Lelden, 9 Janl. De op WoeDsdag aangekondigde, doch toen we- gens het slechte weder uitgestelde wedstrijd, onder de leden der „Leidsche Studenten-Vereeni ging tot vrijwillige oefening in den wapenhandel," Pro Palria, had heden plaats. De schietbaan buiten de voormalige Marepoort had een feestelijk aanzien, zoo door de sierlijke directieloge en hier en daar geplaatste vlaggen, als door de niet oneigenaardig tot buffet inge richte veldtent. Onder de aanwezigen merkte men Z. K. H. Prins Alexander der Nederlanden en den burgemeester van Leiden. Als overwinnaars traden uit den strijd te voor schijn: Op tOO pas: 1ste prijs, een inktkoker van car- rarisch marmer, geschonken door Z. K. E. Prins Alexander der Nederlanden: de heer Wentzel, lste luitenant der grenadiers en jagers, eerelid der Vereeniging, met 45 punten; 2de prijs, een revolver met toebehooren in kist, geschonken door Mrs. P. A. Cort van der Linden en D. A. W. Van Tets, oud-ledende heer J. H. Van Reenen, stu dent alhier, met 44 punten; Sde prijs: een asch- bakje, uit de kas der Vereeniging gegeven: de heer Pool, student alhier, met 41 punten. Aan den wedstrijd op 100 pas namen slechts drie leden deel. De prijs, een stel candelabres, beschikbaar gesteld door den heer Weckerlin, oud-lid, viel ten deel aan den heer W. H. Smit, lid der Vereeniging, met 35 punten. De derde afdeeling van den wedstrijd werd geschoten op 250 pas. Twee prijzen waren uit geloofd. De eerste, eene met goud gemonteerde rijzweep, door den heer Weutzel geschonken, werd behaald door den gever zeiven. Deze deed daarvan echter afstand, doordat hij reeds den eersten prijs had gewonnen op 200 pas, zoodat de eerste prijs op 250 pas is behaald door den heer O. Thissen; de tweede, geschonken door den heer L. H. D. Vos tot Nederveen-Capelle, werd behaald door den heer J. Rollandet. De laatste zege, die wij te vermelden hebben, is de premie-prijs voor dengeue, die op 200 en 250 pas samen de meeste punten heeft geschoten; de heer Wentzel behaalde deze zege met 85 pun ten en hem vielen hiermede de door de Veree niging uitgeloofde candelabres ten deel. Alles liep in de beste orde af, tot genoegen der aanwezigen, hoezeer zij weinig in getal waren. Ten slotte willen wij vermelden, dat de kom- mandant der infanterie alhier, welwillend de muziek van het korps ter beschikking der com missie heeft gesteld. Eergisterenavond in het Heereu-Logement aan den Burg alhier, hield de vereeniging Musus Sacrum hare bij art. 10 der statuten voorgeschreven ver gadering van aandeelhouders. De Commissie uit makende het voorloopig bestuur deed, bij monde van haren penningmeester Mr. C. H. P. Klaver- wijden, rekening en verantwoording van haar gehouden beheer, zoowel wat betreft de stichting en meubileering van het gebouw als over de aanvankelijk door haar gevoerde explotatie. Bij de voortdurende wijzigingen die de inrichting van het terrein, der buffetten enz. moesten on dergaan omdat ook hier weder bleek dat de ondervinding in alle zaken de beste leermeesteres is, kon het niet anders of die rekening en ver antwoording moest een voorloopig karakter dra gen; daarbij kwam nog dat enkele schuldeischers, hoe dringend daartoe uitgenoodigd, in gebreke waren gebleven het bedrag hunner vorderingen op te geven. Op voorstel van den voorzitter Dr. C. J. E. Brutel de la Rivière werd daarom be sloten tot het benoemen eener Commissie van drie leden uit de aandeelhouders gekozen, die de definitieve rekening en verantwoording waar schijnlijk binnen eenige dagen