29 April. V°. 3441 LEIDSCR A". 1871, DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT, Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per postB 3.85. Afzonderlijke NomraersH 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJÖ DER ADVERTKNTIEN Voor iederen regel.iJ 0.15 Grootere letter» naar de plaatsruimte die rij beslaan. Men begaat ia st&atirechterlijken zin een zelfmoord, wanneer men zich onttrekt aan deelneming in bet staatsleren. De Bosch Kemper. Wij uoodigen de kiezers voor de Provinciale Isaleu van Zuid-Holland in het kiesdistrict Leiden Lustig uit, bij de verkiezing van drie ledeu voor Kil college, op Dinsdag den negenden Mei, zich I-wouw van hun kiezersplicht te kwijten en liane stemmen uit te brengen op de lieeren: Mr. J. TT, BUYS, P. J. WK FBEMËKf, Mr. P. DU HIKU, lamiidaten van de Kiesvereeniging: „Hel algemeen HET ONDERWIJS AAN VOLWASSENEN. II. Wij juichen de uitgave van werkjes toe, die [eene schoolbibliotheek zullen uitmaken, omdat Éét lager onderwijs, zoo als het nu is, onvoldoende i tot vorming der jeugdhet geleerde gaat ver- ■loren. Bijna alles, bij vele totaal alles, gaat ver- loteu, indien hpt niet door de lectuur wordt llevendig gehouden. Bij de jeugd de lust tot lezen lop te wekken is het beste, misschien het eenige ■middel om dit kwaad te verhoedendoor goede Statuur wordt het geleerde niet alleen behouden luwt tevens in toepassing gebracht. Wanneer de ■Meren er aan gewoon worden gemaakt een Koek ter hand te nemen dan zullen zij in meer f/erorderde jaren daarmede voortgaan en zij liallen die goede gewoonte tot in de grijsheid be houden. Het verlangen om iets te weten, om zich too veel doenlijk te volmaken zal aangroeien, en |in plaats van het geleerde te vergeten zullen de [jongelieden door eigen oefening meer leeren dan ■zij op de school hebben gedaan. De schoolbibli- lotheek zal worden de volgschool voor hen die na Inet verlaten der ligere school geen onderwijs Imeer kunnen genieten. Daartoe zal het echter Irioodig zijn goede en gepaste werkjes te kiezen luiet alleen, maar boeiende werkjes, werkjes, die Izij met graagte zullen lezen. Vooral goede ver- lWeu als Paul en Virginie en dergelijken. Onze ytderlandsche literatuur is niet geheel arm aan Idergelijke werken. In de eerste plaats zouden I wij stellen goede geschiedkundige romans als onze I voorouders van Van Lennep. Vooral zouden wij I lecommandeereu het geven van geschiedkundige noten ter opheldering, zooals men dat voor een veertigtal jaren gewoon was. Zuiver wetenschap pelijke werkjes zullen minder bevallen. Om de Ileeslust op te wekken moet het wetenschappelijke Ila een aangenaam en bevallig kleed gehuld wor pen, Indien men dat vernalatigt is het te vrezen I lat de boeken vervelend genoemd en ter zijde hallen worden gelegd. Door te ernstige werkjes hwde het wel kunnen gebeuren dat de leeslust I verstikt wierde in stede van te worden aange- I vakkerd. Wanneer de jonge lieden de school kebben verlaten, zullen zij blijven lezen, indien ven voortgaat hun daartoe gelegenheid te geven, I iin zal de behoefte aan een volksbibliotheek [volgen op die der school-bibliotheek; maar dan I »k zal het van liet hoogste belang zijn de boe te kiezen, die deze bibliotheken moeten vormen. Wij hebben thans reeds eenige volks bibliotheken, hier en daar, meestal door de Maat schappij tot Nut van 't Algemeen opgericht, maar wat wij daarvan gezien hebben is er verre af, onze goedkeuring weg te dragen. Datgeen wat men dien naam geeft is meestal eene boekverza meling van de meest uiteenloopende werken, bijna I altijd herkomstig van geschenken. Daarin vindt men niet hetgeen het meest passende is, maar hetgeen men als geschenk heeft kunnen verkrijgen, ot op de minst kostbare wijze aankoopen. Van sommigen #ude men kunnen zeggen wat J. J. Rousseau in voorrede van La Nouvelle Heloise, zegt: Le ière en defendra la lecture sa fille." Eene volksbibliotheek dat teu doel heeft het ;olk te verlichten, de volwassenen ertoetebren- ïen dat zij zich oefenen, dat dus een deel moet uitmaken van het onderwijs aan volwassenen, ®ag niet bestaan uit een verzameling van toe vallig bijeengebrachte werken, maar ieder werk ®oet met zeker doel daarin geplaatst zijn, wij zouden bijna zeggen: behoorde speciaal tot dat einde geschreven te worden. Indien men, zooals nu wel eens plaats