N°. 3450.
Woensdag
A°. 4871.
ÏO Mei.
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PBIJ8 DEB ADVEBTBNTIKN.
Vooriederen regslƒ0.15.
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan.
BUITEN LAN DSCH OVERZICHT.
II.
Bistnarek heeft zich in den Dnitschen rijksdag
wel eens beklaagd, dat men hem somtijds macht-
ipreuken toedichtte, die hij volstrekt niet gebezigd
lad, en dat daaraan die dwaze denkbeelden voor
namelijk hun ontstaan verschuldigd waren, alsof
hij de wereld door ijzer en staal wilde regeeren.
Id hoeverre deze opmerking waarheid bevat, laten
wij daar, maar zeker is het, dat de rijkskanselier
[icli niet kan beklagen over het omgekeerde, nl.
dat men te weinig notitie van zijne woorden
neemt. Dit is weer overtuigend gebleken bij de
algemeene beraadslagingen over de organisatie
ran den Elzas—Lotharingen. Zij werden door hem
met eene vrij-lange redevoering geopend, waarin
hij zich de zelfvoldoening veroorloofde, om eenige
historische herinneringen op te wekken. De dag
bladen deelden al spoedig de volgende uitdruk
king mede, die de aandacht had getroffen„In
het begin van Augustus 1866 werd ons van den
kant van Frankrijk het ultimatum gesteld om
Mainz af te staan of oorlog te voeren, doch de
krijg is niet uitgebroken, doordat de despoot door
eene ongesteldheid werd aangetast." Nu begon
meD die woorden ijverig te comentarieeren:
Welk een bittere ironie ligt in het gezegde opge
sloten! Hoe kernachtig weet de rijkskanselier
den gelukkigen toestand van Duitschland, bij
vergeleken, aan te toonen en tevens er op
Ie wijzen, dat Frankrijk zijne rampen geheel te
danken heeft aan den despoot, die slechts door
eene ongesteldheid verhinderd werd oorlog te
toeren! Wat zal dit eene goede uitwerking heb
ben, om de intrigues van de Bonapartisten te
Versailles tegen te gaan en het Fransche volk
aldus gerust te stellen I Doch daar worden
een paar dagen later plotseling al deze scherp
zinnige opmerkingen krachteloos gemaakt door
de volgende ratificatie„Bismarck heeft niet ge
zegd, dat de oorlog werd uitgasteld, omdat de
keizer onpasselijk werd, maar dat het genoemde
ultimatum hem integendeel tijdens eene onge
steldheid was afgedwongen." Daar zijn plotseling
hekken geheel verhangen; de arme Napo
leon III is schandelijk om den tuin geleid, men
heeft van zijne ziekte (misschien wel van een
ijlende koorts) gebruik gemaakt om hem de woor
den te laten spreken, die thans tot zijne bespot
ting worden aangewend; de intrigues van de
Bonapartisten te Versailles kunnen weer met
vernieuwden moed voortgezet worden, Frankrijk
is weer aan de heidenen overgeleverd 1
Niet minder opschudding werd, vooral onder
s conservatieven in Duitschland, veroorzaakt
door Bismarck's opmerking: „Dat in den Parij-
schen opstand een verstandige kern te bespeuren
was." Hoe, riep men uit, de man die sedert jaren be
zig is, door harde en zachte middelen Duitschland
tot éenheid te brengen en het bestuur te centrali
seren, diezelfde man vindt een verstandige kern
in de pogingen van ellendige oproerlingen om te
geraken tot decentralisatie in den meest onge-
fijmden zin van het woord 1 Wat zou daar achter
zitten? Zou de groote man het oogmerk heb
ben om de tot nu toe vrij beperkte autonomie
der gemeenten in Pruisen te gaan uitbreiden?
