N°. 3456. Woensdag A°. 1871 17 Mei. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden.ƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze C.ourant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PBIJ8 DER ADVBHTKNTIBN. V.or i.deran ragel0.16. Grootere letter, dut le plaatsruimte die zij beslaan. tITHOOFDE VAN DEN HEMELVAARTSDAG ZAL DIT BLAD DONDERDAG NIET WORDEN UITGEGEVEN. Lelden, 16 Hel. Gistereu is in de zitting van de Tweede Kamer het voorstel van de heereu Jonckbloet en Van Kerkwijk om een som op de begrooting voor Bmnenlaudsche Zaken uit te trekken tot subsi diering van middelbare scholen voor meisjes, ver? trorpen met 47 tegen 27 stemmen. Tegen stemden de heeren Luyben, Van der Doe9, Saaytnans Vader, Har- denbroek, Van Naamen Van Eetnnes, Van Ree- jen, Van Kuyk, Begram, Kerstens, De Bieber- jiein, Smits, Haffmans, Bots, Van Sypesteijn, Van Wassenaar van Catwijck, De Brauw, Ar- ooldts, v. Zinnicq Bergmann, Heemskerk Bzn., Casembroot, Heydenrijck, Pijls, Westerhoff, Biehon van IJsselmonde, Insinger, Taets van imerongen, Basseltrian, Hoffman, Van Foreest, Van Akerlaken, Nierstrasz, Verhetjen, Kalff, Sloet v. Delden, Van Lynden, Dam, Storm VaD Gravesande, Van Loon, Heemskerk Azn, Borret, liraiama, Guljé, Van Nispen, v. Sevenaer, Duin- bar, Van der Maesen en Kien. Voor stemden de heerenDe Lange van Hou- len, De Bruyn Kops, Stieltjes, Lenting, Smidt, ïijlkers, Van Eek, Van Voorthuyseu, Bredius, Fransen van de Putte, Wij benga, Hingst, Rutgers, ak, Van Kerkwijk, Sandberg, Moens, Rombach, ilirandolle, Idserda, Jonckbloet, Cremers, Van Blom, De Roo, Blom en de Voorzitter. De Minister van Binnenlandsche Zaken, die e aanneming van het amendement ontried, deed it o. a. op de volgende gronden: Hij deed uitkomen, dat, gelijk ieder erkende, middelbare scholen voor meisjes iets anders moes ten zijn dan de scholen bij de wet van 1863 georganiseerd, en dat, zoo men voor meisjes moest doen wat reeds voor jongens was gedaan, mid delbare scholen voor de eersten vooraf bij de wet zouden moeten worden geregeld. Daarbij zou echter in het oog moeten gehouden worden, of de vrouw gelijke bestemming en werkkring m de maatschappij had als de man, voor welke de scholen volgens de wet van 1863 waren op gericht. Wel was beweerd, dat deze laatstbedoelde scholen voor technisch onderwijs bestemd waren maar mocht dit het geval zijn meer dan de wet medebracht, de geest derzelve beoogde echter bevordering van algemeene beschaving en vor- miüg en in dien geest behoorde de wet te wor- deu uitgevoerd. Doch had het onderwijs aan de middelbare scholen hier en daar de strekking tan een mechanisme gekregen, eene meisjes school mocht dergelijk karakter niet hebben, er woest iets anders zijn dan de scholen bij de wet Tan 1863 ingesteld. Te oordeelen naar de gehou den redevoeringen werd, naar het inzien des Ministers, verlangd een hooger onderwijs voor meisjes, dan hetgeen van het uitgebreid lager- onderwijs te wachten was. Dit laatste intusschen was niet zoo gering te achten als door sommigen was voorgesteld. Veel was daarvoor gedaan, en wel door bijzondere klachten, waaromtrent de Minister vele bijzon- hetheden mededeelde. In die uitbreiding van het zogenaamd uitgebreid lager onderwijs was eene sterkere beweging naar hooger dan naar lager onderwijs te ontwaren, hetgeen hij een gelukkig, 'oorteeken achtte. Maar hoe rekbaar de grenzen tan het uitgebreid lager onderwijs ook mochten' 'ijn, niemand zou beweren dat het onderwijs 'oor meisjes binnen dien kring moest blijven. Doch de instelling van hooger ouderwijs voor meisjes, durfde de Minister niet rechtstreeks een Staatsbelang te noemen, maar het was wel een ng van de maatschappij dat gelegenheid tot hooger onderwijs bestond en vermenigvuldigd kon worden. De gevoerde discussie had het echter, Omtrent de wijze van inrichting van zoodanig 'oderwijs, niet verder gebracht dan de wet van I, terwijl was gebleken, dat men omtrent hat onderwerp in een staat van proefneming ver eerde. De praktijk, meende de Minister, zou ons 'n dat opzicht verder brengen en aan deze-be hoorde de vrije beweging gelalen te