uitspraak gedaan in zake van Bik te Gouda, van welke zaak wij, toen zij voor het kantongerecht te Gouda behandeld werd, melding maakten. Daarbij werd aangenomen dat wettig en overtuigend is bewezen, dat de vrouw van Bik aan de pokken is overleden en dat hij geene kaart voor zijne woning heeft geplaatst, waarop vermeld stond dat aldaar pokziekte heerschte. Uit dien hoofde is het vonnis van den kantonrechter, van den 31sten Hei 1871, vernietigd. De gedaagde is echter te dier zake ontslagen van alle verdere vervol ging en wel omdat het bewezen feit noch mis daad, noch wanbedrijf, noch overtreding daar- stelt. Deze beslissing is gebaseerd op grond dat tegen het ten laste gelegde feit straf wordt bedreigd bij de verordeningen van Gouda van 25 Haart en 10 Augustus 1859 en van 26 Februari, 11 November en 9 December 1864, welke verordeningen bij latere verordening van 2 Juni 1871 uitdrukkelijk buiten werking zijn gesteld, terwijl bij deze laatste verordening het bewezen feit met opnieuw straf baar is verklaard. Daar nu een feit, dat toen het plaats had, onder het bereik van bestaande strafbepalingen viel, echter geene veroordeeling kan ten gevolge heb ben, indien het op het oogenblik, dat de uitspraak des rechters wordt ingeroepen, heeft opgehouden strafbaar te zijn, zoo is de gedaagde, met het oog op de verordening van 2 Juni 1871, vau alle rechtsvervolging ontslagen. Bodegraven, 28 Juli. Heden had alhier de aan besteding plaats vau eenige herstellingen aan den dorpstoren, alsmede het leveren en stellen van een nieuw kruis op de spits. Van de vijf mededingers was de hoogste: Van den Berg te Boskoop voor eene som van f 2200, en de laag ste: Vau Wingerdeu te Gouda voor een bedrag van f 840. Laatstgenoemde is het werk gegund. Bij de onlangs gehouden verkiezing voor twee leden van den gemeenteraad zijn met groote meerderheid van stemmen herkozen: de heeren J. Van Dam Jz. en Cs. Veelenturf Pz. Honstbu, 28 Juli. Hedenmorgen omstreeks 5 uren is onder Terheyde brand ontslaan in een huis, toebehoorende aan het Terheydensche gast huis. De brandklok te Honsler werd spoedig ge luid en de Honstersche spuit was in weinig tijd op de plaats des onheils. Eerst scheen het onmo gelijk op de plaats in het duin, waar de brand was uitgebroken, water te krijgen; doch gelukkig bleken de slangen der spuit lang genoeg te zijn om over een duin heen in zee gelegd te worden, en van toen af was men spoedig het vuur meester, ofschoon het gebouwtje, dat niet verzekerd was, reeds geheel was uitgebrand. Toch was het van belang het vuur nog zoo spoedig mogelijk te dem pen, want de brand dreigde ieder oogenblik over te slaan op de reddingsschuur, er vlak naast, waarin behalve een voorraad teer ook een zekere hoeveelheid buskruit geborgen was. Zwolle, 27 Juli. Volgens de Amersf. Cl. is de onderofficier der schutterij alhier, waarvan dezer dagen melding gemaakt is, niet vreesclijk mis handeld, eu waren er ook geen korporaals onder de schuldigen. Er is alleen maar wat gedrongen. De politie heeft de orde hersteld, patrouilles zijn niet noodig geweest. Een infanterie-patrouille heeft slechts een uurtje geloopeu. De schutterij- sergeant had den tamboer in quaestie, die op de nominatie stond om in de klasse van discipline over te gaan, terwijl hij dronken was, te huis gebracht. De tamboer heeft den sergeant goed met kwaad vergolden, waarvan de sergeant echter geen rapport wilde gemaakt hebben, om hem niet aan straf bloot te stellen. Desniettemin is deze tamboer, wegens herhaalde dronkenschap, naar de disciplineklasse gegaan. Hen dacht nu, dat dit de schuld van den sergeant was, maar ten onrechte. Heeren veen, 28 Juli. Eergisterenmiddag is in de Groote kerk, daartoe doelmatig ingericht, de 26ste algemeene vergadering van het Nederlandsch onderwijzersgenootschap geopend. De voorzitter, de heer A. Van Otterloo, hield daarbij eene