gereed zullen na zien en van hunne bevinding aan de overige aandeelhouders verslag zullen geven. Tot leden dier Commissie werden benoemd de heeren Mr. L. D. Suringar, J. A. Zuur en M. A. De Swaan die, ter vergadering tegenwoordig, zich welwil lend bereid verklaarden de hun opgedvagene taak te aanvaarden. Bij het vooruitzicht dat ons is geopend om na de vaststelling der definitieve verantwoording, eenige bijzonderheden dienaangaande te kunnen mededeelen, zullen wij ons daarvan voorloopig onthouden en van de genoemde cijfers alleen ver melden dat de totale ontvangst wegens gedane stortingen door aandeelhouders, renten van belegde gelden, contributie van (tot en met 3 Juni) 1215 leden, verkochte reglementen en opbrengst van het buffet gedurende 20 dagen, heeft bedragen de som van 28,669.53, waarvan op het oogenblik nog /"11,109.00* in kas is. Ofschoon noch tegen den aard noch tegen het bedrag der verschillende posten die op de reke ning voorkwamen eenige bedenking werd inge bracht, namen toch verscheidene aandeelhouders de gelegenheid waar om sommige handelingen der Commissie te bespreken; over het algemeen getuigde die bespreking van hoogschatting der goede diensten, door de Commissie in betvolbren gen harer moeilijke taak aan de vereeniging be wezen en waarvoor haar de erkentelijkheid der leden in het algemeen maar (vooral ook) die der aandeelhouders in het bijzonder toekomt. Om eenig denkbeeld te geven van de wijze waarop de zaak door de Commissie is behandeld diene dat het totaalbedrag der vergaderingskosten op de reke ning voorkomende is ƒ47.44; de commissie telt 19 leden en kwam in de laatste maanden bijna wekelijks te samen. Volgens de gehouden presentielijsten werd de vergadering bijgewoond door 51 aandeelhouders, die te samen 73 aandeelen vertegenwoordigden. Sedert de vorige opgave zijn alhier door pok ken aangetast 18 personen, als hersteld opgegeven 5, overleden 4, zoodat in behandeling blijven 158. Met belangstelling ontvangen wij heden het voorloopig verslag der commissie van rapporteurs der Eerste Kamer omtrent de algemeene beschou wingen over de Staatsbegrooting voor het dienst jaar 1871 en de wetsontwerpen tot definitive vaststelling van het Ilde, lilde, IVde en Vde hoofdstuk dier begrooting. Voorloopig nemen wij de volgende belangrijke zinsneden in de afdeelingen der bezadigde Eerste Kamer uitgesproken op: /Tot de punten waarvan men melding gemaakt wilde hebben behoorde in de eerste plaats de optreding van dit Kabinet. Door zeer vele leden werd daarbij hunne voldoening uitgesproken, dat de optreding van het nieuwe Kabinet een einde had gemaakt aan den moeie- lijken tusschentoestand, die voor het welzijn des lands reeds te lang had geduurd. Door sommigen werd daarbij meer bijzonder gewezen op de schadelijke gevolgen van eene telkens terugkee- rende afwisseling van regeering; die leden maak ten daarom geen verwijt aan dit Kabinet over zijn optreden, integendeel zij hoopten dat thans een tijdperk van meerdere labiliteit zou zijn ingetreden. Vele leden aarzelen niet de verklaring af te leggen, dat zij met uitnemend genoegen en met een gevoel van vertrouwen den tegenwoordigen Minister van Binnenlandsche Zaken, een staats man aan wien het land in zoo menig opzicht reeds zooveel te danken heeft, weder in dit Kabinet zitting hadden zien nemen. De kortheid, de soberheid, de onvolledigheid van het programma van dit Kabinei, door som migen zelfs een programma van werkzaamheden, niet van regeeringsbeleid genoemd, heeft tot ver