korreligeu kalkiteen, bij de slooping der oude kerk te Kessel, hertogdom Limburg, onder het hoog altaar gevonden, en door het kerkbestuur aan het Rijk voor het Museum van Oudheden ten geschenke gegeven. De bestemming die het ge- denkteeken thans, door het besluit van het kerk bestuur verkregen heeft, zal toch wel, met het oog op duurzaam behoud en doelmatige bewaring de beste, door de meerdere toegankelijkheid en het meer algemeen bezoek van deskundigen, maar ook om de gelegenheid van vergelijking met andere soortgelijke in het vaderland gevonden mouumenten, voor de nuttigste geacht mogen worden. De ondervinding heeft ook in ons vader land maar al te vaak geleerd, hoe door verschil lende oorzakeu, bijzondere verzamelingen, of die van gemeenten en genootschappen, verloren gingen, verspreid geraakten of het verdwijnen van enkele voorwerpen van waarde betreuren moesten. Eene inmetseling in den kerkmuur had het altaar niet alleen aan beschadiging door wind en weder, maar stellig ook, wegens zijnen gehavenden toe stand, aan de spelende jeugd of moedwil van volwassenen blootgesteld; zij zou buitendien ver hinderd hebben, dat men zich van den toestand der toch ook zorgvuldig bewerkte achterzijde kon vergewissen. In ieder geval is het gedenk- teeken thans tegen een vervoer buiten 's lands gewaarborgd, en heeft het lot ontgaan dat zoo vele andere, zeldzame en merkwaardige over blijfselen van vroegeren tijd, die uit ons vaderland verdwenen zijn, getroffen heeft. In de afdeeling Vaderiandsche Oudheden, wordt door den heer C. Leemans opgekomen tegen een op het Rijksmuseum betrekkelijk gedeelte van het ambtelijk verslag, door het bestuur van het Drentsche Museum over 1869 aan H. H. Gedepu teerde Staten der provincie ingediend en in druk algemeen bekend gemaakt. In dat stuk wordt als eene reden, om voorwerpen die in de pro vincie gevonden wordeu, niet naar het Rijksmu seum over te zenden, maar liever daaraan te Assen eene plaatsing aan te wijzen, gewezen op het gevaar van beschadiging dier voorwerpen bij een eenigszins ver vervoer, en die opmerking nader gesteund met de verzekering dat „eene groote urne" uit de reeks der onder Halen, gemeente Beilen, gevonden oudheden, van welker toevoe ging aan het Rijksmuseum ik in mijn laatste verslag bericht heb gegeven, „op reis naar Leiden of bij de onlpakking aldaar gebroken is" en „dat zij ondanks hare restauratie zeer heeft geleden." Ik stel hiertegen over de verzekering, dat die voorwerpen alle onder mijn oogen ontpakt zijn, en bij die ontpakking of sedert volstrekt geene Ucaeiiadtgtug hebben ondergaan; dat de bedoelde urne volstrekt niet gebroken, en voor zoover dit met vrij groote waarschijnlijkheid kon geweten worden, sedert hare vinding geene merkbare ver andering had ondergaandat eene over het grootste gedeelte van den buik loopende barst, klaarblij kelijk reeds van eenen geruimen tijd geleden dag- teekende; dat voorzichtigheidshalve die barst aan de binnenzijde met gyps, zoo als dit bij dierge lijke gebreken hier de gewoonte is, tegen verder gevaar voorzien, en evenzeer de kleinere, ontbre kende stukken aan rand en voet, insgelijks reeds bij de vinding of althans vóór de verzending naar Leiden afwezig, met gyps zijn aangevuld. Die werkelijk bijzonder merkwaardige urne, heeft bij het vervoer niet alleen niet „zeer" maar zij heeft in het geheel niet geleden; die het verlangt en der moeite waard acht kan zich van de waar heid overtuigen. Voor het overige kan verwezen worden tot hetgeen hierboven reeds is gezegd omtrent de redenen, die eene toevoeging van voor werpen aan de algemeene Rijksverzameling in het belang der wetenschap aanbevelen, boven een plaat sing in kleinere, niet zoo algemeen toegankelijke verzamelingen, al mogen die in menig opzicht eene nuttige strekking hebben. Versnippering van krach ten is Dadeelig, vooral in een land zoo gering van omvang als