1 Juli.
X°. 3493.
A°. 1871,
Zaterdag
I, EI IIS CM
DAGBLAD
PRIJS dezer courant.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
I'li 1.1 H DKR ADVKRTENTIttN
Vaoriederen regölƒ0.15
Grootere lettert naar de plaatsruimte die tij beslaan.
Het wetsontwerp betreffende d.e
coalitiën.
II.
Werkstaking. Dat woord is voldoende oin tan
menig rustig burger de schrik om liet hart e
doen slaan, alsof het de oorlogskreet is, waar
mede de arbeidende klassen den strijd tegen de
maatschappij aankondigen. Velen, wanneer zij
van een werkstaking hooren, denken aan roode
dassen en roode vlaggen, misschien aan barrica
des en petroleum, aan geëxecuteerde gijzelaars
en ongebluschle kalk. En hoewel nu de srbei-
dersvereeuigingen, tegen welke de thans af te
schaffen strafbepalingen voornamelijk gerichtzijn,
niet uitsluitend, misschien in sommige laiden
niet bij voorkeur werkstakingen op het ooghfcb-
ben, zoo is het aan den anderen kant nit' te
ontkennen, dat door die vereenigingen de usrk-
stakingen onder de middelen om loonsverhoo.jng
te erlangen worden medegerekend eu dat innig-
maal, vooral in andere landen, dat middel ii te
baat genomen.
Zoo is het dan ook zeker te verwachten, tqt
velen door hun vrees voor dit middel, geleid tul
len worden tot oppositie tegen het bes pro .eh
wetsontwerp. Ja, hierin zal waarschijnlijk iet
zwaartepunt liggen van het geheele debat oier
dat onderwerp. Men vreest voor werkstakingit,
men ziet daarin de voorboden van
sche revolutiën, men weet, dat, wanneer het om
werp van deu minister Jolles tot wet wordt vei
heveD, de vereenigingen tot werkstaking niet'
meer verboden zulleu zijn, en men komt dus
tot de conclusie, dat door zulk een wet gevaai-
lijke toestanden kuuueD wordeu in het leven
geroepen.
Wat zal men nu doen? Wanneer men in den
grond de vrijheid van vereeniging aan de arbei
ders niet durft outhouden, dan begint men met
te zeggen dat werkstakingen in werkelijkheid
toch geen invloed op den stand der loonen kun
nen hebben, dat die stand van onomslootelijke
wetten afhangt waartegen geen menschelijke
willekeur iets vermag eu dau noemt men als de
voornaamste wet die, volgens welke de prijs vau
alle zaken, dus ook van den arbeid geregeld wordt
door de verhouding tusschen vraag eu aanbod.
Op die wijze schermt men in den wilde met
eenige economische stellingen, die dikwijls wor
den uitgesproken, maar nog meer wordeu nage
praat.
Wanneer men ook in de Siaten-Generaal in
dien zin gaat spreken dan zal ons zulks te minder
verwonderen, omdat de bij het wetsontwerp ge
voegde Memorie van Toelichting tot die leer veel
te veel aanleiding geeft.
Inderdaad moeten wij bekennen, dat de Me
morie in dit opzicht o. i. niet flink genoeg is van
toon. Het ontwerp zelf gaat uit van een vast be
ginsel, dat lijdt geen twijfel. De Memorie ver
bloemt dit ook niet. Maur toch staan daarin zin
sneden, die bij de conclusie waartoe de ontwerper
komt, geheel overbodig, nu niets anders doen
dan den iudruk van het geheel verzwakken.
Dit doet ons leed. Toen de lieer Van Houten
den minister Jolles kort na diens optreden over
zijn plannen aangaande deze zaak interpelleerde,
werd hij door dieu minister krachtig beantwoord.
//Evenals gij," zeide de minister, „acht ik het
,'en plicht der regeering te letten op den toestand
W arbeidende klassen, die onmisbare krachten
isV maatschappij; evenals gij, wil ook ik dat
Ie "'uioede aan de wetgeving niets te wijten
aebbe."
Daarom is de Memorie ons eenigszine tegen
gevallen, en luidden wij die aanhaling van eenige
economische domata, die zoo algemeen gesteld
toch niet waar zijn, veel liever gemist.
