Y. 3501 Dinsdag A°. 1871. 11 Juli. Mr. C. W. HUBRECHT Mr. P. C. LEZWIJN Mr. P. DU R1EU P. I. DE FREMERY H. C. HARTEVELT Professor Dr. J. C. G. EVERS, Mr. A. VAN HETTINGA TROMP, J. J. RRANDHOFF ISSELMAN H. N. VEEFKIND. Feuilleton vau liet „Leidsch Dagblad". DE FAM1LIE-JUWEELEN. EIDSCB DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post Afzonderlijke Nomrners 3.85 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKR ADVKBTKNTIKN Voorlederen regel Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan. Door de kiesvereeniging Het Algemeen Belang zijn voor den gemeenleraad van Leiden de vol gende heeren candidaat gesteld, die wij den kie zers dringend aanbevelen: c <u 0> -c 5 tr <v en Lalden. ÏO Juli. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën hebben met belangstelling kennis genomen van het adres dat aan den Gemeente raad is ingediend door de voorloopige con cessionarissen tot den aanleg van een spoorweg tusschen Leiden en Utrecht, en verklaren gaarne, dat zij zich volkomen vereenigen met alles wat daarin wordt aangevoerd, om het onberekenbaar belang te doen uitkomen, dat voor den handel en de nijverheid van de Rijnstreek niet alleen, maar ook van Leiden, gelegen is in het tot stand komen van dit plan. Zij aarzelen dau ook niet, lettende op hetgeen de Gemeenteraad reeds tot bevorde ring van dit plan aanvankelijk besloot, te rekenen op de bereidwilligheid van den Gemeenteraad om, op het voetspoor van hetgeen de Leidsclie Regeering in de vorige eeuwen deed ter bevor dering van eene spoedige en gemakkelijke ge meenschap tusschen Leiden en andere sleden te water en te land, die belangstelling ook te betoonen door onbekrompen geldelijke ondersteuning van het voorgenomen plan. Zij achten die ondersteuning meer doeltreffend door de deelneming tot een meer aanzienlijk bedrag in de geldleening, ter voorziening in de kosten van aanleg en exploitatie, open te stellen, dan wel door het verleeuen van een jaarlijksche sub sidie, dat eerst winst aanbrengt, als het plan in uitvoering gekomen is en bovendien voor de ge meente zelve minder voordeelen aanbiedt, dan wanneer zij als medegeldschietende optreedt en als aandeelhoudster invloed kan uitoefeuen op de onderneming en hare uitvoering. Op dien grond wordt aan den Gemeenteraad voorgesteld, zich hereid te verklaren om tot een bedrag van tweemaal honderd duizend gulden deel te nemen in de geldleening die door de concessio narissen tot den aanleg van den bedoelden spoor weg zal worden aangegaan, onder de volgende bepalingen 1°. dat de aansluiting van de spoorweglijn zij van het station te Leiden tot dat van de staats spoorwegen te Utrecht; 2». dat aan de concessie en aan de geldleening zelve, later door de concessionarissen uit te schrij ven, geene voorwaarden zijn verbonden, waar mede de Gemeenteraad bezwaar zou moeten maken zich te vereenigen 3°. dat de raadsbesluiten die betrekking hebben tot de bedoelde deelneming, in aandcelen tot een bedrag van tweemaal honderd duizend gulden, en tot de middelen om die som te vinden door geld leening als anderszins, de goedkeuring van HH. Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland hebben verworven. Door de Kamer van Koohandel en Fabriekeu alhier is liet volgend adres gericht aan de Pro vinciale Staten van Zuid Holland: ,De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden acht zich verplicht ten sterkste bij U te ondersteunen liet in de afgeloopen maand aan U gedaan verzoek der heeren P. C. Knijff en A. Kaptijn, te Woerden, om uit de provinciale kas een kraclitigen financieelen bijstand te geven aan de door adressanten ontworpen spoorweglijn van Leiden over Leiderdorp, Koudekerk, Oudshoorn, Alphen, Aarlanderveen, Zwamtnerdain, Bodegra ven, Woerden en Harmeien naar Utrecht. Wij doen dit verzoek met vertrouwen. De vele aanzienlijke gemeenten welke deze lijn, tusschen de beide gemeenten aan de uiteinden, aandoet, hare kruising op twee plaatsen (Woerden en Har- melen) van