Zaterdag 29 Juli. Ondermeester. ,V. 3517. A0. 1871. H. N. VEEFKIND; Mr. A. VAN HETTINGA TROMP. Feuilleton van liet „Leidscli DagbM". i .mail 11 'II nil r I oli una PRIJS DEZER COURANT. i Voor Leiden per 3 maanden Franco per p09t.. Afzonderlijke Nommers i - 3.00. 3.85 0.05. Deze Courant wordt dadelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJB DER ADVBSTKNTIKN. Voor lederen regel0.15. Grootere.letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan. Een woord over de verkiezing van twee leden van den Raad op Dinsdag go. Augustus Hoogst zonderling is de handelwijze van eenige kiezers, die nu bij ingezonden stukken en adver tenties den heer Mr. L. 1). Suriugar voor het lidmaatschap van deu Raad aanbeveleu. Het is van algemeen bekendheid, dat de heer Suriugar dezelfde beginselen voorstaat als de heer Veelidud. Wil men die heereu samen tegenover den caDdidaal der tegenpartij stellen? Dat zou van de kiezers heel onverstandig wezen eu doen deDken aan uiëuscheu die hunne eigene glazen inslaan. Immers, verbrokkeling van steuiuieu onder de voorstanders van mannen, die dezelfde beginselen aankleven, is altijd een voordeel voor hunne tegenstanders en geeft aanleiding tot eene nederlaag of den uoodeloozeu omslag der herstem ming. De liberalen, bij wie de heer Suriugar immers behoort, behoeven naar geen candidaten te zoe ken. De tegenpartij had die moeilijke taak te vervtilleu. Nu heeft ook zij een candidaal. Zij heeft door hare vorige aanbeveling lijd gewon nen eh zich dien uitstekend ten nutte gemaakt. Men mag wel vragen, hoe het zooveel moeite kon kosten, om Mr. M. H. A. Lisman te vinden.; hij is töch wel eens meer candidaat geweest.'t li Wéér de geschiedenis van het ei van Columbus 1 Hoe dit zij, de tegenpartij heeft een candidaat die' wel niet bedanken zal, als hij gekozen moch t worden. Moet nu de naam van Mr. Suringa1 gebrhikt worden, om de kans van Mr. Lisinan te verg'töoten? Zij, die hem aanbevelen, mogen zich wel no; eens bedenken, en niet te «èel op eigen doorzich Vertroü^ven. Van de vvëirking der kièsvereeni- gingen, ten minste Van de liberële, zijn zij uit op'dè'lioógte. Immers het bestuur stelt geèue can didaleu, zooals zij meeneu, maar de leden doei i "ftfet, 'bij meerderheid van stemmen. Men zie; biëluiï,' dat er behalve de voorgèdrageue no; "Ave!andere geschikte cahdidkten kunnen zijn; ni'ëar a¥ zijn er'vijftig, voor éene vacature word. éen Candidaat voorgedragen, de andere blijve. i buiten aanmerking. Allen"'aan de kiezers vóór te dragen zou ee: i önbe'góliö'eu werk ivezen, en als dan uogdóo' „eéuigfe'kiezers" en „vele kiezers" A. B. C. enz. wer dén voorgedragen, hoé lang zou het verkiezing! wérk dan wél duren,'hoeveel malen zou er wel hie gestemd moeten worden, alvorens de vereischt 'lóeefile'rhéid verkregen was?' Heen 'dal de kies verëèuigingeh het puBliektrachten voor te lich ten verdient goédkeuring. De voorstanders van den heer Suriiigar zulle i wel dóen bij eene'volgende gelegenhéid de aar - dacht op hem te vestigen, maar dan bij den aar- vang' vau liet verkieziiigswërk, opdat iéder kieze zich èëne zelfstandige ineening omtrent hert vormei de heeren kunnen niet vergen, dat inen hen blindelings volgt. Nu is de heer Veefkin vroeg genoeg aanbevolen en aan gelegenheid oi zijn candidatuur te bespreken heeft het niet ont broken. Het gaat niet aan, weken lang te zwij gen en dan ter elfder ure met een geestverwant op te treden; dit sticht geen nut, maar verwar ring. Daarom zooals de zaken nu staan, dient ieder kiezer tegen versnippering van krachten te waken eu zich af te vragen, op wie hij zijne stem zal uitbrengen, op Mr. M. H. A. Lisman of op den heer H. N. Veefkind. Voor hen, die den vooruitgang liefhebben, kau de keuze hipt twijfelachtig zijn. Zij zullen op het blauwe briefje eenparig invullen den naam van den heer eu op liet witte brieQp KWEEKEL1NGEN. IV. De zorg der regeering voor de scholen was zoo belangrijk niet als thans. Die van de plaatselijke besturen was zeer gering. Op zeer vele plaatsen bleef het er zich bij bepalen dat de meester werd