen bedeeling aan men-
i, die hunne kinderen niet willen laten
il gaan. Men is in Frankrijk en in andere
,uen bezig om even als in Pruisen het school
aan verplichtend te maken. Kortom het is alsof
et) van een kind, dat school gaat, zou mogen
toepen: „Dat kind is voor goed geborgen, de
aatschappij zal van dat kind geen last meer
éten, het is een gelukkig kindl"
Hoewel wij zoo goed als ieder ander het nut
ti óe noodzakelijkheid der scholen heseffen, be-
choiuven wij het als zeer verkeerd het bezoeken
er school te maken tot de spil waarom de ge-
eele opvoeding van het kind draait. De eigen-
ardigheid toch van de spil eener machine bestaat
aarin, dat men, indien zij slechts in beweging
het restje gerust aaD zich zeiven overlaat,
en mag nog eens een riem om een vliegwiel
bben te leggen en hier en daar een pin moeten
ithalen, doch verder vertrouwt men geheel op
ie spil die alles met zich in de rondte draait. Zoo
ok met de opvoeding, der kinderen vooral onder
e lagere standen.
Men heeft zijn jongeD, hetzij op hoog bevel
letzij uit eigen beweging naar school gestuurd en
•erder laat meu hem als een vagebond loopen.
Vat hij op straat uitvoert, dat doet niots ter
ake, als hij maar van 912 uren op de houten
anken heeft gezeten. De quitantie van het school
ed wordt tevens door de ouders als een quitan-
ie beschouwd ten bewijze dat zij volkomen hun
aatschappelijken plicht jegens hunne kinderen
emtó hebben.
Dergelijke verwaarloozing of zorgeloosheid, die
ok vrij veel onder de meer beschaafde standen
oorkonit, is onder anderen een groote oorzaak van
et kwaad, dat wij in deze artikelen trachten te be-
trijden. Ouders, die het met onze zaak eens zijn,
oeten er zich niet mee vergenoegen, hunne kin
eren als een lesje van buiten te laten leeren,
at de koe melk geeft, dat liet paard zulk een
del en de hond zulk een trouw dier is. Iedere
'oorkomeiide gelegenheid moet aangegrepen wov
en,oui er de kindereu oplettend op te maken,
at, al waren wij niets aan de dieren verschul
digd, het toch altijd een gemeene handeling zal
blijven, schepselen die ons geen kwaad doen en
zich niet verdedigen kunnen, pijn aan te doen.
Men moet er hen vooral opmerkzaam op maken,
dat de dieren pijn lijden, hen voor den geest roe
pen wat zij zelf wel zouden voelen, wanneer huD
dezelfde behandeling werd aangedaan enz. Indien
men hen desniettegenstaande op mishandeling
van een dier betrapt, dan kan men hun des
noods een flinke straf, b. v. een of twee Zonda
gen opsluiting opleggen. Het is toch maar de
quaestie om hunne gedachten op het kwaad dat
zij doen te vestigen en dan zal een dergelijke
straf zeker veel tot scherping van hun geheugen
bijdragen. Trouwens welke middelen ieder voor
zich bij zijne kinderen tot wering van het kwaad
wil aanwenden, dat moet hij zelf weten; het punt
waar het op aankomt is maar dat er inderdaad
middelen worden aangewend.
Wij spraken boven van het slachten van bees
ten zonder behoorlijke afsluiting. Dit behoort
almede tot de ergerlijkste tooneelen, die op de
publieke straat wordeu vertoond. Rondom een
opeue deur of een doorzichtig bek staat het jonge
geslacht zich daar te verdringen om getuige te zijn
van de stuiptrekkingen der arme beesten, die in
hun bloed liggen te zwemmen. Met een soort van
eerbiedige bewondering worden de jeugdige blik
ken gericht op de slagers-knechts, die natuurlijk
met de grootste koelbloedigheid den doodelijken
steek aan het dier toebrengen en het vervolgens
de keel opensnijden. Het bloed dat uit de gapende
wonde golft wordt als het ware met de oogen
verslonden.
Dat dergelijk scènes nog veelvuldig, vooral op
dorpen voorkomen vindt waarschijnlijk zijn oor
zaak daarin, dat de slagers-knechts er dikwijls
een genoegen in vinden om bewonderd te wordeu in
hun handwerk, al is het dan maar door kinderoogen.
