i\°. 3454. Maandag A°. 1871. 15 Mei. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post.j3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PKIJ8 DER ADVERTKNTIEN. Voor iederen reg:el0.15. Grootere lettert naar 4e plaatsruimte die zij beslaan. Lelden» 13 Mei. In de zitting van de Tweede Kamer der Sta- n-Geüeraal van gisteren kwam de volgende nef in Florence, 8 Mei 1871. Jan den heer Vooniller van de Tweede Kamer der Slalen-Generaal. HoogEdel-Gestrenge Heer. De wijze waarop de heer Van Zinnick Berg- ao, volgens de mededeeling der Haarlemsche Courant an 5 Mei, zich in de zitting der Tweede Kamer an den 4den Mei over mij en de houding van (Konings Regeering tegenover de Italiaansche Regeering en den Paus heeft uitgelaten, maakt iel mij mijns erachtens ten plicht, UilEd.Gestr. eerbiedigst te verzoeken der Kamer wel kenni3 ie willen geven van mijne stellige ontkenuing n hetgeen genoemde heer gemeend heeft der egeering en mij ten laste te mogen leggen. Kooit heb ik mij, ook met een enkel woord, jegens den taliaanschen gezant uitgelaten over de politiek Ier Italiaansche Regeering ten aanzien van Rome cf den Paus. Alleenlijk en uitsluitend heb ik hem pzichtens de vrijheid aan den Paus in zijne cor respondentie met het buitenland gelaten, inge willigd, dat mijns achteus niet meer kon worden verlangd. Nadat namelijk de nuntius mij her haaldelijk was komen spreken over de outzag- ijke vertraging, om niet te zeggen interruptie, elke hij in zijne correspondentie met Rome ndervond, gewaagde ik daarvan in een gesprek et den Italiaanschen gezant. Deze kwam mij aarna mededeeling doen van een schrijven, 't welk hij dienaangaande van zijne Regeering had otvangen, en alle weuschelijke waarborgen van rije correspondentie behelsde. Op zijne vraag: ue peut on faire de plus? que peut on désirer o'avantage? heb ik, dit is waar, geantwoord: je e vois effectivement pa6 cequ'on pourrait désirer de plus, of iets dergelijks; de juiste woorden her- hner ik mij niet bepaaldelijk; maar dit weetik wel, dat zij op niets anders sloegen noch konden a dan op het verkeer door brieven en tele- rammen. Hadde de heer Van Zinnick Bergman mij de eer aangedaan mij inlichting te vragen alvorens mij in de Kamer aan te vallen, zoo zou ik mij beijverd hebben hem die te geven. Ik heb de eer, Mijnheer de Voorzitter, UHEG. de verzekering mijner zeer bijzondere hoogachting aas te bieden. (Geteekend) Roest v. Limburg. Deze brief werd voor kennisgeving aangenomen. Vervolgens was aan de orde de voortzetting der beraadslagingen over de definitieve vaststel- liog der Staatsbegrooting voor 1871 en wel over Hoofdstuk V (Binnenl. Zaken) Afdeeling VIII (Hooger Onderwijs). Zij werden hervat met art. 118 (Jaarwedden der hoogleeraren), waarop een amen dement was voorgesteld door den heer Van Kuyk, om het traktement van den hoogleeraar Kaiser met f 700 te verhoogen, wegens vervulden der tigjarigen diensttijd. I)e Minister van Binnenlandsche Zaken zeide, dat hij de zaak nogmaals had onderzocht, zonder zich af te vragenwat in deze het persoonlijk belang of de persoonlijke wenschen zouden me debrengen maar alleen of de verhooging, naar wettelijke voorschriften, den heer Kaiser toekwam. Eu nu erkende hij, dat hij naar antecedenten gezocht en er gaarne een zou gevonden hebben maar het is hem niet gelukt, want de gevallen, waarop gedoeld werd, waren van anderen aard. De dagteekening der benoeming als gewoon hoog leeraar moest gelden, en de volle tijd moest wor den afgewacht om art. 133 van 't besluit van 1815 toe te passen. De heer Van