\o. 3429. Zaterdag A°. 1871. 15 April. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". DE FAMILIE-JUWEELEN. QJEIBSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. L)eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTEXTIEN, Voorlederen regelƒ0.15. Grootere letter, naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 11 April. de zitting van den Gemeenteraad van Za- Idag a. s., des 's namiddags te twee uren, zullen 1 navolgende verordeningen worden behandeld. Ij. De Raad der gemeente Leiden, lOverwegende dat het bij ondervinding gebleken 1 dat de bestaande verordeningen, voorkomende 1 de derde afdeeling van het 9de hoofdstuk der Igemeene Policie-verordening, vastgesteld den Isten October 1867, behooren te worden gewij- ïd; [Heeft besloten Art. 1. Art. 268 der Algeméene Policie-veror- oing, vastgesteld den 24 October 1867, wordt ■etrokken en vervangen door de volgende be lling IZoodra de pokken of het roodvonk zich in !Dig huisgezin openbaren, is het hoofd van dat zin verplicht, aan den bovendorpel van de huis- inr vast te hechten en zoolang, ter beslis- van den geneesheer, de besmetting duurt, zorgen dat aan den bovendorpel van de huis- iur vastgehecht blijve een papier, waarop it voor de voorbijgangers leesbare letters, ter tte van drie centimeters, geschreven staat, «r den aard der ziektepokkenof „roodvonk." t. 2. De lijders aan pokziekte of het roodvonk igen in geene andere rijtuigen vervoerd wor- n dan die voorgeschreven bij art. 3 der veror- ming van den 11 November 1869, waartoe deze [tuigeo, bij uitbreiding van het daar bepaalde, ;de mogen worden gebezigd. Art. 3. Over ling van art. 1 wordt gestraft met eene geld- lete van drie tot (ien gulden en van art. 2 met Ine geldboete van drie tot vijfentwintig gulden. 1. 4. Deze verordening treedt in werking op a dag na hare afkondiging. Raad besluit dat deze verordening onmid- llijk zal worden afgekondigd, ingevolge art. der wet van 29 Juni 1851 (Staatsbl. N°. 85). De Raad der gemeente Leiden. Heeft besloten De verordening betreffende het verkrijgen genees- of heelkundige hulp te Leiden in trekken en voorts te bepalen als volgt: mig artikel. Ter verkrijging van kostelooze tuees- of heelkundige hulp van gemeentewege, loet de bedeelde of minvermogende, uitgezonderd spoed eischende gevallen, voorzien zijn van n door of van wege de Armverzorgers zijner rkgemeente behoorlijk gestempeld en geteekend iceptpapier, houdende vermeldiDg van naam en lOrnainen des lijders, van den datum der afgifte, dat de persoou of hoofden eu leden van het isgezin zijn gevaccineerd. De Armverzorgers zijn bij deze uitgenoodigd ie te zien, of de kostelooze genees- en heelkun- ge hulp behoorlijk wordt verstrekt, en aan lurgemeester en Wethouders kennis te geven van rzuim of misbruik. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben jtpaald, dat de verkiezing te vervulling van de pcature, ontstaan door het overlijden van den heer Mr. H. C. J. Hoog, als lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland, mede behoorende tot die leden, welke op den eersten Dinsdag der maand Juli moeten aftreden, zal plaats hebben op denzeltden dag, waarop de verkiezing, ten gevolge van periodieke aftreding geschiedt, en alzoo op Dinsdag den 9den Mei aanslaande, en zulks door middel van afzonderlijk biljet en daartoe te bezigen afzonderlijke bus, en dat wanneer eene herstemming mocht worden vereischt, deze -op dezelfde wijze zal geschieden op Dinsdag den 23sten ilei daaraanvolgende. Naar gemeld wordt is de heer Sala alhier, benoemd tot hoofdopzichter van den Kon. Zoölo gisch Botanischen Tuin te 's-Gravenhage. bespreking der is het volgende Op de laatste meeting ter sociale kwestie te Amsterdam adres