Maar dat is waarlijk met zijne antecedenten
niel denkbaar. Wacht, daar doet zich een uit
komst opDe dagbladschrijvers springen verheugd
'6 voorschijn uit het zweetbad, waarin zij zich
zelf door hun angst geworpen hebben, en roepen
uit: EvfiyxuDe rijkskanselier heeft met zijne
geheimzinnige woorden een steek onder water
willen geven aan het voorloopig gouvernement
'e Versailles, om zich te wreken over den lang-
ramen loop der vredesonderhandelingen te Brus
sel, en het te waarschuwen voor eventueele po
gingen om betere voorwaarden te verkrijgen;
de uitdrukking „verstandige kern" is niet zoo
'stierlijk bedoeld, maar zij heeft eenvoudig eene
dieper liggende politieke beleekenisl
Wij zouden verder nog kunnen uitwijden over
de op- en aanmerkingen die gemaakt zijn met
betrekking tot de cynische wijze, waarop Bis
marck duidelijk maakte, dat Elzas en Lotharin
gen niet tot een onzijdigen staat konden gemaakt
"orden, dat de ontmanteling van hunne vestin
gen hem evenmin voldoende was voorgekomen
tn dat zij dus noodzakelijk bij Duitschland ingelijfd
moesten worden. Maar wij zullen het over de
vorstelijke woorden hierbij laten, doch kunnen
0ns vermoeden niet onderdrukken dat de rijks
kanselier, hoe zorgvuldig hij ook gewoon moge
zijn, zijne woorden te overwegen, nu en dan wel
een glimlach op zijn bronzen gelaat zal te voor
schijn roepen, wanneer hij al de diepe, geheim
zinnige bedoelingen, die men aan zijne woorden
toeschrijft, onder de oogen krijgt.
Wat het ontwerp over den Elzas-Lotharingen
zelf aangaat, heeft de rijksraad op voorstel van
den afgevaardigde Bermuth besloten om het, we
gens zijn groot gewicht, in handen te stellen
van eene commissie van 28 leden. Zooals men
weet is de strekking van het ontwerp om de
nieuwe provinciën te voegen hij Duitschlandden
koning van Pruisen met de landsheerlijke rechten
te bekleeden en ze voor het overige te onder
werpen aan de wetgeving van den Rijdsdag.
De nationaal-liberalen en de liberale rijkspartij
zullen de voornaamste oppositie tegen deze rege
ling voereD. Zij hebben reeds verscheidene samen
komsten hierover gehad en hunne bedoeling is,
op eene wijziging van de volgende strekking
aan te dringenDe keizer zal als vertegenwoor
diger van het Duitsche rijk de landsheerlijke
rechten over Elzas-Lotharingen uitoefenen; hij
hij zal als zoodanig den bondsraad opdragen om
in overeenstemming met den Rijksdag eene con
stitutie voor de nieuwe landen tot stand te bren
gen die constitutie zal in dien zin gemaakt
worden, dat hun een eigene regeering wordt
toegevoegd en zij niet van de Pruisische ministers
worden afhankelijk gemaakt.
In bijzonderheden hebben de liberalen zich
echter nog niet over hunne plannen uitgelaten,
daar zij eerst de uitspraak van de commissie
willen afwachten, die het ontwerp zal onder
zoeken.
Van den duur der beraadslagingen over de
geanexeerde landen zal de sluiting van deze zit
ting van den Rijksdag afhangen; waarschijnlijk
zullen dus de leden tegen het midden of einde
dezer maand naar hunne haardsteden terugkeeren.
Overigens heeft zich de Rijksdag in de laatste
dagen met weinig belangrijke zaken bezig ge
houden.
Het meeste verdient nog onze aandacht een
voorstel van den heer Wiggers om de verplichting
tot cautie-stelling der periodieke bladen af te
schaffen. De voorsteller voerde aan, dat hij het
niet wenschelijk achtte hiermede te wachten
totdat een algemeene wet op de drukpers was
tot stand gekomeD, daar de algemeene wensch
zich, ook door verschillende petities, openbaarde
om de cautie-stelling zoo spoedig mogelijk in
alle staten van den bond af te schaffen. Zij is
daarom vooral afkeurenswaardig omdat zij eene
begunstiging in het leven roept van de groote
boven de kleine bladen, daar deze meestal niet
in staat zijn de gevorderde cautie te bekostigen.
