s°. 3453.
Donderdag
A°. 1871.
6 April.
Feuilleton van liet „Leidseli
Dagblad".
DE FAM1LIE-JUWEELEN.
DAGBLAD.
PBIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVEBTKNTIEN.
Voorlederen regel/0.1S.
Grootere letters naar 4e plaatsruimte die lij beslaan.
■hoofd* van den goeden-vrijdag zal dit blad
dien dag niet worden uitgegeven.
Lelden, 5 April.
gescheiden van het belangrijke feit, dat in
I zilting van de Eerste Kauier van gisteren de
langer-reorganisatie is tot stand gekomen, ken-
Irkte deze bijeenkomst zich door eene andere
Lst belangrijke zaak, die niet het minst ge-
Len ze' hebben op de verblijdende eindbeslis-
ir onzen Senaat genomen,
lie Minister van Koloniën, de heer Van Bosse,
ift n. m. 1. een profession de foi afgelegd, die
|u sedert zijne optreding nog niet het genoegen
I in zoo breede trekken uit zijn mond te ver
let bezwaar gisteren door den heer Hartsen
ipperd, dat de Regeering op koloniaal gebied
in programma had medegedeeld, hief voorden
;r Van Bosse den slagboom op, die hem tot
iver had weerhouden meer uitvoerige mede-
JiDgen omtrent het door hem te volgen beleid
doeu. Het opende hem vooral den weg om
It college van onze hoogstaangeslagenen gerust
H stellen over de gevolgen die zijn bestier over
i/imie voor de financiën van het moederland zou
|bbeo.
lij was echter overtuigd dat zijne denkbeel-
|n over het koloniaal beleid, der conservatieve
|ts uit Noord-Holland, de heeren Hartsen, Mes-
lert van Vollenhoven en Rahusen, niet zou
vredigen.
Ie minister wilde immers niets weten van dat
sluitend op den voorgrond plaatsen der Ne-
Itianiische belangen.
lederlsnd en Indië zijn éen en hebben beide
lo uederkeerig belang bij de volle ontwikkeling
Inner krachten.
'Over dat doel nu bestaat verschil van inzichten:
een wil het bereiken met den stormpas; de
loer wil de belangen van Nederland meer spe-
in het oog houden, d. vv. z. wil voortgaan
|et Indië ten bate van het moederland toch vooral
iveel mogelijk te doen opbrengen, opdat be-
ilve het spoorwegnet ook b. v. een stoomvaart
lop Amerika, een kostbare legeriuricbting, een
Jeis voor de Staten-Generaal enz., enz. door de
[Javaantjes betaald worde.
Tot geen van beide richtingen behoorde de
linister. Geen onstuimige en hollende vaart, maar
bedaarde vooruitgang zou zijne regeering
inmerken.
Hij wenschte zijn eigen stap te volgen.
Doch voor alles kwam het er op aan, den stand
aa zaken zuiver voor te stellen, dan kon deze
ik onbevangen worden overzien. De heer Hart-
m had daartegen gezondigd, toen hij, gelijk
ewooDlijk, een tafereel van den fiuancieelen
«stand in verband tot het Indisch beheer, vol
an de donkerste en onheilspellendste onrnoge-
jkheden, ophing.
Nederland, zeide deze afgevaardigde, heeft geen
alen meer uit Oost-Indiël
Eilieve, zijn dan, zoo vroeg de Minister, 10
millioenen en eenige tonnen niets? Mag men
voorbijzien het kapitaal, dat in den aanleg van
spoorwegen uit Indische baten, ten bedrage van
110 miüioen, ligt, en de millioenen die geamor
tiseerd zijn.
En toch hoe duister de heer Hartsen den finan-
cieelen toestand voorstelde als gevolg vaD den
milderen weg die voor Indië werd gevolgd, kou
de minister mededeelen, dat hij aan zijn ambt
genoot voor financiën heeft kunnen verzekeren,
dat de bijdragen over 186S en 1S69 grooter zul
ten zijn, dan het geraamd bedrag; zoodat de
Minister van Financiën het genoegen kon heb
ben eerlang der Tweede Kamer aan te kondi
gen, dat op 31 December 1870 geenerlei te kort
bestaat, terwijl ook de bijdrage voor 1871 zeer
stellig het volle bedrag zou beloopen van ruim
10 millioen.
Diezelfde afgevaardigde uitte ook gisteren de
vrees dat de inkomsleu zouden afnemen, omdat
geene nieuwe middelen werden voorgesteldde
Minister trachtte den vreesachtige gerust te stel
len. Immers zijn bij de Indische Regeering voor
stellen aanhangig tot verbetering der landrente
verbetering der verpanding, vermeerdering der
belasting op het gedistilleerd en nog andere regel
matige maatregelen tot stijving der inkomsten.
