3436
Maandag
A°. 1871.
24 April.
DAGBLAD.
PRIJ DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post..9 3.85.
Afzonderlijke NommersH 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PHIJH DES ADVKRTKNT1KN.
Voortederen regal0.15.
Grootere letter* naar 4e plaatsruimte die ig beslaan.
nederlajvd
Isdosv "(liü'i.'êlAtiv) VsÓSed olssilucnö loll 'l
De herder dei- Katholieke kudde.
III. '(Slot.).
Nu wij in de vorige artikelen getracht hebben
deqoaestie zoo zuiver mogelijk tot hare eeuvou-
i afmetingen terug te brengen, onze vvenschen
u formuleeren en de gezichtspunten aan te geven,
iiaruit zij onvermijdelijk behoort beschouwd te
sotdeD, rest ods de taak om de positie na te
gaan waarin de regeering, ook met het oog op
buitenlandsche toestanden, zich thans tegenover
jeie aangelegenheid geplaatst vindt.
Toen de clericalen onder een vorig ministerie
den twistappel van Neêrlands standpunt ten aan-
lieu van Rome, in 's lands vergadering wierpen,
naar zij al spoedig ontwaarden dat de liberale partij
rast besloten en onwrikbaar hare beginselen
omtrent Kerk en Staat zou laten gelden, werd
plotseling eene batterij-verandering bewerkstel
ligd: uien achtte in eens het vraagstuk ontijdig
opgeworpen wegens den interimairen toestand
der Regeering, wilde een volgend bewind niet
binden en werd niet weinig in deze nieuwe
stelling bevestigd, door den strijd over een vraag
stuk van publiek recht of de bekende motieVan
dt Putte een diplomatiek voorschrift mocht hee-
ko Ook aan deze onverwachte hulp klampten
A clericalen zich vast, stevig ondersteund als zij
verden door de partij der gefratemiseerde incon-
uentiën.
En er bestond wel reden voor om de quaestie
og wat smeulende te houden. Ware eene be-
lissiug gevallen in den geest van de motie
d. Putte, het vonnis zou ook geveld zijn geweest
ver den post de op begrooting van Buitenlandsche
ken, waardoor Nederland nog steeds in diplo-
aliek verkeer staat en betrekkelijk aanmer-
tlijke gelden uitgeeft, voor een geestelijke,
ie door het voldongen verlies van zijn sou-
vereiniteit, welke sedert twintig jaren
langer door vreemde bajonetten en door
vreemden diplomatieken invloed was staande ge
houden, tegen de bevolking zelve, gelijk staat
met iedere andere kerkelijke corporatie of hoofd
tsd eeD kerkgenootschap, waaraan de regeling
der inwendige godsdienstige belangen toekomt.
Kon 't niet mogelijk zijn geweest, dat b. v.
ten conservatief het liberaal ministerie opvolgde?
Dan zouden immers de kansen voor de clericalen
«iet verkeken zijn geweest. De heer Heemskerk Az.
had immers reeds een slinger om den arm ge
houden, door te gewagen van zijn rechtsgevoel
voor de re'dènen van den interpellant, den heer
Keriieus, om stappen te doen tot herstel van de
wereldlijke macht van den Paus.
De Kamer keuïde intüsschen de houdiug der
vorige regeering goe 1, die verklaarde uithoofde
van ons neutraal standpunt niets te hebben ge-
of te kunnen doen voor liet verzoek der
Katholieken.
Maar het tegenwoordig ministerie, welks sa
mensteller de heer Thorbecke, tot bovengenoemde
beslissing krachtig medewerkte, staat nu Diet
louter voor de vraag der neutraliteit, die meer
'o verband moet beschouwd worden met de .per
tinente eischen der clericalen om stappen bij de
'odere stilzittende mogendheden te doen, doch
°ok voor de bij uitnemendheid Nederlandsche
luaestie, of dit neutraliteits-beginsel van zooda-
•'g gehalte is, dat wij onze instellingen en
Mze beurs 1 zouden willen prijsgeven om een
geestelijke als het ware te stijven in zijn
onmachtig verzet tegen een toestand, die hem
Hl de rij van de souvereinen schrapt.
Wat is toch het geval?