den Rijnspoorweg, het feit eindelijk dat zij, voor meer dan twee derde gedeelte, het midden der provincie Zuid-Holland eneenehaier meest dicht bevolkte en welvarende streken door loopt, stellen liet, ouzes inziens, boven twijfel, dat deze concessie werkelijk meerdere en grootere belangen omvat dan de louter lokale belangen der gemeenten welke zij door den spoorweg met elkan der verbindt. Wij behoeven hier niet in een betoog te treden, wat provinciaal belang is in tegenstelling van lokaal gemeentelijk belang, noch aan tetoonen,dat provinciaal belang even weinig is het belang der provincie in al hare deelen, als staatsbelang is liet belang dat alle deelen van liet rijk bij eenige onderneming kunnen hebben. In dezen zin opge vat zou menig werk, welks algemeen nut nooit door iemand betwijfeld is, de ondersteuniug heb ben moeten missen, welke zijn tot stand komen verzekerd beeft. „Waar het belang der provincie als zoodanig begint en ophoudt is a priori niet uit te maken. Dit is eene vraag welke, in elk bijzonder geval, moet onderzocht en beantwoord worden. Wijge- looven dat hetgeen sinds jaren, als aangelegen heden waarin het belang der proviucie bepaal delijk betrokken is, door de Staten uit de provin ciale kus is ondersteund, bet beste richtsnoer aangeeft 0111 deze practische vraag ook practisch op te lossen. Dat liet tot stand komen dezer spoorweglijn, zoozeer als eenige andere onder neming voor welker uitvoering gelden zijn be schikbaar gesteld, voor de provincie Zuid-Hol- laud van belang is, toont, ineenen wij, een en kele blik op de kaart aan. Maar heeft deze spoorweglijn, die aan zoo velerlei behoeften vol doet, de ondersteuning uit de provinciale kas noodig? Het antwoord op deze vraag is door de adressanten gegeven. Alleen door algemeene deel neming en medewerking is het ten uitvoer leg gen van dit plan verzekerd. Het spreekt van zelf, dat men noch van de provincie, noch van de betrokken gemeenten vergen kan, dat zij, door hunne bijdragen, de benoodigde som zullen volmaken. Maar eene onbekrompen bijdrage zal, behalve de onmiddellijke geldelijke ondersteuning welke zij aau de onderneming schenkt, haar terstond een grooten zedelijken steun geven. De subsidie der provincie zal voor het publiek de borgstelling zijn, dat men hier te doen heeft met eene ernstig gemeende en soliede onderneming die, omdat zij groote behoeften bevredigt en veler belangen behartigt, ook belooft eene goede belegging van kapitaal voor de deelnemers te zullen wezen. Al ware bet alleen om den in vloed dien deze zedelijke borgstelling, boven en behalve de malerieele steun, aan de onderneming zal geven, rekenen wij de ondersteuning, ook der provincie, onmisbaar, en meenen wij die met aandrang te mogen ioroepeu." Door dezelfde Kamer is, aangaande hetzelfde onderwerp, het volgend adres gericht aan den Raad der gemeente Leiden „De Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier, acht zich verplicht ten sterkste bij U te ondersteunen het in de afgeloopen maand aan U gedaan verzoek der heeren P. C. Knijff en A. Kaptijn, te Woerden, om uit de kas der ge meente een krachtigen financieelen bijstand te geven aan de door adressanten ontworpen spoor weglijn van Leiden over Leiderdorp, Koudekerk, Oudshoorn, Alphen, Aarlanderveen, Zwaminer- dam, Bodegraven, Woerden en Harmeien naar Utrecht. „Steeds, wanneer er sprake was de gemeente Leiden op eenigerlei wijze uit haren geïsoleerden toestand te bevrijden en baar aan het groote binnen- en buitenlandsche spoorwegnet te doen aansluiten, heeft de gemeenteraad geene middelen onbeproefd gelaten dit groote en gewenschte doel te bereiken. Zelfs wanneer slechts het uitzicht werd geopend op de zeer onvolledige bevrediging dezer algemeen erkende behoefte aan eene rechtslreek- sche aansluiting, door middel van eeneu op een tus- schenstation uitloopenden zijtak, heeft Leiden zich beijverd, ten minste dit weinige te verkrij gen wat op het oogenblik te verkrijgen was. De overtuiging