Overigens was de Minister thans in staat der
Kamer te kennen te geven dat er belangrijke
ontdekkingen zijn gedaan op delfstoffelijk gebied,
vooral op Sumatra, waarvan groote voordeelen
zijn te verwachten.
Wij kunnen ons zeer goed verklaren, dat deze
openlegging der zaken niet nagelaten heeft een
gunstigen indruk op de Eerste Kamer uit te oefe
nen en veel afbreuk gedaan heeft aan de voor
spellingen van die leden, welke de Preanger-
reorganisatie ook als een financieel kwaad be
schouwden.
Wij zullen de discussie, die gisteren weder
meer speciaal over de Preanger-quaestie handelde
ook nu voorbijgaan. Men moge andere volzinnen
en woorden gebezigd hebben, bijna het eenige
verschil was dat zij even als eergisteren nu in
het gebouw van de Eerste in stede van in dat der
Tweede Kamer gevoerd werd.
Genoeg achten wij het, inet voldoening den ver
blijdenden uitslag te kunnen herhalen van de
aanneming der O.-I. begrooting, waardoor tevens
de gelden zijn toegestaan voor de invoering der
gewenschte hervorming in de Preanger-regent-
schappen. Deze hervorming verzekert aan de Pre-
auger-ingezetenen, dezelfde rechten als aan de
overige inlanders op Java, heft een drukkend be-
lastingstel op, waarbij de bevolking geheel over
geleverd was aan de hebzucht der hoofden en
priesters, verlicht de vele heerendieDsten die van
de bevolkiDg gevorderd worden, en beschermt
den kleinen man tegen de knevelarijen en knoeie
rijen die in de Preanger plaats hebben.
De Kamer heelt door deze daad ten volle de
hoop van den Minister vau Koloniën bevredigd,
aan het slot zijner welsprekende rede uitgedrukt,
dat de Stateu-Geueraal geen hinderpaal zullen
zijn voor den maatregel die naar 's Ministers
beste overtuiging door recht en billijkheid werd
voorgeschreven; een maatregel dien de Minister
geenszins beschouwde als eene onberaden toe-
passiüg van Westersche begrippeD, maar als de
rechtvaardige toepassing, die overal op Java moet
worden betracht, dat de Javaan tegenover de
lasten ten behoeve van het gouvernement ook
rechten heeft, die de Nederlandsche regeering
verplicht is te handhaven.
De vijf leden die de vervulling van die plichten
niet op de wijze der regeering wenschten te
handhaven, waren de heeren: Hartsen, J. K. Van
Goltstein, Messchert van Vollenhoven, Rahusen
en Scbimmelpenuninck van der Oije.
Na de aanneming der Indische begrooting,
volgde, na een debat waaraan vele leden deel
namen, die van het wetsontwerp houdende re
geling van de bevordering, het ontslag, enz. der
militaire officieren op de zeemacht.
Reeds is bij de Tweede Kamer der Staten-
Generaal ingekomen het door den Minister van
Justitie toegezegde ontwerp van wet tot intrek
king van het advies van den staatsraad van 22
November 1808, sur ie mode du remboursement
des rents et créances des communes et fabriques,
goedgekeurd bij Keizerlijk decreet van 21 De
cember 1808 (Bulletin des Lois N°. 221) mitsga
ders van het Keizerlijk decreet van 16 Juli 1810,
qui règle ie mode d'autorisation pour l'emploi
du product des remboursements faits aux com
munes, aux hospices en aux fabriques (Bulletin
des Lois N". 302) voor zooveel die nog van
kracht zijn.
Bij de opening der stembus voor de verkie
zing van een lid der Provinciale Staten voor het
hoofdkiesdistrict 's-Gravenhage, in plaats van wij
len den heer Mr. G. B. Emants, is bevonden dat
daarin aanwezig waren 730 stembiljettenvan
onwaarde werden verklaard 2, uitgebrachte gel
dige stemmen 728; volstrekte meerderheid 364.
Daarvan erlangden de heeren: Mr. C. A. Van der
Kemp, wethouder 333, Jhr. Mr. H. A. Steengracht
van Duivenvoorde 255, en Jhr. A. J. A. Van
Rijckevorsel 131 terwijl 9 stemmen op andere
personen waren uitgebracht. Er moet alzoo eene
herstemming plaats hebben tusschen de heeren
Van der Kemp en Steengracht van Duivenvoorde.