Italië behandelt den Paus als opperhoofd der
Katholieke kerk, geeft hem als zoodanig alle
mogelijke waarborgen, zoowel materieele en mo
reels dat hij de vervulling zijner geestelijke
plichten ongestoord kan voortzetten.
Den Paus wordt hoegenaamd geen letsel ge
daan, getuige zijn voortdurend verblijf te Rome,
welke stad nu geheet naar de ItaliaaDsche instel
lingen wordt geregeerd. Pius wordt bovendieD inde
gelegenheid gesteld alle mogelijke geestelijke
pracht ten toon te spreiden. Met 1 Mei wordt
volgens de wettige, besluiten der Italiaansche
volksvertegenwoordiging de zetel der Italiaansche
regeering naar Rome overgebracht, waar de Paus
dan met dezelfde onderscheiding zal behandeld
worden, als ieder bisschop of aartsbisschop aan
andere Katholieke hoveD.
Geen enkele mogendheid heeft zich tegen deze
nieuwe orde van zaken verzet en Duitschland
heeft het sein gegeven, dat het ook voor altijd
Italië rustig aau het werk zal laten, m. a. w. dat het
volstrekt geen plan heeft voor den Paus, zelfs
niet langs diplomatieken weg in de bres te
springen.
De positie die Italië zich dus geschept heeft,
wordt door Duitschland erkend; want iD een
tegenovergesteld geval zou dit machtige rijk een
greep doen in het inwendige leven van eene
natie, hier ItaliëEen zelfstandig volk van den
Kerkelijken Staat is er niet meer.
Helder blijkt de positie die Duitschland in
neemt uit eene passage van eene redevoering de»
afgevaardigden in den Rijksdag, Miquel
,/Voor alles echter, geloot ik, is het de plicht
van het Duitsche Rijk, iedere inmenging in de
toestanden van een ander volk uit confessioneele
en godsdienstige gezichtspunten van de hand te
wijzeD. Indien de katholieke staten van Europa
rustig blijven bij hetgeen met den Paus is geschiedt,
hoe kan men dan van ons, een land waar zeer
gemengde godsdiensten bestaan, een land waar
een groot deel der katholieken zulk eene politiek
ver van zich afwerpt, interventie ten gunste van
den Paus en dus ook noodzakelijk zijne herstel
ling met behulp der wapenen vorderen? Immers
degeen die eischen aan zijo buurman stelt, moet
ook vast besloteD zijn, die te handhaven, anders
wordt onze politiek gelijk die van het heden-
daagsche Engeland, waarvan we zulke droevige
voorbeelden hebben gezien. Gij ziet, mijne Hee-
ren, we hebben hier met zeer stellige eischen
te doen. Reeds heeft de heer Von Benningsen
te recht gezegd, dat men met dergelijke agita
ties en eischen te ver ging, en dat zij in de
kiem moesten gestikt worden. En inderdaad,
wij moeten toouen, dat het Keizerrijk van heden
niet dat der middeleeuwen is, dat vrij nooit de
politiek der oude Duitsche keizers, noch de Met-
ternichsche tendenzpolitiek, de politiek van het
blusschen van den brand kunnen volgen.
Het is van het grootste gewicht dat wij
hier herhalen, wat de keizer reeds als den grond
slag der moderne staatkunde van het Duitsche
rijk van heden, uitgesproken heeft."
Na het gebeurde in den Rijksdag kan er dunkt
ons hoegenaamd geen sprake meer zijn van die
neutraliteits-politiek, die ons onthoudt zelfstandig
op te treden of bij andere mogendheden stappen
te doen tot herstel van de wereldlijke macht.
Het zou althans de grootste ongerijmdheid zijn,
ja wij schromen niet zulk eene houding onvader
landslievend te noemen, als de katholieken bleven
aandringen op stappen door ons land te doen tot
volledig herstel van den Paus over den Kerkelij
ken Staat.
Maar het Ministerie moet nog met een ander
neutraliteits-beginsel rekening houden, de onzij
digheid van den Nederlandschen Staat in zake
van godsdienst en dit is het beginsel waarvoor het
staat bij de begrooling van Buitenlandsche zaken.
