r -N°. 351S Donderdag A». 1871. 27 Juli. mep Mr. A. VAN HETTINGA TROMP; H. N. VEEFKIND. Feuilleton van het „Leidscli Dagblad". Ondermeester. II3 V 1RT1 s zijn;, M roeniLi weg,i 'kt, 21 PRIJS DEZER COURANT. 'Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. .3.85 0.05. Franco per post Afzonderlijke Nomraers Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PBU8 DER ADVKRTKNTIKN. Voor iederen regel0.15. Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. ?elde( Op de gronden door ons vroeger uiteengezet, blijven wij iu 't belang van stad en burgerij tot leden van den gemeenteraad bij de verkiezing (j op 1 Augustus a. s. aanbevelen, de heeren 1 POE j wit stembriefje MaJ tI i blauw stembriefje It. 0,- t t KWEEKELINGEN. II. Met deze tafel van werkzaamheden begintde afhan kelijkheid der school, zij is de basis van het machi nale onderwijs, zij is het struikelblok waarover me nig waarlijk bekwaam onderwijzer valt, de maat schappij beeft hem dien in den weggelegd, maar is er ver van af de verantwoording op zich te nemen, men maakt den man nog verantwoorde lijk voor de gevolgen van hetgeen anderen dooi' betweterij misdreven hebben. Het middelbaar ouderwijs lijdt eenigszins aan dezelfde kwaal, een programma voor het geheele jaar, is evenzeer een band, het is echter mogelijk dat dit uiet meer gevorderde jongelieden beter gaat. De ondervinding zal hier moeten be wijzen of het al of niet nadeelig is, ook is het middelbaar onderwijs nog zoo jeugdig dat men het tnoeielijk beoordeelen kan. In alle gevallen echter zijn de leeraren van het middelbaar on derwijs mannen die zich zoo ongemerkt geen nieuw juk laleu opleggen, dat heeft het geval Dibbits-Keer bewezen. Delageronderwijzer schijnt over bet algemeen zoo vrij niet dat hij de te groote inmenging van vreemde bestanddeelen weet te keeren. Er is te veel ingebleveu van de' oude onderdanigheid, die het schadelijke het verkeerde aannam als het van hoogerhaud werd gegeven, dit wel zuchtende deed maar toch aannam. Voor het oog van den onkundige ligt er niets verkeerds in, dat den onderwijzer wordt aange wezen wat hij op dat of dit uur moet doen, hel schijnt dat het hem hetzelfde moet zijn wat eD wanneer hij onderwijst. De tafel van werkzaam heden bepaald het juiste dosis lezen, schrijven, rekenen enz. enz., de ouderwijzer is de apotheker die het middel bereidt en toedient. Hij behoorde wel de geneesheer te zijn, hij behoorde wel het recept te schrijven, men laat het zelfs wel eens toe dat hij het doe, maar behoudt zich de vrijheid voor het recept-te veranderen, en maakt daarvan wel eens zulk een ruim gebruik dat het oor spronkelijke volstrekt niet is terug te vinden. Het blijft er niet bij dat men hem, die dej eenige bevoegde beoordeelaar is, opgeeft wat' soort medicijnen hij moet toedienen en wanneer het moet geschieden; men wil hem zelfs voor-' schrijven van welke werktuigen hij zich zal bedienen. Ieder onderwijzer heeft vakken die hij de voorkeur geeft, die hij het best en het liefst onderwijst. Iedere klasse heeft lessen die zij bet liefst ontvangt, anderen die moeielijk gaan, som migen waarvoor bepaald tegenzin bestaat. Wie gewoon is iu de scholen te verkeeren, zal be merken dat somtijds zekere klas eeuer school in zeker vak b. v. geschiedenis buitengewoon voor uit is, en dat in het volgende jaar, die zelfde klas, met denzelfden onderwijzer, maar gedeel telijk inet andere kinderen in hetzelfde vak ten; achteren is. Met andere woorden hetzelfde veld door dezelfde hand op dezelfde wijze bearbeid en met hetzelfde voortbrengsel bezaaid, leverd niet altijd dezelfde kwaliteit van vruchten. Hetj heeft ie veel of te weinig geregend, liet was te koud of te warm, het land was somtijds niet goed toebereid, het zaad was misschien niet van 't zelfde kwaliteit als het jaar te voren. De onderwijzer ziet zulk een achteruitgang met smart, hij zoekt naar de