Gisteren hield de Kweekschool voor Zeevaart alhier,
hare gewone algemeeue vergadering. De eere
voorzitter Z. K. H. prins Heuderik der Neder
landen, wiens bijzijn iedere vergadering opluistert,
was door omstandigheden verhinderd, onze kweek
school ditmaal die eer te gunnen.
De vergadering mocht zich verheugen in de
tegenwoordigheid van Heeren Burgemeester en
Wethouders dezer gemeente. De hier ter stede
aanwezige officieren der Marine vereerden haar
alweder met hun bijzijn, terwijl eenige afgevaar
digden van subcommissiëu en belangstellende
stadgeuooten door hunne opkomst bewezen dat
deze inrichting hun ter harte gaat. Onder de be
zoekers mocht men geen enkel der hier in gar
nizoen zijnde heeren officieren opmerken.
Dr. C. J. E. Brutel de la Rivière bracht een
kort verslag uit over de lotgevallen en verrich
tingen der kweekschool gedurende het jaar 1870
en over den staat van de vereeniging tot bevor
dering en instandhouding van haren bloei.
Hieruit bleek o. a. dat sedert hare oprichting
van 1855 af, de kweekschool 852 jongens in 's lands
zeedienst had gebracht en dat 55 jongens haar
verlieten voor de koopvaardijvloot.
In plaats van Dr. K. A. Rombach die Leiden
met ter woon gaat verlaten, koos de vergadering
tot lid der Commissie van oppertoezicht en beheer
de hoogleeraar M. J. De Goeje, die de benoeming
heeft aangenomen.
De gebouwen en overige bezittingen der vereeni
ging zijn in goeden staat onderhouden en hare
kas sluit met een voordeelig saldo.
Ongetwijfeld zal deze vergadering nader de
goede vruchten dragen, die tot hiertoe iedere
algemeene vergadering heeft, opgeleverd. Ieder
die deze inrichting van nabij leert kennen, heeft
haar lief en draagt gaarne bij tot haar bloei.
Burg. en Weth. alhier doen te weten, dat de
kennisgeving van den iden Maart dezes jaars
houdende bepaling dat, tot nadere beschikking,
geene honden, anders dan behoorlijk voorzien
van een ijzeren of koperen muilband, op straat
mogen gelaten worden, op heden wordt ingetrok
ken en buiten gevolg gesteld.
In de maand Maart zijn binnen de gemeente
Leiden geboren: 152 kinderen, als: 80 zoons en
72 dochters, waaronder zijn begrepen 2 tweeling-
geboorten. Overleden137 personen, als 16 man
nen, 18 vrouwen, 51 zoons en 52 dochters, daaren
boven als levenloos aangegeven 5. Gehuwd: 20
paren.
Men verneemt dat bij de stemming op 3 en 4
dezer, voor 26 leden van het kiescollege der
Nederd. Herv. Gemeente alhier, zijn uitgebracht
2024 stemmen, en dat al de candidaten zijn ge
kozen, voorgesteld door de kiesvereeniging. /Ge
loof en Belijdenis."
Toen bij het uitbreken der pokken-epidemie
hier te lande door bijna alle geneeskundigen de
vaccinatie en revaccinatie werd aanbevolen, stelde
het bestuur van de naburige gemeente Overschie,
op de meest vrijgevige wijze, de gelegenheid tot
inenting voor de ingezetenen open; ook de ge-
neesheeren spoorden een ieder aan om zich aan
die kunstbewerking te onderwerpen. Het gevolg
hiervan was, dat de Roomsch-Katholieken, ook
gehoor gevende aan den verlichten raad van hun
geestelijke, zich bijna allen lieten vaccineeren,
terwijl een groot aantal Protestanten zich door
hunne zoogenaamde gemoedsbezwaren daarvan
lieten terughouden. Thans, nu de pokken ruim
twee maanden te Over6chie hebben geheerscht,
zijn zeker de volgende cijfers niet onbelangrijk
te achten. De gemeente telt 3200 ingezetenen,
(Novelle naar het Hoogduitsch).
Vervolg.)
Toen hij den president zag, zette hij spoedig
hjn last in een der nissen en naderde hem.
Is bier een verjaardag gevierd? vroeg deze,
lan is de heer Radaner wel niet te spreken?"
i/O, zeker zou hij dat, mijnheer de president,
s hij niet uitgegaan was, gisterenavond heeft
nejufvrouw Rosalie haar verlovingsfeest met den
baron Montecaldo gevierd, en daar het feest wat
laat heeft geduurd, en mijnheer wat hoofdpijn
had, is hij een wandeling gaan maken."
«Zoo, zoo, ik had hem gaarne gesprokenwan-
teer wordt mijnheer Radaner terugverwacht?"
iroeg de president.