worden, waarna men zou kunnen beoordeelen en nagaan, Wat van Staatswege wellicht zou kunnengedaan worden. Dat was het onderzoek, hetwelk hij zich blijkens de memorie van antwoord, bad voorbe houden. De Minister wilde de ontwikkeling, be doeld bij art. 21 der wet van 1863, laten voorgaan; het thans bestaande verzet tegen de middelbare scholen en tegen die voor meisjes, zou door de praktijk het best bestreden, maar door een een- zijdigen greep van hoogerhand aangewakkerd worden. Voor het oogeublik wenschte htj niet meer dan hetgeen artikel 21 der wet van 1863 voorschreef, namelijk: de inrichting van middel bare 6Choleu voor meisjes, door gemeentebesturen, provinciën of door bijzondere personen met of zonder subsidie op te richten aan de stichters overgelaten, behoudens voorwaarden aan verleende subsidiën te verbinden. Met betrekking tot de voorgedragen subsidie- verleening bestreed de Minister de bewering alsof bij niet eenige duizende guldens zou overhebben ten behoeve eener nuttige zaak. Hij deed uit komen wat er voor het onderwijs al in den laat- sten tijd was gedaan, en welke kosten daaraan door het Rijk waren besteed, in vergelijking met vroegeren tijd. Maar de vraag moest daarbij zijn, welke voordeeleu voor uit te geven geld verkre gen werden. Eu nu betwijfelde de Minister of doeltreffend koD geheeten worden eene uitloviug van premiën binneu zekere greDzen aan hen, die middelbare scholen voor meisjes wilden op richten. Dat was in 1863 niet gedaan, hetgeen de Minister in bijzonderheden aantoonde. Alstoen was het kader der middelbare scholen omschreven; maar dit was liet geval nu niet omtrent de in- richtiug van meisjesscholen. Mocht men zODder subsidie uit te loven geene instelling van deze laatste soort bekomen, dan mocht men het be-i twijfelen of de behoefte daaraan wel zoo groot ware. Ongaarne zou li ij voorwaarden stellen, hetgeen in zaken van onderwijs niet kon strekken tot bevordering, inaar iiitegendeel de meest vrije bewegiug aan het initiatief overlaten. Die weg was gevolgd bij de ondersteuning, verleend aan de vrouwelijke industrieschool te Amsterdam en aan de meisjesschool te Haarlem, daar eerst was afgewacht de oprichting dier instellingen en toen de goede werking nagegaan en daarna eerst ondersteuning verleend, die zij schenen te be hoeven. Ten derde beaotwoordde de Minister de vraag of mes door liet brengen van een artikel op de begrooting, als nu verlangd werd, een beginsel vestigde. Zoo het alleen aankwam op het vast stellen van een beginsel, gelijk bedoeld werd, dan bestODd dat in de wet van 1863, zoodat eene nieuwe wet niet noodig zou zijn. De vraag zelve beantwoordde hij ontkennend. Eene begrooting stelde wel zekere som ter beschikking, maar nergens stond voorgeschreven, dat de Minister die som moest uitgeven, en eene subsidie verleenen, zoo dit tegen zjne overtuiging streed. Had men te doen met een Minister die tegen de middelbare school gestemd was, dan zou het plaatsen eener som als subsidie op de begrooting weinig baten; van een Minister, eene andere meeniug toegedaan, mocht men niet anders verwachten, dan dat deze tot het verleenen van subsidie eene aanvraag zou doen, met aanwijzing der gronden tot onder steuning; omschrijving der omstandigheden onder welke de aanvraag gedaan werd, en opgave der behoeften tot welker voorziening het subsidie moest dienen. Dit was zijns inziens de eenige weg. Dienaangaande vroeg hij voor zich geen vertrouwen, maar men moest liet hem uit eigen beweging schenken. De heeren Jonckbloet en Cremer verdedigden, n. a. dezer bestrijding, nogmaals het amendement, doch het mocht zooals men hierboven gezien heelt, hen niet gelukken de Kamer te overreden. Art. 138 werd vervolgens onveranderd goed gekeurd. Na de goedkeuring van de artt. 139 tot 143 werden de algemeene beraadslagingen geopend over het Lager onderwijs. De heeren Saaytnans Vader, Van der Does de Willebois, Van Loon en Heydenrijck bespraken in het breede de onderwijs quaestie in verband i met de voorwaarden, waaronder de Minister van Binnenlandsche Zaken bij de algemeene beschou wingen zich bereid had verklaard tot wijziging