a T .V. 3500 A0. 1871 Maandag ÏO Juli. Mr. C. W. HUBRECHT Mr. P. C. LEZWIJN Mr. P. DU RIEU P. I. DE FREMERY H. C. HARTEVELT Professor Dr. J. C. G. EVERS, Mr. A. VAN HETTINGA TROMP, J. J. BRANDHOFF ISSELMAN H. N. VEEFKIND. Bewaarschool en Kweekschool voor Bewaarschoolliouderessen op het Rapenburg te Leiden. EIBSCB DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Noramers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegoven. PRIJS UER ADVKHTKNTIKti. Vöor lederen regel0.1 S. Grootere letten naar le plaatsruimte die zij beslaan. De Gèeineentei-tradeaver-ltïete:lilden. Tegen Dinsdag den 18den Juli worden de kiezers voor de derde maal opgeroepen om al hun recht van contrdle, thans op de gemeente-aange legenheden, in practijk te brengen. Behoeven wij, nu de gemeentewet in het volk leeft en door het volk kracht erlangt, nog te wijzen op het belang, dat voor de burgerij in de gemeenteraadsverkiezingen is gelegen? Wij achten dit waarlijk overbodig, maar des te meer is het de taak van de openbare meening, om steeds na te gaan en door de richting der keu zen te doen blijken of de belangen der gemeente naar haar geest worden behartigd. En dan bedenke inen dat bij eene zoo ge wichtige verkiezing als die welke voor de deur staat, het niet geldt den afstand van een strook gronds, het leggen van een stoep, het dempen van een sloot, het mogen houden van een var ken als anderszins, maar dat de hoogste belan gen met betrekking tot de regeling en het be stuur van de huishouding der gemeente daarbij betrokken zijn. Door het uitbrengen van hun stem, en dien tengevolge door het kiezen van de geschiktsten hunner medeburgers, om aan dezen de macht op te dragen hen te vertegenwoordigen, oefenen de burgers den invloed op het bestuur der ge meente uit. De wenschelijkheid dat die invloed zich in deze gemeente krachtig doe gelden, behoeft nau welijks betoog. De laalstverloopen jaren hebben doen zien wat eene krachtig geprononceerde openbare meening op de gemeentehuishouding vermag. Niemand toch zal betwisten dat sedert onze Raad met kundige en vrijzinnige mannen zoo danig werd versterkt, dat naast hun tnoreelen invloed ook hun numerieke kracht stond, veel, zeer veel in deze gemeente verbeterd en goed» tot stand gekomen is. Het is echter niet genoeg het goede te stichten, maar dit te behouden en op den goeden weg voort te gaan. Dit nu hangt geheel en al af van de burgerij, die bij de verkiezingen óf met éen slag den inge slagen weg versperren, óf dien weg al meer en meer begaanbaar kan maken. Zal dit laatste doel worden bereikt, dan is 't noodig dat de keuze van candidaten de uitdruk king behoort te bevatten der wenschen en eischen van het oogenblik; dat er mannen afgevaardigd worden, die ten volle doordrongen zijn van het gewicht der belangen, die op gemeentegebied domineeren, en die de talenten en gaven bezitten om den geest van de burgerij uit te drukken en hare belangen warm te bepleiten. Tot die belangen mogen wel in de eerste plaats de volgende gerekend worden De Volksgezondheid. Het Lager- en Middelbaar onderwijs., De Finantieele quaestie. Deze drie vraagstukken verdienen en genieten de levendigste belangstelling der burgerij. Het hoogste streven moet zijn die tot de hoost mogelijke trap van volmaking te brengen. Veel is reeds daarvoor verricht, maar lang nog niet genoeg. Dit loffelijk streveu zal een gewenschte oplossing steeds meer naderbij komen, indien onze Raad uit mannen bestaat, niet alleen van vrijzinnige richting, maar die tevens bekwaam, deskundig en practisch zijn. Zulke mannen verdienen het vertrouwen der burgerij, te meer waar zij niet uitsluitend uit éen stand, die der