oorzaken, vindt ze soms of meent ten minste ze te hebben gevonden, ern tracht te verbeteren, aan te vullen wat ontbreekt. Vroeger toen hij ten minste daarin meer vrij was ging dat goed: Was men met geschiedenis vóór- en met aardrijkskunde achteruit, dan ont nam men van tijd tot tijd een uurtje aan de eerste, om die meer aan de tweede te besteden.' thans kan dat niet„ohne die allerlohlichstfe geite-j uiigung." Maar dat verlof wordt zoo gemakkelijk niet gegeven, het verzoek moet gemotiveerd wor den en wordt niet toegestaan als er tijd af moei van een vak dat het stokpaardje is van een der heeren, die macht vau weigering hebben. Inlus schen komt het zelden zoo ver, de onderwijzer geeft de voorkeur aan zwijgen. Hij is er niet op gesteld zelve aan te toonen waarin zijne kin deren niet genoeg gevorderd zijn, hij zou zich nutteloos onverdiend verwijt op den hals halen en nu wórdt het misschien niet eens opgemerkt, hetgeen inderdaad veeltijds het geval is. De hooger gestelde machten zijn tevreden, de ouders en de kin deren ook, als het examen goed is afgeloopen, de hulponderwijzers eD kweekelingeu lachen in hun jeugdigen overmoed, maar de ouderwijzer gaat met een gebroken hart daarhenen, hij weet wat er aan ontbrak, hij gevoeltdat hij heter, degelijker had kun nen onderwijzen, dat de kindereu beter toegerust henen zouden gaan indien men zijne handen niel had gebonden, hij voelt liet knellende van deze handen, maar kan zeniet verbreken. De jeugdige helpers, die alles even goed doorzien, ziju even verontwaardigd als hun hoofdonderwijzer, ook zij geven hem schuld, want liet vuur dat in hen tintelt zegt hun: Verbreek die handen I dat willen zij van hun voorganger en leider, maar zij ver gissen zichLaat de tijd maar komen dat zij met een plaatsje wenschen begpnstigd te worden, laten zij maar eerst eenige malen boven aan op de lijst der caDdidaten na een vergelijkend examen hebben gestaan en iemand hebben zien benoemen die hen niet voor was, dan zullen zij wel een ander liedje zingen Dan zullen zij ook zuchtende datgeen doen wat anderen, soms onkundigen, verlangen te zeggen: //Mijn Godl vergeef het mij, mijne krachten laten mij niet toe tegen den algemeenen stroom op te roeieDDat alles gebeurt, maar er is een rechter die onpartijdig de zaken beoordeelt, de opinie van het publiek. Zoodra bewe zen zal zijn, dat het gebrekkige der openbare scho len noch in de onderwijzers noch in de methode, maar in gemis aan vrijheid is gelegen, zal een bevrijder opstaan, die de banden zal verbreken welke het onderwijs kluisteren en daardoor meer nut zal doen dan allen te samen, die zich niet de zaak hebben bezig gehouden. Moge tot heil van het opkomend, misschien van eenige volgende geslachten, de bevrijder spoedig opstaan, mogen spoedig de banden verbroken worden die het onderwijs beletten die vlucht te nemen waartoe het geroepen isl Wij herhalen het: De thans in gebruik zijnde methoden in de respectieve vakken zijn goed al zijn ze nog voor verbetering vatbaar. De onderwijzers zijn over het algemeen bekwame en achtenswaardige mannen, behoorlijk voor hun moeielijke taak toegerust, er ontbreekt slechts vrijheid, er is te veel inmenging vau elementen die aan het onderwijs vreemd zijn. Lelden, 20 Juli. Gisterenavond omstreeks 7 uren is een arbei- derskneeht door het schichtig worden van zijn paard, hetwelk voor een wagen met hooi was: gespannen, zoodanig in de klem geraakt dat zijn heen ter hoogte van den enkel gebroken is. Ge neeskundige hulp is verstrekt door den heer Dr. Iterson. Sedert de vorige opgave zijn alhier door pokken aangetast 4 personen, als hersteld opgegeven 2, overleden geene, zoodat in behandeling blijven 29 Van den Hoogleeraar J. P. N. Land, te Amster dam, komt het volgende ingezonden, stuk in de; Arnhemsche Courant van heden voor: z/In uw nummer vau 24 Juli zegt uw corres pondent te Batavia, dat het moeilijk