der onderwijswet mede te werken. De heer Pijls drong even als de vorige spre kers aaD op tegemoetkoming aan de gemoeds bezwaren tegen de onderwijswet. Van de conservatieven verwachtte hij geene voldoende herziening. Was van hen herstel van grieven te wachten, dan behoorden zij eene open hartige verklaring te geven van de wijze waarop zij, wanneer ze eenmaal aan de Regeering waren, de gemoedsbezwaren zouden opheffen. De heer Van Voorthuyzen legde de volkomen ronde verklaring af, dat hij thans over de onder wijswet dacht als in 1857, toen bij die in de Eerste Kamer verdedigde. Hij zag juist in die wet een waarborg van verdraagzaamheid. De heer Heemskerk dacht over de onderwijst wet eveneens als tijdens zijn ministerschap. Hij bleef van oordeel, dat, en ten aanzien der paedai gogische vrijheid van het openbaar en der vrijheid in het algemeen van het bijzonder onderwijs, de wet eenige leemten bevatte. Doch het grondhet ginsel der wet zelf, de toegankelijkheid der open! bare school voor allen, mocht niet worden priji gegeven; in dit opzicht was de wet van 1857 een^ groote verbetering op die van 1816. De Minister van Binnenlandsche Zaken wad thans aan het woord, doch wegens het verged vorderd uur werd de beraadslaging tot hederj verdaagd. De heer De Casembroot heeft ter kennis van de kiezers in het Hoofdkiesdistricl 's Gravenhagq gebracht, dat hij bij de aanslaande periodieke! aftreding van de helft der leden van de Tweedej Kamer, om veelzijdige redenen niet meer verlangt] in aanmerking te komen. Reeds voor eenigen tijd was dit bij ons bekendi en wij zien nu geen bezwaar er bij te voegen watt wij tegelijkertijd vernamen, dat n.l. de heer Mr. W. Wintgens, oud-afgevaardigde van Delft, ter vervanging van den heer De Casembroot door de conservatieven te 's-Gravenhage zal worden candidaat gesteld. Heden opgegeven als door pokken aangetast 10 personen, als hersteld opgegeven 12, overleden 2, zoodat nog in behandeling zijn 133. Naar men verneemt zou als datum voor de voltrekking van het huwelijk van Z. D. H. Prins Von Wied met H. K. H. Prinses Marie, den 6den Juli zijn gesteld. Naar aanleiding der indiening door den Minister van Justitie van het wetsontwerp tot intrekking van het advies van den Staatsraad van 22 Nov. 1808 en van het Keizerlijk decreet van 16 Juli1 1810, bedoelende om aan de kerkelijke admini- slratiën vrijheid te geven in het beheer en de belegging harer gelden, wordt in het Week blad van hel Regl de vraag gedaan of niet tegelijk behooren te worden afgeschaft art. 4 der wet van 14 Jan. 1815 StblN°. 4) en art. 25 der wet van 31 Mei 1824 {Slbl. N°: 36), verbiedende het eer6te het bezit van certificaten van Nationale Schuld en het tweede den aankoop van vreemde schuld brieven. Deze afschaffing wordt te meer wenschelijk! geoordeeld wegens den strijd, die voortdurend i over de rechtsgeldigheid dezer bepalingen voor de gemeente- en burgerlijke armbesturen, ja zelfs voor kerkelijke en bijzondere instellingen van: weldadigheid ook na de gemeénte- en armwet is gevoerd. De Rijks-commissie tot regeling van het Inter- nationaal Statistisch Congres, in 1869 te 's-Graven hage gehouden, hield jl. Zaterdag (den 13 Mei) haar laatste vergadering, onder voorzitterschap van den heer Mr. C. Fock. Nadat de rekening van ontvangsten ad f 20,571.87 en vau uitgaven ad f 19,518.46 was vastgesteld eu besloten het be schikbaar saldo van het Rijkssubsidie ten bedrage van f 1023.41 in de schatkist terug te storten, werd door den voorzitter de bijzondere dank der commissie betuigd aan de heeren Mr. S, Visse ring en Mr. M. M. Von Baumhauer respectieve lijk voor de goede voorbereiding en daadwer kelijke leiding der zaken van het Congres eu voor den ijver en het talent, waarmede het offi cieel verslag van het Congres door laatstgenoemde was samengesteld. Voorts werden eeuige onder werpen in liet belang der statistische wetenschap en met het oog op het centraal Congres te St- Petersburg ter sprake gebracht, o. a. door den heer Staatsraad Bleeker het denkbeeld, om de voor het eerst in 1869 bij het Congres opgeno men koloniale statistiek bijzonder ter behandeling aan te bevelen aan de regelings-commissie voor het St.