aangesteld en hem een kamer werd gegeven om school te houden. In de steden werd, vooral waar armenscholen bestonden, vast salaris gegevei Meester! gij hebt vast geld, hoorden wij eens ee i schoolopziener eenen onderwijzer toevoegen di geklaagd had dat zijne geringe bezoldiging niet voldoende was, gij weet wat gij hebt! Ik wet wat ik niet heb gaf, de arme man met een geesti| lachje ten antwoord, enmen liet hem di. wetenschap behouden. Op hét platteland en in sommige kleine steden bestond meestal geen vast salaris, meester kree de school, hij moest maar zorgen dat er school meubelen kwamen, hij mocht alles aanschaffer dat was lastig, maar gaf ook een voordeeltje, h j verkocht schrijfbehoeften en werd daardoor d boekhandelaar dor gemeente zoo aio hij teven t de publieke schrijver was. Op sommige plaatse kreeg hij toelage voor brandstoffen in den wintei op andere bracht ieder kind dagelijks eeu tuif mede. De meester maakte zelf zijn inkt, zaagd zelf krijt en even als voor andere schoolbehoefte kon hij voor hulppersoneel zorgen daarmede, liete i de besturen zich uiet of hoogst zeldzaam in. D- meester mocht alleen werken, het was zijn school en verlangde hij gemak dan kon hij zelf voo hulp zorgen. De meester was meestal zuinig, h tnoest wel! Hij wist op de meest goedkoope wijz schrijfbehoeften te hekomen, wat hij aanschaft. Avas goedkoop, en dus ook de ondermeester, d kweekeling. De eerste genoot meestal kost e i inwoning en eeuig geld daarenboven; de tweed begon meestal met zoo wat huisknecht te zijn boodschappen te doen enz. Ter belooning leerd meester hem zijn vak, liet hem pennen vermaker de schriften voorgeven, hoeken uitdeelen eiu. Langzamerhand werden de jongens bekwame;- en bewezen goéde diensten. Hunne wetenschap Bij de laatste verkieeiog haddcu twintig kiezers den hee Veefkind op het toilte briefje gestemd. Zulke stemmen zyn ver loren. 'Hjj. fuisin, i.fwi /u4< IETS XJIT HET LEVE\ pust' f Ifj hm t /oi^ ft; /-f lts oor* Vf* D It'll pnl't Mr.l lefi° HRCKMAIT-CHATRIAir, navèrteld. [Vervolg). Eii de trap opgaande, en al die kinderen, bij troep jesvandrieen vier naar huis ziende gaan, sprekendp over den nieuwen ondermeester, zeidé de oude man: „Kijk, anders loopen zij weg, schreeuwende en het gansche dorp in rep en roer brengend^, heden zijn zij verbaasd. En die lange Arnett, diï er^ uitziet als een negér, kijk hoe hij zijn ru wrijftjawel, bengel! jawel, je wilt de jon gens laten lachen! we zullen eens zién wie he laatst zal lachen Bóven in de ruime kamer gekomen vonden vv móéder Catharina bezig de wasch óp te redt! ren, 3ie zij rónd de kachel te drogen had gehai gen. De goede vrouw zorgde voor" de wasch van pelijke vorderingen waren aanvankelijk meestal gering, zij overtroffen de knapste schooljongens, dat is zoo, maar soms waren zij ze niet al te ver vooruit. Mooi schrijven, goede sommen ma ken, dat was hoofdzaak. Later werden zij in den regel goede practische onderwijzers, veel beter dan men zou verwacht hebben als men die schamel gekleede jonge lieden zag, die nauwelijks durfden antwoorden als zij werden aangesproken. Zij waren vooral goede hulpen van den onder wijzer die ze had gevormd. Zij hadden noo^t anders gezien dan de manier die meester volgde; zij wisten niet, dat andere methoden bestonden en volgden die letterlijk, soms te letterlijk. Vooï de school, voor de leerlingen bestond dat belang rijke voordeel dal er eenheid in het onderwijs be stond, de hulpen werkten de methode van dep meester niet alleen in de hand, maar zij waren werktuigen, zij werkten niet, de meester werkte door hen. Daarin was zeker veel verkeerds, ten opzichte der kweekelingen maar de school had het voordeel dat er eenheid in leerwijze kwam, d3 hulpen werkten der hoofdonderwijzers of elkan - der onderling niet tegen. De school was school met eene enkele methode. Later zage wij de al te groote scholen met hare vele klasset veranderen in eene verzameling van scholen daap iedere klasse inderdaad eene school op zie zelf vormt; waar de methode zoo dikwerfafwil - seh als het hulppersoneel