Het is thans alsof de minister tegen de arbei
dende klassen waarschuwend den vinger opheft
en hun toeroept: „meent nu niet dat wanpeer
ik de wettelijke belemmeringen tegen uwe werk
stakingen wegneem, ik u daarom aan wil sporen
om van dat middel gebruik te maken; gij zoudt
door dit te denken bitter teleurgesteld worden,
want uwe meesters bepalen uw loon niet wille
keurig, zij gehoorzamen daarbij aan vaste maat
schappelijke wetten, welke niemand straffeloos
overtreedt; wacht u voor de verleidende stemmen
van hen die u dwaliugen leeren; de maatschappij
wordt niet kunstmatig ineen gezet, door u even
min als door uwe meesters, of door hen die in
de toekomst gouden bergen voorspiegelen."
Deze houding van den Minister kunnen wij
niet toejuichen al kunnen wij haar aan den
anderen kant wel eenigszins verklaren. Wanneer
men ziet hoe dikwijls aan de arbeiders allerlei
schitterende droom heelden worden voorgehouden,
dan wordt men licht wrevelig en voelt men eene
kleine neiging om in de contramine te gaan spe
len. Maar op den weg eener Memorie van Toe
lichting ligt dat toch in geen geval. Al was het
zeker dat werkstakingen op den s;and der loonen
nooit een gunstigen invloed hebben konden, dan
nog zou het wetsontwerp zoo als het daar ligt
even noodzakelijk wezen, en even krachtig ge-
eischt worden door de rechtvaardigheid die de
wetgever tegenover alle burgers verplicht is te
volgen. Maar dat is volstrekt niet zeker. Integen
deel. Het is gemakkelijk gezegd, dat de prijs der
zaken en ook van den arbeid bepaald wordt door
de verhouding tusschen vraag en aanbod, inaar
deze stelling aldus neergeschreven, dagteekent uit
den tijd toen men meende de gansche staathuis
houdkunde in enkele algemeene, overal toepasse
lijke regelen te kunnen samenvatten.
Sinls men de maatschappelijke verschijnselen
meer in bijzonderheden is gaan bestudeeren, heeft
men zich voor dergelijke algemeene stellingen
leeren wachten.
Wanneer, zoo zegt men, op eene markt 80 een
den worden aangeboden tegen 60 cent het stuk,
en wanneer er 100 vragers zijn die allen gaarne
een eend a 60 cent willen hebben, dan zal de
prijs der eenden rijzen tot dat 20 vragers die hun
aanbod niet konden verkoopen van de markt
zijn verdvveneD. En wanneer er 100 eendeD tegen
dien prijs worden aangeboden en er zijn slechts
80 koopers die er dien prijs voor over hebben,
dan zal de prijs dalen opdat er meer koopers
komeD dan die 80 en 20 van de 100 eenden niet
onverkocht blijven.
Zoo redeneert men, maar zoo doen zich de zaken
iu de werkelijkheid bijna nooit voor, tenzij bij
een openbare veiling.
Wij vragen slechts. Zijn alle aangeboden koop
waren altijd tegelijk tegenwoordig? Vraagt de
eenden koopman eerst hoeveel eenden en hoeveel
koopers er aan de markt zijn, of verkoopt hij aan
den eerste den beste die bij zijn stalletje komt en
daar 60 cents uederlegt. Zijn alle eeDden aan
elkaar gelijk, of zal niet de kooper voor de eene
eend 60 cents beschouwen als het hoogste bod,
voor de andere daarentegen wel 65 cents willen
geven? Zal bij 100 vragers en 80 eenden de prijs
altijd zoodanig rijzen, dat er twiDtig van de eer
sten de markt verlaten, of zullen niet wellicht
30 voor den hoogeren prijs terugdeinzen en alzoo
10 eenden tegen minder dan 60 cents weggaan?