Eek releveerde, dat bij een der gevallen de betrekking van gewoon boogleeraar aan 't athenaeum te Franeker is bij- gerekend, ofschoon het organiek besluit alleen slaat op een onzer Hoogescholen, hoedanige Fra neker niet had. Zoo ooit dan komt de verhooging: veel eerder toe aan prof. Kaiser, die een tijd lang buitengewoon hoogleeraar is geweest aan een onzer Hoogescholen. Deze was professor ordinarius in den geest van 't besluit van 1815. Hij is dus vbor 't amendement. De heer Heemskerk Az. had ook de antece denten nagegaan. De heer Van Reenen had eergis teren de vraag zóo gesteldis vroeger art. 133 van 't besluit van 1815 in milderen zin uitgelegd dan thans ten aanzien van den heer Kaiser? Eu waren er niet alleen antecedenten, maar overvloedige voorbeelden van de opvatting in 'uimen zin, zelfs door den Minister medegedeeld. Spr. voegde er nog andere voorbeelden bij, naar aanleiding der annates academici, die hij had geraadpleegd, en telkens zijn de tijdperken dat. het buitengewoon hoogleeraarsambt is waarge nomen, medegerekend. En wat de legaliteit betreft, ging spr. niet zoo ver dat het besluit van 1815 kan worden ter stjde gesteld, maar vroeg of dat besluit, zoo ook' bat van 1843, dat ook niet was afgekondigd, zoo- veer met wetten zijn gelijk te stellen, dat de toepassing niet in milden zin kan plaatshebben? Bovendien, de Regeering had geen zwarigheid gemaakt om dispensatie te verleenen van admi6sie-i examens, die ook bij de organieke besluiten zijn voorgeschreven. t Deheer Jonckbloet releveerde dat de heer Heems kerk had aangetoond, hoeveel malen is afgeweken ®nn een organiek besluit, waaruit dus blijkt hoe i'dlekeurig alle opvolgende Ministers met dat be- 'tuit zijn te werk gegaan. Nu vraagt hij; moeten wij nu voortgaan op den verkeerden weg? Iq |eKcndeel; laten wij ophouden met willekeurige bundelingen. De heer Bredius beschouwde de zaak meer "it bet oogpunt van de waardigheid der Kamer, liet in het midden in hoever de voorbeelden zijn in 't voordeel van het amendement, zoo ook in hoever de interpretatie van art. 133 van 't be sluit van 1815 al of niet juist, of dat besluit zelf verbindend is. Maar we staan hier voor een fait accompli, door deze Kamer zelf gesteld. Het Mi nisterie vond de credietwet, waarop de post wat uitgetrokken, doch de minister meende dat die ten onrechte er op gebracht was en trok den post weer in. Maar het standpunt der Kamer is ge heel anders. Zij heeft den post goedgekeurd en hoewel de titularis daaruit nog geen recht kan ontleenen, zoo heeft hij er toch op gerekend. De Kamer is aan zich zelve verschuldigd haar vroe ger besluit te handhaven. De heer Van Reenen was 'teens met den heer Jonckbloet, dat wij ons zooveel mogelijk moeten houden aan de organieke besluiten in deze. Maar 'tis gebleken dat herhaaldelijk afwijkingen heb ben plaats gehad. Hij heeft gisteren gevraagd of er antecedenten zijn, en nu is het gebleken dat meermalen art. 133 van 't organiek besluit in mil den zin is toegepast; en dan zou het onbillijk zijn den heer Kaiser van die toepassing uit te sluiten. Hij geeft den Minister alsnog in overweging den post op de begrooting terug te brengen. Nadat de heeren Van Eek en Van Kuijk nog kortelijk het amendement hadden verdedigd, werd het in stemming gebracht en aangenomen met 39 tegen 34 stemmen. Voorde heeren De Casembroot, Stieltjes, Blom, Moens, Bredius, Taats, v. Sijpesteyn, v. Foreest, Verheijen, Arnoldts, v. Lood, Luyben, Bergman, v. Lijnden, Uardenbroek, Hasselman, Nierstrasz, v. Eek, Tak, v. Wassenaer, Biechon, Hien, Insinger, v. Goltstein, Heijdenrijck, Begram, v. Kuyk, v. Reenen, Lenting, v. d. Uucht, Hoffman, Botz, Vader, v. d. Does, Smitz, Haffmans, Borret, v. Nis