wijt aanleiding gegeven; schier uitsluitend was verzekering der middelen van onze verdedigbaar heid vooropgesteld; men had dan ook dit Kabinet reeds genoemd een Ministerie van nationale de fensie. Het meerendeel der leden van de Eerste Kamer kon in deze verwijten niet deelen; uit voerige, veelbelovende programma's, de ondervin ding scheen deze meening te wettigen, geven in den regel slechts teleurstelling; wat betreft de algemeene staatkundige richting van het Kabinet, daaromtrent scheen de samensteller en het hoofd van het Kabinet voldoende waarborgen op te leverenen als zoodanig eenigermate als programma te mogen gelden. Daden, als uitvloeisel der staatkundige richting van dit Kabinet, had men recht te verwachten; die daden alleen vvenschte men te beoordeelen, wat men ook geheel overeenkomstig met den geest der Grondwet achtte. Door deze beschouwing in het algemeen, was echter bij niet weinigen, de wensch niet onder drukt naar vollediger bekendheid met de denk beelden, voornemens en plannen der Regeering omtrent bijzondere punten. Die wensch was bij sommigen ontstaan, zoowel door hetgeen de Regee "ng had vooropgesteld, als door hetgeen niet zoo duidelijk was bekend gemaakt." Naar men van goederhand verneemt is door eene commissie door het Italiaansche gouverne ment benoemd, na vele proeven voor den dienst daar te lande, aangenomen het nieuwste model achterlader, zijnde het systeem Zeiler, en is bereids een eerste bestelling gedaan van 25,000 dier wapenen. Bij den gemeenteraad te 's-Gravenhage is on langs een verzoek ingekomen van het Hoofdbe stuur der Algemeene Nederlandsche vrouwen vereniging Arbeidt Adelt," om in September over een lokaal te mogen beschikken tot het houden eener tentoonstelling en tevens om eenig subsidie. In het jl. Dinsdag bij den Raad ingekomen praeadvies geven Burgemeester en Wethouders te kennen, gaarne de wenscheu dezer Vereeniging ter wille te zijn door de inruiming van een lo caal; doch de Teeken-Academie het éenige beschikbare gebouw voor haar oogmerk dienstig wordt ingenomen door de Regelingscommissie voor den wedstrijd voor werklieden in de ver schillende vakken van Nijverheid en Kunst, uit geschreven door de Afdeeling 's-Gravenhage der Vereeniging tot Bevordering van Fabriek- en Handwerks-Nijverheid. En vermits Burgemeester en Wethouders geen voldoenden grond vinden tot ondersteuning van het tweede verzoek, om subsidie, geven zij den Raad in overweging, aan het Hoofdbestuur te doen weten, dat zijn verzoek niet kan worden toegestaan. De Aster Ct. meldt van eergisteren Heden morgen liep hier 't gerucht dat giste ren te Leeuwarden ongeregeldheden waren voor gevallen. ,/Wij hebben derwaarts getelegrafeerd en ont vangen heden middag dit antwoord//Alles is hier rustig. ////Om aanstoot te vermijden wordt in den Prinsentuin geen vuurwerk afgestoken. „„Er jis onder het volk wel gemor, maar bui tensporigheden zijn er niet voorgevallen." „Dat de Prinsentuin te Leeuwarden door het Gemeentebestuur uitsluitend voor het muziekfeest, dat gisteren en heden plaats had, werd afgestaan schijnt ontevredenheid verwekt te hebben. Men sprak van een recht der ingezetenen om ten allen tijde van den tuin gebruik te maken en dat Koning Willem I dezen daartoe aan de stad had afgestaan. Z. M. heeft aan Joannes Henricus lieveborst, gewezen hoofdonderwijzer te Beltrum, gemeente Eibergen, verleeud een pens. ten laste van den Staat ten bedrage van ƒ316 'sjaars, op grond van art. 26 der wet van 13 Augustus 1857 Staats blad n°. 