verandert. Velederaldus opgekweekte jongelieden werden flinke manner, goede oude onderwijzers nadat zij zich zelf bat - den leeren kennen. In hun jeugd kenden zij zie i niet, waren zij zich hunner waarde onbewust, rt- kenden zich minder dan zij waren en van daar die ongelukkige beschaamdheid, die zij eerst lat t vermochten af te werpen, waarvan sommigen zie i zelfs nooit -hebben kunnen losmaken. De in dï school langzamerhand waarlijk bekwaam gewoi - dei) 18 ui* lDjtt.iigc Kweekeling, was meestal ge- heel onhekeud met alles wat huiten de schot I omging. Hij fleerde wat in de boekeu stond di men Item gaf of die hij voor zijn zuinig bespaard s penningen kocht; daarbuiten las hij niets. Dï meesten wisten zich dan ook niet te gedrage i als zij onverwacht in eene andere omgeving wei - den overgeplaatst en stonden later zeer verwon derd als zij ondekten dat zij waarlijk andere overtroffen, dat degeen die ze wel eens bespo - teu niet vermochten in hun schaduw testaan. De onderwijzer P. Meesters, te Sluis in Vlaai deren, heeft ruiiii 40 jaren geleden een zeer geestig! saiyre geschreven over deze eenzijdige vormin der kweekelingen; die ons, een zeker wat scher i maar een trouw beeld geeft vau den aankomen den onderwijzer nu voor 40 a 50 jaren, het werl is de pen van een Cervantes waardig en is in enkele bibliotheken nog aanwezig. Ofschoon he; niet zoo beroemd is als de Oom Piet van diei i schrijver, verdient het veel meer de aandacht. D i held van het werk is een lSjarig kweekeling een ondermeester zonder rang zooals men toei i zeide, dat wil zeggen een flinke jongen, die, ol schoon hij nog geen examen heeft afgelegd, tocli de kerk, en had geen anderen droogzolder dai deze kamer; zoodra wij kwamen, zette zij d ramen open, schikte het linnengoed bijeen, ei i ging de tafel dekken. Ik bekeek terwijl de boekerij van den meester, op twee planken tegen deè muur uitgestald; daar vond ik den geschiedkuiir digen catechismus van den abt Fleury, de chris telijke zedeleer van den abt, Fieury, de zeden der Israëlieten en Christenen, mede door dei abt Fleury, de geschiedenis van Frankrijk doo: den eerwaarden pater Loriquet, eene verbande ling over de klanken der Fransche taal van den abt Bouillote, eene verhandeling over de reken kunde van den abt Borue, enz. Later heb ik dez i boeken honderden malen gezien, daarom herir- uer ik ze mij zoo goed. Meester Guillaume, die mij voor zijne boeker zag, ging op en neer, met gebogen hoofd. „Zo> ge lust hebt tot lezen," zeide hij, „ga dan geruit uw gang, wat mij aangaat, ik lees sedert lang niet meer. In iiiijn tijd hadden wij het rekenboe van Bezout, de spraakkunst van een3 landmeetkundige verhandeling van den heer Pai? sant. Al deze spraakkunsten, deze handboeken, en deze nieuwe verhandelingen zijn uit de oude boeken samengesteld, behalve de geschiedenis van den pater Loriquet, die ganseh nieuw en 'bijzónder aanbevolen is. Meu wil wat nieuws en koopmanschap moet gedreven worden, de eer waarde paters gaan vuor alles en voor allen wij zijn de bevoorrechte bezitters van al, wat heit nieuwste is, en door hen moeten de hoeken won den nagezien. Ik geloof, niet, dat dit Meester Guillaume ernst was, hij had de regeering vai Lodewijk XVI. de republiek en het Keizerrijk beleefd, hij had veel gezien, maar hij hield zijnfe meening voor zich, want toen ter tijd was heit geen gekscheren met de paters, die later ineenl smolten met de .lezuïten, eiken ouderwijzer, dip zich ook maar de minste aanmerking tegen hen zoude veroorloven, gestreng wisten te straffen. En toch achtte ik mij zeer gelukkig dat ik deze boeken lezen mocht en mij daardoor in mijnen vrijen tijd verder konde bekwamen. Toen gingen wij aan tafel en kregen heerlijke soep en lekkere kool. Om éen uur luidde ik de schoolbel, eu d avondschool begon. Het was precies als smorgen; behalve de klappen; meester Guillaume had gee reden ze uit te deelen; de groote Arnett had voor dien dag genoeg; hij zat doodstil, en de andere i hadden aan éene voorstelling des daags genoeg. De twee volgende dagen was het nu voor m zeer