rede, waarin hij, dank zeggende voor de hartelijke ontvangst te dezer plaatse, het welkom toeriep aan heeren afgevaardigden en het in grooten ge tale opgekomen publiek. H ij wees op de ernstige tijdsomstandigheden, waarin het meer dan nood zakelijk was een gemeenschappelijk uitgangspunt voor en in de school te hebben, opdat de maat schappij, die telkens meer behoefte erlangde aan meer en beter onderwijs, uiet in de macht kwam van de tirannie en het despotisme van enkele individu's. Deze mochten en zouden niet geduld worden en de „oude grond der vrijheid" waarop hij nu stond, deed telkens blijken dat het open baar lager onderwijs ook daar in vrijheid zoude kunnen bloeien. De verschillende verslagen werden daarna ge daan en rapporten uitgebracht. Na eene kleine pauze, ten einde de afgevaar digden, die nog met den trein te 2 uren konden arriveeren, in staat te stellen de discussie bij te wonen, werd aan de orde gesteld: de bepaling van de plaats waar en de maand waarin de alge meene vergadering in 1872 zoude worden gehou den. Bij meerderheid van stemmen (893 tegen 343) werd daartoe Dordrecht gekozen en de maand Juli als tijd van bijeenkomst bepaald. De afge vaardigde van Dordrrcht, daarover door den voor zitter ondervraagd, zeide, dat Dordrecht zeer ver eerd zal zijn de vergadering in 1872 te ontvangen en alles zal aanwenden om den leden des genoot- schaps het verblijf aldaar aangenaam te doen zijn. Ook beval hij de dames afgevaardigden, die ten getale van twee deze vergadering bijwoonden, Dordrecht in hare gunst eu protectie aan. Voorstel 1 van het hoofdbestuur, over de ge frankeerde afzending van stukken, werd goedge keurd. Voorstel II werd na eenige discussie tus- schen het hoofdbestuur en de afgevaardigden uit 's-Gravenhage, Groningen en Utrecht, aangehou den. Voorstel III van Culemborg, om tegemoet koming in de reiskosten van éen afgevaardigde, werd met groote meerderheid, ingevolge van advies van het hoofdbestuur, verworpen. Voorstel IV van het hoofdbestuur, om j200 te verstrekken aan de paedagogische bibliotheek des genoot- schaps, werd met overgroote meerderheid aan genomen; zoomede voorstel V, om ƒ300 af te staan aan het hulpfonds van de levensverzeke ringmaatschappij des genoolschaps. Deze vergadering, die geopend, afgewisseld en besloten werd door heerlijk orgelspel en gezang werd daarna door den voorzitter verdaagd tot Donderdag-morgen 9 uren. Hij betuigde uu reeds zijnen dauk aan het zangkoor voor de schoone uitvoering, bovenal aan die leden daarvan, welke de volgende vergadering niet zouden kunnen bij wonen. s-Hertoqenbosoh, 28 Juli. Gisteren in den voor nacht werd in de kazerne van het regiment hu zaren N°. 2 alarm geblazen; in een oogenblik waren de manschappen gekleed en stroomden allen naar de stallen om te zadelenin minder dan een kwartier waren de eerste ruiters te paard, in een half uur was het geheele korps opgezeten, eu na geschaard en afgedeeld te zijn, werd afge reden stadwaarts uit in de richting van Rosmalen en vervolgeus naar Schijndel. Het was halfelf toen het alarmsignaal gegeven werd, de bewoners nabij de kazerne kwamen verschrokken hunne huizen uit; dat de vijand niet voor de poort was wisten zij wel, doch bij de meesten kwam de gedachte op zou er brand zijn, zoo als zij zich in dien zin vragender wijs uitten. Toen men echter op de hoogte kwam en dus wist dat het exercitie was, werd gelachen en liep men mede naar de Paradeplaats, waar weldra meer vrouwen dan mannen net plein vul den en hun gejoel en geschreeuw de toonen der trompetteu dempten. De escadrons zijn hedenmorgen te 5 uren van hunne nachtmarsch teruggekeerd. De gemeenteraad heeft gisterenavond het besluit genomen de afdeeling meisjes der open bare scholen voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs alhier, van die der jongens te scheiden, en voortaan als afzonderlijke inrichtin gen van gemeente openbaar onderwijs, onder de hoofdonderwijzeressen te stellen. De raad heeft daarenboven de jaarwedde der te benoemen hoofdonderwijzeres aan de meisjesschool voor openbaar gewoon en meer uitgebreid lager on derwijs van 800 op lOOl) gebracht, met vrije woning en tuin. De oproeping tot aanvulling dier betrekking zal spoedig plaats hebben. St.