zou zijn, in Europa Chineesch te leeren, en verwijst ous naar Parijs en Engeland. Hier te lande hebben wij liet geluk een uit stekend kenner der Chineesche en Japansclie let terkunde te bezitten in den Hoogleeraar J. Hoff mann te Leiden, die sedert vele jaren voor het gouvernement Chineesche tolken heeft gevormd (o a. de heeren Sclilegel, De Grijs en den vroeg, gestorven Franken), en die zijne hulp zeker aan niemand weigeren zou die verkoos te werken. Het is bedroevend, dat men in .Nederland en Neerlandsch Indië steeds van liet beginsel schijnt uit te gaan, dat het goede en degelijke op weten schappelijk gebied allereerst in het buitenland, en vooral iu Parijs, gezucht moet worden. Overi gens heeft Engeland zijn Prof. Summers, Berlijn zijn Wilhelm Schott, Weenen zijn Pfizmayer, en zelfs Münehen zijn Dr. Plath, om van zendelin gen niet eens te spreken. Het is dus zoo moeilijk niet, zich in ons werelddeel met het Chineesch bekend te maken, en allerminst heeft men zich daarover te beklagen in een Nederlandsche courant." Naar men verneemt, zullen door de Regeering, bij het openvallen van plaatsen van plaatselijk kommandant en plaatselijk adjudant, geeD nieuwe benoemingen meer gedaan worden. (t/lr. O.) De heer Mr. J. G. De Bruyn, Wethouder te Rotterdam, heelt hij advertentie aan de kiezers te dier stede kennis gegeven, dat hij bij de her stemming voor een lid van den gemeenteraad Diet in aanmerking verlangt te komen. De heer L. Smits, gep. kapitein der vesting artillerie te Maastricht, ridder van de Eikenkroon, is, door Z. M. den Koning van Italië, met het koiiuuandeurskruis van de Kroon begiftigd. In de maand Augustus a. s. zal weder een on derzoek plaats hebben naar de geschiktheid van personen, die zicli hebben aangemeld voor de betrekking van commies bij 's Rijks belastingen, en welop den 2den Augustus te Rotterdam, door de heeren Toewater, provinciaal inspecteur, en de controleurs de Céva en Waleson, en op den 22sten Aug. te Zwolle, door de heeren Went- holt, provinciaal inspecteur, en de controleurs de Céva en Muntingh. O fO 03 CC p3 w P P tt B 5 vr a a -o 3 re t>r w 3 s-- M 3 P O" 3 05 5' £i s S 2 CTQ (To* Ct> O* A B O j O to O- g c f O D crq co D O rog w 3. e g- CO D co 6 crë <T CO O O. D B co s O O £33 05 H W ifp Oh tc CO Cf> <o Oh X» "co "bh to oh i—1 —a o co to cc o H p b* <3 co o "-3 h-i tfu. O O CO O CO Cri OO JJi O Oh CO O Oh oo O CO -J to co co O CO oo CO O 'O to co oo o Lq b> (M 3 3 s 5 S' 3 5- 5 3 co a to D TT CO t»r pr 2 CO D O CP3 OQ 03 O T3 CJ. W W CC. "to "co "jfk. t», O cc. Oh Oh «O C (O Oh ujj Oh O Cff oo jo> w br "o 03 ►#- "en rr* o Ü1 to tfk M Oh o O CO cn Oh -o o o co "o L-1 CO o o O o O m XI co "to en "o> "to O CO if w jf*- O Ü3 jfk. JO JO "en "co o c ÜT Oh O «J o co üt ch n ie- O to o -<* O O er o 4- 4- O O 4- O CT) Uit dezen staat blijkt alzoo, dat de Nederland sche Bank op 24 Juli, bij een muntmateriaal vau f 119,938,123.80' voor eene som van f li 1,890,422.30' minder aan bankbiljetten in omloop had dan waar toe zij gerechtigd is. terwijl het muntmateriaal op zijne beurt ƒ44,756,168.93' meer bedraagt, dan in verhouding tot de schuldvorderingen tot dek king noodig zou wezen. De koninklijke goedkeuring is verleend aan de statuten der //Vereeniging tot bevordering van waterschapsbelangen in Amstelland," gevestigd te Nieuwer-Amstel. Deze vereeniging stelt zich ten doel, het be- 1171. BD 4 I 1 KMI! rtug» icht I j iK ifcSAt fnj* |P" org.1 .0. 