In deze voor de pers gewichtige zaak is echter
nog geen beslissing genomen, daar de rijksdag
eerstdaags tot de tweede beraadslaging er vaD
zal overgaan.
De woelingen, die door het onfeilbaarheids
dogma ontstaan zijn, nemen in geheel Duitsch
land toe. De twee geëxcomuoieerde professoren
Döllinger en Friedrich worden letterlijk over
stroomd met bijvalsbetuigingen en zijn op gods
dienstig gebied de helden van den dag geworden.
Het zal nu de vraag zijn, hoe lang de bisschop
pen kunnen voortgaan met excomunieeren en
verwarring in het onderwijs en de staatsinrich
ting te weeg te brengen, voordat het noodig is,
dat de regeering tusschenbeide kome. In Beijeren
heeft het gouvernement nog een krachtig wapen
in het koniuklijk „placet", zonder hetwelk een
concilie-besluit niet mag afgekondigd worden. Hier
door is dan ook de afkondiging van het onfeilbaar
heids dogma reeds verhinderd. Doch in Pruisen
is het „placet" afgeschaft, omdat men niet gere
kend had op dergelijke onzinnige besluiten als er
tegenwoordig op het Vatikaan genomen worden.
Op welke wijze de regeering dus zoo noodig hare
macht zal handhaven moet de toekomst ons nog
leeren.
Het katholieke blad de Germania richtte eenigen
tijd geleden tot keizer Wilhelm een verwijt, dat
hij in antwoord op een verzoekschrift tijdens zijn
verblijf te Versailles beloofd had om ten gunste
van den Paus tusscheu beiden te komenhet blad
was daarom hevig verbitterd over de gezindheid,
door de regeering iu de troonrede en bij de be
raadslagingen over het adres van antwoord ge
openbaard. De officieele Pruisische organen heb
ben hierop het bewuste antwoord van den keizer
in anderen zin zoeken uit te leggen en de Ger
mania zal het ook wel in de voor haar gunstigste
lezing medegedeeld hebben. Maar toch schijnt
Wilhelm hier termen gebruikt te hebben, die
met de volgende houding der regeering, weinig
overeenkomen. Wij houden het voor het waar
schijnlijkste dat de keizer in de drukte van Ver
sailles vergeten heeft vooraf zijn alter-ego, Bis
marck, te raadplegen en dat hij daardoor voor
een keer iets gedaan heeft, dat van weinig door
zicht en praktischen geest getuigt In allen ge
valle is nu iedere verdere aanmerking gecou
peerd, daar de keizer aan een deputatie uit den
Rijksdag uitdrukkelijk verklaard heeft, dat dein
de troonrede neergelegde beginselen van zijne
keizerlijke meening de getrouwe afdruk zijn.
Iu Oostenrijk is de groote staatkundige quaestie
van den dag sedert eenigen tijd het ontwerp van
Hohenwart omtrent de autonomie der landdagen.
Wij hebben de strekking hiervan en van het
tegenontwerp der constitutioneele partij tot in
voering der directe verkiezingen reeds vroeger
uiteengezet; wij zagen ook dat de Regeering een
derde ontwerp indiende om in allen gevalle aan
Gallicie een onaf hankelijker positie te verzekeren.