103). Z. M. heeft benoemd tot kantonr. te Raalte Mr. J. R. Brants, thans kantonr. te Hiodeloopen. BINNENLAND. 'stttüiVENHAGE, 8 Juni. De drie dames-zange- r«Men, die door de benoemde commissie het voor recht der Koninklijke tegemoetkoming in haar studiën zijn waardig gekeurd, met de andere dames-virtuosen, wie mede een gelijke onder scheiding ten deel viel, zijn j.l. Maandag door Z. M. op het Loo ontvangen. Z. M. woonde hare zanguitvoering bij en bracht aan elk van haar het zijn de dames Kiehl, Meijsenheim en Chastel bij herhaling Zijn hooge tevredenheid. Een bijzonder blijk van Zr. Ms. ingenomenheid ontvingen zij in eeu prachtig gouden horloge, hetwelk de Koning haar aanbood ouder het uiten van den vleienden wensch, dat 't slechts uren van vreugd voor haar mocht aanwijzen. Utrecht, 8 Juni. In de op gisterenavond, onder presidium van den laatstelijk fungeerenden senaat, gehouden vergadering van het Utrechtsche studen tenkorps, zijn de reconciliatievoorslagen aangeno men. Tevens werd besloten om professor Opzoomer morgenavond eene serenade aan te bieden, ter gelegenheid van zijn 25jarig professoraat, welke serenade, bijaldien professor Opzoomer die aan neemt, eveneens onder leiding van bovengenoem- den senaat zal gehouden worden, hetgeen zeker van de deugdelijkheid der reconciliatie getuigt. De hoogleeraar zal in het groot auditorium een feestrede uitspreken. In den afgeloopen nacht is, na twee ver schrikkelijke slagen, het bovengedeelte van een huis, staande op den Steenweg alhier, ingestort. De geheele buurt had de slagen gehooid als van een vreeslijk onweder, en kon zich op het eerste oogenblik dit verschijnsel niet verklaren, totdat men de brokken puin en pannen voor zich zag liggen. Men heeft nog den tijd gehad de bewoners te wekken. De politie deed terstond de straat bewaken. Maastricht, 6 Juni. Het gerucht wil, dat aan den heer Petrus Regout alhier, bij gelegenheid van het Pausfeest op 16 Juni e. k., als bijzondere onderscheiding door Z. H. de titel van Palatijnseh graaf zal worden verleend. UIT DRENTHE. Mijnheer de redacteur. Ik moet dezeu brief beginnen, met eenigzins protest aan te teekenen tegen de rubriek waar onder mijn vorige geplaatst is. Ik heb u geen Goudschen brief gezonden, die brief is nooit te Gouda geweest en ik heb van die stad volstrekt niets gezegd. Intusschen kan ik mij uwe mis vatting zeer goed verklaren. De schrijver van uwe brieven uit Gouda is een mijner vrienden. UEd. droeg hem op een verslag van de verga dering vau het schoolverbond te Zwolle te leveren. Eene onvoorziene omstandigheid verhinderde hem dit ten uitvoer te leggen, en zoo verzocht hij mij zijn taak over te nemen. Ik die in Drenthe woon zond u dus van daaruit de eerste beschou wing, die ik thans door een tweede doe volgen. Ik stel er veel belang in dat misverstand te herstellen, omdat er in den eersten brief een zin snede voorkomt die een verkeerd denkbeeld van het onderwijs te Gouda zoude kunnen geven en te vens den directeur der burger-avondschool aldaar zouden compromiteeren. Ik ken eenige der open bare onderwijzers aldaar en verklaar dat ik in de verste verte niet heb bedoeld hunne scholen te beoordeelen. Ik zet thans uiijue beschouwingen voort. De avond-vergadering te Zwolle was veel drukker dan des daags. De eerste spreker, pro fessor Hofstede de Groot boeide alle aanwezigen; hij was geheel doordrongen van belangstelling voor het onderwerp dat hij behandelde, de school bibliotheeken, en het gelukte hem allen, zelfs de meest weerbarstigeu voor