-Oederode, 26 Juli. Hedennamiddag te twee uren veroorzaakte eene plotseling opgekomen on weersbui alhier groote ontsteltenis. Eenige bewoners van de buuit Eerschot, bc- hooiende tot de kom der gemeente, bespeurden dat na de kletterende donderslagen rook opsteeg uit de koepel van den hoogen toren. De klokken werden geluid, de brandweer was weldra op de plaats met de spuiten, ten einde de in de nabijheid van den toren staande huizen, waarvan nog velen gedekt met stroo, te bewaren. Van de kleinste dier spuiten werden de radenen afgedaan en de assen afgeschroefd welke spuit alstoen met mannenkracht den wenteltrap van den toren werd opgedragen, doch na dien moeie- lijken arbeid bespeurde men dat de opening in het bovenste gedeelte van het zware muur werk den toegang tot het hoogere gedeelte, door deszelfs onregelmatige gedaante, verhinderde om de spuit er door te krijgen. Inmiddels riepen de vijf moedige mannen, welke zich in de koepel boven het smeulend vuur van het in brand staande dak hadden gewaagd, dat er spoedig meer water, hetwelk aanvankelijk met weinige emmers naar boven was gebracht moest worden aangevoerd, dat ze anders de koepel zouden moeten verlaten en alzoo den toren aan de vlammen prijs geven; na deze kreten, slaagde de heer burgemeester, geholpen door de brandmeesters er in, om een dichter cordon, van bereidwillige menschen te formeeren van den voet van den torentrap lot onder de koepel, waardoor alstoen het water regelmatig met em mers omhoog gebracht werd, uit kuipen gevuld wordende door de groote aanvoerspuit, uit de rivier de Dommel. Na ruim lü> uur in angstig zwoegen, mocht men er in slagen den brand te blusschen, waar door meer onheilen, in aanmerking nemende den vrij hevigen wind, voorgekomen werden. ïrVöEZONDEN. Hijnheer de Redacteur, Als een vervolg van mijn schrijven naar aan leiding der Rotterdamsche Inrichting voor Doof stommen en hetgeen in uw blad van 10 jl. daar omtrent voorkwam, lot meerdere staving dat die inrichting de hoogste waardeering en sympathie verdient, wil ik u Hijnheer de Redacteur! een kort verslag mededeelen van het jaarlijksch examen dier doofstomme kweekelingen, dat gepasseerde Haandag-avond in het kerkgebouw der Evange lisch Lutersche gemeente plaats had. De opkomst was buitengewoon; de beneden ruimte alsook de galerijen waren overbezet, een doorslaand bewijs dat de belangstelling in die Inrichting niet alleen aanhoudt, maar zelfs toe neemt. Neemt die belangstelling in ons land toe; de tegenwoordigheid van twee Engelsche heeren, een uit Liverpool en een uit Londen, expresselijk overgekomen om de Inrichting te bezoeken, ge tuigt dat het Instituut te Rotterdam ook in het buitenland onder de eer3te sterren van alle doof stomme inrichtingen wordt begroet. Kort maar kernachtig was de opemJ^^^T door het geacht Bestuurslid Dr. H. J. i"6 011 houden. Een blik slaande op den beii,'roon e waardigen toestand van het doofstomme i'aals v de bijzondere behandeling dat het behoeft, ,t>or 'iel de heer Sleurs zijne rede verder uit, sprak Pj<^n£ meest bevredigende uitkomsten van heij"iS ®e wijs, over den bijzouderen goeden gezoo.;'keD. d' toestand der kinderen in het afgeloopeu Ie, over de vele bewijzen van belangstelling va;ke uit genoot en vreemdeling in het bezoeken dt?1. ,®6ti bare lessen, die iedere Woensdag-morgte'''ger 11 tot 12 uren gehouden worden en in ken van giften, bracht dank voor de blijk5 °n' moreele ondersteuning, maar beval de inr*® ook aan in de materiele ondersteuning d,' m wezigen en richtte ten