het onze, in het bezit van zulke talrijke en snelle middelen van gemeenschap en waar de uitbreiding van de Rijksverzamelingen door aankoop aan zooveel bezwaar onderhevig is. Een eerst vereischte is, dat de oudheidkun dige voorwerpen, die in de onderscheidene ge deelten van ons vaderland overgebleven zijn of te voorschijn komen, Diet door achteloosheid ver loren gaan. Daartoe kunnen plaatselijke inrich tingen, vereenigingen zoowel als bijzondere ver zamelaars, de belangrijkste diensteD bewijzen; maar, willen zij uit een onbekrompen standpunt der wetenschap op de rechte wijze en zonder neven beschouwingen voorstaan en bevorderen, dan moeten hunne pogingen dienstbaar worden gemaakt, om al wat uit de vroegere eeuwen be waard is gebleven, achtervolgens te doen strek ken tot uitbreiding en aanvulling van de alge meene Rijksverzameling, die uit den aard der zaak de beste waarborgen voor duurzame bewa ring aanbiedt, steeds het groote aantal bezoekers en, waar vooral op te drukken is, van buiten- landsche geleerden en liefhebbers tot zich lokt, en de elders ontbrekende gelegenheden verschaft tot vergelijkingen, waardoor uitkomsten verkre gen worden, die de waarde en het nut der voor werpen zoo zeer verhoogen. Aan het slot van dit verslag wordt gezegd. Van de uitbreiding der gelegenheid tot alge meene, vrije bezichtiging van het Museum, ook op de Zondagen van 124 uren, werd, even als in het vorige jaar, een vrij druk gebruik ge maakt. Een paar malen gebeurde het dat daarbij, zonder dat het tot nog toe mogelijk was den da der te ontdekken, eene onhebbelijkheid werd ge pleegd, die mij, zegt de heer Jansen, zou hebben genoopt, om een terugkomen op den maatregel van toelating voor te stellen; doch de bedenking, dat daarbij zoo vele belangstellenden om de schuld van een enkelen persoon gestraft zouden moe ten worden, hield, vooreerst althans nog, zulk een voorstel terug. De toestand van het gebouw is en blijft in alle opzichten onvoldoende. In het onderhoud werd zooveel mogelijk voorzien; maar om daartoe het noodige te erlaugen, zouden grootere uitgaven gevorderd worden dan met de waarde van het gebouw en zijne geschiktheid voor de bestemming waartoe het dient, in behoorlijke verhouding zou kunnen blijven. Het Diamantwerkers-Weezenfondste Amsterdam heeft van H. M. de Koningin wederom een gift van ƒ100 ontvangen. Xe Breda is door de Katholieke Kiesvereeniging Mr. C. Van Nispen tot Sevenaer candidaat ge steld voor de Tweede Kamer, in plaats van den heer Guljé. Uit 's-Herlogenbosch schrijft meu aan Het Vaderland Den 5den Mei is een achttiental onzer aan zienlijkste burgers in het Casino samengekomen, ten einde te beraadslagen, wat te doen in de moeilijke omstandigheden van het oogenblik. Onder hen bevonden zich de beste Katholieke namen onzer stad, als: Van Lanschot, Van Meeu wen, Cordeweener, Van Hugenpoth, Tilman, VermeuleD, Roeppe van der Voort, enz. Er heerschte eene kalme, maar vastberaden stemming in die vergadering. Algemeen werd de werking, richting en het rampzalig drijven der kiesvereeniging Noord-Brabant afgekeurd. Al de sprekers wezen er op, dat geen ander dan het Staatsgezag overwegend mag zijn in het Staats beleid en de toekomst der burgerlijke samenle ving mag regelendat men niet mag toestaan, dat de Godsdienst in den verkiezingstrijd gemengd worde en alzoo aan ontheiliging worde blootge steld, en dat men moet toezien, dat in Nederland niet de onzalige partijhaat ontsta, die de samen leving in België ondermijnt. Voorts beaamde de vergadering ten volle, dat, zooals de zaken staan en ze door de partij der kiesvereeniging Noord-Brabant gemaakt zijn, alle partijen zich in clericaal en anli-clericaal oplossen. Naar aanleiding van al deze overwegingen, besloot de vergadering zich legen de richting en werkiug der kiesvereeniging Noord-Brabant te ver zetten, benoemde eene commissie, ten einde het reglement eener