pen en Heemskerk, Az. Art. 118 wordt daarna, aldus gewijzigd aan genomen. Daarna werden de algemeene beraadslagingen over het middelbaar onderwijs geopend, waarbij de heer Zinnicq Bergmann jeremiaden uit de ultra-montaansche organen opdreunde, als zoude de strekking van het middelbaar onderwijs een zijdig en het onderricht in de geschiedenis op de middelbare scholen worden vervalscht. Niemand nam meer deel aan deze algemeene beschouwingen, zoodat de Kamer spoedig naderde tot art. 188 (9ubsidiën voor inrichtingen van mid delbaar onderwijs), waarop door de heeren Jonck bloet eD Van Kerkwijk een amendement was voorgesteld om dat artikel te verhoogen met f 7500, ten einde den Minister in de gelegenheid te stellen om subsidiën te geven aan scholen van middelbaar onderwijs voor meisjes. Twee sprekers voerden hierover in verdedigenden en twee in bestrijdenden zin het woord. De heer Jonckbloet kwam op tegen de wegla ting van dien post van de begrooting. Van eene vorige was die verdwenen, omdat men het budget van de toenmalige regeeriog als credictwetten beschouwde. Om de vrees weg te nemen, dat, als de post van de begrooting weg bleef, dit naar buiten een verkeerden indruk zou maken, was dit amendement voorgesteld. Twee beginselen stonden hierbij op den voor grond: 1". Middelbaar onderwijs voor meisjes was noodig; 2». het Staatsbelang bracht mede, om waar hulp ingeroepen werd, subsidie van Staatswege te verleenen. Die beginselen werden door spreker in het breede uiteengezet en toegelicht. Met groot genoegen had de tweede verdediger van het amendement, de heer Lenting, dit gezien en met leedwezen, dat de Minister van Binnenl. Zaken den post van de begrooting had gelaten, waardoor het amendement was uitgelokt. Spre kers rede en die van den heer Jonckbloet vorm den een uitnemend pleidooi voor deze belangrijke quaestie. De twee bestrijders van het amendement waren de heeren Van Wassenaer Catwijck en Heyden- rijck; de eerste, die wel zeer de ontwikkeling der vrouw voorstond, was er tegen, omdat de vraag bij hem was, of de Staat, dan wel de individuen, voor die meerdere outwikkeling moes ten zorgen en dan geloofde hij het laatste; de tweede, oindat het amendement niet beoogde de vormiDg van het karakter der vrouw, waarbij de zedelijk en godsdienstige quaestie op den voor grond trad, zoodat men de vrouw wenschte te veredelen buiten verband met hoogere boven natuurlijke of wilde men liever dogmatische be ginselen. Nog meerdere sprekers waren ingeschreven, maar de zitting werd wegens het vergevorderd uur verdaagd tot heden. „Ontspanning is even noodzakelijk als het dage lijksch brood;" „opheffing vao de afscheiding van standen door middel van toenadering en gezel lig verkeer," zietdaar eenige van de krachtigste hefboomen, waaraan Musis Sacrum zijn ontstaan te danken heeft. Met zoovele woorden werd dit op de hedenmiddag gehouden plechtige ope ning van deze aangename instelling, die geheel door de eigen krachten en den goeden zin der bur gerij, door de onverholen medewerking van het dagelijksch- en gemeentebestuur is totstandgeko men, geschetst. De plechtigheid was op halfdrie bepaald. Voor dien tijd bevond zich de commissie in het beval lig locaal, waar zij op het vastgesteld uur ge schaard stond om de heeren wethoudersStoffels, De Fremery en Hubrecht, waarvan eerstgenoemde de niet-aanwezigheid van den heer Burgemeester verontschuldigde. Nadat dezelfde