wetenschappelijke mannen, spruiten, maar ook gezocht zijn onder den handels en nijveren stand, onder dat gedeelte der bur gerij, dat door practische ondervinding en scherp gezond verstand niet minder aanspraak heeft op vertegenwoordigers in de stedelijke regeering. Wij achten ons gelukkig de candidatenlijst van de kiesvereeniging Hel Algemeen Belang als zoodanig te kunnen aanmerken. Deze kiesvereeniging heeft de vrijheid genomen twee der aftredende leden, de heeren Le Poole en Tieleinan, niet opnieuw aan te bevelen en andere in hunne plaats te stellen, terwijl voor de twee vacatures ontstaan door het overlijden van den heer Hoog en het bedanken van den heer Scheltema, eveneens twee nieuwe candidaten zijn gesteld. Vooral de vier nieuwe aanbevolen candidaten doen uitkomen, dat de kiesvereenigiug Het Alge meen Belang den Raad wenscht te versterken in den hierboven aangeduiden zin. Nevens een deskundige op hygiënisch gebied, Professor Dr. J. C. G. Evers, staat een finantieele specialiteit, Mr. A. Van Hettinga Tromp, terwijl de beide andere candidaten, de heeren J. J. Brandhoff Isselman en H. N. Veefkind, practische mannen en vooral uit de kern der burgerij ge kozen, vooral wordeu aanbevolen wegens hun nen ijver in verschillende aangelegenheden, den bloei en welvaart dezer gemeente rakende, aan den dag gelegd, maar ook niet hel minst om hunne bekende warme gevoelens voor de stoffelijke en zedelijke ontwikkeling van het volk door het gezegend lager en middelbaar onderwijs, zooals het op den tegenwoordigeu voet is ingericht. Wij zullen ons voorloopig tot deze beknopte inleiding van de candidaten van Hel Algemeen Be lang bepalen, waaruit men reeds genoegzaam zal hebben ontwaard, dat ons voornemen is gedurende de dagen, die aan de verkiezing voorafgaan, kraoh- tig aan de burgerij aan te bevelen de benoeming van de heeren en LiCldcn, 9 Juli. In eene dag- en avondzittiug heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal gisteren de gewich tige quaestie nopens de bekrachtiging van de met Engeland gesloten tractaten ten einde gebracht. Van weerskanten werden die tractaten ander maal gewikt en gewogen, hier te licht bevonden en daar wederom onomwonden of met tegenzin goedgekeurd. De heer Hasselman groudde zijne afkeuring meer bepaald op de benadeeling van 'slands belang, welke met deze tractaten gepaard zou gaan. De heer Fransen van de Putte deelde noch in de groote afkeuring der tractaten noch in den uitbundigen lof daaraan toegezwaaid. Den loop der onderhandelingen keurde hij af en achtte het zelfs ongekend dat in dergelijke zaken bespre kingen plaats gevonden hadden, zonder dat het kabinet of de Minister van Buitenlandsche Zaken was gekend, ja dat de vorige Minister van Ko loniën, de beer De Waal, niet geschroomd had opzettelijk en noodeloos een verband te brengen in tractaten, dat bepaald niet verlangd was. Ook onthief hij de tegenwoordige regeering niet van alle verantwoordelijkheid, want deze had eene poging kunnen aanwenden om 't verband tus- schen de drie tractaten los te maken, toen het tractaat nopens de kust nog niet geteekend was. Na de beoordeeling der tractaten, was sprekers slotsom dat hij moest afkeuren de handelingen van 't vorig Gouvernement, dat hij niet kon goedkeuren al de handelingen van 't tegenwoor dige; maar geroepen om voor of legen te stemmen, en zonder de macht om door amendementen ver- belering aan te brengen, bad hij den moed niet om de verantwoordelijkheid eener verwerping op zich te nemen, met 'i oog op de gevolgen, op de belangen op Sumatra en op ons politiek stand punt in Europa. Hierop volgde de verdediging der tractaten door de Regeering bij monde van de