kiesvereeniging te ontwerpen, en besloot: „De vergadering, zich niet met de richting en werkiDg der kiesvereeniging Noord- Brabant kunnende vereenigeu, stelt tot haar can- didaten voor het lidmaatschap der Provinciale Staten in het hoofd kiesdistrict 's-Hertogen bosch, de heerenL. Rouppe van der Voort, fabrikant te 's-Bosch; Mr. J. Versfeit, vice-president van het Gerechtshof te 's Bosch; Mr. Z. Van Meeuwen, advocaat te 's-Bosch; en W. A. Gotschalkx, bur gemeester te Empel." De bezwaren nopens den Oosterspoorweg van Amsterdam over Hilversum naar Amersfoort, met een zijtak van Hilversum naar Utrecht zijn, voor zooveel de regeering en de concessionaris (de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij) betreft uit den weg geruimd. Er is thans eene gewijzigde rich ting, minder nadeelig uit het oogpunt der defensie aangenomen, namelijk binnen het offensief van Naarden langs die vesting voor Uitermeer en overigens met behoud van het aansluitingspunt te Hilversum. De kosten voor de verdedigings werken komen niet ten laste van den concessio naris daar dit in de oorspronkelijke concessie evenzeer was bepaald. De lijn gaat du uit van Amsterdam van den Staatsspoorweg benoorden den St. Antooiedijk met eeue bocht oostwaarts door den Over-Am- stelpolder, over de Dierner en de Muider trekvaart, ten noordoosten van Weesp over de Vecht, oos telijk langs het fort Uitermeer in oostelijke rich ting, door het Naardenmeer naar Naarden, langs de westzijde van de kom der gemeente Hilver sum, zuidwestelijk van Baarn en verder in rechte lijn tusschen de rivier de Eem en Soestdijk en Soest door, om met eene boog aan te sluiteD aan den Nederlandschen centraalspoorweg, ongeveer 600 meter westelijk van den ouden Soesterweg. De concessie omvat ook den lateren aanleg van eene lijn AmerfoortZutfen. Op de gewone vergadering van de Debating Society Vooruitgang, zal Woensdag de volgende 6teliing verdedigd worden: „De pharmacie is geene kunst, maar een wetenschap. De pharmacie, om te worden wat zij behoort te zijn, verdient aan moediging der hooge Regeering. Daarvoor is voor- .i - namelijk noodig een speciale leerstoel aan iedere hoogeschool, aan ieder athenaeum. Te Gent was vanwege de Internationale eene meeting op verleden Zondag belegd en met roode plakaten aangekondigd; er zijn evenwel slecht9 een tweehonderdtal personen, ten deele enkel uit nieuwsgierigheid, opgekomen. De voorzitter, zekere kroeghouder De Boos, hield eene lofrede op de Internationale en op de Parijsche Com- mune, sprak minachtend van den koning en van de geestelijkheid, en besloot met eene uitnoo- diging om lid van de luternatiooule te worden. Een handwerksman antwoordde, dat de lieden van de Internationale de arbeiders bedrogen, hunne geldelijke bijdragen verdonkerden, en en kel eigen voordeel beoogden. De meeting liep uiteen zonder dat er een enkel lid voor de In ternationale gewonnen was; maar zij heeft ge toond, zegt het Journal de Gand, dat de Gentsche handwerksman weinig overhelling tot de Inter nationale beeft. Men verneemt dat de stoomboot Willem 111, der maatschappij Nederland, veilig in het Nieuwediep is aangekomen. Aan elke der Rijkskweekscholen te 's-Herto- genbosch, Haarlem en Groningen zal met 1 Sept. 1871, gelegenheid zijn tot plaatsing van tien kwee- kelingeu geboren tusschen 1 Jan. 1855 en 15 Maart 1857, ten einde daar op kosten van bet Rijk opleiding tot hulponderwijzer te ontvangen. De leermiddelen worden kosteloos aan de k w< e- kelingen verstrekt. Aan ieder hunDer, met uit zondering van hen, wier ouders in de gemeente wonen waar de kweekschool gevestigd is, wordt te Haarlem eene Rijkstoelage van f 280, te 's-Her togenbosch en te Groningen eene Rijkstoelage vun f250 'sjaars toegekend. De stukken moeten vóór 10 Juni 1871 vracht vrij worden toegezonden aan den directeur der kweekschool bij welke men geplaatst wenschl te worden. (Zie verder St.