wethouder de nuttigheid der vereeniging had geroemd, de loffelijkheid had doen uitkomen van de met uitstekend succes bekroonde pogingen van hen, die het initiatief ten deze hadden genomen en die tot hare verwezenlijking hadden bijgedragen, nam de president der com missie, de heer Brutel de la Rivière, het woord, ten einde naast eene hartelijke dankzegging aan het gemeentebestuur voor de ongeveinsde welwil lendheid en ondersteuning in deze zaak aan den dag gelegd, eene heldere voorstelling te geven van het doel waarmede deze vereeniging is opgericht en de verwachtingen die men van haar bestaan koesterde, om ten slotte de beste wenschen te uiten voor haar bloei en het nut dat zij kon stichten, en bijzonder dank en hulde te brengen aan den wethouder voor de openbare werken, den heer Hubrecht, wegens den hooggewaardeer- den bijval en steun van deze zijde ondervonden. De heer Stoffels aanvaardde deze betuigingen in dank, daarbij hoogelijk roemende de sameu- werking voor een goed doel, waarvoor hij, nu het bereikt was, de beste wenschen uitte. De secretaris der commissie, de heer Veefkind, besloot de plechtige toespraken door oorsprong, ontstaan, wording en verwezenlijking van deze vereeniging te herdenken. Daarbij onderscheidde hij tusschen moreeie en materieele medewerking en kende onomwonden de moreeie medewerking toe, eerst aan het dege lijk bestuur, waaraaü later de gemeenteraad zijn zegel hechtte. Deze instelling, verzekerde hij uitdrukkelijk, was niet gefondeerd met het steken van de eerste spade in den grond, maar met het enthousiasme, waarmede de plannen tot hare oprichting bij de stedelijke regeering waren ontvangen. In al de woorden, die na deze ondubbelzinnige erkenning van den moreelen steun van het gemeen tebestuur, uit den weisprekenden mond van den secretaris vloeiden, nam dankbaarheid eene eerste plaats in, maar niet minder hartelijk was zijn hulde aan de burgerij, door wier materieele hulp de zaak, die voor Leiden een bron van groot genot zal zijn, haar beslag erlangde. Ten slotte vatte de heer Stoffels nogmaals het woord op, om, nadat imniddels de eerewijn was geschonken, hulde te doen aan de ontwerpers van het plan, aan de commissie door wier stre ven het plan vereeuwigd was, en een driewerf heil, een heil dat lang zeer lang, zou mogen duren, uit te spreken. Zietdaar, waarde lezers, een overzicht van het geen hedenmiddag in het bevallig, vriendelijk en uitlokkend gebouw voorviel, dat, in een aan genaam oord verrezen, voortaan met Amicilia, Zomenorg en Rijmichl, eeu bron van uitspanoiog en genoegen voor Leidens burgerij zal worden. Het gebouw, dat te midden van een ruim plant soen staat, is allerliefst en geheel in overeen stemming met het doel, waarvoor het zal worden gebezigd. De ontwerper, onze kundige architect, de heer Schaap, heeft dit uitstekend begrepen hij zag in, dat het gebouw inoest harmonieereu met den koketten tooi, die de natuur des zomers aantrekt, in den trant van de Buiten-Sociëteit Amicilia, wint het tegenwoordiggebouw zeerdoorde fraaie en verre uitzichten, de gezellige verdeelin gen en aanlokkelijke inrichting van het locaal. Wij kunnen dan ook de verzekering geven, dat èn de leden van het dagelijksch bestuur, èn de commissie, èn een ieder die het gebouw in oogen- schouw hebben genomen, het werk van den heer Schaap, zoomede van de uitvoerders, hoogelijk roemen. Maken wij ons volgaarne tot tolk vao deze algemeene tevredenheid, niet minder aan genaam gevoelen wij ons gestemd, indien wij het bij deze wagen, het woord op te nemen voor de burgerij