»Dat is onzeker, maar daar het bij elven is,
'a mijnheer om twaalf uur met mejufvrouw Ro
salie gewoon is te ontbijten, zoo zal hij tegeu
üen tijd wel terug zijn. Zeker is het echter niet,
want ik heb gezien, dat de koetsier een half uur
geleden weggereden is, dus het kan zijn, dat
mijDheer zich ergens laat afhalen en naar buiten
is gereden."
„Nu, ik zal het afwachten," hernam de pre
sident, en zal terugkomen." Het was hem zeer
onaangenaam dat hij het huis zoo onverrichter
zake weer verlaten moest; hoe meer hem die
zaak drukte, des te liever had hij, naar den aard
van alle vast besloten menschen het maar dade
lijk afgedaan.
Hij ging, terwijl hij nog bij zelf overlegde, waar
hij den bankier treffen zou nog eenige straten
door, toen hij op eens voor het prachtige maga
zijn van een juwelier de equipage van den heer
Radaner zag staan. Dadelijk was zijn besluit ge
nomen, hij wilde hem hier ontmoeten, misschien
een ridje met hem maken, en zijn verzoek doen.
Tegelijkertijd trad eene dame met hem het maga
zijn binnen; zij was eenvoudig gekleed, de grijze
japon en de eenvoudige stroohoed met de zwarte
voile maakten geen aanspraak op elegance, en
toch lag echter in hare geheele verschijning, eene
zekere waardigheid. Toen zij den president zag,
aarzelde zij, alsof zij wenschte hem eerst te laten
binnentreden, en toen zij haar voile opsloeg, ont
moetten zich hunne blikken. Hoewel er in het
bleeke uiterst zachte en onderworpen gelaat der
dame niets lag, dan de sporen van een langdu
rig en diep lijden en droefheid, maar geen bit
terheid, deinsde de president toen hij haar aan
zag toch eenigszins getroffen terug.
„Ah, goeden morgen, mevrouw Baum," zeide
hij zich herstellende zeer beleefd terwijl hij de
deur voor haar opende, „ik hoop dat gij u niet
al te eenzaam gevoelt zonder uwe beminnelijke
dochter
„De heriunering aan al de goedheid, die me
vrouw uwe gemalin voor Victoriue heeft, en het
genoegen dat zij geniet, houdt mij gezelsehap en
verlicht mij de scheiding," antwoordde zij op
vriendelijke toon.
Zij waren intusschen het magazijn binnenge
treden; er was slechts éen heer, en terwijl hij
toevallig het hoofd omdraaide, zag de president,
dat het Montecalde, de nieuwe verloofde van
Rosalie was, die waarschijnlijk van de equipage
van zijn aanstaanden schoonvader gebruik ge
maakt had. De president wilde weer vertrekken,
toen een toevallige omstandigheid hem noodzaakte
nog wat te vertoeven. Mevrouw Baum liet name
lijk een klein zilveren medaillon valleD, dat tus
schen Montecaldo's voeten rolde en den president
die haar behulpzaam wilde zijn, verzocht dien
heer even op zij te gaan. Daardoor herkende
Montecaldo hem, sprak hem aan, en noodzaakte
hem zoodoende nog eenige minuten te vertoeven.
Terwijl de president het medaillon in de hand
hield, bespeurde hij dat het gebroken was, en be
treurde bij de overgave aan de eigenaresse het
ongeluk door eenige beleefde woorden.
„Dat was reeds vroeger,"zeide mevrouw Baum,
„ik kwam juist hier, om het te laten repareeren.
Zoudt gij zoo goed willen zijn de deksel weder
vast te maken", zoo wendde zij zich tot den
goudsmid.
„Zeker, mevrouw; maar was er geen haar of
eenig ander aandenken in?"
„O, mijn God, ja," antwoorde zij verschrikt,
„er was een klein platgeslagen kogel in, die mij
veel meer waard is dan het medaillon, ik moet
ze terug vinden." Bij) deze woorden nam het ge
laat van den president een eigenaardige uit
drukking aan; hij bukte zich op nieuw om te
zoeken, en ditmaal volgde Montecaldo zijn voor
beeld. De baron vond den kogel, en gaf hem de
Dame over, die onder het zoeken op dezelfde
plaats voor de toonbank geraakt was, daar hij
gestaan had. Een schitterende parure van bri-
lanten in een rood doosje dat met geel geworden
wit satijn gevoerd was stond voor haar en nau
welijks had zij vluchtig daarna gezien, toen zij een
gil slaakte, en met een drilt die door hartstocht-
lijkheid aan waanzin grensde de sieraden uit