Nu de politieke ueutralileits-beginselen volstrekt
niet meer behoeven te wegen, brengt de gods
dienstige neutraliteit mede dat ouze gezant van
den Paus wordt teruggeroepeu en onze Regee
ring alle betrekkingen afbreekt met deD Inter
nuntius.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, die acht
zou geven op het voorbeeld van andere mogend
heden, kan thans onmogelijk bij de beraadslaging
over Hoofdstuk III deze stelling uit het voor-
loopig verslag handhaven.
Wij willen op zijne houding niet vooruitloo-
pen, maar de Kamer kenne overigens haar
plicht.
Wij hechten er groot gewicht aan dat deze
quaestie uitgemaakt worde. Groote belangen zijn
er bij betrokken. Er moet krachtig opgetreden
worden tegen de toenemende stoutmoedigheid
der ultramontauen, om tengevolge van het concilie
in alle landen tegen de bestaande staatsregelingen
agitatie in het leven te roepeneene stoutmoe
digheid, waarvan de ware katholieken hier te
lande wars zijn, maar dau ook het slachtoffer
worden van deze zelfstandigheid, getuige de ne
derlaag van den onafhankelijken, Cornelis, eene
onafhankelijkheid die onbetwistbaar sprak uit
al zijn adviezen, die wij hem meermalen met
jvoveel vuur en. welsprekendheid hoorden uit
spreken.
Als men alles wat in den laatsten tijd in
Europa voorvalt, nagaat, dan krijgt men den
indruk dat alom de tijd van handelen in ernst
voor de Jezuïeten is aangebroken.
Dagelijks openbaren zich meer en meer hunne
bedoelingen, niet het minst hier te lande: De
Tijd schrijft artikelen ter ophemeling der Jezuïeten,
Ier breideling der pers; de andere Jezuïetistische
bladen, die als paddestoelen uit den grond ver
rijzen, prijzeD een clericale ligue aan, in, wier
oauier geschreven staat: Alles voor en door de
ierk. -'
Het is alsof hun mijnen zijn aangelegd; zij
stellen zich thans overal op post met-'den lont
in de hand.
De Jezuïeten-sociëteiten worden ongeduldig; zij
willen vruchten van hun wroeten zienhunne vroe
gere geheime exploiten zijn thans zoo veryoruid
dat zij het daglicht niet meer schuwen. De grond
is bewerkt, de oogst moet-een aanvang nemen.
De stellingen van het Concilie moeten in practijk
worden gebracht. Alle liefde voor eigen instellin
gen moet daarvoor uitgeblazen worden, en degeen
lie nog een sprank van liefde voor het goede van
eigen haard heeft behouden, wordt in den ban
gedaan.
Welnu, zulke verschijnselen vorderen een waak
zaam oog, in. stede van in de hand gewerkt te
worden. En dit zou gedaan worden door Neder
land langer in strijd met de Grondwet, vertegen
woordigd te laten bij den geestelijke, wiens afge
kondigde stellingen Europa, naast al het leed wat
reeds bestemt, nog in vuur en vlam dreigen te
zetten.
Met het nog op de aanstaande verkiezingen is
het van 't -grootste gewicht dat Ministerie of Kamer
over dit gewichtig punt zich rondweg verklaren.
De woo rden van den heer Van Houten aan het:
slot van zijne rede, ter verdediging der motie
Van de F -utte uitgesproken, drukken ook volkomen
ons geve ,elen over de tegenwoordige quaestie uit
vlk geloof dat ieder wien het lot van den Neder
landse!' ,en Staat ter harte gaat, met gróote bélang-
stelling dit vraagstuk zal nagaan, en dat ieder
burger, die geroepen kan worden bij de stembus
zijn oordeel over personen uit te brengen, er aan
spraak op heeft eene stemlijst over dit onderwerp
te kunnen inzien."
XeruKblik op den Dultschen
Bijhsdae.
Vervolg.)
Er blijft ons nog over, na de adres-debatten
en de opgenoemde minder belangrijke werkzaam
heden van het Duitsche parlement, te spreken
over de tweede lezing van het wetsontwerp tot
verandering der bondsconstitutie. Dit ontwerp
strekte meer om in de constitutie eenige redac-
tioneele veranderingen te maken, die noodig wa
ren door de toetreding der Zuid-Dnitsche staten,
dan wel om den inhoud er van te veranderen.