-Ct. van 9 Mei. Blijkens meedeeling van de Belgische postad ministratie zal de dienst der pakketbooten tusschen Ostende en Dover voor't vervolg ook des Zondags worden uitgevoerd. Dien ten gevolge zullen de brieven naar Engeland, hier te lande des Zater dags ter post bezorgd, en welke tot dusverre eerst des Maandags hunne bestemming bereikten, voor taan reeds des ZoDdags in Engeland aankomen. De heer P. Groen is, onder de gewone bepalingen van onderhoorigheid, erkend eD toegelaten als consulair agent van Rusland te Helder. Z. M. heeft herbenoemd: tot burg. der gemeente den Bommel L. C. C. Kolff van Oosterwijk, se cretaris aldaar; lot burg. van Oegstgeest H. D. Terwee; en tot burg. van Moordrecht J. J. Snel, secretaris dier gemeente. Z. M. heeft M. L. Van de Woestijne Voerman tot 15 Juli e. k. geschorst in zijne functiën van burg. van Haskerland eD van schoolopziener in het 7de district van Friesland. Z. M. heeft aan A. Lorié vergund zijn notarieele standplaats over te brengen van de gemeente Rotterdam naar de gemeente Kralingen. Z. M. heeft tot lid in den Raad van Nederlandsch Indië benoemd den heer Mr. W. Rappard, presi dent van het Hooggerechtshof daar te lande. BINNENLAND. Ajisteudam, 8 Mei. De heer J. G. Rijnders, lid van de provinciale staten en den gemeenteraad alhier, is gisterenmiddag zeer onverwachts over leden. Heden heeft eene langdurige en talrijk be zochte vergadering plaats gehad van het bestuur der Oost-Indische Maatschappij van administratie en lijfrente met de crediteuren. Onder leiding van den president-commissaris Mr. J. A. Den Tex heeft de bijeenkomst van 12 tot ruim 4 uren aange houden en is ten slotte het bekende, door aan deelhouders goedgekeurde accoord door de groote meerderheid der crediteuren aangenomen. De heer L. Woudrichem Van Vliet had eene motie tot verdaging gedaan in verband met door hem voor gedragen wijzigingen. Nadat deze intusschen wei- Dig bijval bij de vergadering bleek te hebben ge vonden, verklaarden zich slechts enkele crediteu ren en o. a. de heer Kerstens in 's-Gravenhage niet gezind om tot het antwoord toe te treden. Zwolls, 8 Mei. Gisterenmiddag omstreeks 3 uren, geraakte een drie- a vierjarig kind in de Willemsvaart ter hoogte van het buitengoed van mevrouw de douairière Backer. Van het groot getal nieuwsgierigen, die bij het ongeval tegen woordig waren, scheen niemand den moed te hebben eene poging tot redding aan te wenden. Een hier gelogeerd zijnd Pruisisch officier van het leger voor Parijs, die aldaar passeerde, sprong, na zich haastig van jas en sabel te hebben ont daan, met zijne zware rijlaarzen aan in het water. Na herhaalde malen gedoken te hebben, mocht hij het geuoegen smaken, het kind, dat zonder zijne tusschenkomst aan een gewissen dood zoude zijn prijsgegeven, behouden aan wal te brengen. Deze daad getuigt niet alleen van den moed van den krijgsman, wiens borst daarvan de bewijzen draagt, maar bewijst tevens, dal het gevoel van menschlievendheid, dat op het slagveld wellicht zoo menigmaal een harde proef moest doorstaan, niet in hem is uitgedoofd. KAJMEB-OVEBZICHT. In de zittingen van de Tweede Kamer van Zaterdag en Maandag zijn twee begrootingen in behandeling geweest, waarvan die voor het De partement van Justitie reeds is afgedaan en over die voor het Departement van Binnenlandschc Zaken wel heden eene eindbeslissing zal vallen. Kenmerkten de beraadslagingen over de begroo ting van het Departement van Justitie zich eener- zijds door welwillendheid ten aanzien van den Minister Jolles, door eene algemeene tevreden heid over zijne voortvarendheid, anderzijds mag hulde wordeD gebracht aan de kortheid, die zakelijkheid niet uitsluit, waarmede de meeste leden hunne opmerkingen, aanmerkingen en be schouwingen in het midden brachten. De rede door den Minister ter beantwoording van de onderscheidene sprekers gehouden, ont slaat ons