Zullen wanDeer er 100 eenden en 80 vragers zij
da verkoopers altijd al die 100 eenden tegen eiken
prijs willen kwijt zijn? Zal dit niet van veel
omstandigheden afhangen? In den winter kan
men doode eenden gemakkelijker bewaren dan
in den zomer. Zal men bovendien wanneer ze
op die eene markt niet kunnen verkocht worden,
ze niet soms verzenden uaar eene andere? Zal
men dit niet eerder doen wanneer er gemakke
lijke middelen van gemeenschap zijn dan wanneer
de communicatie met veel moeilijkheden gepaard
gaat?
Zoovele en honderd anderen vragen kunnen
wij doen alleen reeds bij de eenden-quaestie. En
men leide daaruit eeus af wat er b. v. al gezegd
kan worden wanneer er sprake is van den ver
koop van weelde-artikelen, b. v.' vau de in zoo
bonte verscheidenheid aanwezige galanteriewaren,
die in onze verschillende winkels tegen zeer
verschillende niet geheel zonder willekeur vast
gestelde prijzen te koop zijn uitgestald.
En dan waar het arbeiders, waar het menschen
geldt?
Menschen zijn geeu zaken.
Een arbeider die hier niet slaagt in het ver
huren van zijn arbeid tegen den gewenschten
prijs, kan maar niet zoo iu eens naar een andere
markt gaan. Hij heeft een gezin, hij is aan zijn
woonplaats gehecht, hij besluit niet licht om zelfs
al is tiij alleen op de wereld iu een andere plaats
een onzekeie toekomst op te zoeken, en alzoo
reiskosten te gaan inakeu misschien geheel zon
der nut.
Bovendien iedere meester is hern Diet hetzelfde,
evenmiu als de meester zijn arbeiders huurt,
alsof het allen gelijksoortige eenden wareu. Een
meDSch heeft iets individueels, iets dat hem van
anderen onderscheidt eu hoe uieer bij outwikkeld
is hoe meer die eigenaardigheden uitkomen.
Van daar juist, dat de arbeidsloonen zoo dik
wijls geheel bepaald zijn door de gewoonte. Het
loon is niet telkens zoo geregeld, als het geregeld
zoude wordeD, wanneer inen op een geheel zui
ver terrein die regeling eeus vau nieuws af aan
begon. Menigmaal is er een stoot noodig otn in
de loonen beweging te krijgen.
Zulk een stoot kunnen de werkstakingen zeer
goed geven, hoewel wij gaarne erkennen dat hij
die van dat wapen gebruik maakt vooraf goed
helibe te overleggen of het tijdstip gunstig is,
want wanneer het een werkgever onmogelijk is
toe te geven, omdat hij óf zijn eigen reeds schrale
winst niet kan verminderen, óf zijn verkoopprij
zen niet kan verhoogen, dan wordt dat wapen
ten slotte tegen de arbeiders zeiven gekeerd en
gaan zij met den werkgever samen te gromJe
Alles hangt hierbij van omstandigheden af.
Het is de groote verdienste van den Engelschen
economist Thornton door onomstootelijke logica
den invloed der werkstakingen op den stand der
loonen te hebben bewezen. SiDts van zijn ge
schrift On Labour door ODzen talentvollen N. G.
Pierson in de Gids van November 1869 een over
zicht werd gegeven kan ook in Nederland niet
langer door eenige algemeene 6tellingen die in
vloed worden ontkend.
Die er meer van wil weten leze dat uitstekend
artikel. Wij kunnen hier over dat onderwerp
niet langer uitweideu.
Genoeg is het voor ons doei, dat wij er op
hebben gewezen hoe voorzichtig men met die ge
wone leerstukken der orthodoxe staathuishoud
kunde moet wezen. Daarom wanneer bij de aan
staande discussiën in onze Staten-Generaal het
ontwerp wordt bestreden op grond dat de werk
stakingen op den stand der loonen toch geeD
invloed kunneu hebben en dat de vereenigingen
van arbeiders tot loonsverhooging, dikwijls juist
van dat ondoelmatige middel gebruik willen ma
ken, dat het daarom in het eigen belang der arbei
ders beter is dergelijke vereenigingen te verbie
den, opdat zij zich zeiven niet in het ongeluk
storten, dan weten onze lezers wat zij daarvan
hebben te gelooveü.
Bovendien, de dagen der landsvaderlijke regee
ring zijn voorbij.