-Petersburg8che Congres. Het Comité, olschoon het belangrijke van dit denkbeeld beamende, meent toch dat het niet tot zijn mandaat behoort op de keuie der onder werpen voor het St.-Petersburgsche congres een directen invloed uit te oefenen, evenmin als het voorstel aan te nemen om het overschot van het subsidie voor te dragen ter besteding van statis tieke boekwerken en daarbij behoorende wet boeken van alle Staten. Ooder den aangenamen indruk van desamen werking van de leden der commissie, scheidde de vergadering, en vereenigden zich 20 van de 25 leden aan een vriendschappelijken disch in het hotel Bellevue te 's-Gravenbage. Gelijk men weet, is door Z. M. den Koning de subsidie van f 20,000, vroeger door hem ge schonken aan de Haagsche opera, in 't vervolg bestemd tot opleiding van talentvolle jonge musici en schilders. De keus der eersten zal in den loop der week door een wedstrijd worden beslist. Die der laatsten daarentegen heeft Zaterdag jl. plaats gehad door 't Bestuur van Arli et Amiciliae, in overleg met den heer Herman F. C. Ten Kate. Had men aanvaukelijk het voornemen gekoesterd, bedoelde subsidie te verleenen aan 5 adspiranten, men is van dat denkbeeld teruggekomen, en heeft ze thans toegekend aan 14, nl. aan 4 jongelieden uit Amsterdam, 4 uit Rotterdam, 4 uit 's-Hage, 1 uit Utrecht en 1 uit Zwolle; 12 hebben eene gedeeltelijke, 2 de geheele subsidie erlangd. Do beide laatsten zijn de heeren P. Van der VeldeD, van Rotterdam (landschap), en K. Sierig, van 's-Hage (figuur). Alg.D.v.N Naar wij van goederband vernemen, is het stoomschip Willem III, van de maatschappij Neder land, heden niet kunnen vertrekken, omdat de keuring van het stoomwerktuig, die reeds in Engeland is geschied, volgens het verlangen onzer tegenwoordige Regeering nog eens hier te lande moet plaats vinden en daarbij inoeielijkhedeD gerezen zijn, die men verwachten mag, dat leer spoedig zullen worden uit den weg geruimd. (Handbl.) De Monitor Haai, waarvan in Mei 1870 de kiel gelegd is, zal in deze maand te water gelaten worden. Het vaartuig heeft in verhouding tot de lengte, een groote breedte en zeer geringe dieple en is, in verschil met de in het buitenland ge bouwde Monitors, Tijger, Heïligerlee, eet. voorzien van een ramsteven. De Staats-Courant behelst de voorwaarden van concessie voor den aanleg eu de exploitatie van een spoorweg van Zevenbergen naar Zwaluwe. De Minister van Financiën maakt bekend, dat bij hem ontvangen is een muntbiljet groot fl0, door een onbekende, onder het postmerk Prin- cenhage van 14 dezer, tot voldoening van wellicht te weinig betaalde successierechten ingezonden. Z. M. heeft aan H. G. Mulock-Houwer, onder daukbetuiging voor de door heui bewezen lang durige en goede diensten, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als kapiteiii-kommandant der dienstdoeude schutterij te Zierikzee; en is als zoodanig benoemd Mr. J. M. 1. Moens, thans 1ste luitenant. BINNENLAND. 's-Gravenhage, 15 Mei. Z. K. U. Prins Hendrik is gisterenavond te 7 uren met den HollaudscheD spoor naar het Nieuwe Diep vertrokken, verge zeld van HD. adjudant, den kapitein ter zee Arntzenius, teu einde het vertrek bij te wonen van het stoomschip Willem III, dat zijne eerste reis naar Java over het kaoaai van Suez zal on dernemen. H. M. de Koningin heeft hedenmiddag de school der vereeuigiug van den H. Vincentius Van Paulo in het Westeinde alhier, met een be zoek vereerd. Nieuwkuiep, 15 Mei. De extratrein, die Zondag van Amsterdam naar den Helder vertrok om de liefhebbers en belangstellenden een bezoek te doen brengen aan het nieuwe stoomschip Willem de Derde Van de Stoomvaart-maatschappij Nederland, was met een paar honderd reislusligen bezet. De meeste inwoners van den Helder en het Nieuwediep hadden, ter eeredezer maatschappij, vlaggen van hunne woningen uitgestoken. Het stoomschip, dat door een ieder kan bezich tigd worden, wordt hoogelijk geroemd. Het werd een juweel van ten schip genoemd, waarop Ne derland met recht fier kan Zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1