heeft daarin alle vodden opneemt, zoo als slechte vertalingen van ver derfelijke vreemde romans dan zullen de biblio theken blijken schadelijk te zijn. Zoo vele man nen van gewicht hebben getoond belang te stel len in het lager onderwijs. Zoo velen hebben om dit te verbeteren hun tijd en sommigen ook hun geld opgeofferd, er zullen er nog wel gevonden worden, die het, ofschoon onder een anderen vorm, voortgezet lager ODderwijs, zullen willen bevorderen door het kiezen van góede boeken, die met vrucht door het volk kunnen gelezen worden, waaruit de mindere man onge merkt en zonjer verveling zal kunnen leeren. Er bestaan genootschappen tot zedelijke verbetering van gevangenen, tot bekeering van heidenen, die niet bekeerd willen worden, tot uitdeeling van bijbels enz. zoude er geen genootschap kunnen ontstaan ter verspreiding van goede en goedkoope boeken, een genootschap, dat in veel meer uitge breide wijze datgeen deed wat de Maatschappij tot not van 't algemeen in meer beperkten zin reeds sedert zoovele jaren doet, een genootschap dat zorgde dat in iedere plaats op eene goedkoope wijze eene publieke boekerij ten dienste van den minderen man kon worden opgericht. Wanneer wij nagaan hoe vele duizende guldens in weinige maanden naar het buitenland zijn gezonden ter verpleging van de in den oorlog gewonde krijgs lieden, dan mogen wij er niet aan wanhopen dat ook duizenden zullen worden,bijeengebracht tot het waarachtig heil des volks, tot verbetering, beschaving en veredeling van het volk zqlve, tot het onderwijs aan volwassenen. In de steden vindt men zeker bijna overal bibliotheken waar ieder die lust heeft voor wei nige centen een boek kan verkrijgen, maar wat vindt men daar? Een mengelmoes van werken van allerlei aard. De lezers maken daarvan soins een overmatig gebruik en lezen alles wat hun voorkomt, zij lezen, om ons van de uitdrukking van een buitenlandsch schrij ver te bedienen, „zooals de koe het gras eet'" wat hun voorkomt. Er is geen keuze, er is geen opzicht, en daardoor verkrijgt de jeugd overspan nen en romaneske denkbeelden, die menigeen in het verderf storten. Dit moet in de volksbiblio. theek vermeden worden, daarin moet geen on gezonde kost aanwezig zijn, indien men de vol wassenen en vooral de bijna volwassenen door lectuur wil onderwijzen. Terugblik op deii Duttsehen Rijksdag. {Slot.) Wij hebben aan het einde van ons vorig arti kel reeds met korte woorden gewezen op den ruimen eisch, dien de clericale partij deed voor de autonomie der verschillende kerkgenootschap pen. Inderdaad doet zich nu hier het vreemde verschijnsel voor, dat, terwijl de 4 eerste artike len van het clericale voorstel door zorgvuldig aaugebrachte beperkingen zoo goed als niets voor de burgerlijke vrijheid willen vaststellen, de twee laatste artikelen daarentegen voor godsdienstige instellingen eene vrijheid verlangen, die het staats- gezach op dat gebied geheel en al krachteloos maakt. Deelen wij eerst den tekst van dit laatste gedeelte van het voorstel mede en gaan wij dan na wat de oorzaak van dit wonderlijke symptoom wel mag zijn. Art. 6. De vrijheid van godsdienstige belijdenis, van vereenigiDg tot godsdienstige gezelschappen en van de gemeenschappelijke huiselijke en open bare godsdienstoefening wordt gewaarborgd. Het genot van de burgerlijke en staatsburgerlijke rech ten is onafhankelijk van de godsdienstige belij denis. Aan de burgerlijke en staatsburgerlijke plichten mag door de uitoefening van de gods dienst-vrijheid geen afbreuk geschieden. Art. 7. De Evangelische en de Rooinsch-Katho- lieke kerk, evenals ieder ander godsdienstig genootschap, regelen en besturen hunne aange legenheden zelfstandig en blijven in het bezit en het genot van de instelliugen, stichtingen en fondsen, die bestemd zijn om de doeleinden tot vervulling te brengen van hunnen eeredienst hun onderwijs en hunne weldadigheid. De katholieke kerk verkeerde niet alleen in Duitschland maar ook in vele andere landen van Europa sedert lang iu een exceptioneelen toestand, die door de afkondiging van de pauselijke onfeil baarheid plotseling in een zeer kritieken toestand veranderd is. Het kon niet anders of met de trapsgewijze ontwikkeling op staatkundig- gods dienstig- kortom op ieder gebied moesten de vorsten langzamerhand tot de overtuiging komen, dat het niet de