dat de afzondering, in welke deze gemeente, eene der aanzieulijkste des rijks, de vijfde in de rangorde naar de bevolking,, tot nu toe verkeert, tot eiken prijs moest ophou den, was zoo diep gevesiigd, dat de laad aan eene klaarblijkelijk ongenoegzame voldoening steeds de voorkeur heeft gegeven boven het on verschillig afwachten vau eene betere gelegenheid die zich misschien nooit zou voordoen. „Wij meenen dan ook dat het geheel overbodig is U te betoogen, hoe groot het belang van Lei den is, dat deze door de heeren Knijff en Kaptijn aangevraagde spoorweglijn tot stand kome, die aan het billijk verlangen dezer bedrijvige ge meente de meest gewenschte en volledige vol doening geeft. Voor Leiden kan geene betere, geene meer rechtstreeksche verbinding dan deze voorgesteld worden. Deze lijn verbindt Leiden niet alleen langs den kortsten weg met het centraalpunt van ons spoorwegnet, maar heeft daarenboven het groote voordeel, dat zij het hart van Rijnland, door de vele gemeeuteu welke zij aandoet, nog nauwer althans nog menig- vuldiger dan thans met onze gemeente verbindt. „Leiden, dat het geringste niet versmaad heeft, heeft daardoor nu ook aanspraak het beste te verkrijgen, en eene betere verbinding dan deze kunnen wij ons niet voorstellen. Wanneer wij thans aan den gemeenteraad verzoeken onbe krompen uit de kas der gemeente te putten Qm de uitvoering van het plan der heeren Knijff en Kaptijn te verwezenlijken, doen wij dit met de volle overtuiging, dat de gelden hieraan be steed zullen blijken winstgevend te zijn. Niet alleen wat Leiden uitzendt moet daarbij in aan merking genomen worden, maar ook wat Leiden, door deze verbinding, ontvangen en tot zich trek ken kan. „Wij durven beweren dat deze onderneming te steunen en krachtig, zooveel hare financieele middelen dit toelaten, tot bare verwezenlijking mede te werken, de plicht dezer gemeente is. Niet enkel in woorden maar in daden moet het blijken, dat zij volkomen beselt wat het stand komen dezer lijn haar in het bijzonder waard is. Leidens deelneming moet een voorbeeld en eene opwekking wezen voor anderen. Wanneer het blijkt dat deze gemeente niet schroomt eene kapitale som voor het tol stand komen dezer aan- sluitingslijn beschikbaar te stellen, zal zij daardoor aan het publiek de verzekering geven dat deze onderneming is eene ernstig gemeende en soliede onderneming, die ondersteuning verdient en aan de deelnemers goede vruchten belooft. „Wij vertrouwen dat de raad, getrouw blijvende aan zijue antecedenten in de zaak der aansluiting van LeideD aan het groote spoorwegnet, deze misschien éenige gelegenheid om volkomen bevrediging aan de verlangens en de behoefte dezer gemeente te geven, niet ongebruikt zal laten voorbijgaan, maar, het doel willende, ook de middelen zal bezigen welke alléén het doel kunnen doen bereiken." De Burgemeester, Hoofd van het Gemeentebe stuur van Leiden, doet te weten, dat aan dén Ontvanger der directe belastingen alhier is ter hand gesteid een, op den 6den dezer maand, in vorderbaar verklaard kohier voor de belastingop het personeel, voor het dienstjaar 1871 en 1872, houdende aanslagen voor Wijk 6, terwijl ieder verplicht is zijnen aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen. Twee leerlingen uit de 5de klasse der Hoogere Burgerschool alhier, O. J. Van Doorninck en C. (Novelle naar het Hoogduitseh). (Vervolg.) Hij ging nu van zelf, meer en langer zelfs dan ik het wel wenschte, dikwijls geheele nachten en keerde dan niet zelden, treurig, ontstemd en verstrooid terug. Zijne handelwijze, hoewel hij nog hartstochtelijk veel van mij hield, was on gelijkmatig en veranderlijk, de overgang van ontstemming tot overdreven vrolijkheid te plot seling om weldadig te kunnen werken. Op zekeren avond na een souper bij ons aan huis, werd door een zijner kameraden een spel voorgeslagen en de bank gehouden, en voor de eerste maal zag ik mijn man onder den invloed van den heilloozen hartstocht, die dit