slotte een woor dank en hulde tot den waardigen directeur' onderwijzer, den heer D. Hirsch en 1'" ouderwijzers en onderwijzeressen. De heer Hirsch leidde nu de werkzaa»1^ mir in met eene toespraak, meest betreffen;^ examen zelf en de vordering der kiudereL,00r<je H. de Redacteur ik had u Maandag-at womi het kerkgebouw gewenscht, dan hadt gij duc^ste schaar van die misdeelden zien zitten, ds!ftll u, gij hen klanken hooren uiten, doofstomnit:lchteil ren spreken, gepast, vlug en vrijmoedy W0I woorden op de vragen van den onderwijn hadt gij sommige kinderen versjes hooren gen, eu wauneer gij dan ten slotte het^'e' „De Ooijevaar na den Vrede" „naar Hebe'er ee twee leerlingen der inrichting, een vt)or jarigen knaap J. Den Haring en eet5' me tienjarig meisje, H. Roos, had hoorei'^ teeren, wauneer gij dan door twee der 2KB gen kweekelingen L. Van Sijn van den t en Elisabeth Pouwels van Amsterdam een van dank hadt hooren zeggen aan heeren Bn ders en Onderwijzers en gehoord hadt wel gevoel uit hunne voordracht straalde, toeo: hunne medemakkers afscheid namen, dar gij wezenlijk vergeten dat gij een exaim'6""^ doofstommen bijwoondet. Beroemt men zich een doofstom kind een gebed heeft opgezet miskent men daarbij de hooge verdienste' het Instituut te Rotterdam, hier heeft 111 eu^61®^ doofstommen een gedicht hooren rec''erai }r|jee opzeggen, maar reciteren, den besten hoon snhei waardig. !gen Ieder die deze plechtigheid bijwoonde zii'jVj j dan ook zeer goed met de woorden van dei e rei Sleurs vereenigen: „Alleen een on want: [a^en vertrouwen, een onoverwinnelijk geduld ei pe hart dat op de reclne plaats zit, kan deren verrichten eu deze drie vorwistiia waarde directeur bij u vereenigd." Mochtgi; ren Onderwijzers, gij Onderwijzeressen iede:^ zich zelf voor uwe zorgen den dank V>;)0C^ Bestuur zien en de hulde gebracht aan Dge| generaal en chef. mati Veritas.. IJ Zi BUITENLAND. iet h Jj zi Duitschlaiid. ruik De Koning van Beieren heeft aan den er''u Von Bray, bij gelegenheid van zijn ontsli.unl" minister, den 22sten dezer een schrijven gr-K,r waarin hij zegt: „Toen wij voor eenigen tij'nf» verzoek om ontheffing van de portefeuilli3'00' het ministerie van mijn Huis en van bt landsche zaken gewerd, vleide ik mij met de dat het nog gelukken zou, de vroeger in de!30rs' zem van het ministerie bestaan hebbende' te; stemmigheid te herstellen. Deze mijne ho tot mijn leedwezen niet vervuld gewordei kjj ik zie mij dus, schoon met een bezwaard ge^fi, genoopt uw verzoek om ontslag te bevvileus Niet zonder weemoed zie ik u eene betrekke verlaten, welke gij onder zoo gewichtige en ir.ii|e nissen den voorzanger toekomt, hij kreeg van eiken scholier tien stuivers in de maand, behalve van de onvermogenden, die door den gemeente raad van deze bijdrage waren vrijgesteld. In deze vijf weken kwamen de heeren Ber nard en Faltó eens de school inspecteeren. Zij bevonden alles in orde, en de heer Faltó, een voormalig huzaar, koopman in hout en kastelein van de herberg, genaamd Pied-du-Boeuf, onder vroeg mij om te zien hoe zwaar ik woog, zoo als hij zich uitdrukte; hij vroeg mij hoe de vader heette van de vier Heemskinderen, en mij ver legen ziende, zeide hij: „Hé, weetje dat niet? Ken je dan niet eens een beetje geschiedenis? Het was vader Hemon." Hij lachte over deze aardigheid als een welgelukzalige, en meende eene mooie ontdekking gedaan te hebben; de heer Bernard lachte ook. Zoo waren in die dagen onze gemeentelijke inspecteurs! Haar men vroeg mij toen, wat van meer be lang was, mijn getuigschrift van goed gedrag; gelukkig had ik het medegebracht, behoorlijk geteekend door den heer De Briqueville en den burgemeester van St.