plaatsvervanger van den Almach tige was voor wien zij zich vernederden, wanneer zij barrevoets en ootmoedig nederknielden om de opheffing van den banvloek af te smeeken het koD niet anders of door diezelfde ontwikke- keling moest het volk gaan begrijpen dat 's Pau sen banbliksem geheel iets anders en nietigers was dan de flitsen, die uit het hemelruim zijne huizen en korenvelden kwaineu vernietigen. Daardoor werdeo langzamerhand al die instellingen krach teloos, die het uitvloeisel waren van de stelling, dat de Paus God op aarde vertegenwoordigt, dat hij den koningen hunne rijken, het volk zijnen vorst kan geven en ontnemen'; daardoor zou in den laaisten tijd geen onderdaan, iviens hersenen ingezonden toestand verkeeren,zijn koning gehoor zaamheid geweigerd hebben uit kracht van de bul van Paulus IV. De Katholieke kerk, die in een tijd van domheid en bijgeloof het groote vlieg-rad was, dat alle staató-inachines in werking bracht, werd langzamerhand een gewooli kerkgenootschap, evenals ieder ander onderworpen aan de wetten van eiken staat: Wel haddeh er nu en dan enkele botsingen plaats tusschen den staat en de gefnuikte almacht (getuige om een voorbeeld uit ons eigen laud te noemen, het jaar 1853) maar met den stroom des tijds zou dat' procés toch wel gelijde- lijk zijn afgeloopeu zónder dat het tot een open baren vredebreuk zou moeten komen. Maar daar klinkt op eens van het vatikaan de stem van een zwakken grijsaard, ol' liever van zijne Jezuïtische ömgeving, om aan Europa te vórkondigeü dat alle mogelijke instellingen van varige pausen, hoe dwaas, hoe geheel ook met het oog op aiïdere tijden gemaakt, van ditoogen blik af aan mét het goddelijke stempel gemerkt worden en derhalve onfeilbaar en voor ieder verbindeud zijn. Ieder weet, welk een opschud ding dit gesproken woord iu het godsdienstige Europa te weeg heeft gebracht; ieder heeft met vreugde kunnen nagaan, met welk een onweer staanbare kracht het gezond verstand door zulk een omhulsel van bekrompenheid en wij kunnen er niet aan twijfelen gedeeltelijk ook van kwak zalverij is heen gebroken. Die stroom nu, die op het oogenblik hoe langer hoe meer in kracht toeneemt en opzwelt, was reeds lang zijne bronnen ontspron gen toen de clericaleu hun voorstel in den rijks dag deden. En dat voorstel draagt nu naar Ons inzien alle kenteeken alsof het bestemd is, den katholieken een versterkt punt te verzekeren, van waaruit zij hunne opératies kunnen be werkstelligen in den strijd op leven en dood, die waarschijnlijk tusschen het staats-gezach en de geestelijke aanmatigingen zal ontstaan. Von Treitschke zeide bij de beraadslagingen, na aan getoond te hebben, hoe weinig de clericale vrij heid vao vereeniging en van drukpers beteekenden, dat deze twee zaken ten duidelijkste blekeu slechts bijwerk te zijn, maar dat het eigeolijke doel ga- richt is op de kerk en hare zelfstandigheid. Wanneer uier nu bovengenoemde omstandig heden in aanmerking neemt en daarbij verge lijkt wat de clericalen voor deu godsdienst komen vragen, dan zal men die woorden van Von Treitschke1 beamen. „De vrijheid van godsdienstige belijdenis wordt erkend," hierop valt niets aan te merken. „Het genot van burgerlijke en staatsburgerlijke rechten is daarvan onafhankelijk;" natuurlijk, niemand zal hier iets tegen hebben. „Aau de burgerlijke en staatsburgerlijke plichten mag door de uiioe- lening vau de godsdienst-vrijheid geen afbreuk geschieden." Hier beginnen wij eenigszins den indruk te krijgeu alsof er voor het een of ander een achterdeurtje moet worden opengehouden, Dat woord „staatburgerhjke en burgerlijke plich ten" komt ons zoo algemeen, zoo waterachtig voor. De Katholieken verstaan daaronder waar schijnlijk evenals wij het vervullen van die plich ten, waartoe ieder als goed staatsburger en bur ger geroepen is. Maar nu is liet juist de vraag: hoever strekken zich die uit. Bepalen zij zich b. v. tot het betalen van belastingen, het respectee ren van eens anders eigendom, het gehoorzamen aan de gestelde machten en dergelijke? Dan is waarlijk de opname van zulk eene bepaling in de grondwet niet noodig. Maar strekken zij zich soms ook uit tot minder algemeene verplich tingen, !zooals trouwe opkomst ter stembus, of wel tot hetgeen keizer Augustus in zijne Ier Papia Poppaea zulk een voornamen plicht van den staatsburger