van de taak het debat te resumeeren, daar dit grootendeels in die rede, waarvan wij hier deD hoofdinhoud doen volgen, wordt terug gevonden. De Minister betuigde vooraf zijn dank voor het welwillend oordeel, door de meeste sprekers over zijn optreden en zijne aanvankelijke handelingen uitgesproken en ging vervolgens over tot de be handelde onderwerpen, als 1°. De circulaire over de preventieve gevangenis waartegen de heer de Brauw enkele bedenkin gen had. Die spreker was opgekomen tegen dn bewering der circulaire, dat de preventieve ge vangenis meer werd toegepast dan noodig was. Intusschen bleek dat dit 71 pCt. van de beschul digden betreft. De bedoeling van den Minister was dan ook geene andere, dan dat preventieve gevangenis werd toegepast, meer dan noodzakelijk is. De Minister had uitdrukkelijk gesproken van de ambtenaren van het openbaar ministerie, en dus geen den minsten invloed op de rechterlijke macht willen uitoefenen, maar slechts wenken en raadgevingen aan de ambtenaren van het openbaar Ministerie geven, die toch ook vrucht kunnen dragen voor de leden van de rechterlijke macht. De heer De Brauw zeide dat het bezwaï in de wet zelve ligt. De Minister geloofde dat wel voor een gedeelte. Dat bleek ook uit het ont werp van het nieuwe wetboek van strafvordering, maar hij geloofde niet dat het enkel uitsluiten! te wijten was aan de bestaande wet. Hij zou nu niet verder daarover uitweiden, want antai zou hij te veel komen op het terrein van ver andering der wetgeving, waarvan op dit oogen blik geen sprake was. 2". Voorziening omtrent de naamlooze vennoot schappen en de makelaardij door den heer Blom behandeld. Het ontwerp was genoegzaam gereel om aangeboden te kunnen worden, maar dal zou den schijn doen ontstaan, dat men de Ka mer met werk wilde overladen. Hij verzekerd! dus, dat het in de volgende zitting zou worden ingediend. Ook de makelaardij was zijne aan dacht niet ontgaan. Hij had kermis genomen van het adres van de Kamer van koophandel en is brieken te Rotterdam en zou gaarne de wenkei daarin vervat, in overweging nemen. 3». Strafbepalingen tegen de barraterie, art. 131 Code Pénal, door den heer s'Jacob verlangd. D« ontwerp lag geheel gereed. Reeds is 's Koniugr machtiging gevraagd, om het aan den Raad vac State aau te bieden. 4°. Aan den heer De Bieberstein gaf hij d: verzekering, dat bij de intrekking van het decree: van 1809 over de kerkfabrieken, met omzichtir heid zou worden te werk gegaan. Over het be houd der militaire auditiëo, gelooide hij dat hs beter was bij het betrokken artikel te spreken 5°. Het protest tegen de opheffing der admini- stratiën van de Eerediensten (door de heeret Heijdenrijck en Van Nispen). De Minister ge loofde niet dat het wenschelijk was nuopnieuff die quaestie te behandelen, nu die zaak was af gedaan en beslist en nu zij niet aan de orlf was. Hij kon zich het standpunt van die sprekers verklaren, doch gaf te kennen dat zijne zienswijze nopens de scheiding van Kerk en Staat in gee» anderen zin was, dan dat de Staat voor alle Kerk genootschappen dezelfde moest zijn en dat hij elke Kerk vrij moest laten in den Staat. Daarom is Je Minister geen voorstander der onverschilligheid- De Staat heeft belang bij den bloei van Je Godsdienst en van de Kerkgenootschappen, omdat deze den bloei van den Staat kunnen bevorderen- En voor zoo verre op mij de taak rust, zeide hij de godsdienstige aangelegenheden te behartigen zal ik mij beijveren de zaken in dien zin van be- langstelling te behandelen. 6°. De aandrang om de Rechterlijke Organisch' te laten rusten en in plaats daarvan andere on derwerpen voor te dragen (o. a. door den heer Van der Linden gewenscht). De Minister zou dit gaarne in overweging nemen, maar hoopte d» het hem gegeven mocht zijn het eene te doen en het andere niet na te laten; hij zou dus nogmaa''

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2