deze zoo belangrijke zaak te winnende meest vasthoudende tegen strever, een afgevaardigde uit Dordrecht, zoo ik mij wel herinuer, moest ten laatste verklaren, dat hij voor de schoolbibliotheeken is maar dat hij niet gelooft dat daardoor het schoolgaan zal be vorderd worden en bij gevolg meende hij, dat de bespreking niet in eene vergadering van het Nederl. schoolverbond te huis behoorde. Hierop werd door een mij onbekend heer gerepliceerd, dat de middelen tot bevordering van schoolgaan directe en indirecte zijn, dat als men een goed doel wil, men alle mogelijke geoorloofde middelen in het werk moet stellen om dat doel te berei ken, dat de schoolbibliotheek een der beste indi recte is, dat overigens het bevorderen van hei schoolbezoek ten doel heelt het volk te beschaven, dat de vruchten der school eerst later geoogst moeten worden, dat zij verloren gaan indien men er niet voor zorgt, dat zij goed bewaard blijven; en hoe zal men, vooral op het platteland belei het geleerde bewaren en aankweekeu dan door lectuur? De lust tot lezen van der jeugd af aan te kweeken, voor eene geregelde en goede lectuui te zorgen is van het allerhoogste belang, dat is In t doel van de schoolbibliotheek, dat doel is groot, is edel en dient overal besproken en aanbevolen te worden. Waarom dan niet in eene vergadering van het schoolverbond, dat zich ten doel heeli gesteld, de jeugd de plaats te doen bezoeken waar men het noodige leert om beter en beter geschiki U: worden? Voor zulk een verbond kan het niet onverschillig zijn dat er middelen worden be raamd om hetgeen met zoo veel moeite is aan geleerd, te behouden en te volmaken. Het was zeker ook waar dat 6ommige heeren wat te verre gingen, en gaarne gezien hadden dat de plannen der uit te geven werkjes aan hunne goedkeuring werden onderworpen. Som migen meenden dal men op de zorgvuldigste v\ ijze al het ideale moest vermijden, anderen w aren er voor dat niets over moraal zoude opge nomen worden, weder anderen weuschten dai men dit, gene weder dat moest doen of laten. Hel grtal sprekers werd eindelijk al te groot, men begon in de verschillende meeningen te verwarren. Ik g< loof dat de schrijvers het best zullen doen hunne eigene meening te volgen, ik geloof dat er mets moest vermeden worden, de lectuur mag bij hei kiud zoo min als bij den volwassene eenzijdig Zijn. Ieder schrijver zal wel zijne eigene ziens w ijze volgen en daaruit zal verscheidenheid ge- Dueg ontstaan. Iu allen gevalle geloof ik dat de schoolbibliotheeken aller wegen voorstanders zul len vinden, de werkjes die daarvoor geschreven worden en waarvan éen denkelijk wel spoedig het licht zal zien, een geruimen aftrek zullen hebben; deze uitgave verdient de medewerking van allen die belang stellen in het onderwijs, in verbetering en veredeling der jeugd. De heer Postma spreekt goed maar het onder werp was minder geschikt voor eene vergadering als deze dau voor voor eon onderwijzersgezel schap. De heer Van Milligen sprak ook uitmuntend maar men was vermoeid door de langdurige ver gadering hetgeen ten gevolge had dat er weinig o er gesproken werd. Colas. KOLONIËN. BATAVIA, 28 April. De Javasche Courant van 21 April deelt omtrent de zaak te Pekalongan mede, dat uit de laatst ontvangen berichten blijkt, dat de bevolking weder rustig tot hare werkzaamheden is teruggekeerd, en zouden de woelingen niet zoozeer van hart- zijde komen als van die eener dweepzieke secte. Ongeveer vijftig personen bevinden zich reeds in hechtenis. Zij bekennen nog niet, hetzij uil vreesachtigheid, hetzij in de hoop dat hunne zaak nog niet verloren is. Zij gelooven nog niet aan den dood vau Mohamed Kasan, den pseudo pan- geran goesti Sech Djoemadil Kobro, of houden vol dat deze weder zal opstaan. Door den Gouverneur-Generaal van Neder- lnndsch Indië zijn de volgende beschikkingen genomen Civiel Departement. Benoemd: Tot res. vud Bezoeki, de res. van Banjoewangi J. D. Mispel blom Betjer. Aangewezen: Om te worden opgeleid tot tolk voor de Chin, taal in Ned.