Het zou toch auders eene kleine moeite zijn, de
deuren der slachtplaatsen te sluiten, zoo lang de
doodstrijd van het beest duurt.
Zonder quaestie wordt door de vertooning een
nadeelige invloed op de kiuderen uitgeoefend. Het
geen hier door de noodzakelijkheid en tot nut van
den mensch gebeurt, dat wordt door hen op an
dere dieren al licht toegepast zonder dat er eenige
aanleiding toe bestaat. Hun gemoed wordt tegen
het lijden der dieren verhard, zij viDden een
genot in hunne stuiptrekkingen, in het stroomen
van hun bloed.
Al dergelijke dingen kannen, zooals wij het
hierboven reeds zeiden, voor een groot gedeelte
voorkomen worden, door toedoen van hen, die
eenigen invloed op de bedrijvers er van hebben
Een slager zal zich gaarne de moeite getroosten,
gedurende eenige minuten zijne deuren te sluiten,
indien hij daarvoor een goeden klant kan behou
den of een nieuwen krijgen. Maar er zijn helaas
nog slechts zoo weinigen die gezind zijn 0111
hiertoe mede te werken. Op dorpen, waar
geen keus is tusschen verschillende vleesch-
houwers, zou men er dikwijls den vleeschscho
tels op tafel voor op moeten offeren, en daar
toe zouden wel zeer weinig menschen bereid zijn
Het afdoende middel derhalve om die publieke
slachterijen en het mishandelen der dieren in
het algemeen tegen te gaan, moet nog ergens anders
gezocht worden dan bij individueele mede
werking, en zoo komen wij tot onze tweede over
weging, namelijk óf en op welke wijze de wel
zich hier moet doen gelden.
Komt het met den aard eener strafwetgeving
overeen, om bepalingen te maken tegen het mis
handelen van dieren? Wij voor ons aarzelen niet
0111 deze vraag bevestigend te beantwoorden en
wij zijn zelfs van oordeel, dat dergelijke bepa
lingen in eene strafwet niet gemist mogen wor
den. Doch velen en met hen tot nog tot toe ook
de Nederlandsche wetgever schijnen van eene
andere opinie te zijn. Zij vinden óf het kwaad
niet erg genoeg om er van hoogerhand tegen te
waken, öf rangschikken het ouder die maat
schappelijke misbruiken, die ieder voor zichzelf
moet verantwoorden, zonder dat de Staat er iets
mee te maken heeft.
De eerste meening hebben wij, zoo wij hopen,
voldoende wederlegd. Wat de tweede betreft zijn
er ook in onze wetgeving verscheidene voorbeel
den aan te halen van straffen die bedreigd wor
den tegen misbruiken, die geheel onder dezelfde
rubriek vallen als mishandeling van dieren, dat
wil zeggen tegen daden waarvan de bedrijver
niet direct materieele schade aan dezen of genen
toebrengt, maar die verboden worden omdat zij
tegen de zedelijkheid en goede orde strijden.
Daartoe kan men b. v. brengen het verbod om
boeken of beelden te verkoopen, met de goede
zeden in strijd; de bepalingen, die in ver
scheidene gemeentelijke verordeningen bestaan
tegen kennelijken staat vau dronkenschap enz.
iDdien nu de staat alleen daar was 0111 te zorgen
aat de burgers elkander niet iu hunne materieele
belangen benadeelden, dan zou hij ook hier uioeteD
zeggen: „Laat ieder voor zich zelf weten of hij
zijne zedelijkheid wil ondermijuen door slechte
boeken te lezen, of bij het voor zijne reputatie
en gezondheid niet riadeelig acht, zieh in kenne
lijken staat van dronkenschap in het publiek te
vertoonen. Maar neen, volgens deze bepalingen
bemoeit de Staat zich wel degelijk ook met de
rnoreele welvaart der burgers, en naar onze over
tuiging moet hij dat ook doen. Er zijn natuurlijk
hieraan noodzakelijk beperkingen gesteld. Wat
iemand binnen ziju eigen buis uitvoert, indien
het do buitenwereld geen kwaad doet, daar kan
de wet zich niet in mengen; het huiselijk leven
zou onhoudbaar worden, indien het steeds aan
bet toezicht der policie onderworpen was. Maar
wat iu het publiek gebeurt,, wat aan andere
menschen ergernis geelt en tevens als een groot
zedelijk misbruik mag aangemerkt worden, dat
moet het openbaar gezag verhinderen.