'fl/V' ld.' IPTS UIT HET LEVEN VAN JE EN EH/CKMAÏT-CHATRIAN", naverteld. itftö' t of' B# rt* I Vervolg). «Ja wel, ik begrijp u," zeide hij, ;/ik begrijp u (zijne vrouw ter zijde aanziende) heeft de pastoor u met mijne voorwaarden bekend gemaakt?" z/Hij heeft mij niets gezegd." ,/Welnu, gij hebt hier bewassching, 'kost en huisvesting, en bovendien honderd stuivers in de maand, wat den kerkdienst aangaat, zoo moet gij de klok luiden, de kerk schoon houden, de sacristie elkeD Maandag en de school eiken dag aanvegen; gij zult uiij bij het onderwijs behulp zaam zijn, gij zult alles netjes en zindelijk houden en gij moet alles doen, wat ik u zal zeggen «Maar Guillaume, ziet gij niet dat de arme jongen ineenzakt van vermoeidheid f" z/Jawel, jawel," zeide hij, „wij moeten het goed eens zijn vóór alles. Staat u dit aan?" Zure melk, ik voelde mijn hongerige maag, die er zich reeds aan vergastte. „Ik zal alles doen, wat ge van mij verlaDgt," antwoordde ik, „ik vraag niets dan mijn eigen brood te verdienen, mij nog ineer te bekwamen en u genoegen te geven." Mijne jeugd, mijne bedeesdheid, stelden de oude lieden gerust. Zij behoefden niet te vreezen, dat ik binnen korten tijd in hunne plaats zou willen komen, en hoorende, hoezeer ik elke hunner voorwaarden goedkeurde, zonder aanmerkingen te maken, werden zij vriendelijk en goed gestemd. „Kom, geef mij dat!" zeide de vrouw, inij mijn pakje en mijn stok afnemende, „ga zitten en tast toe." „Ja zeker, nn wij het in alles eens zijn, kunt ge aanzitten," zeide de schoolmeester. Ik ging zitten; vrouw Catharina gaf mij eeD tinnen lepel en de schoolmeester, vergenoegd zijne lange beenen onder de tafel stekende, zeide: „Kom, tast toe, gij kunt uw hart ophalen." Hij had gelijk, nooit heb ik smakehjker gege ten; die heerlijke, rooskleurige, ineelige aardap pelen en die lekkere versche karnemelk hehoo- ren nog tot mijne liefste herinneringen. En toch durfde ik niet telkens als het mijne beurt was, de lepel in den schotel steken, noch meer aard appelen nemen dan mijo gastheer en zijne vrouw. Steeds stond mij voor den geest hoe duur alles was, en ik was hang, dat, wanneer zij merkten hoeveel ik eten konde, zij mij als de pest zou den schuwen en mij spoedig wegsturen. Daarom hield ik mij in. „Kom, goeden moed!" zei de schoolmeester. En zijne vrouw antwoordde: (,Als de jongen geen honger ineer heeft, moet ge 't hem niet opdrin gen. Je bent zeker dood moei?" „Ja, dood moei beu ik, dezen morgeu vroeg ging ik op het pad, en ik heb meer dan vijftien mijlen gewandeld." „Ja, ja!" zeide zij, als men zoo vermoeid is, gaat de hoDger over." „Welnu," zeide de schoolmeester, die den bodem van den schotel reeds zag, „als het zoo is, dan moeten we naar bed, en gaan slapen. Catharina, breng den ondermeester op het bovenkamertje." De vrouw nam mijn pakje en mijn stok, eD half hinkende volgde ik haar, toen plotseling de meester, die nog zat te eten, inij toeriep: „Heila! ik dien toch te weten, hoe mijn ondermeester heet; hoe is uw naam?" „Mijn naam is: Jean Baptiste Renaud." „Zoo, goeden nacht I Jean Baptistemorgen om 6 uren gaaD wij aan het werk." „Ik zal u komen roepen," zeide de vrouw mij, „de school begint om 7 uren." Toen klouterden wij langs een ladder naar boven, en traden mijn klein zolderkamertje binnen. Er waren twee venstertjes in het dak, een aan den kant van het dal, waar enkele sterren fonkelden, het andere op de donkere bergen uit ziende. Rechts stond het bed, een vierkante den nen bak, met grove, doch zindelijke lakens en met een blauw geruit vrij groot dekbed voor zien, zooals dit in de Vogezen gebruikelijk is. Een crusifix, een wijwaterbakje, een spie geltje zoo groot als mijne hand, hingen aan den muur. „Kijk," zeide moeder Catharina, „dit is de kamer van den ondermeester: de andere, Philip, was een beste jongen, hij was te goed, hij heeft zijn biezen gepakt, hij wou niet blijven, maar gij zult meer geduld hebben en verstandi ger zijn. Zij zette de lamp neder, en riep mij, naar be neden gaande, toe, het licht goed uit te doen. Toen omkleedde ik mij gauw, blies het licht uit, en op zijn best in bed zijnde, viel ik in een die pen slaap. Ik was mijne ouders niet meer tot last, ik had eene betrekking.... eindelijk zoude ik mijn eigen brood verdienen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1