Dat Hohenwart hiertoe besloten is voordat over
de bevoegdheid der landdagen in het algemeen
beslist is, zou wel kunnen zijn met het oogmerk
om de Polen bij de behandeliug van dat ontwerp
op zijne hand te houden. Uit alle andere oogpun
ten toch inag, zooals wij gisteren betoogden, het
afzonderlijke plan voor Gallicie op het oogenblik
als ontijdig beschouwd worden. In de commis
sie, die over het ontwerp advies moest uitbrengen
en die zooals men weet voorstelde om eenvoudig
tot de orde van den dag over te gaan waren de
5 Polen dan ook de eenigen, die zich tegen deze
conclusie verhieven. Hohenwart was daar zelf
tegenwoordig en beproefde vruchteloos om de
meening ingang te doen vinden, dat zijn plan
niet als eene wijziging der constitutie kon aan
gemerkt worden. Het maakt voor de Regeering
een belangrijk verschil of de Rijksdag de zaak
behandelt als een verandering in de constitutie
of als een gewoon voorstel. In het eerste geval
toch zijn voor de aanneming twee derden der
stemmen noodig, in het laatste slechts de volstrekte
meerderheid.
Het lijdt nu bijna geen twijfel, dat men wel
degelijk het principe van constitutie-verandering
aan zal nemen, en dit is vrij begrijpelijk. Een
groot gedeelte toch der wetgevende macht die
volgens de grondwet bij den Rijksraad behoorde
wordt door het ministerieele ontwerp op de land
dagen overgebracht. Hoe het ministerie kon hopen,
dat hier de constitutie buiten spel zou gelaten
worden is verwonderlijk te noemen. Dat het
ontwerp zal vallen is dus niet twijfelachtig meer;
de oppositie toch heeft zich achter eene drie
dubbele verschansing versterkt: Indien de regee
ring niettegenstaande het prae-advies der com
missie het voorstel in behandeling brengt zal een
adres gezonden worden aan den keizer om er
tegen te protesteeren; vijf heeren, Brestl, Herbst,
Lasser, Rechbauer en Sturm, zijn reeds met de
redactie van dat adres belast. Indien de keizer
voor deze stem doof blijft, zal de constitutioneele
partij en bloc weigeren om de discussiën over
het budget voort te zetten en aldus het ministerie
in de noodzakelijkheid brengen om af te treden
of de kamer te ontbinden. Door dezen maatregel
maakt de oppositie het besluit van de regeering
om zich noch door afstemming van haar ontwerp
noch door aanneming van het voorstel lot directe
verkiezingen gekwetst te achten, krachteloos. Zij
komt toch hierdoor in den vreemden toestand
van zich genoodzaakt te zien, de kamer te ont
binden of zelf af te tredeD, zonder dat het ont
werp, dat hiertoe aanleiding geeft, nog in dis
cussie is gebracht. Welk product uit dezen foe-
deratievencentralistischen, constutioneelen en
constitutie verkrachtenden mengelmoes zal te
voorschijn komen wordt in Oostenrijk met ge
spannen verwachting te gemoet gezien.
Wat de houding der Oostenrijksche regeering
tegenover het onfeilbaarheids-dogma betreft, deze
liet zich een weinig verward aanzien, door een
antwoord, dat de minister van eerediensten,
Jirecek, op eene interpellatie die in de commissie
van financiën tot hem gericht werd, gegeven had.
Hij zou daarbij] kort en goed verklaard hebben,
dat de besluiten van het concilie alleen de katho
lieke kerk aangingen en de staat er niets mee
te maken had. Graaf Beust nu heeft zich in ge
heel omgekeerden zin uitgelaten, n.l. dat het
onfeilbaarheids-dogma de verhouding van de
kerk tot den staat geheel veranderde en de regee
ring zich dus niet kon houden aan het vroeger
met den paus gesloten concordaat, waarbij aan
do Katholieke kerk eene wijde autonomie werd
toegekend. Of nu Jirecek begrepen heeft, dat de
rijkskanselier en zijn eigeD persoon hierdoor in
een vreemde positie moesten geraken of dat inder
daad zijn antwoord onjuist was medegedeeld,
zeker is het, dat hij zijne woorden in een officieus
blad in dien zin heeft doen rectificeeren, dat hij
het dogma der onfeilbaarheid erkent als eene zaak
van inwendig belang voor de Katholieke kerk,
maar dat hij de rechten van den staat zal weten
te beschermen, wanneer zij door het nieuwe
leerstuk aangerand mochten worden. Het zal
ons benieuwen, als de gelegenheid zich opdoet,
te zien, hoeveel voor den minister Jirecek noodig
zal zijn om die aanranding als geconstaleerd te
beschouwen.