vastgesteld: Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Geven met verschuldigden eerbied te keuuen, de ondergeteekenden, allen ingezetenen des rijks: dat, blijkens de artikelen 414, 415, 416 C. P. art. 19 en 20 van den tweeden titel der wet van 6 Oct. 1791, concernant les biens et usages ruraux et la police rurale, de samenspanning van patroons en arbeiders tot wijziging van den stand der loo- nen, hier te lande nog altijd strafbaar is gesteld; dat door deze bepalingen klaarblijkelijk inbreuk wordt gemaakt op het algemeen erkende recht van den arbeidgever om den arbeid zoodanig te beloonen, van de arbeiders om hunne diensten op zoodanige voorwaarden af te staan, zooals beiden dat met hunne belangen meest overeen komstig achten, daar dit recht bij de eersten moeielijk, bij de laatste in het geheel niet kan uitgeoefend worden zonder zich met anderen te verstaan dat deze bepalingen iü strijd zijn inet de recht vaardigheid, daar zij voor dezelfde daad de arbei ders zwaarder straft dan de patroons, die boven dien, blijkens de ervaring, de wet zeer gemakkelijk kunnen ontduiken; dat zij buitendien ouvereenigbaar zijn met het grondwettig recht van vereeniging en vergadering, aan alle ingezetenen zonder onderscheid bij art. 10 der grondwet toegekend dat deze artikelen dan ook zoozeer indruischen tegen de tegenwoordig heerschende begrippen van rechtvaardigheid en de geheele richtiDg op volks huishoudkundig gebied onzer eeuw, dat zij in de meest beschaafde landen van Europa, deels afge schaft, deels door anderen zijn vervangen, en dat ook hier te lande de toepassing steeds zeldzamer geworden is; dat hieruit niet anders dan minachting voor de wetten des laDds bij de arbeidende klasse kan ontstaan, zonder dat het grievend bewustzijn van het onrechtvaardige voor hen in deze artikelen gelegen, ophoudt te bestaan dat tevens de formeele onwettigheid dier ver- eenigingen, die fondsen voor het geval van werk staking bijeenbrengen, en die hier te lande even als elders, ondanks alle verbod ontstaan zijn, niet zelden de soliedste en meest bezadigde arbei ders van het lidmaatschap dier vereenigingen terugschrikt, waardoor het gevaar voor de ver storing der orde, bij gelegenheid van werkstakin gen, zeker niet vermindert wordt; dat zij geenszins het oog sluiten voor de geva ren met het oog op orde en veiligheid en de individueele vrijheid van anderen, aan werksta king verbonden, gelijk die door de ervaring elders opgedaan, zijn gebleken dat zoo zij niettemin op eenvoudige afschaffing aandringen van boven aangehaalde artikelen, de reden daarvan te zoeken is in hunne overtuiging, dat zoowel de gemeentewet, als de bepalingen van het gemeene recht, voldoende middelen aan de hand doen om dit kwaad te beteugelen; dat de behoefte om het arbeidsloon te verhoogen, op min of meer indirecte wijze, eene reeks van vereenigingen heeft doen ontstaan, ten doel heb bende den arbeider goedkoop crediet, betere wo ningen, grondstoffen en eetwaren te verschaffen, of wel met eigen bijeengebracht kapitaal zaken te drijven, al welke vereenigingen door het af wisselend ledental en door het afwisselend kapi taal een eigenaardig karakter vertoonen dat de bestuurders dier vereenigingen, welke ook hier te lande zijn ontstaaD, daardoor niet zelden op moeielijkheden stuiten, zoodra de be hoefte ontstaat om de vereeniging als rechtsper soon te doen erkennen. Weshalve de ondergeteekenden zich tot uwe ver gadering wenden met het eerbiedig verzoek om 1*. de artikelen in den aanhef dezes vermeld op de coalitiën van arbeiders en patroons af te schaffen; 2°. om de in de tweede plaats genoemde ver eenigingen, die bescherming en sanctie der bur gerlijke wet te verzekeren, die haar in andere landen reeds is ten deel gevallen. 