rekende, tot liet huwelijk? Maar dan moeten de clericalen niet komen vertellen, dat zij op dergelijke zaken den godsdienst geen invloed willen laten uitoefenen; de verkiezingen toch, vooral in de Poolsclie provinciën, waarvan el" door den Rijksraad dan ook onlaogs verschei dene voor nietig verklaard zijn, hebben bewezen hoe vrij of de kiezers in het uitbrengen hunner stem gelaten worden, wanneer zij onder de dwing- gelandij van de geestelijkheid staanhet weglaten van eenige bepaling over het burgerlijk huwelijk, dat toch reeds erkend vVordt in de Pruisische constitutie, d'ê bron waaruit de clericalen geput hebben, bewijst dat zij zich, ook met betrekking tot dit teedefe punt, hunne tegen de borst stui tende inwerking willen Voorbehouden. Men zal dus erkennen, dat genoemde zinsnede, die au premier abord door zulke liberale en rechtscha pene gevoelens schijnt ingegeveu te zijn, door hare algemeenheid inderdaad de deur openstelt voor allerlei ongeoorloofde en onverdragelijke inmenging in de burgerlijke vrijheid. Eu nu het laatste artikel, waarbij voor alle kerkgenootschappen eene geheel onbeperkte auto nomie wordt gevraagd. Dit 'is het artikel waarin het duidelijkst doorschemert, dat de geheele ma noeuvre der grondrechten niet ten doel heeftom, zooals Reichensperger z'éide.na de éenheid vrijheid in het leven te roepen, maar om de geestelijke dwin gelandij,diedoor de afkondiging van het onfeilbaar heids-dogma zulk eén groot gevaar loopt, te verzeke ren. Men zal wél niet durvéh'beweren, dat dit arti kel, daarom niets onbillijks inhoudt, omdat hetvoor alle andere kerkgenootschappen hetzelfde vraagt als voor het Roomsch-katholieke. Wij gelooven toch het onbeteekenende van zulk eeile opmerking aange toond te hebben, door op den exceptioneelen toestand van de katholieke kerk te wijzen. Indien de Pro- testa'ntsche leer eens voorschreef by. dat hare aanhangers niemand van een andere godsdienstge gezindheid tot hun erfgenaam zouden mugen instel len, 'of dat er niet de minste kans tiestohd om de eenige gelukzaligheid deelachtig te worden voor hem, die met personen van andere richting handel dreef, dan zouden de clericaleu zich waarlijk wel gewacht hebben om ih' de grondwet de sanctie van dergelijke leerstukken te doen opnemen. En toch hetgeen zij nu voor zich vragen maakt even zeer inbreuk op de bestaande maatschappelijke toestanden als dergelijke onzinnige voorschriften zouden doert. Met betrekking tot het onderwijs wordt gevraagd 'volkomen vrijheid om de kinderën te leeren dat allé pausen onfeilbaar zijn geweest en dat dus (om weder het meest geschikte voor beeld te noemen) Paulus IV volkomen gelijk had, toen hij de onderdanen van alle gehoorzaam heid jegens een ketterschen monarch (hier keizer Wilhelm) ontsloeg. Met betrekking tot hunne geestelijke hiërarchie eisclieu zij het recht om ieder dienaar van het heilige woord, die in een of andere staatsinrichting, b.v. in eene gevangenis voor het waarnemen van den dienst aangesteld is, zijne betrekking te ontnemen, wanneer hij niet dit of dat leerstuk wil erkennen. Voor de weten schap wordt geëisclit dat de mannen, die geroepen zijn om haar te verkondigen, de bekrompeue grenzen niet zullen overschrijden, Iiud van het Vatikaan voorgeschreven. Aan alle belijders van hel Katholieke geloof mag de keus gegeven worden om tot welke gel delijke opoffering ook (b. v. tot ondersteuning van den paus) bij te dragen of door den banvloek van hun voorvaderlijk geloof uitgesloten te worden. De vrijheid der ouders om tot het huwelijk hunner kin deren huDne toestemming te geven (dit is een punt waarop niet genoeg kan worden teruggekomen) wordt beperkt zoover het den priester goeddunkt. Tot al deze inbreuken op de individueele en staats burgerlijke vrijheid wordt door het laatste artikel van het clericale voorstel de gelegenheid open gesteld. Want men moet wel in het oog houden, dat het nieuwe Duitsche R.jk niet samengesteld is uit staten, die allen dezellde krachtige regee ring bezitten als het Koninkrijk Pruisen. D4ar is geen gevaar, dat de Katholieke invloed het staats gezag boven het hoofd zal groeien. Maar in de landswetten van de kleinere staten kon bij aan neming van het voorstel der clericalen, ten ge volge der bepaling van art. 2 der rijks constitutie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1