om de welgemeende verklaring af te leggen, dat zij zich steeds dankbaar zal herinne ren en steeds met welgevallen zal neerzien op de krachtdadige pogingen van allen, die Musis Sacrum gegrondvest en tot sieraad van Leiden hebben gemaakt. Mogen wij nog dikwijls in de gelegenheid zijn veel goeds over Musis Sacrum in deze kolommen neer te schrijven, dan zullen gewis de hartelijke wenschen, die heden voor den bloei dezer ver eeniging zijn geuit, niet ijdel zijn en allen die haar tot stand brachten de meeste zelfvoldoening smaken I Al blijft er bloed stroomen tusschen de zonen van éen vaderland, de groote krijg tusschen Ger manen en Galliërs is tot staan gebracht; beide machtige volken hebben den degen in de schede gestoken, waaruit hij, laten wij het hopen, niet meer te voorschijn zal komen. Alle Staten zullen met onvermengde genoegdoening de woorden defi nitieve vrede gehoord hebben, die in deze week te Frankfort zijn uitgesproken. N u kan al hetgeen geknakt is en wat geleden heeft langzamerhand weder opgebeurd worden, de her stelde welvaart brengt weder andere mede en zoo keereu we terug tot al de zegeningen van den lieven vrede. De ongeëvenaarde oorlog van 187071, behoort dus tot de geschiedenis, en het is thans de taak van den geschiedschrijver om al het be langwekkende, dat in zoo ruime mate voorhanden is, na te vorschen, te vergelijken, te verwerken en op onpartijdige wijze voor tijdgenoot en nage slacht blijvend te maken. Een aantal tijdschriften, brochures, krijgskro- nieken en meer werken, die onder den eersten indruk van gebeurtenissen, veldslagen enz. wor den beschreven, hebben tijdens het woeden van den verfoeilijken reuzenstrijd het licht gezien, maar dit zijn evenals de bladen, kinderen van den dag. De blijvende gedenkwerken, de uitgaven die historische waarde bezitten en die in geen bibli otheek mogen gemist worden, zullen thans de geschiedschrijvers bezighouden. De oogst op dit gebied is nog schraal zoowel buitenslands als in ons land. Doch thans is eene onderneming tot stand ge bracht, met het doel om een volledig gedenkboek van den oorlog van 1870 en 1871 aan alle natiën te bezorgeD. Onze ondernemende uitgever, de heer A. W. Sijthoff, zal in vereeniging met de heeren J. Rozez te Brussel, Henri Bogaerts te 's Bosch en J. P. Van Dieren Comp te Antwerpen door een goedkoop prachtwerk, een waar monument van den afgeloopen FranschDuitsclien veldtocht op richten. Met tekst van den geliefden Vlaamschen schrij ver Aug. Snieders, zal worden uigegeven het: „Gedenkboek van den Oorlog van 1870 en 1871," pracht werk met talrijke illustratiën, naar [Veber's be roemde llluslrirte Kriegs-Chronik. De oplaag voor de eerste aflevering is bepaald op 50000 exemplaren. Het gedenkboek zal in het Hollandsch, Vlaamsch en Fransch verschijnen. Aanbeveling is bij de uitgaven van den heer Sijthoff overbodig. Men is voorat zeker iets te ontvangen dat in alle opzichten afgewerkt is. Om deze uitgave beter te kunnen waardeeren laten we hier eenige zinsneden uil het prospectus, van de hand van Aug. Snieders volgen: „Het zij in den aanvang van dit prospectus reeds gezeid: onpartijdigheid is onze leus; de tekst en de platen zullen, zoo veel mogelijk, de twee kam pende partijen omvatten en den lezer nu eens langs de Fransche, dan eens langs de Duitscbe zijden verplaatsen. En hebben wij, Nederlanders, zoowel die van het noorden als van het zuiden, er niet een over groot belang bij, vele feiten, in dezen bloedigen oorlog voorkomende, onpartijdig te kennen en diep in het geheugen te prenten, niet alleen