-l., J. J. Roelofs, onder aanteek. dat hij te Batavia in het Tjiaug Tjioe dialect zal worden onderwezen. Verleend: Een tweejarig verlof naar Neder land, wegens ziekte aan den dir. van 's lands drukkerij te Batavia A. F. G. de Pinéda. Departement van Oorlog Verleend: Een twee jarig verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den ritmeester van het regiment O.-I. cavalerie J. W. Wijnoldij. BUITENLAND. FrankrQk. Het wets-ontwerp van den minister Jules Simon om op kosten van den staat den aarts-bisschop' van Parijs en de overige vermoorde gijzelaars te begraven, is door de Nationale Vergadering met groote meerderheid aangenomen Het ontwerp tot wederopbouwing van de Vendöme-zuil daar entegen is voor onbepaalden tijd uitgesteld; dit is niet te verwonderen, daar men bij de indie. ning van het voorstel nog niet kon voorzien, welk eene verwoesting verder nog te Parijs zon' aangericht worden. Het is nu niet meer éen mo nument dat meu herstellen moet, maar er dient eene keuze gedaan te worden uit honderden vernielde publieke gebouwen. Een langdurig debat heeft verder in de Natio nale Vergadering plaats gehad over een voorstel van den heer Belcastel en anderen om, door een afstand van 100,000 hectaren grond in Algerië de verhuizing der bewoners van Elzas-Lotharin gen naar dat land te bevorderen. Het dubbele doel wordt hiermede beoogd om aan genoemde inwoners, die geen lust hebben, Duitschers te worden, als het ware een voldoend débouché te geven en om tevens het vestigen van koloniën in Algerië te bevorderen. Diegenen echter en zij zijn in Frankrijk zelfs bij den tegenwoordigen uitgeputten toestand nog velen iu aantal, diege nen die den met Duitschland geslotenen vrede slechts beschouwen als een middel om kachten te verzamelen lot de herovering van de verlorene provinciën, zijn natuurlijk tegen zulk eene land verhuizing in massa gestemd. De openvallende plaatsen in Elzas-Lotharingen zouden toch dade lijk en met graagte door Duitschers ingenomen worden; de germaniseering der landen zou er aanmerkelijk door bevorderd worden, en wan neer eenmaal het tijdstip aanbrak om de verlo rene lauden te heroveren (wat echter naar ons inzien nooit zal gebeuren) zou men te doen heb ben met provinciën, die wellicht geheel met hun Duitschen toestand en organisatie tevreden waren. De meerderheid in de vergadering schijnt echter gunstig over het ontwerp te denken; nadat het toch door zijn voorsteller, en de rapporteur Lucet ijverig verdedigd was, heeft de vergadering be sloten om tot eene tweede lezing over te gaan. De Temps over de aanvullings-verkiezingen spre kende, (die waarschijnlijk niet voor 2 Juli zul len plaats hebben) wijst op den on bestemden, den balanceerenden toestand van de vergadering. „Zij gelijkt" zoo zegt het blad, „op eene machine, die, tusschen twee beweegkrachten van gelijke doch tegenovergestelde sterkte geplaatst, schok ken krijgt, maar er niet in kan slagen zich ii beweging te stellen. De vergadering kan har: taak niet vervullen, het land niet