heeren Ministers van Buitenlandsche Zaken en van Koloniën, die eenparig verklaarden dat de Regeering de ver antwoordelijkheid ten deze niet van zich afschoof. De Minister Gericke van Her wijnen zette uiteen dat de afstand van de kust bestaanbaar is met 's lands eer en waardigheid, dat de voortduring van den tegenwoordigen verwaarloosden toestand te kuste van Guinea voor ons onhoudbaar is en de afstand voor onze belangen en die der inland- sche bevolking wenschelijk is. Voorts dat het Siaksch tractaat vrij onschuldig is, slechts eene reglementatie van een reeds bestaanden toestand behelst, waarin geen veranderiug meer te brengen is, en dus volstrekt geen afstand van souverei- niteits-rechten in zich sluit. Ten slotte vestigde de Min. de aandacht op nog éen belangrijk punt. Hij was 't niet eens met hetgeen de heer 's Jacob gezegd heeft om trent den politieken invloed van Engeland in den tegenwoordigen tijd, maar wat door hem en anderen is gezegd omtrent de welwillende ge zindheid van Engeland, beaamt hij ten volle. Het zal niet noodig zijn aan te wijzen van hoeveel belang het is in vriendschappelijke verhouding te blijven met andere mogendheden speciaal met Engeland. In vroegeren, zoowel als in den tegen woordigen tijd, heeft de minister bij het Engelsch kabinet en bij den Engelschen gezant alhier steeds de gelegenheid gehad op te merken de begeerte om zich van het bestaan der vriendschappelijke gezindheid jegens Engeland te vergewissen. De Min. kan de overtuiging uitspreken dat ook in deze zaak bewijzen te vinden zijn, zoowel van de inschikkelijkheid van Engeland, waarmede het onze vragen toegegeven heeft als van zijne medewerking oin eene Dieuwe overeenkomst aan te gaan. Het is deze aanmeiking die hij aan het verlicht oordeel der Kamer bijzonder meent te moeten onderwerpen. Hij vreest niet verdacht te worden van pressie op de vergadering te willen uitoefenen en erkent dat Nederland vrij en onaf hankelijk blijven moet. Maar op deze opmerking te wijzen de Kamer zal dit willen toestem men is niet alleen zijn recht, maar ook zijn plicht. De Minister Van Bosse, ook lid van het vorig Kabinet, dal eenstemmig den Koning den raad gaf tot den afstand der Kust te besluiten, schoof de verantwoordelijkheid evenmin van zich af. Als hij in dien afstand iets gezien had strijdig met de eer eu het belang der natie, zou hij zeker daartoe niet medegewerkt hebben. Daarna trad ook hij in eene breedvoerige ver dediging der tractaten, waarbij hij trachtte de argumenten van de tegenstanders te weerleggen. Het goldt eene verdediging, moeilijk omdat het hier betrof een strijd tusschen hoofd en hart, waarbij zich dikwijls het wurm gevoel lucht geeft, en orndat daarover geschrifteu waren uit gegeven veelal met groote woorden en holle klanken en die bestemd zijn om op de volksver tegenwoordiging te werken en de hartstochten op te wekken. Desniettemin was zijue gevestigde overtuiging, dat de bezittingen aan de Kust niet meer waren dan eene nationale luxe, maar op schriele wijze beheerd en dat wij door den veranderden gang van zaken genoopt werden onze krachten te concentreren en niet alles tegelijk te ondernemen, opdat op ons niet toepasselijk worde het woord van een Franschman „Vous exploitez vous mêmes et nous vous exploitons." Ook het tractaat nopens Siak verdedigde hij met overtuiging, in de vaste meening dat dit een einde maakt aan telkens terugkeerende moei lijkheden. Het bewijs van de bewering dat wij onze sou- vereiniteitsrechten zouden hebben opgeofferd was niet geleverd. Engeland erkent ons recht om ons op Sumatra uit te breiden. Wij doeu geen coocessiën, wij geven niets anders dan wat Engeland reeds