De discussiën werden dan ook geopend over een
punt van geheel redactioneelen aard, hl. over
een amendement van den heer Duncker, om in
het opschrift boven Art. I. te lezen Rijksgebied
in plaats van Bondsgebied. Naar aanleidiug van
dit voorstel gaf de rijkskanselier eene explicatie
van de opvatting der regeering over het gebruik
der woorden „Rijk" of „Bond" door het geheele
ontwerp heen. DAar, waar men het geheel, de
verbinding van de verschillende staten tot éen
rijk op het oog had, had men over het alge
meen de benaming „Rijk" gebruikt, dus b. v.
Rijksdag als de vertegenwoordiging van liet ge
heel 'volk. De samenstelling met „Bond" was
daarentegen gebruikt, waar meer de autonomie
der verséhiïlënde staten óp den voorgrond trad,
b. v. Bondsraad ais het lichaam, waarin de ver
schillende regeeringen Vertegenwoordigd worden.
Maar'Zeide Dl-, Hanel hierop indien dat
de meeniiig Is van vorst Bismarck, dan moet
juist ih het opschrift het woord Rijk gebruikt
worden, want daar wordt toch zonder twijfel
de éenheid bedoeld, aangezien het ontwerp
strekt om aan de Verbondebde Staten éene en
dezelfde constitutie te geven. Hierin had Dr.
Hënel volkomen gelijk, maar Bismarck zou na
tuurlijk de man niet geworden zijn, die hij is,
indien hij door zulk een schampstoot uit den
zadel kon gelicht worden. Hij nam dan ook zijne
toevlucht tot de bijzondere inrichting zijner vor
stelijke ooren en verklaarde, dat het woord Rijks
gebied hem als een pléonasme klonk, omdat tocli
in het woord Rijk de beteekenis reeds lag opge
sloten van de uitgestrektheid van het gebied, de
aanduiding hoever het gebied reikt. Men ziet dat
het begin van de debatten over de constitutie
vrij merkwaardig was voor taalkundigen, doch
daar wij ons hieronder in de verte niet mo
gen rangschikken, zullen wij alleen nog mede-
deelfen, dat het amemlent Dunckfer werd ver
worpen (hètgeen ons tot de overtuiging brengt,
dat de meerderheid der ledén van den Rijksdag
tot aan hare ooren onder Bismarcks invloed
zit) en overgaan tot Art. I, luidende: „liet Bonds
gebied bestaat uit de staten Pruisen met Lauen-
burg, Beieren, Saksen, Wurtemburg enz.," waarop
de Poolsche afgevaardigde Zoltowski voorstelde
een amendement, om te lezea tusschen de woor
den „Pruisen met Laueoburg" en „Beieren"
de woorden: „Met uitzondering van de onder
Pruisische heerschappij staande Poolsche laud-
streken."
Bij de beraadslaging over dit amendement werd
den Polen door den rijkskanselier de duchtige
les gelezen, waarvan wij vroeger reeds melding
maakten. Wij zouden meer deelneming gevoelen
met het lot vaü die Poolsche afgevaardigden, die
de nationaliteit van hun land erkend wilden zieu,
indien wij niet inderdaad moesten erkennen, dat
het grootste argument van Von Bismarck volgens
nader geblekene daadzaken geheel juist was.
Immers de rijkskanselier bestreed hun het recht
om eene afzonderlijke positie voor de Poolsche
provinciën te eischen voornamelijk op groDd van
het mandaat, dat zij van hunne kiezers gekregen
hadden. Dit mandaat, zeide hij, bestond alleen
in het behartigen der belangen van de katholieke
kerk, en, indien een bewijs daarvoor nog noodig
was, toonde Bismarck hier weer dat hij de kleine
gebeurtenissen in alle deeleu van het rijk zooals
verkrezings-manoeuvres enz. niet over het hoofd
ziet bij de gewichtige aangelegenheden, die hem
voöral in den laatsten tijd de handen vol werk
gaven: Verschillende bladen toch hebben sedert