besturen, zondei eene besliste meerderheid, en die heeft zij op het oogenblik niet. Wat men eene meerderheid noemt is er geen; zij is te kunstmatig, te ver anderlijk, te weinig zeker van zich zelve." De Temps verwacht nu om aan dezen onvoldoenden toestand een einde te maken, alle nut van de aanvullings-verkiezingen. „De vergadering heeft behoefte, om zoo te zeggen weder in het doop vont des volks gedompeld te worden; de omstan digheden waaronder zij gekozen is, hebben iets onzekers overgelaten met betrekking tot hare roeping; vele van hare leden waren gekozen, minder om hunne geschiktheid of hunne staat kundige kleur, daD wel om hunne bepaalde opinie in de quaestie van vrede of oorlog. Om al deze redenen, wij herhalen het beschouwen vvij de gelegenheid, die zich opdoet, om de behoeften en meeningen van het land te leeren kennen, als een geluk. Het is inderdaad om niet minder te doen, dan om aan de vergadering een zevende gedeelte harer leden terug te geven, en daar de verkiezingen van een eukeleu afgevaardigde een geheel departement in beweging brengt, is het de grootste helft van Frankrijk die in staat ge steld wordt, hare wenschen kenbaar te maken.'' Tot zoover het uitstekende Parijsche blad, waar mede ook wij ons hartelijk verheugen, dat Frank- rijks bevolking in staat zal gesteld worden om aati dat voortdurend op- en neder dobberen der partijen in de vergadering een einde te maken en definitief te beslissen, welke richting mag beschouwd worden als diegene, waarin het land zich wil bewegen. Maar wij betreuren alleen, dat deze verkiezingen zulk eene volledige illus tratie zullen zijn van het spreekwoord. „De mos terd komt na den maaltijd." Hoeveel getwist en verwarring zou toch waarschijnlijk voorkomen worden, wanneer de stem des volks zich deed hooren voordat de vergadering een antwoord gaf op de vraag: „Monarchie of republiek." Eu dat antwoord staat op het punt gegeven te worden door de behandeling der quaestien, die wij gisteren opnoemden over de prinsen van Orleans, het bewind van Thiers enz., ja wellicht is het terwijl wij dit schrijven reeds gegeven, Hoe nu wanneer de tegenwoordige meerderheid zich monarchistisch betoont en den koningsmantel haren candidaat heeft omgehangen of ten minste voor hem gereed gemaakt op het oogenblik dat de nieuwe ver kiezingen eene republikeinsche meerderheid naar Versailles zenden. Hoe aan den anderen kant, wanneer Thiers voor twee jaren tot hoofd der republiek wordt benoemd en de 2den Juli vult het grootste deel der ledige zitplaatsen met aan hangers vau Chambord of den graaf van Parijs? Strijd, ontbinding, ontslagnemen van Thiers kortom nieuwe verwarring moet hiervan het gevolg zijn, en alleed dén is eene vredelievende beslissing te verwachten, wanneer het volk zich regelt naar het besluit van de tegenwoordige vergadering Wat blijft er in dat geval echter van de vrijheid der verkiezingen over? Hippolyte de Tocqueville, lid van den alge- meenen raad in La Manche, broeder van den beroemden schrijver van La Democratie en Amcriqve schrijft aan de Union libérale van Tours een brief om de republikeinsche verkiezingen aan te be velen. Hij zegt daarin onder andereu: „Van alle kanten herhaalt men mij dezen banalen. volzin: „De boeren hebben een afschrik voor de Repu bliek." Ja, zonder twijfel, van de eerste en ook van de tweede, in zeker opzicht ook van de derde. Maar brengen wij er hen toe om haar zelf samen te stellen, en zij zullen er de voordeelen van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2