had. Men denke het tractaat weg en wij komen terug tot den toestand van het tractaat van 1824, waar uit juist de reclames en moeilijkheden zijn voort gevloeid. Even als de heer v. d. Putte wees bij ten slotte op 't groot belang voor ons, in eene goede ver standhouding met groot Britanië. De heer De Casembroot verklaarde zich voor den afstand der Kust en wat de regeling van 't tractaat met Siak aanging, wachtte hij nadere inlichtingen af. Met 37 tegen 27 stemmen werd hierop besloten eene avondzitting te houden. De discussie die daarin gevoerd werd bestond voornamelijk uit replieken. Daaraan namen deel de heeren v. Sijpesteyn, Gratama, Bredius, Nier- strasz en de beide betrokken Ministers. Als nieuwe 6preker en tegenstander van de tractaten deed de heer Van Loon zich kennen. Nadat de beraadslagingen waren gesloten werd tot de stemming overgegaan, over: 1'. Het ontwerp tot bekrachtiging van het tractaat met Groot-Brittannië, wegens den af stand der Nederlandsche Bezittingen ter kuste van Guinea. Nadat het eenig artikel zonder stemming was aangenomen, werd het wetsontwerp aangenomen met 34 tegen 30 stemmen. Voor, de heerenDumbar, De Lange, v. Eek, Bots, v. d. Putte, De Casembroot, Cremers, Guljé, Van Blom, De Bruyn Kops, De Bieberstein, Zyl- ker, Luyben, v. Houten, v. d. Maesen, Wybenga, Viruly, 's Jacob, Storm, v. Heemskerk Bz., Sand- berg, Pijls, Idserda, Mirandolle, Rombach, Wes- terholï, v. Kerkwijk, Bredius, v. Delden, Lenting, Moens, Blom, v. Dam en de voorzitter. Tegen, de heeren; Nierstrasz, Saaymans Vader, v. Beyma, v. Goltstein, v. Voorlhuyzen, v. Kuyk, v. Lijnden, Hardenbroek, Rutgers, Kien, v. Naa- inen, Bergman, Tak, Begrarn, v. Nispen, Brouwer, De Brauw, Gratama, Insinger, Hasselman, Bichon, Stieltjes, v. Reenen, Hoffman, Smitz, Heydeu- rijck, v. Sijpesteyn, v. Foreest. v. Loon en Borrel. 2°. Het ontwerp tot bekrachtiging van het trac taat tot toepassing van een tractaat van den lsten Februari 1858, tusschen het Nederlaodsch Gou vernementen den sultan van Siak Srie Indrapoera. Dit ontwerp wordt verworpen met 36 tegen 28 stemmen. Vóór, de heerenGuljé, v. Blom, De Bruyn Kops, De Bieberstein, Zylker, Rutgers, v.d. Mae sen, Viruly, 's Jacob, Storm, v. Heemskerk Bz., Sandberg, Pijls, Idserda, Rombach, v. Kerkwijk, Bredius, v. Delden, Lenting, Blom, Dam, Dum bar, De Lange, v. Eek, v. d. Putte, v. Beyma, Cremers en de voorzitter. Tegen, de heereuv. Voorlhuyzen, v. Kuyk, v. Lijnden, Hardenbroek, Kien, Luyben, v. Naa- men, v. Houten, Bergman, Tak, Wijbenga, Be- gram, v. Nispen, Brouwer, De Brauw, Gratama, Insinger, Hasselman, Bichon, Stieltjes, Mirandolle, v. Reeneu, Westerhoff, Hoffman, Smitz, Heijden- rijck, v. Sijpesteijn, Moens, v. Foreest, Van Loon, Borrel, Nierstrasz, Vader, Botz, Casembroot en v. Goltstein. De verdere werkzaamheden werden daarop verdaagd tot heden te 11 uren. Op de Algemeene Vergadering van Aandeel houders, gehouden den 5den Juli jl., is op voor stel van het Bestuur besloten het schoolgeld der Bewaarschool te.verlagen: Voor 1 kindvan 8 op f 5. Voor 2 kinderen uit hetzefde gezin „12 9. Voor 3 nut u u 18 v 12- bij vooruitbetaling te voldoen. Wij hebben dit voorstel gedaan, omdat de tegen woordige toestand der Inrichting financieel on houdbaar is. Wel bloeit onze Kweekschool, wel beantwoordt zij aan alle billijke eischen, gelijk nog onlangs in het Gemeenteverslag van Leiden over 1871 volmondig werd erkend; maar het schoolgeld is daar het volgt uit den aard der Instelling zeer laag [f 12,— \'s jaars voor elke kweekelinge). Uit een financieel oogpunt be schouwd, zijn wij met dien bloei niet gebaat. De

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1