't Welk doende. De indiening van dit adres, na de verklarin gen vau den Minister van Justitie bij de inter pellatie van den heer van Houten afgelegd, mag overbodig worden geacht. Het Vaderland verneemt, dat Mr. J. J. Van Geuns, advocaat en rechter plaatsvervanger te 's-Gra- venhage, aan wien door curatoren de plaatsing op de voordracht voor het professoraat te Amsterdam in plaats van den hoogleeraar Modderman was aangeboden, voor deze onderscheiding heeft be dankt. Ons wordt uit eeue goede bron medegedeeld, dat van de onderhandelingen, welke omtrent den Oosterspoorweg worden gevoerd, een verblijdend resultaat mag worden verwacht, omdat de Hol- landsche IJzeren Spoorwegmaatschappij bereid schijnt te zijn, aan de belangen der defensie in het tracé van dezen aan haar geconcessionneerden spoorweg te gemoet te komen, op zoodanige wijze als tot bevrediging van het Ministerie van Oorlog kan strekken. Handbl Naar men verneemt zal dit jaar het kamp bij Zeist, tot het houden van practische oefeniDgen betrokken worden door de 2de, 4de, 5de, 9de, 10de en 12de, kompagnien van het 1ste en de 3de, 5de, 6de, 9de, 12de en 13de kompagnien van het 3de regiment vesting-artillerie en eene kom- pagnie van het bataljon minieurs en sappeure, van 1 Augustus tot 12 September, en verdeeld worden in twee serien. Het bevel over het geheele kamp zal worden opgedragen aan den kolonel F. A. T. Delprat van het 1ste regiment vesting-artillerie. De 1ste serie, bestaande uit de 6 kompagnien van het 1ste regiment, benevens de onderofficie ren, die den wetenschappelijke cursus te Delft bijwonen, onder bevel van den majoor Jhr. Rid der van Rappard, zal van 1 tot 22 Augustus en de 2de serie, bestaande uit de 6 kompagnien van het 3de regiment, onder bevel van den majoor van Orsoy Veeren, van 22 Augustus tot 12 Sep tember in het kamp verblijven. Tevens bestaat het voornemen, de ongehuwde miliciens van de lichting 1867, hoogstens voor vier weken onder de wapenen te roepen, om aan de practische oefeningen deel te nemen. as 'JZ S -° o. a O K T. O H 2 N CO H XOiO®(NOCO(M (M lO COOr—HCOt— CO CO CO 05 w 05 co" co" csT oo co oT I—I I—«O co CD O 05 N co 02 CO Oï O CO H CO H H r-i co co" o" coobcot— coooo cq O N N O O O lO-HNCDt^dcoo cof-aococoi-icOrH CO II rf" O f- H H U! lO OO odNHrt Ob co t— co o co lO <sf of r—T OO OO H co io co Ci C— lO I—r—I CO rf< <M lO -$1 O? CO CO co lO to I—I O O oo co i—1 co co 'OO m OJ CO kC3 co" OS lO (N CO H 30 CO (M C— rO r—1 II -ƒ4 O O C-- OS Tfi -rjj lO lO co io co f—i cd oi có oo t— co o t— co co r-i 0_ I» CO r-i O CO CO T}T C— oT CO" IM C3 O ij} if) r-i CO l CM J2 00 .5 o h 5 33 co c CD 1 rt-» S a bp J g öJ -TO "O 2 o 1 CU I 03 O m O P4 p3 55 <1 j (Novelle naar het Hoogduitsoh). {Vervolg.) Met de sluwheid, meu zou kunuen zeggen, met I 'et instinkt, dat zijn stam eigen is, zag Monte- Aldo snel en vragend op, zijne verstandige ftgen schitterden van vreugde en hoop, dat hij «o man gevonden had, die zijn geweten ten ninste tegen zijn voordeel opwoog. Gij zijt bizonder vriendelijk jegens mij, mijn eer de president," zeide hij, „zoover het aan "'j ligt, zullen wij het wel eens worden, en ik li u dus gaarne openhartig met mijne omstan digheden bekend, terwijl ik tot verdere diensten l'arne bereid ben. Dat ik werkelijk tot de groote lie Montecaldo behoor, zult gij, als gij naar Pa ps hebt geschreven, vernemen. Mijn vader die in de echten studeerde, eu uit lichtzinnigheid een arm Nisje trouwde, kwam door die mesalliance hoe Nger hoe meer in verval, zijne familie wilde hem niet meer kennen, weigerde hem onder de vernederendste beschuldigingen alle hulp, hij vluchtte wegens wisselruiterij naar Polen, waar mijne moeder geboren