Lelden, 24 Augustus.
Burgemeester en Wethouders van Leiden hren
gen bij deze ter kennis van de ingezetenen, dat,
vermits de pokken-epidemie binnen deze gemeente
als geweken mag beschouwd worden, de buiten
gewone zittingen voor de vaccinatie en revacci-
natie der onvermogenden worden opgeheven
zullende, te beginnen met de maand September
aanstaande, iedere week op den gewonen dag in
het lokaal der Stads Waag daartoe de gelegen
heid worden gegeven.
De Burgemeester, Hoofd van het Gemeentohe
stuur van Leiden, doet te weten, dat aan den
-Ontvanger der directe belastingen alhier is ter
hand gesteld een, op den 19den dezer maand,
invorderbaar verklaard kohier voor de belasting
op het personeel, voor het dienstjaar 1871 en 1872,
eerste quartaal, terwijl ieder verplicht is zijnen
aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te
voldoen.
Sedert de vorige opgave zijn alhier 1 persoon
door pokken aangetast, als hersteld opgegeven 4,
overleden geene, zoodat in behandeling blijven 18.
De verbetering van de brandweer en der
brandbluschmiddelen is in vele onzer groote ge
meenten aan de orde. De stoombrandspuit treedt
daarbij meer eD meer op den voorgrond, doeli
dit werktuig verdient ook voor andere diensten
in de gemeenten bijzonder de aandacht, bijv. het
besproeien van pleineu, parken en plantsoenen,
het schoonmakeu van goten, riolen of plaatsen
alwaar een bron van besmetting op groote schaal
bestaat. Tot het laatste doel is dezer dagen te
Utrecht de stoombrandspuit met goed gevolg ge
bruikt.
De eerste stooui brandspuit is door Braitliwaile
in 1880 vervaardigd; In 1852 werd door Tilley,
later de wereldberoemde flnna Shund, Mason
A Co., de eerste drijvende stoomspuit in werking
.gebracht, die in 1855 verbeterd is door de centri-
fugaalpoinp van Appold er in te plaatsen, waar
door in een minuut 2000 gallons water tot een
hoogte van 160 Eng. voeten werd opgevoerd. Eeuige
jaren later is voor de Council of India een drij
vende stoombrandspuit gemaakt voor de rivier
lloeghley bij Calcutta, die 8ÜUU gallons water
'per minuut oppompt. Het vaartuig is met een
tweebladige schroef voorzien en loopt 18 Eng.
mijlen per uur; de schroef en de centri-fugaal
pomp worden bewogen door een machine van
'50 paardekraclit nominaal vermogen hooge druk
king. Dit vaartuig sleept de brandende schepen
op een afgelegen punt der rivier en bespuit reeds
tijdens dat transport het brandende schip. 111 de
'Victoria-dokken te Londen ziju ook krachtige
drijvende stoouihrandspuiten iu gebruik. Vad
Aan de N. H. Cl. is het volgende .ingezonden
Mijnheer de lledacleur I
Verzoeke voor liet volgende een plaatsje in uw
veel gelezen blad.
Iu het „Bijvoegsel" uwer Courant van Zaterdag
den 19deii dezer, komt een stuk voor vau Dr. John
'Simon, onder het opschrift voorzorgsmaatregelen legen
Cholera.
Ik verheug mij over de pogingen, die worden
IETS UIT HET LEVEN
VAN EEN
ERCKMAür-CHATRIAir
naverteld.
Vervolg).
Ik heb te veel van nabij gezien, hoe verschrikke-
'jk het is om niets te weten, om niet voor alles te
'erlangen dat zij lezen, schrijven en cijferenindien
ik zelf beter onderwijs had genoten, zoude ik thans
'nisschien in plaats van een eenvoudig bosch-
■vachter, hoofdofficier of kolonel zijn, want aan
moed of verstand heeft het mij nooit ontbroken.
Thans nog kost het mij groote moeite een een
voudig proces-verbaal op te maken, en daarom
Wijf ik mijn leven lang boschwachter niettegen
staande mijne ervaring in het schatten der hoo
rnen en mijne verkregen kennis van het boscli-
wezen!" Hoe bitter jammer!