Laat ons niet in onze bekrompen vrijheid, eenige
algemeene economische phrases willen gebruiken
als tooverspreuken om daarmede de deur der
vrijheid gesloten te houden.
Liberalisme en wetenschap veroordeelen beide
dergelijk bedrijf.
Lelden, 30 Jont.
Voor de familie Van Kaathoven was 't heden
een heugelijke dag. Vijftig jaren zijn voorbij
gesneld, sedert haar oudste lid, hier ter stede
optrad als praktizeerend geneesheer. Maar ook
voor een aantal ingezetenen was die dag een
bron van vreugd. Dr. C. W. Van Kaathoven heeft
immers gedurende het tijdsverloop dat verstreken
is, het voorrecht mogen genieten, 't vertrouwen
van een groot deel der ingezetenen in hooge mate
te mogen bezitten, niet slechts als humaan en
kundig arts, maar ook op ander gebied, waar
men meende dat de bekwaamheden en de onder
vinding van den achtenswaardigen man in het
belang van stad en burgerij konden aangewend
worden. Zoo vervulde hij lange jaren de betrek
kingen van lid van de Provinciale Staten en
Gemeenteraad, en hoe vele ingezetenen er ook
waren en zijn, die zich bij 's mans beginselen
over den staat en maatschappij niet konden neer
leggen, toch wordt zijne gemoedelijke over
tuiging algemeen geëerbiedigd, ook en vooral
ouidat de grijze burger steeds rond eu open voor
zijne gevoelens uitkwam en die op eerlijke wijze
ingang trachtte te doen vinden.
Als regent van het Caecilia gasthuis, brachten
zijne bemoeiingen veel bij tot het nut dat deze
inrichting te Leiden gesticht heeft. Ook vervulde
hij laDge jaren de betrekkiug van regent vau het
Heilige Geest gesticht.
Geen wonder dat de jubilaris van talrijke zij
den, ook buiten deze gemeente, een menigte blij
ken van hartelijke belangstelling en innige deel
neming heeft mogen ondervinden bij de herden
king van den dag waarop hij zijn zoo nuttigen
loopbaan aanving.
Vooral van zijne vele dankbare patiënten bin
nen deze stad, mocht hij ondervinden hoezeer
zijne hoedanigheden niet alleen als geneesheer
maar ook als inenschenvriend en leedvertrooster
op prijs werden gesteld. Zij hadden zich vereend
om Dr. Van Kaathoven daarvan een treffend
blijk te geven. Te 1 uur begaven zich namelijk
naar des jubilaris'woning eene commissie uit
zijne talrijke patiënten, bestaande uit de heeren
Prof. A. H. v. d. Boon Mesch, Prof. F. Kaiser,
D. L. Tichler en A. J. Wetrens.
Prof. v. d. Boon Mesch vertolkte in waruie
bewoordingen hunne gevoelens. Hij wenschte
den jubilaris geluk met den heuglijken dag,
schetste zijn eervollen levensloop, deed daarbij
vooral uitkomen zijne daden in het belang der
inenschheid verricht en wees op hetgeen de stad
zijner inwoning aan hem verschuldigd was.
Als blijk van waardeering en hulde bood hij
hem namens die patiënten een prachtig ge
schenk aan, bestaande uit een coup met zilveren
eikeloof gemonteerd, gedragen door een genius
met de attributen der geneeskunde. Daarop komt
het volgende opschrift voor:
„Dankbare hulde aan Dr. C. W. Van Kaathoven."
Dit kostbaar aandenken ging vergezeld van een
fraai album in blauw fluweel gebonden en met
zilveren eikeloof versierd, dat voorzien is van
de namen van hen die tot aankoop van het ge
schenk bijdroegen, en afkomstig is uit de fabriek
van den heer Van Kempen te VoorschoteD.
Zichtbaar getroffen gaf de grijze dokter, omringd
van al zijne kinderen en kleinkinderen, bewijzen
te over van de dankbare gevoelens, die zijn ge
moed bezielden.
Moge de grijsaard nog langen tijd door zijne
dierbare betrekkingen omringd blijven bij he-
genieten van een welverdiende rust.