onder opzicht van algemeene geschiedenis; maar ook onder dat van ons eigen volksbestaan, dewijl in de diplomatische kuiperijen, vóór den oorlog, de namen van Holland en België meer dan eens in de weegschaal werden geworpen? Morgen, als onze dagbladnummers zullen ver scheurd en verdwenen zijn, zullen ons ook de gebeurtenissen en hare aaneenschakeling ontval len zijn, en binnen korten tijd zullen de bijzon derheden van den reuzenstrijd ons deels vreemd geworden zijn. Gewis er zullen gansche bibliotheken over den oorlog van 1870-8171, en door kundiger en we tenschappelijker pennen dan de onze, geschreven worden. Doch juist omdat zij zoo diep weten schappelijk en ingewikkeld zijn, worden zij niet door het meerendeel van het publiek, en slechts door specialiteiten in het vak, gelezen. Ja, die werken zullen van het beste goud zijn; inaar juist goudstukken dalen, over liet algemeen, tot iti de handen van het volk niet af. Wij willen dat goudstuk verwisselen tegen zilver en koper dat is te zeggewij willen den oorlog vertellen, zonder al te wijdloopige diplomatische en stra tegische bijzonderheden en verwikkelingen. Wij willen tevens de feiten aanschouwelijk maken door eene reeks prachtige platen, welke niet zelden beter doen begrijpen dan veel woorden en liet oog andermaal over gansche uitge breide slagveld en laten waren, nog lekkend van bloed, nog overdekt met pumeu van steden, dorpeu en volkswelvaart; dikwijls reusachtig groot in barbaarscbheid, maar ook vaak grooisch door daden van den edelsten Christenzin. Hel Gedenkboek moet in eiken liuiskring op tafel liggeD, en dat hierop immer gewezen worde, om te zeggen: zóo verging een machtig keizer rijk, zóo rees een ander keizerrijk op, dat op zijne beurt dagen van verval zal beleveu; zóo zulleu de oorlogen, in welke volkeren en ook vredelie vende vorsten worden verzwolgen, elkander voort durend en snel blijven opvolgen, indien de natiën zeiven de opperste rechters niet zijn, omtrent het af of niet verklaren eens oorlogs. Van dit standpunt beschouwd, zal ons Gedenkboek eene gedurige inwerking op het gemoed zijn, tot versterking van het denkbeeld, dat er voor de volkeren geen geluk, geene welvaart, geene be schaving bestaat, tenzij in het handhaven van den vrede." Op heden zijn door pokkeD aangetast 9 personen, als hersteld opgegeven 11, overleden 1, zoodat nog in behandeling zijn 135. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 114 tot 127 vol wassen personen en van 34 tot 43 kinderen. In de maand Februari zijn aan het postkan toor alhier bezorgd de volgende brieven naar het buitenland, die wegens onbekendheid der adres santen niet bezorgd zijn kunnen worden. E. J. M. J. Dekker te Antwerpen; Williams te Liverpool; P. C. v. d. Broek te Londen. In eene Donderdag-avond te 's-Gravenhage ge houden vergadering der Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank, herdacht de voorzitter den overleden hoofdbestuurder en den bestuurder A. A. Stuart te Amsterdam en A. J. Molenaar te Leiden, beiden vóór weinige dagen der Vereeniging ontvallen. Het zeer uitvoerig verslag der afdeelingen van de Tweede Kamer, nopens het voorstel van de heeren s'Jacob c. s. tot bevordering eener geregelde stoomvaartdienst tusschen Vlissingen en New-York, is verschenen. Het behandelt de navolgende pun ten 1". of het recht van initiatief hier niet al te veel wordt uitgebreid2°. de meerdere of mindere volle digheid der Memorie van Toelichting; 3°.de waarde van het handelsverkeer tusschen Nederland en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1