was. Gij zoudt echter mijn ongelukkigen vader uwe achting niet ontzeggen, als gij wist, welke offers hij gebracht heeft om zijne kinderen eene fatsoen lijke opvoeding te geven, en die zelfstandigheid in te prenten die de zedelijke kracht van ons ka rakter uitmaakt." Een beleedigend lachje speelde om den mond van den president, maar Montecaldo scheen het niet te bemerken, want hij vervolgde op den zelfden toon. Mijn broeder koos even als zijne voorouders den koopmanstand, die wel is waar weinig eer en genot, maar des te meer rijkdom geeft, mijne zuster huwde een rechtsgeleerde, Lecerf te Parijs, en ik wijdde mij, mijne innerlijke overtuiging volgend aan de schoone kunsten. Maar dat al leen was genoeg om mij den haat die mijn oom te Parijs jegens mijn vader koesterde, te berok kenen; de ongelukkige man die niets kent, dan berekeningen en lage hebzucht, beschouwt iedereen als een zwendelaar die geen zuivere koopmans zaken doet, en het zou mij volstrekt niet verwonde ren als gij van hem de slechtste informatiën over mij en mijne handelingen ontvangt. Op een weten schappelijke reis kwam ik bij toeval hier met een wissel op Radauer, waardoor ik in kennis met hem kwam. Ik zal het niet ontkennen, dat de bekoorlijkheden van Rosalie, hoewel ze toen voor mij verloren was, wij hier hielden; de ho- pelooze liefde is vaak nog sterker dao de onge lukkige. Genoeg ik bleef en werkelijk scheen het lot mijn vurige wenschen te zullen vervullen want langzamerhand wendde het hart der ge liefde zich tot mij, totdat zij moedig de banden verbrak die haar aan een ander verbonden, en mijne bruid werd. Wat was natuurlijker dan dat ik wenschte, mijne oude adelijke familie ook in den uiterlijken glans te vertegenwoordi gen die Rosalie waardig is. Dat de echte familie- juweelen die in onze familie van kind op klein kind overgingen, op zekeren dag van bitteren nood door mijn vader verkocht werd, eD, wilde ik mijne bruid niet bekennen; waarom ook haar in lang verleden zorgen in te wijden. Ik gaf dus mijn zwager. Benjamin Lecerf te Parijs last, mij een fraaie, antieke parure te bezorgen en dacht er niet aan dat er zich een portret in zou kuuneu bevinden. Rosalie ontdekte het en er bleef mij niets anders over dan het portret voor dat van mijn vader uit te geven daar ik nu eenmaal beweerd had dat het de familie-juweelen waren. Het is dus eigenlijk geeu leugen, maar eene dwaasheid; maar de bekentenis daarvan zou onberekenbare gevolgen voor mij hebben." „Maar gij wildet de juweelen terug zenden, en wat zou uwe bruid zeggen, als zulk een stuk van waarde verdween, zonder dat men de reden kon opgeveDen buitendien, welke uitlegging zou de dame daaraan geven, die hedenmorgen zich voor de vroegere eigenaaresse uitgaf?" „Aan dat alles heb ik gedacht," antvvoorde Montecaldo, „en ik wilde ze noch omruilen noch laten verdwijnen, maar ik wilde hier slechts geen opzien baren. Ik had mijn zwager opgedragen, zoo spoedig mogelijk een ander portret in het medaillon te laten maken, het portret van een Fransch officier uit dien tijd, met donker haar en donkere oogen, dat overigens echter geen ge lijkenis had met het origineel. Rosalie heeft het maar eens gezien, en zal de verandering niet be speuren, en de vreemde dame, die zoo als zij zelfs zegt, geen rechtmatige aanspraak op de juweelen kan maken, ontbreekt dan ieder bewijs voor hare bewering. Eerst nu ik hoor, dat die juweelen die Lecerf van een der eerste juweliers te Parijs heeft gekocht, mijnheer uw zwager ontvreemd zijn, verandert de zaak en ik verwacht dus uw voorslag en voorwaarden." De president knikte met het hoofd: „Uw plan was zoo slecht niet, ten minste niet voor u, alhoe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1