noodig, dat ik toonde ferm te zijn; en d oude schoolmeester stond verbaasd over de krach ilie ik bezat; hij nam mij zelfs ter zijde, om m volkomen bekwaam is, zoo bekwaam dat de mees ter sedert meer dan 114 jaar de kosten van een Ondermeester heeft kunnen besparen, hij had immers een. eigen gevormd ondermeester, wel eeu ondermeester zonder rang maar die in 't volgend najaar naar de hoofdstad zal reizen om examen af te leggen. De geheele dorpsjeugd be nijdt den geleerde en beschouwt hem als een hooger wezen. Hem bekruipt echter de angst als hij er aan denkt dat zooveel heeren, heel ge leerde heeren! zoo geleerd als Doctor en Do- miné, misschien nog meer, hem zullen on dervragen. De tijd nadert men moet zich ge reed maken, uiaar hoe kan men gevoegelijk, dfjtig, voor den dag komen Dat zijn zondags- buikje nipt voldoende is begrijpt hij. De meester had hem eens gezegd, dat hij een zwart pak droeg toen hij exanieu aflegde. Dat viel hem nu ip, en tegelijk kwam een heerlijk denkbeeld in hem op. De weduwe van den vorigen predikant leefde nog in het dorp, misschien zijn er nog kleederen aanwezig, die zullen toch wel deftig eu genoegelijk zijnpUj ziet door tussphenkomst vgn een derde zijn wenschen vervuld. li ij ver krijgt pen volkomen pak, korte broek, breede rok, zijden kousen, niets ontbreekt zelfs de punt hoed niet, en zoo uitgedoscht wacht, hij den post wagen af die door het dorp rijdt en neemt plants. Up die reis heeft hij een menigte avonturen. De postwagen slaat om, zijn hoofd komt in aanraking met eeu steen en hij weet daaruit af te leiden dat de steen harder moet zijn dan zijn hoofd. Een reisgenoot valt met het hoofd in een mod dersloot, de beenen steken in de hoogte eu onze held ziet het bedaard aan. De voerman helpt den man uit zijne onaangename positie eu uu vraagt men, Dominé! want daarvoor werd onze held aangezien, waarom stond gij daar zoo met de armen over elkander, zonder helpen; en hij geeft ten antwoord dat het hier eeu geval was, zoo ip strijd met de regelen der natuurkunde dat hij de gevolgen dezer tegenstrijdigheid wilde opmerken. Deze candidaat, die eerst de lachlust dpr exami natoren opwekt legde een goed examen af en werd later een uitmuntend onderwijzer en een achtenswaardig „man toen hij meer levenswijs heid had opgedaan. jj De schrijver toonde op die wijze het gebrek in de opvoeding der kweekelingeu. .Volslageu gebrek aan wereld en meuschenkennis, hij gron dige afgetrokken studie. Goede geschiktheid voor het inwendige der school, volslagen gemis aan levenswijsheid. Lelden, 88 .lull. Maandag a. s. zullen in den Gemeenteraad be handeld worden de voorstellen betrekkelijk het adres van de heeren P. C. Knijff en A. Kaptijn te Woerden, om subsidie voor de lijn Leiden Utrecht. Het adres van een aantal ingezetenen hij den raad ingekomen, waarvan wij - dezer dagen de zakelijke strekking meedeelden, laten wij hier te waarschuwen den zoon van den burgemeester den heer Blanquel, en ook de jongens van Jean Placial, die van de gebroeders llenriot, eigenaars van papierfabrieken, en iu éen woord, ai de kin deren van de meergegoede ingezetenen, die be kend konden zijn met de verordeningen, waarhij liet verboden was, de scholieren te slaan, eu die zich misschien bij de hooge autoriteit zouden hebben beklaagd, wat te omzien. Die moesten gestraft worden, met te knielen, of wel werden zij veroordeeld oin water en brood te eten, en mochten zij niet mee schoolblijven; de groote ge schiktheid tot ranselen, die ik toonde, verwou- derde hem, slechl3 den anderen jougens mocht ik klappen geven. Dien dag liep alles in de beste orde af, des avonds na het etou ging ik kalm naar bud, en sliep als eeu welgelukzalige. - 's Morgens om vijf uren was ik op, ecu kwar tier later luidde ik de klok. voor de mis, eu toen ging ik een uurtje door het dorp wandelen, ik zag de monschen den een na den ander voor den dag kómen, en maakte hij mij zelveu enkele opmerkingen over de levenswijs van de dagloo- ners, houthakkers, ambachtslieden en burgers. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1