De goede man begreep heel goed dat ik on
mogelijk leven kon, wanneer behalve zijne drie
jongens de grootste helft van 't jaar maar vijf
of zes bijeenkwamen, en zeide mij op zekeren
dag, al op en neer wandelende volgens zijne ge
woonte, dat er op ongeveveer vijf kwarl mijl
afstand lager dan het Roches, langs de Roode
Sarre afdalende, drie groote boerderijen lagen,
die aan Mennonieten toebehooreu, dat deze lieden
vele kinderen hadden; dat de oudste hunner
(van deze boeren) aan de kinderen des Zondags
al preekeude den Bijbel en de Evangeliën onder
wees, hij zelf was hiervan meer dan eens ge
tuige geweest; dat bij deze broeders Mennonieten
het onderwijs zeer in achting was, dat de oude
mau, die Jacob heette, zich dikwijls bitter be
klaagd had dat hij zijne kinderen en kleinkin
deren niet kon onderwijzen in het landmeten,
het maken van onderhandsche acten, het boek
houden, het cijferen, en nog zoovele anderezaken
waarvan in de heilige schrift niet gesproken
wordt en die toch onmisbaar zijn om eene boer
derij goed te besturen. Nog zeide hij verder, dat
de oude Jacob hem had gevraagd, wat zuster
Eleonora onderwees, en er over gedacht had, om
zijne kleinkinderen naar les Roches ter schole te
zenden, maar vernemende dat de goede zuster
zich uitsluitend tot het aanleeren van den cate
chismus eu deu zaug bepaalde, hem vau plan
had doen veranderen. „Zoo gij lust hebt, zal ik
hem eens bezoekeu, of beter nog, gaan wij te
zamen, ik ben zeker dat deze verstandige man
zeer gaarne aan zijne kinderen het meten, cijfe
ren en schrijven zal doen onderwijzen. Deze lie
den zijn zeer gegoed en zullen u goed betalen. Hoe
denk gij hierover?"
Met dit vooruitzicht was ik over gelukkig, ik
verlangde niets liever dan er mijn voordeel mede
te doen. W ij spraken op staanden voet af, dat
wij reeds des audereu daags, Donderdag, de Men
nonieten zouden gaan bezoeken.
En ziet, des anderen daags begaven de oude
boschwachter en ik ous door de denneubosschen
op weg naar de lager gelegen boerderij van den
ouden Jakob, om met hem te spreken. Nog was
de landstreek bedekt met een witten nevel, te
midden waarvan de tallooze dennenspitseu, niet
ongelijk aan aren, zich hoog in de lucht vertoon
den. Op vier pas atstand kon men elkander niet
zien. Zelfs de honden van Jeróme Hutin bleven
vlak achter ons, omdat het kreupelhout zoo nat
was van den dauw.
Het zal ongeveer vijf uren geweest zijn, toen
ik, opgetogen van verrukking, het landschap eens
klaps door de opgaande zon beschenen zagals
uit de baren der zee kwam het te voorschijn.
Eenige minuten veor vijf uren, toen de zon uit
deze zee te voorschiju kwam, en elk blaadje e"
;elk sprietje glinsterde, kon ik een kreet van ver
rukking niet weerhouden. Eene seconde stonden
wij stil. De boschwachter, zijn pijp aanstekende,
lachte in zijn vuistje, zooals oude jagers dit wel
meer doeu, zeggende: „Kijk, Jean Baptiste! dit
is eene wandeling, die jonge menschen iD het
schoone jaargetijde iederen dag doen moesten,
maar de vadsigheid houdt hen in bed, en daar
door benemen zij zich een groot genot. Zie me
die heerlijke zon eens, hoe zij den nevel uiteen
schuift, men zou zeggen, dat zij naar ons (oe
zwemt; kijk, hoe zij al nader en nader komt en
breeder wordt, en daar verder, beneden naar den
kant van de Sarre, die glinsterende witte stree-
pen, dat is de dauw, die valt.
Binnen een half uur heeft de zon alles wegge
veegd, en zal de ganscbe vlakte zoo keurig iu
i orde zijn, als een vertrek waar niets slingert,
duidelijk zal men de dorpen, de bosschen, rivie-
I reu, wegen, voetpaden vier of vijf mijlen ver,
kunnen zien. Och! Jean Baptiste, hoe zeer heeft
incu ongelijk door zich nog eens 0111 Ie keeren
in zijn bed, in plaats van flink en vlug op te
staan. Zoo gij wilt, zal ik u iederen Douderdag
komen wekken, en zullen wij gaau visschen of
wandelen."
Wordt vervolgd.)