-Nicolaas. Toen werd ik als ondermeester aangenomen, in afwachting altijd van mijne acte van toelating, die ik pas kon ontvangen, wanneer ik inijn examen ter verkrijging van den tweeden graad zou hebben afgelegd, dan was ik ook vrij van den dienst. Men kan denken hoe ik tegen dat examen opzag; meester Guillaume verzekerde mij dat met eene goed schrijvende hand, wat kennis van den catechismus en de Bijbelsche geschiedenis, alles best zou afloopen. Maar ik vertrouwde daar niet veel op en ik bracht mijne avonden door met het lezen en overlezen der verhandeling over de rekenkunde van abt Borue en de geschiedenis beschreven door pater Loriquet. E11 zoo was het langzamerhand winter gewor den, de lange winter der berglanden, die met het eind van October begint en in 't einde van Maart ter nauwernood over is. Op een vroegen morgen zag ik bij het opstaan mijne kleine veiisterruitjes toegestopt door de sneeuw, den ganschen nacht had het gesneeuwd, en het sneeuwde drie dagen achtereen. Daarna kregen wij vorst en van week tot week nieuwe sneeuwvlagen; de oude daken, door latten beschut, bezweken bijna onder den last, en de takken van de heesters aan de over zijde langs de helling geplant, knapten af als glas. In welke richting men ook henen zag, er was niets anders te zien dan sneeuw, altijd sneeuw; raven, die met uitgespreide vleugels vlak achter de paarden neerstreken, om in de mest te pikkeD, eenige kale verwaaide heesters, die er ellendig uitzagen, en de kinderen, in lange rijen achter elkander aankomende, in lompen gehuld en de voeten in groote klompen verscholen. Neen, de vlakke landen hebben niets gemeen met de berglanden, maar men moet zich naar de omstan digheden en het oord schikken. Voor mij was het voornaamste om altijd volop aardappelen en zure melk te hebben, die moeder Cathariua voor 2 stuivers per emmer bij de buren kocht. Om de waarheid te zeggen bekommerde ik mij be droefd weinig om de rest, en achtte mij gelukkig, voor honger bevrijd zijn. Meester Guillaume kreeg toen eene rheu- matische ziekte, een rheumatisme dat hem nu eens in het rechterbeen, dan in het linkerbeen, dan weder in de ledenen kwelde, en hein bittere klachten afperste. Hij kon het bed bijna niet meer verlaten, en vermagerde bij den dag, in weerwil van het ganzenvet, waarmede hij dage lijks werd gewreven. In die dagen was hij recht tevreden dat ik bij hem was; ik bezorgde de school gansch alleen, deed alles zelfs, tot den kerk dienst toe. Wel is waar, ontbrak het mij bij het zingen aan de volle, sterke stem van den meester, en ik kende den dienst ook niet zoo goed als hij, maar alles te samen genomen redde ik mij nog al goed en de pastoor, die wist dat de heer De Brique ville mij had aanbevolen, was nogal tevreden, meer dan hij dit over ieder ander zoude geweest zijn. Op een avond in November, terwijl i«ruk bezig was les te geven, eenige minuten vóüLau avondgebed, kwain eene slede voorbij de so-[t ramen, en hield bij de trap stil. Ik keek er&Bn en vroeg mij zeiven af, wie dat toch zou kui!(je| zijn geweest. Een lange, magere man, tusschij j vijfendertig en veertig jaar oud, met puntigen tjnu. en knevel en een kusassiersmanlel met diif.as gen om de schouders, en een muts van W' jng vel op het hoofd, bond zijn paard aan de leut.eg en klom naar boven. Weinigeoogenblikkenlln kwam hij weer beneden en ik hoorde )ne roepen: „Komaan, alles zal goed gaan, vi-hu Catharina, alles zal goed gaan. Sluur slechlanc spoedig mogelijk een bode, ik zal aan Brteha zeggen, het recept klaar te maken. Vooruilcha sette, vooruit!" liènf Weg ging hij, en ik begreep dat het east Deleuze van Lorquin was, van wien de n»eke reeds bij den aanvang zijner ziekte had gespnhim Ik had mij niet vergist. Hij had den meestemt lijdend gevonden; de rheumathische aandfterz had zich van de knie in de lendenen verpis- Dl hetwelk hem belette te slapen. Moederde t'eed rina jammerde luide, omdat het ondoenlijk aai iemand te vinden die met deze sneeuwman naar Lorquin zou willeu gaan. ieu Wordt veri/ilfen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2