LiClden, 9 Mei.
Bij de heden gehouden verkiezing voor de
Provinciale Staten zijn opgekomen 650 kiezers.
Het aantal stemgerechtigden bedraagt 1049.
Heden werd de 61ste verjaardag van H. K. H.
Prinses Marianne, taDte des Konings, met de
gebruikelijke wijze alhier gevierd.
Heden werd op eenvoudige docb plechtige wijze
op de begraafplaats aan de Groenesteeg ter aarde
besteld het stoffelijk overschot van den geachten
Anne Johannes Molenaar, in leven predikant bij
de Nederd. Hervormde Gemeente alhier.
Een aantal vrienden en vereerders van den
overledene hadden zich op den Godsakker ver-
eenigd, waar Ds. Drost, bij het geopende graf
eene treffende lijkrede hield.
Verder voerden het woord, de heer Ds. Rut
gers Van der Loeff en een van de oud-leerlingen
van den overledene, de heer Rensink.
Gisterenmorgen is op den Hollandschen spoor
trein, die te 8 uren van den Haag naar Leiden
vertrok, eene jonge dochter moeder geworden.
Moeder en kind zijn te Leiden ter verdere ver
pleging in het ziekenhuis opgenomen.
De Staats-Courant behelst de verslagen van het
Rijksmuseum van oudheden en het Rijksethno-
graphisch museum te Leiden, gedurende het jaar
1870. Daaraan is ontleend.
""Omtrent het Rijksmuseum van Oudheden: dat
de afdeeling Javaansche Oudheden, van het Mi
nisterie van Koloniën zeer merkwaardige aan
winsten erlangde in een aantal gouden voorwer
pen, die op het eiland Java uit den bodem aan
den dag gekomen, door het Indisch bestuur tegen
de geschatten waarde voor het Rijksmuseum aan
gekocht en herwaarts overgezonden werden.
Voorts werden voorwerpen ten geschenke ont
vangen van de heeren N. B. H. F. Arriens, te
Leiden, Jhr. Mr. F. L. W. De Koek, te 's-Gra-
venhage, Th. H. Eisinger, officier van gezondheid
2de klasse bij het Nederlandsch-Indisch leger, Dr.
G. F. Wienecke, officier van gezondheid te Ma-
lang, A. F. H. Van de Poel, resident te Sama-
ramg.
Voor de afdeeling Romeinsche Oudheden er
langde men wederom eene aanzienlijke vermeer
dering door eene zesde bezending van voorwer
pen, die bij de ontgravingen voor de verdedi
gingswerken in de Houtensche vlakte onder
Vechten, aan den dag gekomen en tegen bil
lijke schadeloosstelling, door de werklieden op
geleverd waren. Iu mijn laatste verslag zegt Dr.
Jansen moest ik mij eene, eenigszins iu bijzonder
heden tredende opgaaf van de voorwerpen tot
de vijfde bezending behoorende, voorbehouden,
daar plaats en gelegenheid tot behoorlijke uit
zoeking, rangschikking en beschrijving toen ont
braken. Dezelfde redenen, waarbij die van gebrek
aan de noodige vrije ruimte zich in de eerste
plaats deed en steeds doet gevoelen, brengen te
weeg, dat hetzelfde voorbehoud ook op de laatste
of zesde bezending eveneens moet worden toege
past; terwijl het voor de voorgaande nog moet
voortduren. Er bestaat zelfs geene gelegenheid
om de drie groote kisten, die in Juni van het
laatste jaar bij het Museum aangekomen zijn,
te ontpakken en van den inhoud kennis te nemen.
Een zeer merkwaardige aanwinst was in deze
zelfde afdeeling een Romeinscb altaar, van grof-