rijke, schoone leven verwoestte. O Victorine, hoe zal ik hem u schilderen, hoe u de ontzetting beschrijven, die zich van mijn hart meester maakte, toen ik hem plotse ling aan den rand van een afgrond zag, waaraan ik nimmer gedacht had. Hij speelde hoog en ongeluk kig, verloor aanzienlijke sommen, maar zette altijd weer op nieuw. Het aangenomen gebruik wilde dat ik het vertrek verliet, het was laat in den nacht, er waren niet anders dan heeren, en zij waren ver hit door het spelen den wijn. Maar ik bleef toch; ik hoopte altijd, dat mijn blik hem zou waarschu wen en tot bezinning brengen, maar, ach, zijn gloeiend, ingespannen oog hing slechts aan de kaar- teD, die een bekende, de Chevalier de St.-Aubin omsloeg. Geen enkele gedachte aan mij deed hem naar mij zien, die ademloos en vol vertwijfeling hem aanstaarde, evenals hij het vonkelende goud. O Victorine, Victorine, snikte mevrouw Baum, „in dien nacht wist ik, dat ik hem verloren had, dat er een macht bestond, die meer geweld op hem uitoefende dan al mijne liefde! Hij had meer dan tienduizend francs verloren dit verlies was echter bij ons vermogen, als het zich niet herhaalde, wel te overkomen, dat kwelde mij niet, maar slechts de zekerheid, dat deze ongelukkige hartstocht hem aan den invloed mijner liefde onttrok. Ik deed hem geene ver- wijtingen, ik sprak er geen woord over, maar toen hij des morgens mijn bleek gelaat en mijne roodgeweende oogen zag, toen viel hij voor mij op de knieën en smeekte mij om vergeving, om mijne liefde, en bezwoer mij dat hij zich zou bete ren. Mijn hart keerde tot hem terug, en ik be minde hem nog meer en geloofde hem, tot dat eene nieuwe overtreding mij weer ellendig en nieuwe verzekeringen mij weder hoopvol maak ten. Hoe dikwijls herhaaldden zich die tooneeleD en mijne liefde verminderde niet, maar mijn moed zonk. De aanhoudende, aanzienlijke verliezen vermin derde ons vermogen zeer en eindelijk moesten wij tot ongewone bezuinigingen besluiten en ik trok mij geheel van de wereld terug, die met hare verzoekingen zoo wreed in het heiligdom van mijn geluk was binnengedrongen en dit ver woest had. Lambert werd nu door de stilte van ons huiselijk leven, dat hem eens zoo gelukkig had gemaakt, ter neer gedrukt. Zij werd hem ver giftigd door de verwijten, die hij zichzelven maakte, door den wensch en de hoop het verlorene terug te winnen en dan een nieuw leven te beginnen. O, hij beminde mij nog steeds, hij bleef edel en goed te midden zijner zwakheden, hij wilde alles goed maken, en wist niet, dat mijne liefde hem in mijne oogen sedert lang gezuiverd had van zijne over tredingen. Zoo dreef het hem verder en verder op de gevaarlijke baan en ik werd treurig en eenzaam. Toen erbarmde God zich over mij, te midden mijner droefheid en kompier schonk Hij mij den rijksten zegen die eene vrouw deelachtig ,-an worden, vervulde de vurigste wensch, aau de vervulling waaraan ik reeds twijfelde, hij schonk mij een kind 1 Uw vader was bovenmate gelukkig, zijne liefde en teederbeid voor mij werden verdubbeldgedu rende de uren dat hij bij mij was, ontbrak mij Diets. Gij en hij waart mijne geheele wereld. Maar dat hij mij nu, juist nu niet met de weelde en overvloed kon omgeven, die wij vroeger ge noten hadden, en dat wij ons nu vele dingen moesteD ontzeggen, dat hij, wel is waar, alleen om mijnentwil wenschte, liet hem geen rust. Ik kon en mocht hem niet geheel terughouden van zijoe vrienden, hoewel de meesten mij wel wat lichtzinnig schenen; er was er echter maar éen onder hen, wiens invloed ik bijDa instinctmatig van het eerste oogenblik onzer kennismaking ge vreesd had, hoewel hij juist de eenige was onder Lambert's kameraden, die mij door zijn bedaard en algemeteD voorkomen vertrouwen had moe ten inboezemen. Die eene was de chevalier de St.-Aubin en zijn statig uiterlijk, zijne fijne, waarlijk voorname manieren, zijne bedaardheid hadden werkelijk iets inponeerends. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1